No, 22 Vrijdag 31 Mei 1940 54e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE. F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J, VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 VERVULD MET DEN HEILIGEN GEEST. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest. Hand. II :4a. Groote dingen zijn er gezien en gehoord in de opperzaal te Jeruzalem, toen op den dag van het Pinksterfeest de kleine schare van Jezus' discipe len opnieuw eendrachtig bijeen was. Gezien wer den de verdeelde tongen als van vuur, die kroonde de hoofden van des Heilands jongeren. Gehoord werd het geluid als van een gewel digen wind. En inzonderheid werd de aandacht der toeschouwers geboeid door het talenwonder, toen men die eenvoudige Galileesche visschers met andere talen de heerlijkheid van den Zalig maker hoorde verkondigen. Waarlijk, van groote teekenen werd op den dag van het Pinksterfeest te Jeruzalem gewaagd. En toch, deze teekenen, deze dingen die gezien en gehoord worden, ze zijn het eigenlijke Pink- sterwonder niet. Het eigenlijke Pinksterwonder is de uitstorting van den Heiligen Geest. En dat wonder kan door het oog niet aanschouwd wor den. De teekenen zijn slechts de melodie, welke dient om het lied te begeleiden. Ze brengen de werking van den Geest in beeld. Ze zijn de he rauten, die de intocht van den Geest in de ge meente moeten melden. Het eigenlijke heilsfeit, dat we op het Pinkster feest gedenken, wordt verhaald in de sobere woorden van het vierde vers ,,En zij werden al len vervuld met den Heiligen Geest". Dit is het wonder, dat den dag van het Pinksterfeest maakt tot den „roem der dagen". Ze werden vervuld met den Heiligen Geest. Er gebeurde iets nieuws, waarvan vorige eeuwen niet gewaagd hadden. Er geschiedden dingen, die vele profeten en rechtvaardigen hadden verlangd te zien, zonder dat hun verlangen hier op aarde was gestild. Was dan de Geest des Heeren onbekend aan de kerk van het Oude Testament Volstrekt niet. Hoe dikwijls spreken Israels ambtsdragers het niet uit, dat ze instrument des Geestes zijn. De profeten weten zich door den Geest Gods ge dreven. En ook David, de koninklijke zanger, weet zich door den Geest Gods bezield, blijkens een van zijn „laatste woorden", waarin hij terug ziet op den af gelegden levensweg „De Geest des Heeren heeft door mij gesproken, en Zijn rede is op mijn tong geweest". De Geest des Heeren was dus aan den Gods man van 't Oude Testament niet onbekend. Maar toch is de rijkdom van Geestesgaven, welke de kerk van het Oude Verbond bezat, niet te ver gelijken met de schat van zegeningen, welke de gemeente van het Nieuw Verbond sinds het Pinksterfeest te beurt is gevallen. Immers, niet alleen de Geest, maar ook de Zoon Gods openbaarde zich reeds onder het Oude Verbond. We denken hier b.v. aan de verschijningen van den Engel des Heeren. Toch zal niemand ontkennen, dat deze verschijningen niet zijn te vergelijken met het machtige heils feit van de Vleeschwording van het Woord. Zoo staan ook de werkingen van den Heiligen Geest in Israël vèr achter bij het Pinksterwon der, dat we heden weer hebben mogen herden ken. Sinds den dag van het Pinksterfeest is immers de Heilige Geest gaan wonen in Christus' Kerk. De gemeenten is tempel des Geestes geworden. Dat kan van het oude Israël nooit worden ge zegd. Daar werkte de Geest meer op een af stand. Hij was onder dat volk al de vreemde ling, die slechts inkeert en te overnachten, die onder dat volk wèl een logeerverblijf, maar geen tehuis vond. Maar sinds den Pinksterdag is dit anders geworden. De Geest kan bij ons wonen. God kan samenwonen met zondige menschen. Hier openbaart zich de heerlijke vrucht van het werk van Jezus Christus, Die door Zijn bloed der gemeente