VAN VERRE EN NABIJ. FEUILLETON. DIE UW LEVEN VERLOST. ZENDING. Er staat hier metterdaad zeer veel op 't spel. En bij het waken en bidden, waartoe we in de zen benauwenden tijd bijzonder geroepen wor den, behoort ook het waken, dat we ons niet door onze laksheid laten ontnemen wat voor het behouden van onze groote geestelijke goederen onmisbaar is te achten. Daartoe behoort ook, te bidden, dat God ons moge laten een dagbladpers, die in dezen bewo gen tijd ons volk kan dienen door voorlichting naar Gods Woord. Elk zij dan ook hierin getrouw. HEIJ. GEREFORMEERDE NEDERLANDERS. Het is van belang, dat wij er ons rekenschap van geven wat'dit beteekent in dezen tijd. Welke houding wij moeten aannemen tegenover elkan der en tegenover ons Vorstenhuis en tegenover de Duitsche overheid. Goed is het, dat we ons even indenken in welke situatie wij ons thans bevinden. En dan is het eerste wel dit, dat het Koninkrijk der Ne derlanden sedert Vrijdag 10 Mei 1940 in oorlog met Duitschland is, zooals dit op dien dag uit drukkelijk door de Nederlandsche regeering is verklaard. In de tweede plaats is daar het feit der capi tulatie op den 14en Mei en de overgave van Zeeland op den 17en Mei. Uit deze capitulatie volgt voorts, dat we ons ridderlijk moeten houden aan deze capitulatie voorwaarden. Het staat nu zóó, dat we ons aan de militaire- en burgerlijke-voorschriften van den bezettende macht hebben te houden. De belofte is gegeven, dat niet zal worden ingegrepen in de inwendige structuur van ons volksbestaan. Voor deze belofte zijn we dankbaar en we stel len deze belofte op hoogen prijs. Als Nederlan ders, nader als Gereformeerde Nederlanders, die belijden dat God de Heere hen regeert door de Overheid, die bidden voor de Overheid, ook voor de ons nu bezettende Overheid, aan dien Overheid onderwerpen we ons. Nu meenen sommigen, dat met deze onderwer ping wij ons Nederlanderschap kwijt zijn. Dat we geen liefde meer mogen koesteren voor ons land en volk en vorstenhuis. Dus, dat we den band met het verleden maar moeten doorsnijden. Ons volkslied echter zegt,,Den Vaderlant getrouwe, ben ik tot in den doet". Niemand, ook de bezettende macht niet, verwacht van ons, dat we zóó maar de liefdesbanden met het verleden losmaken. Integendeelmen zou wel een vreemde indruk van ons als Nederlanders hebben, indien we als een blad ons zouden kunnen omdraaien' en al de liefde die we eenmaal gegeven hebben aan land en volk en Vorstenhuis, verloochenden. Men zou het recht hebben om ons te vragen „Is dit trouw tot in den dood Speciaal de Gereformeerde Nederlanders zijn opgegroeid bij en leven in de historie. We zijn verbonden met duizenden banden aan het voor geslacht. Elk woord van onze belijdenis is een band aan het verleden van ons land en volk. Als we de catechismus lezen, dan ruiken we de brandstapels, dan zien we de schavotten, dan beleven we weer de inquisitie. Kortom, heel de belijdenis ademt de geest van de worsteling om de vrijheid van godsdienst. We zijn de Duitsche bezetting dankbaar, dat zij open oog voor deze feiten heeft. Dat zij ons de vrijheid laat inzake ons kerkelijk en godsdien stig leven, die ons méér dan iets dierbaar is. En we hebben geen enkele reden om te veronder stellen, waarom de innerlijke structuur van ons volk naar de gegeven belofte zóó veranderd zou worden, dat deze vrijheid ons zou worden ont nomen. Ik noemde daar de gehechtheid aan het Vor