FEUILLETON.
DE BOER VAN
„LEVENSSTRIJ D"
VAN VERRE EN NABIJ.
Door de rampen, die ons volk troffen, is er
over zeer velen groote armoede gekomen, en in
dien nood moet worden voorzien door de an
deren en hun aantal is veel en veel grooter
die van deze rampen verschoond bleven.
Het is nu bijzonder noodig, zich over den arme
te ontfermen.
En laat ons dan zien in welk licht God dat
stelt in Zijn Woord in Spr. 19 17 Die zich
over den arme ontfermt, leent den HEERE en
Hij zal hem zijn weldaad vergelden.
Wat wel eens kan terughouden van het zich
ontfermen over den arme, is de overweging, dat
men het geld, dat men daarvoor geeft, kwijt is.
Die beschouwing is echter onjuist.
Het is wel zoo, dat hij het dan niet meer in
z'n eigen beurs of geldkist heeft, maar dat wil
niet zeggen, dat hij het kwijt is.
Dan zou ook de man, die z'n geld belegde in
een leening, moeten zeggen, dat hij z'n geld kwijt
was. Stel, hij leent enkele duizenden aan den
Staat, of aan een instelling of aan een particulier,
dan heeft hij dat geld niet meer in huis, maar
dan beschouwt hij dat geld toch niet als verlo
ren. Integendeel, hij is blij, als hij daarvoor een
goede, belegging kon vinden, zoodat het hem
winst brengt.
Alles hangt er dan maar van af, of dengene,
aan wien hij z'n geld leende, credietwaardig is.
En als hij dan goede gronden heeft om aan die
credietwaardigheid niet te twijfelen, dan ver
wacht hij, dat z'n kapitaal veilig is, ook al heeft
hij dat niet in de handen en dat het hem winst
zal brengen.
Hier is echter geen absolute zekerheid moge
lijk. Hoe zijn velen beschaamd in hun vertrouwen
op menschen. Ze meenden, dat alles safe was,
maar achteraf bleek, dat ze hun geld nooit meer
zouden terugzien. Die ervaring bracht menigeen
er toe z'n geld maar liever in huis te houden.
Dat gevaar bestaat niet voor den mensch, die
den HEERE leent. Als iets veilig is, dan het
geld, dat we Hem toebetrouwen, opdat de Heere
dat gebruike tot Zijn dienst, ook om den arme
en ellendige te helpen.
God zou dat geld en goed zonder meer kunnen
opeischen. Alles is van Hem. De mensch is nooit
in vollen zin eigenaar, alleen maar bezitter, of
rentmeester over wat God hem toevertrouwde.
En als die mensch, dat niet goed gebruikt, dan
zal God hem dat ook eenmaal afnemen. Van den
man, die het hem toebetrouwde talent niet had
gebruikt, om er winst mee te maken voor zijn
heer, werd dat afgenomen.
Maar de HEERE, die recht zou hebben ons
geld en goed zonder meer op te eischen, stelt ons
in de gelegenheid het Hem te leenen en Hem
daarin te eeren, dat we Hem vertrouwen en Zijn
belofte gelooven, dat Hij dat zal vergelden. Hem
daarin te eeren, dat we ons geld en goed bij
Hem veilig weten.
Die gelegenheid om den HEERE te leenen
wordt nu ruimschoots geboden aan allen, die niet
alles verloren, die nog iets over hebben, dat ze
niet strikt noodig hebben voor zichzelf.
Dat ze dan over den arme zich ontferme, en
dat doen als een daad des geloofs, waarin ze met
den HEERE rekenen en Hem leenen.
Hier geldt de belofte de HEERE zal hun die
weldaad vergelden.
Ds W. BREUKELAAR OVERLEDEN.
Juist hadden we een schrijven klaar om Ds
Breukelaar geluk te wenschen met z'n 75sten ver
jaardag op 6 Juni, toen ons het ontstellend be
richt bereikte van zijn overlijden. Naar Santpoort
moest, heel anders dan een gelukwensch, aan z'n
Vrouw en kinderen, een schrijven van diepe deel
neming met hun groot verlies.
