No, 19 Vrijdag 10 Mei 1940 54e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND, UIT HET WOORD, DADERS DES WOORDS» ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs, A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D»D» W, M. LE COINTRE, F. J. v» d. ENDE, A. B. W. M, KOK, F, STAAL Pzn», A. SCHEELE, R. J, VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT» ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ fb OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 INGEGAAN IN HET HEILIGDOM, Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelve, om nu te ver schijnen voor het aangezicht Gods voor ons. Hebreen 9 24. Ook in Zijn hemelvaart toont Christus ons de heerlijkheid van Zijn drievoudig ambt. In Zijn hemelvaart is Hij profeet, want door Zijn heengaan baant Hij den weg voor den Trooster, den Heiligen Geest, Die de Zijnen in de waarheid leidt en het Pinkstervuur ontvlam men doet in de harten. Irv Zijn hemelvaart is Hij Koning, want Hij ontvangt de plaats waarop Hij recht heeft. Hij bestijgt den troonzetel, die bij Zijn waardigheid past. Maar in die hemelvaart is Hij ook onze Hooge priester» Want het is een ingaan in het Heilig dom. En op dit priesterambt wordt in den brief aan de Hebreen de nadruk gelegd.- Ingegaan in het heiligdom. Als we over het heiligdom spreken, dan verrijst voor ons geestes oog de tabelnakel of tempel van het Oude Ver bond. En in 't bizonder denken we dan aan het binnenste gedeelte van dit Godshuis, het z.g. heilige der heiligen. Voor het volk was dit binnenste heiligdom ontoegankelijk. Het voorhangsel herinnerde aan de scheiding, die de zonde gemaakt had. De éénige Israëliet die dit gedeelte van het heilig dom mocht betreden was de hoogepriester. Één maal in het jaar moest hij het bloed der verzoe ning sprenkelen op de ark des Verbonds, die in het heilige der heiligen was geplaatst. Gedurende de rest van het jaar bleef het voorhangsel ge sloten ook voor hem. En nu is ook onze Heiland, Jezus Christus, ingegaan in het heiligdom. Maar niet hetzelfde heiligdom heeft hij betreden, waar de Oudtesta mentische hoogepriester zijn dienstwerk uitricht. Want dit heiligdom aldus de schrijver van den brief aan de Hebreën is met handen ge maakt. En daarom staat het vér achter bij dat Godshuis, waar onze groote Hoogepriester, Jezus Christus is binnengegaan. God woont niet in een huis, dat menschenhan- den hebben opgetrokken, ook al hebben ze er nog zooveel vlijt en arbeid aan ten koste gelegd. O, zeker, Israël heeft dikwijls in die dwaling ver keerd. Dikwijls heeft het gedacht, dat de Heere aan Jeruzalems tempel gebonden was, en dat Zijn heerlijkheid stond en viel met dit huis. Verwante gedachten treft men ook in dezen tijd nog wel aan. Als we in nood zijn, als het leven bang wordt, dan kan het vertrouwen op onzen Bonds god zoo zwak zijn. Dan doen we of de Almach tige God even zwak is als wij. Dan doen we alsof Hij opgesloten is in een huis, dat handen hebben gemaakt. Daarom roept de Heere door Jesaja het volk dat zulke gedachten koestert toe ,,De hemel is Mijn troon, en de aarde is de voetbank Mijner voeten, waar zou dat huis zijn, dat gijlieden Mij zoudt bouwen Waarlijk een heiligdom door handen gemaakt kan de Allerhoogste niet be vatten. En als de Heere Zich nochtans in Israël een heiligdom laat bouwen, ja, als Hij een gedeelte van dit huis afzondert als het heilige der heili gen, dan is dit heiligdom niet anders dan een tegenbeeld van het ware, d.i. een heenwijzing naar het ware Godshuis dat boven is. Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. En die hemel was door onze zonden gesloten. En wat baat het of de hooge priester bloed op 't verzoendeksel sprenkelt als die hemeldeuren niet opengaan Ook dan blijft het volk des Heeren zuchten met heilig heimwee: God des levens, ach wanneer, Zal ik naadren voor Uw oogen. In Uw huis Uw Naam verhoogen En nu is Jezus Christus als Hoogepriester waardig bevonden dien hemel binnen te gaan. Dat is gebleken in Zijn hemelvaart. Hij is tot die verhooging waardig bevonden, door Zijn namelooze vernedering aan het kruis. Hij is ten hemel opgestegen, na eerst ter helle te zijn neder- gevaren. Zoo is Hij de groote Hoogepriester, Die zeggen kan Meer dan