No, 26 Vrijdag 28 Juni 1940 54e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND, UIT HET WOORD, DADERS DES WOORDS. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE Ds, A. C. HEIJ en Ds. A, H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v, d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F, STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.—. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 8 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 8 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 BEKOMMERNIS, Werpt al uwe bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u. 1 Petr. 5 7. Het woord bekommernis is voor ons geen woord van vreemde beteekenis wij weten uit de ervaring maar al te zeer wat het inhoudt. Door de zonde staat ons geheele leven voortdurend onder druk, maar er zijn tijden, waarin die druk bijzonder gevoeld wordt en vooral door de ge beurtenissen van de laatste tijden is die druk wel bijzonder voelbaar en zwaar. Voor niet zoo wei nigen is de aardsche levenszon plotseling onder gegaan, en met een hart vol vragen en overleg gingen staren zij in den nacht. Wat zullen wij eten, en wat zullen wij drinken, en waarmede zullen wij ons kleeden, en hoe zal het verder met ons gaan Dat zijn, met duizend andere, de vragen, die het hart kwellen en verontrusten. Wat moeten wij met die bekommernis begin nen Moeten we probeeren met alle kracht tegen haar in te worstelen en zoo goed en zoo kwaad als het gaat haar te dragen Dat zal niet gaan, want haar gewicht is grooter dan onze kracht. Moeten we dan beproeven om haar te vergeten en zóó los van haar te worden Dat zal nog minder gaan, want zij is, en blijft niettegenstaande alles bij ons, wij staan er 's morgens mede op en gaan er 's avonds weer mee te ruste. Neen, niet alzoo. God komt in zijn Woord met iets anders tot ons, zijn Woord vermaantWerpt al uwe bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u. Dat is een geweldig woord, waarmede Gods liefde zich in al haar volheid voor het neergebo gen menschenhart plaatst, en het uitnoodigt om den Allerhoogste te laten dragen, wat het zelf niet kan. Versta het niet verkeerd God wil niet, dat gij u lijdelijk nederlegt bij alles, wat u be kommert, dat ge de gevouwen handen maar in den schoot zult leggen. Neen, gij zijt door God geroepen om den weg der middelen te bewande len en uw roeping te betrachten. Maar als ge gedaan hebt, wat gij kondet in den weg uwer roeping, dan zult ge in uw binnenkamer gaan, dan zult ge Hem, uwen hemelschen Vader in Christus, aanroepen in uwe gebeden, dan zult ge al uwe bekommernis als een bundel samenpak ken, om dan dien grooten, zwaren zorgenbundel op Hem te werpen, opdat zijn machtige hand hem drage. Ja, werpt al uwe bekommernis op Hem, want zegt de Apostel Hij zorgt voor u Nog rijker en krachtiger moeten wij naar het oor spronkelijke lezenHij bekommert zich om u, gij gaat Hem ter harte, 't Is niet alleen zóó, dat Hij uwe nooden kent en daarin voorziening schenkt, maar gij zelf zijt het voorwerp van zijn teedere zorg, gij gaat Hem ter harte. Dat is een alles te bovengaand Evangelie, In dat woord ont dekt God zijn Vaderhart in Christus, dat in ge nade met een onuitsprekelijke liefde tot de zijnen uitgaat. Om dat te verstaan moet ge met uwe gedachten terug naar de tijden vóór de grond legging der wereld. Ja, Vader, alzoo is geweest het welbehagen voor U Welbehagen, eeuwig welbehagen is de peillooze fontein, waaruit deze wateren der ontferming opspringen. God doet dat niet om u, maar om de eer van Zijnen groo ten naam. Dat welbehagen heeft u Christus ge geven aan het kruis, Jezus Christus, zijn eigen, eengeboren, lieven Zoon, om door zijn verzoe nend bloed al uw schuld en zonde weg te nemen en u te stellen tot Zijn kind en erfgenaam. En nu gaat gij als zijn kind Hem ter harte, en wil en zal Hij voor u zorgen. Hij wil en zal dat zeker doen, want Hij is getrouw in zijne beloften. Die ook zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, hoe zal Hij ons met Hem niet alle dingen schenken Dat dan ons hart die liefde niet betwijfele als er moeite en smart is in het aardsche leven. Juist dit is geloof om ook dan nog te blijven zeg gen God zorgt voor mij, wanneer het schijn baar is alsof Hij ons vergat. En juist dit geloof, dat