Maar het heengaan van Ds Breukelaar is een
groot verlies in veel breederen kring dan van
zijn familie. Het is met name een schier onher
stelbaar verlies voor den Zendingsarbeid.
In de leiding van dezen arbeid, voorzoover
Nederland betreft, nam hij de eerste plaats in.
Reeds 40 jaren lang was hij generaal Zendings-
deputaat. Hij had dien arbeid zien opkomen en
opgroeien, Meer dan iemand anders was hij met
alle bijzonderheden op de hoogte. Ondanks het
70)
„Ik had het ook wel uit de courant kunnen
lezen, hoor", zei hij smalend. „Dat was niet noo
dig, om het te komen zeggen."
„We dachten dat het beleefder was", zei Ste
ven ijskoud. Hij gloeide van verontwaardiging en
had groote moeite, om niet uit te barsten tegen
dien stuggen kerel naast hem.
„Heb je anders niets te zeggen of te vragen
„Anders niets", zei Steven. „Ik vertrek weer,
want ik bemerk wel, dat ik nu te veel geworden
ben hier."
„Kom er maar mee voor den dag, hoor", riep
Job Louwerse. „Met zulke smoesjes behoef je bij
mij niet aan boord te komen. Ik ken die vrome
streken. Het is natuurlijk om geld te doen. En
dat moet dan met een vroom praatje. Maar je
behoeft er niet op te rekenen. Jullie kunnen
Hij ziedde van woede. Maar de verwensching
kwam niet over zijn lippen, want Steven belette
hem die door een snelle handbeweging.
„Vloek je dochter niet, Louwerse", zei hij kalm.
„Zij verdient dat niet en bovendien mag je dat
als vader niet doen. Je kunt me gelooven of niet,
ik verzeker je, dat ik alleen naar hier gekomen
ben uit beleefdheid. Over geld heb ik niet ge
sproken en zal ik niet spreken. Ongetwijfeld heeft
Jane recht op iets, maar we hebben daarover met
elkaar niet gesproken. Nu wil ik je wel zeggen,
dat het mij niet om geld te doen is. Om geen
cent. Het is verder beter, dat ik nu ga, want met
den vader van mijn meisje valt niet te praten,
bemerk ik. Ik hoop, dat u tot inkeer komt, Lou
werse en inziet, Jane schadelijk te hebben behan
deld om een reden, die voor buitenstaanders on
begrijpelijk is. Ik kan mij nog begrijpen, dat u
klimmen zijner jaren bleef hij frisch en krachtig
en kon hij zich met de volle toewijding van z'n
groote gaven aan de behartiging der Zendings-
belangen wijden en deed hij dat met de volle
liefde van z'n hart.
Het was ons een geruststellende gedachte, dat,
toen door de catastrophe, die ons trof, de moei
lijkheden voor de Zending schier onoverkomelijk
groot werden, een man als Ds Breukelaar mee
kon helpen die moeilijkheden in Gods kracht te
overwinnen.
En zie, juist nu, werd hij, zeer onverwacht,
uit het leven weggenomen. Volgens het bericht
in de bladen had hij Maandagmiddag nog aap
een vergadering in Amsterdam deelgenomen.
Toen hij thuis kwam voelde hij zich vermoeid,
ging wat rusten en enkele oogenblikken later
kwam het einde.
Voor hem zelf was dit sterven ongetwijfeld ge
win. Hij heeft gewerkt zoolang het dag was aan
de bevordering van Gods Koninkrijk, wakende
en biddende. De moeilijkheden, die hem wel zeer
benauwd zullen hebben, drukken hem nu niet
meer.
Maar voor z'n vrouw en kinderen is het een
groot verlies. En voor den Zendingsarbeid vra
gen we ons af, hoe het nu gaan zal zonder de
medewerking van Ds Breukelaar, nu we staan
voor zoovele vragen, waarop nog geen antwoord
te geven is.
Er is alleen dan troost, als we bedenken, dat
de Heere der Zending blijft, die naar Hand. 1 1
niet alleen begonnen is beide te doen en te lee-
ren, maar die dat werk ook zelf voortzet.
Zij onze verwachting maar van Hem, en make
de Heere ons getrouw om ook nu te doen wat
onze hand vindt om te doen.
