No* 27 Vrijdag 5 Juli 1940 54e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIEDs. A* C HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE» A. B. W. M. KOK, F, STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W, H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE ROEM DER KERK. Maar het zij verre van mij, dat ik zoude roemen anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus, door hetwelk de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld. Galaten 6:14. Ieder mensch en ook iedere groep van men- schen heeft iets, 'waarin hij zijn eere, zijn roem stelt. En dat is meestal datgene, waarin wij men- schen boven anderen uitblinken of meenen uit te steken. Dat kan van alles zijn, al is het vóór den éénen weer wat anders dan voor den an deren. De sportmenschen van onze dagen beroemen zich op de kracht in hun spieren van armen en beenen, hun doelbewuste training en successen, hun medailles en eervolle vermeldingen. De man van wetenschap kan bogen op zijn denkkracht en inzicht, waarmede hij weet in te dringen en door te dringen in de meest verbor gen dingen en schatten der aarde, in de natuur en zelfs tot in de diepste geheimen van het men- schelijk leven. Hij heeft school gemaakt en telt vele dankbare en hem vereerende leerlingen en volgelingen. De techniek heeft in onze dagen een duizeling wekkende hoogte bereikt. Op de golven van den aether wordt de menschelijke stem honderden kilometers ver gedragen en gehoord. Met zijn vliegmachines doorklieft en beheerscht de schier oppermachtige mensch het luchtruim met zijn duikbooten en zeekasteelen is hij heer en meester ter zee. Inderdaad groot en machtig is de mensch als wij op al deze dingen letten. En vol trots kan hij zeggenis dit niet het groote Babel, dat ik gebouwd heb Zóó kunnen wij roemen in alles en nog wat. Wij kunnen ons misschien laten voorstaan op onze afkomst, ontwikkeling, cultuur en bescha ving. Wat dit laatste betreft, Paulus heeft dat vroe ger ook gekend. Hij kon zich beroemen dat hij besneden was ten achtsten dage, een Hebreër uit de Hebreën daarenboven nog uit de zeer bevoorrechte stam van Benjamin, een ijverig Farizeër van den meest nauwgezetten en vereer den Gamaliël. Wat wil men meerBeter kon het al bijna niet Maar dat is veranderd na Paulus' bekeering op den weg naar Damascus. Neen, hij is toen niet geworden van een goddeloos man tot een Godvreezend Paulus was vóór den Damascus- weg alleszins godsdienstig. Maar hij leefde met al zijn godsdienstigheid vóór zichzelf en niet vóór den Heere Jezus Christus. En daarom liet hij zich op al die dingen voorstaan en verandert dat alles als hij vóór den Heere Jezus Christus gaat leven. Dan wordt het„het zij verre van mij, dat „ik zoude roemen anders dan in het kruis van „onzen Heere Jezus Christus Zóó kan en moet hij ook schrijven aan de gemeenten in Galatië. Die gemeenten werden in verwarring gebracht door de Judaïstische dwaal leeraars, die de prediking van Paulus verdacht maakten bij de broeders en zusters. Volgens deze dwaalleeraars nam Paulus het wat al te gemakkelijk met zijn prediking van den gekrui sigden Christus. De weg naar Christus moet naar hun meening gaan over de besnijdenis en de Mozaïsche inzettingen. Dat was hun groote be zwaar tegen de prediking van Paulus. Daarmede zetten zij de klok terug. En zij doen dat niet, omdat zij zich zooveel kopzorgen maakten over de zaligheid van de Galaten, noch aaïi de ge bondenheid en gehoorzaamheid aan de Godde lijke wet, want zelve hielden zij de wet ook niet. Maar zij doen dat, uit nationaal eergevoel, zij roemen in de besnijdenis, omdat zij daardoor af gezonderd waren van andere volkeren. Paulus kan hen daarin verstaan, wijl hij er zelf vroeger precies eender over dacht. Maar daarin is een radicale ommekeer gekomen, toen hij leer de verstaan de beteekenis van het kruis van Christus. Hij kan nu niet meer