stenhuis. Nu zullen er maar zeer weinig Neder landers geweest zijn, die niet bitter waren teleur gesteld over het vertrek van onze Vorstin. Ne derland zonder Oranje, dat was ons allen on denkbaar. Wat we niet konden gelooven, bleek echter bittere werkelijkheid te zijn. Toen hebben velen hun groote teleurstelling niet onder stoelen en banken gestoken. Nu moge men over dit vertrek denken zooals door B. HENGELAAR 2) Z'n laatste brief. Frits Kooijmans had begrepen, dat hij met Anneke moest breken. Nu hij z'n trouw verpandde aan net Socialis me, dat hem onweerstaanbaar aantroknu hij in z'n hart een Socialist geworden was, nu voelde Frits wel, dat z'n groeiende sympathie voor de arbeiderspartij én z'n liefde voor Anneke niet konden samengaan. Hij maakte zichzelf wijs, dat hij Anneke niet meer mocht lijdenen dan zei hij z'n meisje vaarwelal deed hij het niet gemakkelijk. Frits kreeg ook weer een betrekking, een flink kantoor met goede vooruitzichten... leerde daar een typiste kennen, een dapper socialistisch meis je praatte met haar, babbelde met haar over maatschappelijke dingensocialistische in zichten en vergezichten Ze werd z'n meisje Elly Heeterdonk, heel on gemerkt. Ze mochten elkaar wel. Elly en Frits. Ze begrepen elkaar, waardeerden elkaar Het socialisme bracht hen bij elkaar, dicht bij elkaar. Elly was nu thuis. Frits was chef-expediteur bij z'n nieuwe firma. men wil, alleen moeten we een historisch voor beeld, dat manen kan tot voorzichtigheid, niet vergeten. Ten eerste het vertrek van Stadhouder Wil lem V uit ons land in 1795. Deze vorst moet toen o.m. gezegd hebben „De ware bron onzer ongelukken ligt niet in de onverantwoordelijke handelwijze van zoo vele Nederlanders of in de kwade trouw der bondgenooten, maar in de na tionale zonden en ongerechtigheden". Over dit vertrek heeft de hoofdredacteur van het Friesch Dagblad dit gezegd„Willem V heeft zeer beslist fout gehandeld, door toen naar Engeland over te steken. Zijn plaats was hier, omdat hij opperbevelhebber was van het leger. Maar zijn woorden verdienen toch overdenking. Men klaagde toen algemeen over de patriotten, die met den vijand heulden, en die de actie van onze troepen verlamden. Men ergerde zich over de schandalige houding van Engeland, dat angst vallig den vijand ontweek en er voor zorgde, dat er steeds twee rivieren bleven tusschen den Franschen aanvallen en het Engelsche leger. Maar de Erfprins zag verder dan dit verraad der bondgenooten. Hij boog het hoofd onder de oor- deelen Gods". Daar is nog een ander voorbeeld Willem de Zwijger. Deze Groote verliet ook in donkere dagen ons land. En wat waren zijn vrienden hierover teleurgesteld. Maar hij begreep met; vooruitziende wijsheid, dat hij over de grenzen' meer voor het vaderland kon doen dan in het vaderland. Zoolang we dus niet de motieven weten van het vertrek, zoolang zij men voorzichtig. We zijn er wel van overtuigd, dat Koningin Wilhelmina die haar geheele leven betoond heeft trouw en toewijding oqk nü zulk een stap zal hebben ge daan, waarbij ze haar persoonlijke belangen zal hebben uitgeschakeld en alléén zocht wat het beste was voor haar land en volk. Ook hierin betoonen we ons dus Gereformeerde Nederlan ders als we de gehechtheid aan land, volk en vorstenhuis bewaren en niet voor een schotel linzenmoes verkoopen. Beteekent het bovenstaande nu, dat we blind zijn voor het goede, dat we kunnen constateeren bij de