weer gemaakt heeft tot een ge schikte woonstede Gods. Hier gaat in vervulling wat Zacharias eens van den komenden Messias profeteerde„Hij zal den tempel des Heeren bouwen". En die Geest neemt de geloovigen niet gedeel telijk, maar geheel in beslag. Ze worden vervuld. Al hun genegenheden gaan branden van heilig liefdevuur, in de verdeelde tongen afgebeeld. En door die liefde worden de lippen geopend om met nieuwe tongen te spreken van Gods groote daden. Ook moeten we niet vergeten, dat allen wer den vervuld met den Heiligen Geest. Ook dat kon van het oude Israël niet worden getuigd. Er was bevoorrechting. Er waren aparte klassen van profeten, priesters en koningen, menschen, die in bizondere mate met Geestesgaven waren toegerust. Daarom had Mozes zoo vurig verlangd naar den dag, dat die gaven het deel zouden worden van heel het volk, toen hij uitriep „Och, of al het volk des Heeren profeten waren,, dat, de Heere Zijn Geest over hen gave Die bede van Mozes is nu verhoord. Allen worden op 't Pinksterfeest vervuld met den Hei ligen Geest. De apostelen, maar ook de overige gemeenteleden. De mannen, maar ook de vrou wen. De ouders, maar ook de jongeren. De Jo den, maar ook de andere volken. Heerlijk komt dit uit in het talenwonder. Heerlijk komt dit ook uit in de profetie van Joël, die Petrus in zijn pre diking aanhaalt„Uw zonen en uw dochteren zullen profeteeren, en uw jongelingen zullen ge zichten zien, en uw ouden zullen droomen". Inderdaad, allen zijn vervuld van den Geest. Bij allerlei menschen wil God woning maken. „Dies zullen allerlei geslachten, ootmoedig tot U treên." Zij zullen dit in Jezus Christus, Die allen bijeenvergadert. Allen vervuld met den Heiligen Geest. Maar het is mogelijk, dat ge u door deze Pinksterbood- schap niet meer laat troosten. Ge ziet de rumoerige wereld waarin we leven, een wereld, waarin niet de Geest, maar het Beest heerschappij voert. Ge stuit op de traagheid van veler geestelijk leven. Ge ziet de inzinkingen van uw eigen geloof. En de vraag welt op uit uw hart„Kunnen we dat vandaag nog zeggen, dat de Geest op allen is uitgestort Dat allen van dien Geest vervuld zijn Och, wat Lucas verhaalt is een feit, dat bijna twintig eeuwen geleden plaats had. Toen was het de lentetijd, de gouden eeuw van Christus' Kerk. 't Lijkt wel een ver loren Paradijs. Maar is die Geest, Die eens Je- ruzalems gemeente vervulde, van óns niet ge weken Kunnen we nog bemerken, dat Hij Gods kerk tot woning heeft begeerd De Heiland heeft beloofd, dat de Geest der waarheid bij Zijn volk eeuwig zou blijven. Hij verlaat ons dus nooit. De uitstorting des Geestes behoeft dus nooit te worden herhaald, ook al hebben sommigen dit in hun dwaasheid uitge sproken. Evenmin als de dood en de opstanding van Christus herhaling noodig hebben. De Hei lige Geest blijft bij ons, blijft hart en mond ver vullen met Zijn vreugde. En als we daar niets van bemerken, dan ligt de oorzaak bij ons. Door ons ongeloof bedroeven we den Geest Gods. Als we dien Geest bedroe ven, dan wijkt Hij niet, maar doet Hij de troost van Zijn inwoning niet ondervinden. En daarom, legt af uw ongeloof. Houdt op versperringen op te richten, die den gang des Geestes belemmeren. Gelooft het heil- en troost rijk Woord, waarvan die Geest Zich bedient. O, door dat geloof verstaat ge de troost van het Pinksterfeest. Door dit geloof ziet ge het Pink sterfeest als getuigenis van de heerlijkheid van Jezus Christus. Door dit geloof weet ge, dat uw Heiland voor Wien in den hemel een troon ge reed stond, toen Hij opvoer naar omhoog, Zich ook een troon op aarde heeft gesticht op den dag van het Pinksterfeest. Dan zingt uw hart ook in bange tijden van het Pinksterwonder als de bekroning van het werk van den