God leere ons onze dagen te tellen, opdat we
een wijs hart mogen bekomen, opdat Hij ook ons
wakende vinde, op Hem wachtende.
HEIJ.
EEN WOLKJE?
Uit het verslag van de classis Dordrecht der
Chr. Geref. Kerk
„Instructie Vlissingen „De Classis zende de
volgende voorstellen, zoo mogelijk door haar
overgenomen, via de Part. Synode van het Zui
den, zoo mogelijk eveneens door deze over te
nemen, door naar de e.k. Generale Synode
1. De Generale Synode besluite A. wegen
te zoeken, die onder Gods zegen zouden kunnen
leiden tot toenadering tusschen een kerkelijk sa
menleven van hen die Gods Woord en de gere
formeerde belijdenis liefhebben en daartoe o.m.
aan de Gereformeerde Kerken in Nederland mede
te deelen, dat zij bereid is de gedachtenwisseling
inzake de verschillen tusschen de Chr. Geref.
Kerk en de Geref. Kerken in een samenspreking
voort te zetten.
B. de Kerkeraden op te wekken, om zooveel
in hun vermogen ligt, alles te vermijden, wat aan
leiding kan geven tot verdere verwijdering tus
schen de verschillende plaatselijke gemeenten van
gereformeerden belijdenis, en daarentegen alles
te zoeken wat bevorderlijk kan zijn aan weder-
zijdsche toenadering."
Het gedeelte sub A. wordt door de classis niet
overgenomen, daar deze aangelegenheid volgens
het oordeel der classis in handen van de door de
Generale Synode gekozen Deputaten moet wor
den gelaten.
Wat betreft het gedeelte sub B. spreekt de
classis uit, dat zij het hiermede eens is, doch dat
zij het niet noodig acht dit gedeelte over te ne
men ter doorzending naar de Part. Synode."
'k Vind 't jammer, dat het voorstel onder A.
niet is overgenomen.
'n Stootje in de goede richting zou geen kwaad
kunnen
Over dit wolkje wil ik niet veel zeggen. Ik
hoop, dat deze tijden zullen medewerken, om
allerlei nietigheden over het hoofd te zien en de
groote lijnen van Schrift en belijdenis sterker te
doen uitkomen.
niet denkt, als Jane. Zulke menschen zijn er zoo
veel. Maar u kunt toch respecteeren een andere
levensopvatting en
Over den zeedijk rolde een vloek, als Steven
nog zelden had gehoord.
„Verwaande kwastBemoei je met je eigen
zaken. Iksiste Job Louwerse, wiens gelaat
opzette en die zoo zwaar ademde van woede, dat
Steven vreesde, dat den man een ongeluk zou
overkomen.
„Ik heb dit gesprek niet uitgelokt", zei^ Steven
kalm. „Als u redelijk was, zoudt u
„Verdwijn alsjeblieft", bulderde Louwerse.
,,'t Is nu mooi genoeg. Als je op mijn erf was,
joeg ik den hond op je af."
„Gegroet, Louwerse. Als je ons eens noodig
mocht hebben, je kunt nooit weten, wat er ge
beurt in dit leven", zei hij beteekenisvol, „dan
kun je op Jane en mij altijd rekenen. Dat zal
dan niet een vroom praatje, maar een vrome
daad zijn."
Met die woorden liep Steven den zeedijk af.
op de boerderij toe, greep daar zijn fiets en reed
naar de stad.
„Ik heb mijn plicht gedaan", mompelde hij.
„Maar wat een man is datIn hem lijkt de duivel
wel gevaren
Hij keek niet om. Anders zou hij gezien heb-'
ben, dat Job Louwerse hem nastaarde met een
blik van intensen haat in de staal-grijs-blauwe
oogen
Dan balde de boer van „Levensstrijd" de vuist
naar den hemel
In allen eenvoud werd enkele maanden later
het huwelijk tusschen Steven en Jane voltrokken.
In de kerk, waar dominé Westwoud het huwelijk,
bevestigde voor God en Zijn heilige gemeente,
was groote belangstelling. Want Steven Laarman
was niet een bijwoner gebleven, maar was een
inwoner, die meeleefde met alles in de kerkelijke
en burgerlijke gemeente. En de levensgeschiede
nis van Jane wekte eveneens de belangstelling op.