Duitsche bezetting Mag bij Christenen het verschijnsel voorkomen, dat haat hen verblindt om het goede voorbij te zien bij onze mede- menschen Ik weet, dat vele ouders en soldaten het eens zijn met de woorden, die ik hier van Prof. Dr H. H. Kuyper aanhaal„We zijn het Duitsche bewind dankbaarheid schuldig, dat het niet alleen aan onze manschappen hier te lande toestond, zij het dan bij gedeelten, om naar hun haardsteden en gezinnen terug te keeren, wat een weldaad was na langdurige mobilisatie, maar dit voorrecht ook günde aan hen, die tijdens den oorlog als krijgsgevangenen naar Duitschland waren weggevoerd. Vooral over hun lot was men zeer bekommerd, te meer, omdat men zich met hen niet in verbin ding kon stellen en zelfs niet wist waar ze heen gevoerd waren. Naar oorlogsrecht konden ze zoolang de bezetting van ons land duurde, in krijgsgevangenschap worden gehouden en zelfs gedwongen worden om voor Duitschland arbeid te verrichten. Van dit recht heeft de Duitsche regeering ech ter geen gebruik gemaakt, maar hun vergund na korte ballingschap in het vaderland terug te gaan. Zooals ze mededeelden na hun terugkeer, zijn ze tijdens hun gevangenschap in Duitschland goed behandeld geworden, zoodat ze niet te klagen hadden, wat den Duitschen bevelhebber tot eere strekt. Maar al was hun lot dragelijk, toch spreekt het wel van zelf, dat de grootste blijd schap hun hart vervulde toen zij weer op den vaderlandschen bodem waren teruggekeerd en aan hun geliefden werden terug gegeven". Tot zoover Prof. Dr H. H. Kuyper. Als Gereformeerde Nederlanders houden we ons dus vast aan het gegeven woord. Aan onze vrijheid van godsdienst en bewaren de gehecht heid aan land en volk en vorstenhuis. En we meenen, dat in deze ernstige dagen geestelijke bewapening noodzakelijker is dan ooit. We moe ten niet meenen, dat onze tijden geen ernstige tijden zijn, waarover we ons niet behoeven te Anneke Goudoever staarde naar buiten. Haar loome trieste gedachten deinden traag mee op de eentonige cadans van den voortrollenden trein. Onbekende gehuchten en plaatsen onbe waakte overwegen flitsten aan haar oog voorbij. Ze merkte van dat alles niet veel, had geen be langstelling voor het prachtig-ontluikende Maart- sche landschap, dat weggleed aan haar dwalen- den blik De trein denderde voort rusteloos, en An neke scheen geen lust te hebben tot conversatie. Maar plots dacht ze „Ik mag me niet steeds verdiepen in die voorbije herinneringen, ik mag me niet verdroomen in die voorbije maanden, wantGod heeft me nog zooveel laten houden. Vader en moeder, ze waren er nog, ze ging weer naar ze toe en wat had ze ook in Betty en Ger- rit, in d'r vriendinnen Truus en Catrien, een kos telijk bezit. Ze moest letten op wat ze nog had, en dat was heusch niet gering. Die goeie Truus en die flinke Catrien toch ze hadden haar uiterst voorzichtig geschreven over Frits haar liefdevol ingelicht over zijn brute levenshouding, waarin hij volhardde Ze waren bang geweest haar te pijnen, haar te kwetsenze meenden 't ook zoo goed met haar. Ze leden er zelf ook onder. Dan dacht ze plots weer aan Truus, die nu een jongen had. In een van haar brieven had ze haar heerlijk geheim onthuld ze liep met Karei Kooymans. Anneke had haar oogen eerst niet kunnen ge looven Truus O verdiep vriendschap gesloten met den sympathieken KareiWas het zoo bezinnen. Integendeel. We meenen, dat we nog maar staan bij het begin