volhardt in goed van Hem te denken, is de eere, die Hem van zijne kinderen toekomt. God wil, dat wanneer zijne gerichten op aarde zijn, de inwoners der wereld gerechtigheid lee- ren. Vernedert u daarom onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhooge te zijner tijd. Doen we dit niet, dan zal het einde den last dragen en zullen wij omkomen in zijn laatste ge richt. Maar gezegend is elk, die lust heeft aan de vreeze des Heeren. Het lijden dezes tegenwoor- digen tijds wordt hem niet gespaard. Gods kin deren moeten gelouterd in den smeltkroes van het lijden. Over veel blijft bekommernis, over u zelf en de uwen, over land en volk, over de kerk en het Koninkrijk Gods, maar gij moogt haar geloovig en biddend op den Heere werpen. Gij wordt er toe genoodigd en vermaand, en als gij den Heere kinderlijk gehoorzaam zijt, zult ge uw bekommernis kwijtraken en zult ge vrede in God hebben temidden van het wereldrumoer. Gij gaat Hem ter harte. Hij zorgt voor u, die dat doen kan als een almachtig God en doen wil als een getrouw Vader. Hij zal zorgen, hier, en nu, en straks, en voor eeuwig. Weest dan in geen ding bezorgd, maar laat uwe begeerten in alles door bidden en smeeken, met dankzegging, bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uwe harten en zinnen bewaren in Christus Jezus Bussum. VAN DER VEEN. WEDEROPRICHTING ALLER DINGEN, II. Wat is er de laatste jaren veel over „herstel" gesproken. Dat woord was, na den afloop van den vorigen oorlog in 1918, op aller lippen. En de wereld was vol van allerlei pogingen tot her stel, bijzonder van de goede verhouding onder de volkeren. Maar wat is er van geworden Enkele steden in België zijn herbouwd, veel verder heeft men het echter niet kunnen brengen. De verhoudin gen tusschen de toen strijdende volkeren van Europa, werden al slechter en in 1939 brak weer de strijd uit. En weer kwam er verwoesting, nu ook over een deel van ons land. Als dan nu weer aanstonds wordt gesproken van weer opbouw en herstel, is dat zeker goed met alle macht moet dat werk worden aangevat en we hopen zeer, dat het gelukken zal veel te herstellen, maar de droeve ervaring van de laat ste jaren heeft ons dan toch moeten leeren, dat we van dat menschenwerk niet te veel moeten verwachten en ons overgeven aan den waan, dat het dan goed zal worden. Men roept om herstel van wat er was. Maar in den tijd, dat die toestand er was, had men daartegen heel groote bezwaren en werden van allerlei kanten protesten gehoord. Men vond dien toestand vaak onhoudbaar. Zou het dan goed zijn, als die toestand, als vrucht van het herstel, terugkwam Of zou er dan ook nog te recla meeren en te protesteeren overblijven En bovendien, hoe zal de mensch, die daar van alleen z'n verwachting heeft, verschrikken wanneer eenmaal het einde zal komen en de groote catastrophe, waarin de heele aarde zal vergaan en allen, die Christus zullen verworpen hebben zullen verderven. Hoe anders is dan de verwachting der geloo- vigen. Zij verwachten een wederoprichting van alle dingen, een nieuwe aarde en een nieuwe menschheid, een aarde, waarop gerechtigheid heerschen zal en vrede. En hoe vast is die verwachting der geloovi- gen, omdat ze rust in Gods werk. De wereld vergeet, als ze denkt aan herstel, het herstel van de rechte verhouding tusschen God en den mensch. Aan dat weeropbouwen ontbreekt het fundament. Aan het herstel van die rechte verhouding tusschen Hem en den mensch heeft God wel ge dacht en Zijn Zoon gegeven tot verzoening der zonde. Zoo is mogelijk de wederoprichting aller dingen, maar dan alleen op dat fundament en als vrucht van het werken Gods door Christus. Daarin vond Petrus dan ook een krachtig mo tief om de Joden, die Jezus verworpen hadden, op te wekken tot bekeering. Daarom predikte hij hun deze heerlijkheid, waarmee God Zijn Kind Jezus verheerlijkt had, dien zij hadden overge leverd en gedood (Hand. 3: 13). En daarin ligt nog een krachtig motief voor de opwekking tot die bekeering. Alleen zij, die het heil van Christus verwachten, zullen niet beschaamd worden. Alleen zij, die Hem gehoor zamen, zich aan Hem onderwerpen en Hem volgen. Groot is het vertrouwen, dat Hij vraagt. Maar als we in de wereld zien, dat millioenen zich onderwerpen aan een mensch en in vertrouwen op hem tot groote offers