Zaligmaker hier op aarde Gij zaagt Uw strijd bekronen, Met gaven tot des menschen troost. Opdat zelfs 't wederhoorig kroost Altijd bij U zou wonen. Oostburg. TH. P. POTMA. IN DE VREEZE DES HEEREN IS EEN STERK VERTROUWEN, Wat we sinds langen tijd vreesden en bij toe neming gingen vreezen, is schrikkelijke werke lijkheid geworden. Ook ons land werd in den oorlog betrokken. De rampen van den krijg wer den ook over ons volk uitgegoten. Duizenden dooden zijn te betreuren. Vol angstige zorg is het hart over hen, van wie nog geen bericht inkwam. Op tal van plaatsen werden huizen en fabrieken en monumentale gebouwen verwoest. Honderden gezinnen werden dakloos of moesten naar veili ger plaatsen evacueeren. Velen werden tot den bedelstaf gebracht. Het tegenwoordig geslacht, dat niet uit ervaring wist, wat oorlog beteekent, heeft nu de verschrikkingen daarvan leeren ken nen. En nog leven we temidden van benauwende onzekerheden èn over het heden èn over de toe komst. Hoe zullen we onder dat alles nog mogen ken nen een vertrouwen, dat ons rustig maakt en sterkt Gods Woord zegt het ons in Spr. 14 26 in de vreeze des Heeren is een sterk vertrouwen en Hij zal Zijnen kinderen een toevlucht wezen. Waarover we ook onzeker zijn, zekerheid hebben we over God en Zijn beloften zekerheid door Zijn Woord. Daardoor weten we van dingen, die absoluut vast staan. Het was Vrijdag vóór Pinksteren, dat de oor log ook over ons volk kwam. En van wat een heerlijke dingen kwam dat Pinksterfeest ons weer spreken. Immers van de heerlijkheid van den Heere Jezus Christus, dat Hij uit de dooden werd op gewekt, dat Hij door Gods rechterhand werd verhoogd, en gemaakt tot een Heere en Christus. Het bewijs van dat alles lag in de uitstorting van den H. Geest. Dat mogen we dan zeker weten, dat God re geert en dat Hij alle macht in hemel en op aarde gaf aan den Heere Jezus Christus, die het Hoofd is van Zijn kerk, die Hij kocht tot den duren prijs van Zijn bloed, die al de Zijnen beschut en behoudt. Welzalig zij, die vast op Hem betrouwen (Ps. 2). In dezen verhoogden Christus hebben wij een Hoogepriester, die medelijden kan hebben met onze zwakheden, die in alle dingen gelijk als wij is verzocht geweest, zonder zonde. En door Hem mogen wij met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mo gen verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd (Hebr. 4). Zullen we nu het betrouwen kennen op dezen Christus, die tegelijk een almachtige Koning en een barmhartig Hoogepriester is, zoo moeten we Hem kennen. Zoo moet Hij ook voor ons zijn de hoogste Profeet, die ons onderwijst en leidt die dat doet door Zijn Woord. Maar daarvoor is dan noodig de werking van den H. Geest. Alleen door den Geest leeren we zeggen, dat Jezus de Heere is. En wat is het nu troostrijk, te weten, dat de H. Geest is uitgestort in de gemeente en dat die H. Geest ook God is. Wat is er veel noodig om het hart ontvanke lijk te maken voor het Woord Gods, opdat het zich daardoor late leiden, om Jezus te aanvaar den als den hoogsten Profeet. Wat is er veel noodig om ons te brengen tot de erkenning van onze zonde en schuld voor God en tot het aanvaarden van den Middelaar, die onze zonden verzoende door Zijn bloed. Wat is er veel noodig om ons te doen buigen voor Jezus als onzen Koning, onzen eigen wil te verzaken en te vragen Heer, wat wilt Gij wat wij doen zullen. Maar de H. Geest kan en wil ons dat leeren. Laat ons groot denken van de macht van den H. Geest, dat Hij dat wonder ook aan ons kan ver richten, dat ook wij in Jezus leeren aanbidden den Zoon van God, onzen Zaligmaker. Laat ons Zijn werking zoeken en aanvaarden, dan zullen we mogen leeren kennen dat betrouwen op dien Christus en door dezen Middelaar ook het be