van veel moeiten. Voor al als we denken aan onze kinderen, die zich, naar het Woord van God, zoo licht laten ver leiden door uiterlijken glans en schoonen schijn, is er reden om met zorg de toekomst in te zien. Maar daarom moeten we dan ook nu onze roe ping verstaan. En ik meen, dat het in het belang is van onze kerken en onze jeugd de catechisaties zoo spoedig mogelijk weer te doen beginnen. Méér dan ooit moet aan onze jonge menschen de aandacht besteed worden. Zij zijn de dragers van de toekomst. Satan is altijd bezig op hunne harten beslag te leggen. En we mogen ons wel afvragen of we als Gereformeerde Nederlanders de waarde van het kerkelijk onderwijs wel ge noeg gewaardeerd hebben en waardeeren. Wat een stiefmoederlijke behandeling dikwijls. Soms een „locaal" waar in wat stoelen of banken zijn geworpen plus een „bus" en ziedaar de leermid delen van den catecheet met zijn catechisanten. We hopen over dit onderwerp wel eens iets meer te zeggen. Maar laten we dit nu naar voren mogen brengen Laten de kerkeraden nu vooral alles in het werk stellen om het catechetisch on derwijs werkelijk aan zijn doel te laten beant woorden. Nederlanders zullen we wel blijven. Maar Gereformeerde NederlandersDaartoe moeten de middelen gebruikt worden. En die middelen geeft God de Heere ons ook onder het huidige bewind nog in ruime mate. Laten we de waarde van deze middelen waardeeren door er trouw gebruik van te maken. Dat zal in den middellijken weg de beste methode zijn om Gereformeerde Nederlanders te zijn en te blijven. DE MILITAIRE CENT. Het is niet gemakkelijk onder deze omstandig heden aan te manen bij de verschillende kerken, om hun Classicale „verplichtingen" na te komen. Toch meen ik, dat we de eenmaal genomen be sluiten op Classicale vergaderingen zooveel mo gelijk moeten blijven uitvoeren. Op de voorlaat ste vergadering is besloten vóór Juli de militaire „cent" te zullen opsturen aan den deputaat. Dat niet alle kerken tot nog toe dit gedaan hebben zal mede door de omstandigheden komen. Mag ik deze kerken onder oogen brengen wat de Generale Deputaten geschreven hebben Ze schrijven „Er blijkt eenige misvatting te zijn omtrent den arbeid van bovengenoemde de putaten. Sommigen schijnen te meenen, dat die arbeid nu geëindigd is of wel zou kunnen eindi gen. Zoo komen er o.a. vragen van Classicale correspondenten of opgespaard geld en bijdragen nu nog wel moeten worden opgezonden. Deputaten stellen er daarom prijs op te ver klaren, dat zij, zoo de Synode hun geen onthef fing geeft en zoolang God het hun toelaat, zeer zeker hun arbeid zullen voortzetten en dat voor dien arbeid nog veel geld noodig is. In de eerste plaats gaat ons leger nog niet naar huis. Er blijven nog vele duizenden gemobili seerd. En onder die duizenden zal zelfs veel geestelijken arbeid verricht moeten worden. Vooral, wanneer straks de toestand wat meer gestabiliseerd en een geregelde bearbeiding mo gelijk gemaakt zal zijn. Het verspreiden van veel en goede lectuur zal een groote vereischte blijven. Eveneens het hou den van catechisaties, lezingen, enz. Waar niet voldoende arbeiders zijn, zullen candidaten voor hulpdiensten aangesteld moeten worden. En en kele aangestelden zullen moeten worden gehand haafd. Men denke bijv. aan Leiden, waar zeer veel gewonde militairen liggen, die niet alleen geregeld door de predikanten kunnen worden bezocht en waar sinds half Mei Cand. G. v. An- del