bogen op zijn afkomst en opvoeding, zijn beginsel, vastheid en ijver. Neen, het is alles, het één na het andere stukgeslagen tegen het kruis van Christus. Zelf zegt hij daarvan „Roemende ben ik onwijs ge worden". Nu roemt hij in Christus en met name in den gekruisigden Christus. Door dat kruis immers is de zonde verzoend, de schuld betaald, de dood overwonnen en het leven verlost. Dat kruis, dat deze Joden een ergernis en den Grieken een dwaasheid is en blijft, zoolang zij zich niet be- keeren, is Paulus hoogste roem, die alle andere roem verre achter zich laat en ondergeschikt maakt, ook al is hij nu de groote Heidenapostel, die zonder blikken en blozen kan zeggen, dat hij meer en overvloediger gearbeid heeft dan de andere apostelen. Ook dan roemt hij niet in zich zelf en zijn overgegevenheid voor den Heere Jezus Christus, maar betuigt „door de genade Gods ben ik, wat ik ben". Het kruis van Christus is een werkelijkheid in zijn leven geworden, zóó groot, dat hij er niet over uitgesproken kan raken. Hij kan er niet meer onder weg en hij wil er niet meer onder uit. Het is het gedurig thema geworden van al zijn prediking en het onderwerp van al zijn ge sprekken. Het houdt hem bezig bij nacht en dag, in al zijn arbeid en moeite, in zijn slagen en ge vangenissen. Hij is er geheel en al door in beslag genomen en er mede vervuld. En waarom kan hij nu niet meer roemen in eigen voorrechten en voortreffelijkheden en wil hij niet anders roemen dan in Jezus Christus den Gekruisigde Wij zouden willen zeggen omdat hij de groote Heidenapostel is en het Evangelie mag verkondigenDat een predikant op de preekstoel en aan de ziekbedden over dat kruis spreekt, vinden wij vanzelfsprekend. Het behoort tot zijn ambtberoep. Maar laten wij dan niet vergeten, dat Paulus niet kan roemen in het kruis, omdat hij de Hei denapostel bij uitnemendheid is en een predi kant niet roemt in het kruis, omdat zijn ambt dit meebrengt, doch dat zij alleen in het kruis kun nen roemen als zondaren, die voor God verwer pelijk en verdoemelijk waren. Alle menschen, of zij nu rijk of arm, van aanzienlijke of geringe afkomst zijn of zij geleerd of minder ontwik keld, koning op den troon of onderdaan zijn, derven de heerlijkheid Gods buiten Christus en Zijn kruis om. Daarom mag de gemeente niet achter blijven in deze roem, om het aan de menschen van het „vak" over te laten. Wij leven in tijden waarin de kracht van den mensch openbaar wordt en verheerlijkt. De kerk hebbe altijd en ook vandaag haren eigen roem. De roem in het kruis van Christus, waaraan alle andere roem ondergeschikt is. Door het kruis is Christus gekomen tot de alleen-heerschappij in hemel en op aarde. Alles is aan Hem onderwor pen en staat Hem ten dienste om deze wereld en de kerk te verlossen uit de macht van Satan, zonde en dood. Aan dat kruis scheen Hij de nederlaag te lij den, omdat Hij er aan stierf. Maar het is de overwinning van Hem en in Hem van allen, die in Hem gelooven en Hem verwachten tot zalig heid, tot levensbehoud en redding uit allen nood. In het kruis zal 'k eeuwig roemen En geen wet zal mij verdoemen Christus droeg den vloek voor mij Christus is voor mij gestorven, Heeft gena voor mij verworven 'k Ben van dood en zonden vrij Arnemuiden. H. SCHOLING. DE V.U.-DAG IN UTRECHT. Het Mei-Juni-nummer van het V.U.-blad, dat dezer dagen werd toegezonden, bevat het agen dum van den V.U.