Tot het geheel verflauwde.
Want de maanden, de jaren verliepen.
Het was daarom, dat we de artikelen schreven
over de Ware Kerk. Wil het in de toekomst een
eenheid worden en we meenen, dat als er ooit
een tijd is geweest om pogingen daartoe te doen,
het is onze tijd is dan moeten we elkander
zoeken en elkaar eerlijk zeggen, wat onze basis
is.
We gelijken heel veel op kinderen, die in
weelde zijn opgevoed. En dan leert de practijk,
dat zulke kinderen zoo heel weinig letten op de
groote voorrechten die ze hebben. Ze beschou
wen het heel gewoon als ze allerlei weldaden ge
nieten, die andere kinderen niet hebben. En ze
waardeeren die weldaden lang niet genoeg.
Dit is in den regel anders met kinderen, die
een harde jeugd hebben gehad. Die b.v. eens per
week iets op hun boterham kregen en op werk
dagen het moesten doen met ongemeubileerde
boterhammen. Zulke kinderen waardeeren het,
wanneer ze voorrechten ontvangen, die ze vroe
ger niet hadden.
Zie, tot die eerste soort kinderen behooren wij,
kerkmenschen, feitelijk allen. Wat hebben we
niet een voorrechten van onzen hemelschen Va
der genoten in voorbije dagen. Onze spijze werd
ons toebereid iederen Zondag weer aan. We
waren zóó verwend, dat we het heerlijkste voed
sel wel eens verachten en de neus er voor op
trokken. Er was bijna geen dienstknecht, die het
ons naar den zin kon maken. En allerlei wel
daden, die we verder hadden we beschouwden
ze als heel gewoon.
Nu meene niemand, dat een dergelijke mentali
teit van zulke verwende kinderen door deze tijds
omstandigheden er met één slag uit is. In geenen
deele. Maar de goede kinderen zullen meer het
goede waardeeren en de kwade kinderen zullen
verharden in hun kwaad. De tegenstelling zal
scherper worden.
En als we dat nu zien, dan meen ik, dat er
hoop is voor de eenheid van al die kinderen, die
de voorrechten van hun hemelschen Vader waar
deeren. Die zullen ook elkander willen waardee
ren op die punten, waar ze elkander kunnen vin
den. Dan zullen ze vragen Vader, we willen
buigen voor Uw Woord. Voor Uw wil. En zie,
dan zullen allerlei ondergeschikte 'punten weg
vallen, maar de hoofdzaken zullen blijven, wat er
ook gebeure.
En die hoofdzaken hebben onze Vaderen ge
noemd le. de reine predikatie des Evangelies.
2e. De reine bediening der sacramenten. 3e. De
handhaving der tucht.
Het is met die drie kardinale punten voor
oogen, dat we nogmaals wijzen op het Woord
van den Heiland Vader, ik wil dat ze allen één
zijn. God de Heere beware ons er voor, dat er
nog hardere tijden zouden moeten komen, om
ons naar elkander toe te drijven. We schreven
reeds beiderzijds is er schuld, veel schuld. Maar
laten we het verleden vergeven en zoo veel mo
gelijk vergeten, en zoo met het oog in het heden
en toekomst zeggen waar we staan, opdat we
komen tot een kerk, die niet alleen met woor
den, maar ook met de daad belijdt, waarvoor
onze Vaderen gestreden hebben en gebeden
hebben.
TER BEHARTIGING.
(Van een kalenderblaadje.)
En nu dan, Heerezie op hun dreigingen, en
geel uwen dienstknechten met alle vrijmoedigheid
uw Woord te spreken Hand. 4 29.
Dit gebed ging op uit den mond der Christe
nen, die zooeven vernomen hadden, dat de Jood-
sche Raad der Apostelen door dreigingen den
mond hadden willen stoppen. Zijn er ook nu nog
velen, die thuis tot den Heere bidden voor de
verkondiging des Evangelies, waartoe de Dienaar
heden geroepen wordt Geef uwen dienstknecht
met alle vrijmoedigheid uw Woord te spreken.