werkzaam is. Deputaten kunnen uit den aard der zaak niet veel van hun plannen en werk publiceeren, maar zij mogen aan de kerken de verzekering geven, dat hun arbeid voortgaat en nog dringend de steun en de voorbede van de kerken behoeft. Laat er vooral ook voor onze militairen ge beden worden. Dat is meer dan ooit noodzake lijk. En inzonderheid denke men daarbij aan de zeer vele gewonden, waarvan sommigen voor hun leven verminkt zijn. Ook vergete men niet, dat er in de toekomst veel arbeid noodig zal zijn onder de politietroe- pen en marechaussee. Indien er kerken zijn, in wier ressort veel mi litairen gelegerd zijn of zullen worden, en waar behoefte is aan hulpdiensten of aan goede lec tuur, berichte men dit aan den scriba van depu taten. Deputaten willen in dit bericht ook de gele vreemd, dat Karel's oog gevallen was op de leuke schalksche Truus? 't Had Anneke toch even pijnlijk verrast, maar ze schaamde zich er nu over, dat ze toén jaloersch had kunnen zijn. Was "t voor d'r vriendin niet heerlijk, dat zij iemand :had, wien zij haar liefde kon uitzeggen, haar teerste hartsgeheimen kon toevertrouwenwat zouden ze gelukkig zijnTruus en Karei Truus had er geestdriftige brieven over ge schreven, maar die hadden haar niet gelukkiger gemaakt, want zij miste dat geluk, enhad ze er ook geen recht oprecht op geluk recht op liefde Had zij, Anneke, geen recht op Frits Immers heel haar hunkerende vrouwenziel smachtte naar liefde en als hij eens wist, hoe zij nog altoos op hem wachttemaar wat deed ze nu weer Ging ze nu God dwingen Hem haar weg voorschrijven. Hem haar ver meende rechten voorhouden Hoe dwaas deed ze toch Ze smachtte naar geluk, maar wat was geluk? Stond ze niet haar geluk in den weg door God een leven met Frits af te dwingen Bestond niet het geluk hierin heel je wenschen en begeeren voor Zijn aangezicht te leggen, heel je leven onder Zijn hoede te stellen, het al aan Hem over te geven Een schel gefluit bracht Anneke plots tot be zinningZwolle Er werd gegrepen, getast naar mantels en jassen. Koffers werden omlaag gehaald. Passagiers keken uit waren in afwachting. Anneke tuurde naar buiten, greep ook mantel en koffer. In Zwolle moest ze overstappen. genheid aangrijpen om de kerken, die haar pre dikant afstonden voor het leger te velde, voor dit offer hartelijk te danken. En vooral ook die veldpredikers zelf. Het is in dezen korten oorlog wel gebleken, dat hun dienst te velde groote of fers eischte en dat velen die offers met groote gewilligheid hebben gebracht. Bovenal brengen deputaten dank aan God, dat Hij al onze veldpredikers gespaard heeft en hun arbeid heeft willen zegenen tot troost en be moediging van onze mannen en zonen. Voor Deputaten A. H. VAN MINNEN, Bergen (N.H.). (Tel. 2486), praeses. T. J. HAGEN, Delft, (Tel. 965 Girono. 35595), scriba." 't Zal gemakkelijk zijn voor de kerken een overzicht te ontvangen van hetgeen ik vóór Juli ontving en moest ontvangen. Te ontvangen Ontvangen Arnemuiden 14.12.40 Domburg 4. Gapinge 6.6. Grijpskerke 12.11.60 plus ƒ0.40 Koudekerke 16. St. Laurens 10. Meliskerke 14.14. Middelburg 62.62. Oostkapelle 12.12. Serooskerke 20. O. en W. Souburg 24.24. Veere 10.9.50 Vlissingen 32. Vrouwenpolder 10.9. Westkapelle 4.4. Vriendelijk, doch dringend verzoek ik mij de bijdrage uiterlijk tot Zaterdag 6 Juli op te zen den. Giro 88855. A. H. OUSSOREN. Amice, Leiden, 14 Juni 1940. Uit Magelang heb