-dag. Tot onze blijdschap kan die toch doorgaan. Wel niet in Middelburg, maar in het centraal gelegen Utrecht, in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen op het Maria- plein. De datum bleef Donderdag 11 Juli, dus a.s. Donderdag. Uit het agendum blijkt, dat Prof. Anema, die ook eerst als spreker was aangekon digd, dan niet spreken zal. De openingsrede zal gehouden door Dr H. Colijn. In de morgenvergadering spreekt Dr H. N. Ridderbos te Rotterdam over „Meer dan ooit". In de middagvergadering Prof. Dr J. H. Bavinck over „Studie en Geloofsleven" en Mr J. A. de Wilde over „De roeping der V.U. voor de toekomst". Het zal noodig zijn, om toegelaten te worden in de vergadering, het formulier van de presentie lijst, dat op de laatste bladzijde van het agendum voorkomt, in te vullen en te onderteekenen en bij den ingang van de zaal in te leveren. Ook moet men z'n broodkaart meenemen. Er is toegang voor de leden, de begunstigers en begunstigsters en voor wie dat nog willen worden de laatste kunnen presentiebiljetten aan vragen Keizersgracht 166, Amsterdam-C. Al is de reisgelegenheid veel verbeterd, toch zijn er nog bezwaren om 's morgens te half elf al in Utrecht te zijn. Die den vorigen avond op reis kunnen gaan en logies wenschen, kunnen dat aanvragen bij Mevrouw J. J. Kaajande Graaf, Mauritsstraat 83, Utrecht. We deelen dat nog mee ook al is op 5 Juli, de dag, dat de Kerk bode verschijnt, de termijn voor aanvragen ge sloten. Misschien zal men clementie kunnen be trachten voor wie uit dien hoofde zich later aan meld. Nu onze Particuliere Synode, Woensdag 10 Juli vergadert, zal het gewenscht zijn, dat die tijdig zal afgeloopen zijn, opdat afgevaardigden, die naar den V.U.-dag willen, 's avonds nog daarheen op weg zullen kunnen gaan. We hopen, dat er ook uit Zeeland nog velen de gelegenheid zullen kunnen vinden om naar Utrecht te gaan. Nu meer dan ooit is er behoefte aan samenkomsten als deze om te zoeken de onderlinge sterking in het geloof en het vasthou den van de geestelijke goederen, die God ons gaf, niet het minst in onze Gereformeerde Uni versiteit. De Heere doe die vergadering wel gelukken, Hij leide de sprekers door Zijn H. Geest en be- ziele allen met heiligen ijver, die zich dan moge meedeelen aan alle werkers en werksters voor de V.U. in het geheele land. EXTRA-COLLECTE VOOR DE V.U. In de maand Maart schreven we een paar ar tikelen in de Kerkbode, waarin we uitvoerig we zen op de finantiëele.moeilijkheden en mogelijk heden. 't Is niet noodig, dat alles hier te herhalen de leden en begunstigers kunnen de gegevens in het hun toegezonden jaarverslag vinden. Alleen willen we hier nog met een enkel woord in herinnering brengen het verzoek van Directeu ren aan de Kerken, om dit jaar een extra-collecte te houden voor de Vereeniging voor Hooger On derwijs op Gereformeerden grondslag. Tot dat verzoek kwamen Directeuren, omdat aan het eind van dit jaar er een tekort dreigt van 90.000, De bedoeling is dus, dat men naast de twee collecten voor de Theol. faculteit, die elk jaar moeten gehouden worden, nog een bijzondere collecte houdt voor de Vereeniging, waarvan de opbrengst dan aan alle faculteiten ten goede komt. Van alle kerken in Zeeland kon, gelukkig, worden gemeld, dat ze de twee voorgeschreven collecten voor de Theol. faculteit hebben gehou den. Een zestal kerken hielden in 1939 een extra collecte. Daarnaast zijn er 14 kerken, die lid werden en dus met een bijdrage van minstens 25.de Vereeniging steunen. Zou het nu niet kunnen, dat alle 53 kerken in Zeeeland dit jaar die extra-collecte hielden? En dat ook die kerken, die lid werden, overwegen om ook nog die extra-collecte te houden In buitengewone tijden moeten buitengewone maat regelen genomen worden. Als er dan van een finantiëelen nood kan gesproken worden, moeten ook hier bijzonder de krachten worden inge spannen. God liet ons nog veel, daaronder ook de kos telijke vrijheid om te geven en te offeren voor den arbeid in Gods Koninkrijk. Dat we dan die vrijheid waardeeren en ge bruiken. WEDEROPRICHTING ALLER DINGEN. III. Wie wandelt in den weg der waarachtige be keering zal Gods heil zien. Hoe werd dat in de donkere dagen van den oorlog heerlijk openbaar, door getuigenissen over vertroostingen Gods. Zoo lazen we van een gewonde, tot wien de vraag gericht werd „Voel je je alleen en het antwoord was „Neen, de Heere is bij me". Een zwaar gewonde verklaarde, dat hij graag beter zou worden. Maar hoe bedoelde hij dat? „Ik zou zoo graag beter worden" zoo zei hij „om meer van mijn Heiland te getuigen. Ik ben wel van Hem, maar buiten m'n eigen kring sprak ik haast nooit over Hem voor vreemden beleed ik eigenlijk nooit mijn geloof. Toen we gisteren in het storm vuur lagen, zei ik tegen den luitenant„Als ik nu niet wist, dat God bij ons was, dan hield ik het niet uit". Zie, zoo iets heb ik vroeger nooit durven zeggen aan iemand, die niet bij ons hoorde. En dat wou ik zoo heel graag gaan doen, als ik beter mag worden." En dan nog een getuigenis. Een jonge man vertelde wat hem 't meest gesteund had in 't bangste uur van zijn leven. „Toen ik zoo heel alleen lag en zoo erg bloedde, toen dacht ik er aan, dat ik niet mijn, maar mijns getrouwen za ligmakers Jezus Christus eigen was, die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft. Toen werd ik heel rustig, ik kon wachten en alles werd goed". Deze getuige nissen zijn ontleend aan het Geref. Jongel. Blad van 31 Mei j.l. Hoe is daarin te zien de heerlijke vrucht van de bekeering tot God en van het geloof aan de vergeving der zonden door onzen Heere Jezus Christus. Als dan iemand nog zou wandelen in den weg van ongeloof en ongehoorzaamheid aan Christus, hij bekeere zich van die zonde, om Christus eere te geven. Laat daartoe lokken de belofte van de ver geving der zonden en het heil, dat in dien weg verkregen wordt. En laat het oog van die gelooven toch open zijn voor het heil, waarin ze mogen deelen, dat hun zonden werden uitgewischt en dat ze met vreugde Jezus mogen verwachten, wanneer Hij wederkomen zal. Welgelukzalig zijn allen, die Hem eeren en van Hem al hun heil verwachten. Het zou kunnen zijn, dat, als iemand over tuigd werd, dat de oproep tot bekeering een goeden grond heeft, omdat Christus heerlijkheid heeft, en een oog begon te krijgen voor het heil, dat daarvan de vrucht is, de bedenking opkwam: dat alles baat mij niet, want ik kan mezelven niet bekeeren. De eisch moge dan gerechtvaardigd zijn en lokkend, maar wat geeft dat, als het onmogelijk is dien op te volgen. In die bedenking is dan juist, dat de zondaar zichzelf niet bekeeren kan. Hij is van zichzelf daartoe niet bekwaam. Mee daarmee is niet gezegd, dat de bekeering van den zondaar onmogelijk zou zijn. Hier kan ons leeren het verband, waarin de oproep van Petrus tot bekeering voorkomt, in Handel. 3, waarin het verhaal van de genezing van den kreupele aan de schoone poort des tempels. Tot dien man zei Petrus Sta op en wandel. Maar dat kon die man juist niet. Dat was juist zijn kwaal. Hoeveel pogingen zal die mensch wel hebben aangewend om het te probeeren. Maar altijd was hij weer teleurgesteld. Het ging niet hij kon het niet. Was het dan niet een spotten met dien lamme, als Petrus tot hem zeide „Sta op en wandel" Dat kon zoo lijken, maar dat was toch zoo niet. Dat zou zoo geweest zijn, wanneer Petrus in eigen naam tot dien man had gezegd Sta op en wandel. Maar Petrus zeide het tot hem in den Naam van Jezus Christus den Nazarener. In den Naam van Hem, die macht had dezen lamme te doen staan en te doen wandelen. En gelukkig maakte die lamme niet de als tegenwerping bedoelde bedenking, dat hij niet loopen kon. Hij gehoorzaamde het woord van Petrus, het bevel hem in Jezus' Naam gebracht en zie, hij kon loopen. Wat hij zelf niet kon, gaf God hem in den weg dier gehoorzaamheid te doen. Hij stond op en wandelde en sprong van vreugde. Wanneer gij u zelf niet bekeeren kunt, denk dan niet, dat uw bekeering onmogelijk zou zijn. Die is mogelijk door God, die werkt het wil len en het werken naar Zijn welbehagen (Fil. 2: 13). God kan den zondaar bekeeren en Hij wil dat doen, als Hij roept tot bekeering. God heeft geen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1940 | | pagina 1