trouwen op God. Dan zullen we zekerheid hebben in het bange heden. De zekerheid, dat de Heere regeert, dat Zijn troon onbewogen staat en waar is het woord uit Ps 33: 12. Welgelukzalig is het volk, welks God de HEERE is, het volk, dat Hij zich ten erve verkozen heeft. Dan zullen we zekerheid hebben ook voor de toekomst, immers over de laatste toekomst. Die toekomst is voor Hem, Wiens heerlijkheid dan openbaar zal worden voor alle menschen. Dan zal alle knie zich voor Hem moeten buigen. En die toekomst zal de volle zaligheid brengen voor allen, die Zijn verschijning leerden liefheb ben en Hem verwachten. In de vreeze des Heeren is dan wel waarlijk een sterk vertrouwen. DISTRICTSVERGADERING SCHOOLRAAD. De voorgenomen vergadering van District IX van den Schoolraad kan, onder de huidige om standigheden, helaas niet doorgaan. HEIJ. TERUGBLIK. Niemand van de lezers van de Kerkbode zal beweren, dat wij straf hebben ontvangen in over eenstemming met onze zonden. Indien dit zoo ware, dan zou de Heere ons veel en veel meer ontnomen hebben. Naar verdienste is niemand onzer door Hem geslagen. Zonden van zelfvol daanheid, zonden van twistgierigheid, zonden van bedilzucht en criticasterij, zonden van niet-ge- noeg - zoeken - de -eenheid-van-allen-die-buigen- voor-Gods-Woord, zonden van veel-te-weinig- verstaan-van-onze-roeping-op-alle-terrein - van - het-leven, zie, ze spreken ons aan, scherp, hard, nu God de Heere met Zijn oordeel is gekomen. Opzettelijk schrijven we God de Heere is met Zijn oordeel gekomen. We belijden immers in onze Cat., dat niets bij geval, maar alles van Zijn Vaderlijken hand ons toekomt. Achter de men schen staat de Heere. Menschen gebruikte hij slechts als instrumenten. Toen Job geslagen was door de Sabeërs en Chaldeën, toen heeft hij met zijn vinger niet naar die menschen gewezen, maar toen heeft hij gezegd de Heere heeft gegeven, de HEERE heeft genomen. Zie, als we dat maar scherp zien in deze da gen, dat de Heere ons aanspreekt, dat Hij met zijn slaande hand gekomen is en de geesel over veler ruggen heeft gehaald, o dan is er veel be houden. Want dan zullen we met een blik op een zondig en verzondigd verleden ons bekeeren. Dan zal de geest van liefdeloosheid voor Gods huis en onze naaste wijken voor den Geest des Heeren, die ons zal doen betalen onze geloften. Dan zal die Geest ons aanzetten ons tegenover den Heere en zijn dienst en den naaste meer dan ooit te betoonen als kinderen van één gezin met één Vader. Dan zal al hetgeen geschied is, rijke vruchten dragen voor de komst van Zijn Koninkrijk en de verheerlijking van Zijn Naam. Als we terugzien, dan moeten we ook belij den, dat we onze geestelijke schatten lang niet genoeg gewaardeerd hebben. Iets van die waarde hebben we gevoeld, toen we in sommige plaatsen niet meer konden samenkomen in den dienst des Woords. Pijnlijk was het voor het volk des Hee ren dien dag als een „gewone dag" te moeten doorbrengen. En wat een blijde jubel klonk op uit de ge meente des Heeren, toen we weer samen moch ten zingen, samen mochten luisteren en samen mochten geven, alles ter eer van onzen Koning. Ook hebben in de meeste plaatsen de catechi saties stil gestaan. Nooit is me zoo dikwijls ge vraagd of we weer met de catechisatie zouden beginnen dan in deze dagen. Welk een weelde, welk een waarde God de Heere ons daarin ge geven heeft, beseffen velen in deze tijden. Ik zou zoo kunnen doorgaan en een lange lijst maken van allerlei weldaden, die we bezaten en die we bezitten, maar die we nu scherper dan ooit als weldaden zien, omdat ze nu beter uit komen tegenover de donkeren achtergrond van den oorlog met al zijn verschrikkingen en ellende.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1940 | | pagina 1