In de huiskamer van Steven Laarman trippel
den kleine voetjes, verhoogend het geluk van het
echtpaar, dat leefde met God.
HOOFDSTUK XXI.
De brand.
Als een verloopen sujet waggelde Jan Louwer
se café „Havenzicht" uit. Hij was stomdronken,
voor hem een gewoon verschijnsel. Het was van
kwaad tot erger gegaan. Men stond er in Zuid-
stad versteld over, dat Louwerse van „Levens
strijd", wiens karakter toch algemeen bekend
was, dien zoon nog niet de deur had gewezen.
Men oordeelde, dat die „smeerlap" een dergelijke
bejegening meer verdiende dan de dochter inder
tijd, die ze heel niet had verdiend. Maar Jan
Louwerse ging zijn gang, opmakend het geld van
zijn vader, die vermoedelijk geen weerstandsver
mogen meer had. In geen tijden had men hem in
de stad gezien. En de enkelen, die hem zagen,
gewaagden van een ouden, gebroken man, wiens
hoeve verwaarloosd werd, daar hij zelf niet meer
tot werken in staat was en zijn zoon alles op zijn
beloop liet. Het verluidde verder, dat schier eiken
dag de grootste ruzie op „Levensstrijd" te be
leven viel. Maar Job Louwerse kon, naar be
weerd werd, niet tegen zijn zoon op, terwijl bo
vendien de huishoudster dik bevriend met Jan
moest zijn.
Het was daar op die eens zoo trotsche boer
derij een snelle afgang als der wateren. Die an
dere zoon, getrouwd met Kee Freeke, dus luidde
het verhaal, als de menschen in Zuidstad eens
praatten over de Louwersen, kwam ook niet meer
thuis. Hij lag wel niet overhoop met zijn vader,
maar de beide broers waren in staat, elkaar aan
te vallen en daarom bleef de oudste wijselijk weg.
Steven Laarman en zijn vrouw werden van die
praatjes, die overigens wel eens voor een groot
deel waarheid konden bevatten, niets gewaar.
Maar zij wisten toch voldoende, om droef ge
stemd te zijn over dezen toestand, waartoe een
boer zonder God gekomen was.
Gij, Heere, moet 't hun geven, want hij is een
broos menschenkind in zich zelf, die vaak tegen
zijn taak opziet, omdat zij zooveel van hem eischt.
Geef hem vrijmoedigheid, neen, nog meer Geef
hem alle vrijmoedigheid ondanks de critiek der
menschen, die scherp kan zijn te midden van
de onrechtmatige gevoeligheden der broeders en
zusters, die hij soms geneigd kan zijn te ontzien.
En geef hem bovenal uw Woord te spreken
niet zijn eigen gedachten op den kansel te bren
gen, maar uwe gedachten, die veel hooger zijn.
Laat hij ons ronduit onze diepe verlorenheid in
ons zelf aanzeggen, maar ook de onuitsprekelijke
genade van Christus, zonder bang te zijn iemand
te kwétsen. Het bidden der gemeente voor den
Leeraar is het geheim van een gezegenden Kerk
dienst.
VERANTWOORDING.
Van een broeder, die zijn grooten dank wilde
uiten wegens de terugkeer van zijn zoon 5.
voor de kerk.
Van een zuster op Walcheren, die haar groo
ten dank wilde openbaren wegens de terugkeer
van haar zoon 50.voor de geslagen kerk
van Middelburg.
Beiden zeer hartelijk dank gezegd, en vinde dit
voorbeeld navolging
Dr N. J. HOMMES.
Gode zij dank kunnen we mededeelen, dat de
toestand vooruit gaat.
De aanvankelijke gedachte echter, dat Dr
Hommes na enkele dagen zijn ambtelijk werk zou
kunnen hervatten, zal helaas niet in vervulling
gaan. Zeker zal het herstel eenige weken in be
slag nemen.
We hopen, dat onze Heere God zoowel Dr
Hommes als zijn gemeente de genade geve in
dezen te berusten.