bereid blijken, dan is zeker niet te groot de eisch, dien Christus stelt dat men Hem vertrouwen zal en zich aan Hem onderwerpen, die Zijn liefde toonde in het offer, dat Hij bracht, en die alle macht heeft in hemel en op aarde. Wende dan niemand zich tot een mensch. wien ook, maar laat de verwachting gebouwd zijn, op Hem die eens alle dingen wederoprich- ten zal. Die verwachting mag worden gekoesterd, om dat God een genadig God is. Zij, die door Petrus zoo tot bekeering geroe pen werden, waren de menschen, die Gods Zoon hadden gedood nietige menschen, die het be staan hadden daarin God te tergen. Hoe moest verwacht, dat Gods toorn tegen hen zou ont branden om hen te verdelgen. Maar zoo deed God met hen niet. Hij liet ze nog tot bekeering roepen God had verzoening gevonden voor hun zonden, opdat Hij die moor denaars zou kunnen roepen om zich tot Hem te bekeeren en dan het leven te vinden. De oproep tot bekeering, die z'n grondslag vond in de verzoening, ging vergezeld van de belofte van vergeving der zonden. Betert u dan en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewischt worden, wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aange zicht des Heeren en Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, die u tevoren gepredikt is. (Hand. 3:19,20). Als de Joden zich zouden bekeeren van hun zonden, zouden hun zonden uitgewischt worden. Sterke beteekenis heeft dat woord uitwisschen. Als we door iets een streep halen, wil dat zeg gen, dat het voor ons geen beteekenis meer heeft, maar als we het uitwisschen, dat we er zelfs niet meer aan willen denken. Dat laatste zou God dan doen met hun zon den, God zou die niet meer willen gedenken. Dan zou er voor Israël ook een betere tijd aanbreken. Tijden van verkoeling, van verkwik king, zouden er komen van het aangezicht des Heeren, als God zenden zou Jezus Christus, die hun tevoren gepredikt was. Donker waren de tijden voor Israël. De Ro mein heerschte over hen. Naar de verlossing za gen zij met smachtend verlangen uit. Onmogelijk was het, zich zelf van dien vijand te verlossen. Maar wat zij zelf niet konden, zou God doen, wanneer zij zich zouden bekeeren. Dan zouden er tijden van verkwikking komen. Dan zou Is raël een beteren tijd zien aanbreken. En dan zouden ze ook met vreugde Jezus kunnen ver wachten, wanneer Hij, van God gezonden, terug zou komen. Dat heerlijk perspectief moest Israël bewegen gehoor te geven aan den oproep tot bekeering en Jezus te verheerlijken. Hoe wordt nu uitgezien naar een tijd van ver kwikking. Wie hier z'n verwachting van den mensch heeft, zal bedrogen uitkomen. Zou het den mensch gelukken weer op te richten wat nu verwoest werd, het zou dan zijn een herstel van toestanden, waarin de oude ellende niet zou ont breken en dan zal tenslotte toch al dat men schenwerk bezwijken in Gods gericht. God belooft een wederoprichting aller dingen door Christus en wie wandelt in den weg der bekeering zal in dat heil mogen deelen. God be looft dat heil aan hen, die zoeken de vergeving der zonden door Christus. God zal hen niet doen naar hun zonden, maar het heil hun doen dagen. Als de volkeren nog gingen zoeken een ander herstel, het herstel van de rechte verhouding tot God door Jezus Christus, als zij zich tot God bekeerden, zouden er betere dagen aanbreken. Maar als de volkeren zouden blijven wandelen in ongeloof en zich hoe langer hoe meer tegen God verzetten, dan blijft de belofte voor elk, die zich bekeert, dat hij ontvangt de vergeving der zonden en deelt in het heil, dat God schenkt. (Wordt voortgezet) Dr J. H, GUNNING J.Hz. f Nu Dr Gunning heenging, mag een woord van dankbare nagedachtenis aan hem ook in onze Kerkbode niet ontbreken. Hij was niet „één der onzen" in dien zin, dat hij behoorde tot onzen kerkelijken kring, maar Dr Gunning was toch ook wel van „ons" hij, die z'n lange, vruchtbare leven in dienst gesteld heeft van het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus. Wat was deze man rijk begaafd. We lazen, dat hij 13 talen beheerschte. Wat heeft hij veel gearbeid, vooral met de pen, als redacteur van het ook in onze kringen bekende Pniël, en als schrijver van een groot aantal werken. En hij heeft gearbeid zoolang het voor hem dag was. Het vorig jaar gaf hij nog een vertaling uit het Zweedsch