ik een poos terug ontvangen de statistiek over 1939, waaruit duidelijk blijkt met welk een zegen Ds en Mevr. van Nes daar mogen werken. In 't jaar 1939 werden er op het Zendingster rein 256 gedoopt (volwassenen en kinderen, Ja vanen en Chineezen bij elkaar). Een getal, dat alle voorafgaande getallen weer overtreft. Het Evangelie is gebracht aan de bewoners van Ma gelang, en zooals een steen, die in het water ge worpen wordt, al wijder kringen maakt, zoo be reikt ook het Evangelie al wijder kringen van het volk. Wij mogen er God voor danken, dat Hij Zijn Koninkrijk zoo komen doet in het Ma- gelangsche. Ik geef U nu eerst van elke plaats het aantal gedoopten op en wil er dan nog een paar op merkingen aan vastknoopen. Het aantal gedoop ten bedroeg in Tempelgeen. Djamblangan 3 volwassenen en 2 kinderen. Dangean 12 volwassenen en 9 kinderen. Blabak 4 volwassenen en 3 kinderen. Blondo 11 volwassenen en 7 kinderen. Jav. Gemeente v. Magelang: 48 volw. en 30 kind. Chin. Gemeente v. Magelang: 40 volw. en 8 kind. Setjang 5 volwassenen en 8 kinderen. Pingit3 volwassenen en 3 kinderen. Grabag 6 volwassenen en 3 kinderen. Ngablag 1 kind. Jav. Gem. Temanggoeng 2 volw. en 3 kinderen. Chin. Gem. Temanggoeng 8 volw. en 7 kind. Porotgeen volwassenen en 2 kinderen. Jav. Gemeente Parakan 2 kinderen. Chi. Gem. Parakan 2 volwassenen en geen kind. Adigoenoeng 1 volwassene en 2 kinderen. Kledoeng geen volwassenen en geen kinderen. Ngadiredjo geen volwassenen en 2 kinderen. Djoema 3 volwassenen en 6 kinderen. Bono 6 volwassenen en 3 kinderen. Kleseman1 volwassene en geen kinderen. Wat in deze opgave de aandacht trekt, is dat sommige gemeenten sterk vooruitgegaan zijn, zooals Magelang, Dangean, Setjang, Blondo en de Chin. Gemeente van Temanggoeng. De stad Magelang zelf trekt wel zeer de aandacht, 't Is wel duidelijk, dat het veelvuldig gezaaide vrucht draagt. Er wordt in Magelang niet alleen ge arbeid door den Javaanschen pandita, Ds v. Nes Daar zou de „snel" staan, die haar in razende snelheid zou voeren naarGroningen. HOOFDSTUK II. „Elly dat is dus afgesproken kind, 'k hoop hier morgenochtend half acht te wezen dan pakken we de eerste de beste tram naar Haren. Vind je 't goed „Fijn Frits, 'k heb er wel trek in, wat zullen de Grootjansjes opkijken." „Nou Ellydag Elzoende hij z'n meisje achter de deur, „tot morgen dan." „Dag schat - sterkte hoor", juichte haar stem, terwijl ze hem magnetiseerde met d'r oogen. „Hallo, tot ziens" wipte Frits de deur uit. Frits zwaaide. Elly keek 'm na. Dan knapte de deur dicht. „Ziezoo", liep Frits op 'n draf, „nu naar huiszes uurwel alle joden, wat had ie z'n tijd weer verpraat, zooals hij meer deed bij z'n Elly. 't Was nog 'n ferme wandeling naar huis. 'n Trammetje pakken Welnee. Hij zou nog moeten overstappen ook, en het ding kroop gewoonweg. Eerst maar 's flink aan de marsch Brrr 't was koud nog en wat voelde hij daar Sneeuwvlokken nou begon het nog te sneeuwen ook. Dikke vlokken dwarrelden, kwamen neerzweven uit grijsgrauwe lucht, vielen aarzelend omlaag, spreidden op den grond een witte wade. Kooijmans dacht weer aan Elly, dat ze 'm sterkte had gewenscht. Dat mocht ook welacht uur vanavond vergadering van de partij, een openbare vergadering, dus voor iedereen toegan kelijkdaar zou hij een woordje spreken. Als de menschen nu maar wilden komen, hij zou ze

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1940 | | pagina 2