A. H. OUSSOREN.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, Juni 1940.
Het is alweer negen jaar geleden, dat op de
Particuliere Synode van Zeeland het werk der
gewestelijke Evangelisatie voorwerp van ernstige
bespreking was en besloten werd jaarlijks vijf
deputaten te benoemen om de zaak der Evange
lisatie in Zeeland te behartigen.
Zeker de arbeid der Evangelisatie is een
zaak van de plaatselijke kerken, maar de Synode
meende, dat ze toch wel bevoegd en geroepen
was om de kerken in dezen op te wekken en om
ten aanzien ook van dezen arbeid het kerkver
band te onderhouden.
Een circulaire werd gezonden' aan alle kerken
in Zeeland om ze op te wekken zich te beraden
of het georganiseerde Evangelisatiewerk niet
moest worden ter hand genomen, indien het tot
dusverre nog achterwege bleef. Het mag aldus
de circulaire tot blijdschap stemmen, dat in
onze provincie het werk der Evangelisatie steeds
beter begint te vlotten. Zal ons volk kiezen vóór
of tegen den Christus Gods Die vraag houdt
ons allen in de huidige wereldcrisis en in de toe
nemende botsing der geesten wel zeer ernstig
bezig.
Maar die vraag moet dan ook prikkelen tot
arbeid, dringen tot Evangelisatie.
Wij kunnen het geslacht van dezen tijd geen
grooter weldaad bewijzen, dan dat we het Chris
tus prediken, Zijn Naam uitdragen, overal, waar
Hij ons stelt.
Evangelisatie zegt, dat we Evangeliepredikers
moeten zijn door woord en daad opzettelijk en
onopzettelijk, onder alle omstandigheden.
Velen denken bij Evangelisatie alleen aan de
stad, maar niet aan het platte land. Nu moge het
waar zijn, dat in onze steden de zonde zich meer
ophoopt, de afval en goddeloosheid meer zicht
baar wordt, toch is het, helaas, niet te ontkennen,
dat ook in onze vriendelijke, vredige dorpen,
Als een verloopen sujet waggelde Jan Louwer
se dien avond een avond, die in Zuidstad niet
gauw vergeten worden zou en die er langen tijd
stof tot praten gaf het café uit. In zijn bene
velden toestand vergat hij geheel, dat hij op de
fiets naar de stad gekomen was en liep hij naar
huis, waar zijn vader, tegen zijn gewoonte, de
laatste maanden, op hem zat te wachten. De
huishoudster, die wist, dat er een hevige ruzie
zou ontstaan, als de zoon vroeg of laat kwam,
want de boer had haar op de hoogte gebracht,
was naar bed gegaan. Vader en zoon moesten
dat maar „uitvechten". Zij vreesde er voor, dat
het wel eens heusch gevecht worden kon, daar
de boer door alles heen was, nu hij had ontdekt,
dat die „ellendeling", behalve schulden maken,
zijn handen ook niet uit het geldkistje van zijn
vader houden kon. Er werd een heele som ver
mist. Naar den dader behoefde niet te worden
gezocht.
Toen had boer Louwerse gezegd nu is het
uitvoor goed". En de huishoudster verdween
van de vloer. Misschien gebeurde er wel een
moord en een doodslag. Zij moest er geen getuige
van zijn. Zulke dingen zijn maar pijnlijk. En dan
moet je als getuige voor de rechtbank komen.
Niets voor haar. Met politie en justitie kun je
beter niets te maken hebben.
Intusschen lag zij angstig in haar bed, afwach
tend de dingen, die komen zouden. En het was
twaalf uur, toen het lawaai onder haar losbarst-
tefc Het ging hard tegen hard. De vloeken stegen
omhoog. Er werd ook geworsteld, zij vernam het
duidelijk. O, die kerel sloeg zijn vader vast dood.
Elke vezel van haar lichaam trilde van angst en
zenuwachtigheid
De twistende stemmen stierven weg. Ze waren
in de gang, die naar de voordeur leidde. Wat
ging er gebeuren Ze hoorde, hoe de deur open
gesmeten werd. Toen was het, of een lichaam
op het erf werd gegooid. Wierp de boer zijn
zoon naar buiten of de zoon zijn vader? Ze moest
toch zekerheid hebben. Ze kon toch zoo niet
blijven liggen
(Wordt vervolgd)