van een door hem zeer geprezen boek van P. Waldenstrom„De Heere is goed", overdenkingen van den 25sten Psalm. En al die arbeid getuigde van zijn groote liefde tot den Heere Jezus Christus en van zijn bran dende begeerte de menschen Hem te doen ken nen en tot Hem te leiden als tot hun Zaligmaker. Nog niet zoo heel lang geleden schreef hij een boek met de tekst„De morgenstond na dert", de volle dag is nu voor hem aangebroken. Hij mag rusten van z'n arbeid. Moge veel van wat hij schreef nog zeer velen tot zegen zijn. BONDSDAG GEREF. MANNENVEREENIGINGEN. De Bond van Geref. Mannenvereenigingen hoopt ook dit jaar z'n Bondsvergadering te hou den. De datum is Woensdag 3 Juli, de plaats van vergadering Amsterdam „Krasnapolski". Gaarne vestigen we op die vergadering met een enkel woord de aandacht. Het is verheu gend, dat die, zij het onder beperkende bepalin gen, kan doorgaan en de broeders gelegenheid vinden elkander te sterken en op te bouwen in het geloof. Aan een reis van uit Zeeland zijn nu wel bijzondere bezwaren verbonden, maar misschien zijn er toch nog, voor wie deze bezwaren niet overwegend zijn dat ze dan gaan. De voorzitter, Ds van 't Veer, hoopt te spre ken over „Het eenige wapen", Ds C. Veenhof over „Prediking en Wereldcrisis" en Ds IJ. van der Zee over „Levenswijsheid in levenswee". De Heere zegene die samenkomst en doe er rijke zegen van uitgaan. CHRISTELIJKE DAGBLADPERS. Niet licht zullen we te hoog schatten den in vloed, die uitgaat van een Blad, dat dagelijks in huis komt. De meeningen, daarin verkondigd, zullen door de meeste lezers vrijwel zonder uitzondering worden overgenomen en richting geven aan hun leven. Het kan ook al moeilijk anders verwacht wor den. Er zijn maar heel weinig menschen, die de gelegenheid en de bekwaamheid hebben zich over allerlei onderwerpen een zelfstandig oordeel te vormen. Zelfs geleerden moeten voor vele din gen die liggen buiten het terrein van hun eigen wetenschap, afgaan op het oordeel van anderen. Hoeveel te meer is dit dan het geval bij de groote menigte. Daarom is van zoo groote beteekenis, welk dagblad er bij ons in huis komt. Als in een Christelijk gezin eiken dag een Blad komt, dat van andere beginselen uitgaat, kan het niet an ders of verkeerde beginselen gaan het leven be ïnvloeden, om het te leiden in verkeerde richting. Een groot deel van ons volk heeft dan ook, gelukkig, al sinds jaren ingezien, dat we een Christelijke dagbladpers behoeven. En onbere kenbaar is de zegen, die daarvan is uitgegaan om de Christelijke grondslagen van ons volksleven te bewaren en voorlichting te bieden over aller lei belangrijke vragen van den dag. Zeer te be jammeren is, dat nog een niet zoo klein deel van de belijdende Christenen, zich hier afzijdig houdt. En als ooit een Christelijk dagblad noodig was dan in dezen tijd, waarin zich moeilijkheden voordoen, zooals we die nooit gekend hebben en tal van nieuwe vragen een antwoord behoe ven bij het licht van Gods Woord. Maar dan is het nu meer dan ooit noodig die Christelijke Pers te steunen. Daarin ligt één van de sterkste bolwerken tot verdediging van onze nationale goederen en tot behoud van de Chris telijke grondslagen van ons volksleven. En het zou wel zeer onverantwoordelijk zijn die bol werken niet te bewaren en te verzorgen. Des te meer is het noodig hierop bedacht te zijn, nu door de groote rampen, die ons volk troffen, een groot deel van het zakenleven is verstoord en daarom ook de advertentierubriek, niet de bate opleveren van anders. En als dan ook nog het aantal abonnementen terug zou loopen, kan een kind begrijpen, dat zulk een blad niet kan blijven bestaan. Toch zou het kunnen zijn, dat de een of an der, in een tijd, waarin men op bezuiniging be dacht is, overwoog, om dan z'n abonnement maar op te zeggen, of om nu dan maar mede lezer te worden. Laat men dat niet doen, als het niet heel erg noodig is. Laat men dan liever op wat anders zoeken uit te sparen, om z'n Christelijk dagblad te behouden. We geven allen onze bijdrage, grooter of kleiner, voor herstel van wat ver woest werd dat is dan een extra uitgave. Maar zou dan niet een extra-uitgave verantwoord zijn een extra uitgave om nog te behouden wat van zoo groote beteekenis is.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1940 | | pagina 1