Aaron is hier. Nog op een ander punt is Christus meer dan Aaron. Van de Israëlietische hoogepriesters kon nooit gezegd worden, dat ze verschenen voor het aangezicht van God, zooals in den brief aan de Hebreën van Christus getuigd wordt. Immers, als ze kwamen in het heilige der hei ligen, dan zagen ze Gods aangezicht niet. Ze vonden daar slechts de ark, het teeken van Zijn tegenwoordigheid. Ze aanschouwden daar slechts de beeltenissen van de Cherubs. Niemand kan immers den Heere zien en leven. Dat hadden zelfs de uitnemendste Godsmannen als Mozes uit Gods mond moeten vernemen. En ook de hoogepriester maakte, ondanks de heilig heid van Zijn ambt op dien regel geen uitzonde ring. Maar Christus heeft vermocht wat wij niet konden. Hij kon voor Gods aangezicht bestaan. En zoo is Hij de groote Hoogepriester. Zoo hoog de hemel is boven de aarde, zoo hoog is Zijn Priesterambt verheven boven het uitnemendste priesterschap, dat hier op aarde bediend werd, in een heiligdom, met handen gemaakt, achter gordijnen door menschenhanden geweven. In dit hemelsche heiligdom is Christus voor óns verschenen, zegt onze tekst. Vergeten we nooit dat Hij om onzentwil ten hemel voer. De hemelvaart is een heilsfeit, waarover de gemeen te des Heeren zich van harte moet verblijden. Want Hij is het heiligdom binnengegaan als ónze vertegenwoordiger. In Hem wordt de ge sloten hemel voor zondaars weer toegankelijk. In Hem kunnen zondaars weer onder Gods oogen verschijnen. Komt, nadert voor Zijn aangezicht, zingt Hem een vroolijk lofgedicht Kortom, Zijn ingang, waarborgt uw ingang, Zijn hemelvaart uw hemelvaart. En die hemel vaart begint reeds in het tegenwoordige leven. Misschien zult ge dit betwisten, en antwoorden, dat het leven van Gods volk in dezen tijd meer op een hellevaart, dan op een hemelvaart lijkt. En ge denkt hierbij aan schokkende wereldge beurtenissen, die ook Gods kerk niet onberoerd laten. Ge denkt aan zware beproevingen, die ook Gods kinderen in dit leven moeten doorworste len. Ge denkt aan de opmarsch van den anti christ. De vijand rukt vast aan, met opgestoken vaanInderdaad, lijkt onze weg meer een hellevaart dan een hemelvaart In de grootste smarten blijven onze harten in den Heer gerust. In de grootste smarten mogen we leven onder een geopenden hemel. Een hemel, waaruit zelfs in bange tijden een schat van zege ningen neerdaalt op ons hoofd. Een hemel, waar onze gebeden toegang vinden. En zoo beletten de zwaarste beproevingen onze hemelvaart niet. Ze beletten ons niet, om op vleugelen van ge loof en gebed nu reeds omhoog te stijgen naar het heiligdom, dat Christus is binnengegaan Dan klinkt mijn bange ziel gereeder Ten berge van Uw heiligheid, Daar mij Uw gunst verblijdt. Eenmaal komt de dag, waarop ook uw voeten het heiligdom zullen betreden, en waarop ook gij voor Gods aangezicht zult staan. Eenmaal breekt aan de dag, waarop de heer lijkheid van Christus ook onze heerlijkheid zal zijn. En in 't vooruitzicht van dien dag mag hier Gods geheiligd volk zingen, van de trouw waar in de Heere zelfs door beproevingen ons op de heerlijkheid voorbereid, de heerlijkheid, die Chris tus ons waarborgt door Zijn ingaan in het heilig dom „Gij hebt mijn rechterhand gevat Gij zult Mij leiden door Uw raad, en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen". Oosthurg. TH. P. POTMA. MIDDEN-JA VA TEN ZUIDEN. Tot nu toe kwam er niets van het belangrijke Zendingsboek, dat onder bovenstaande titel ver scheen, in de Kerkbode aan te kondigen. We willen trachten dat verzuim zooveel mogelijk te vergoeden door op deze plaats er wat breeder over te handelen. We beginnen dan met de meedeeling, dat het een deel vormt van de Serie „Onze Zendings- velden" die uitgegeven wordt door den Zen dingsstudieraad. Dit deel is bewerkt door Ds D. Pol, sinds jaren al de voorzitter van de Generale Zendingsdeputaten, en gaat over het Zendings terrein van de Gereformeerde Kerken op Mid- den-Java ten Zuiden. Het woord „Ter inleiding" doet al dadelijk zien, hoe belangrijk dit Zendingsterrein is. Dit wordt aangewezen met het oog op de grootte der bevolking. Er wonen daar ruim 8 millioen menschen (8.445.000) volgens de volkstelling 1930. In de sinds verloopen 10 jaren, zal dit ge tal nog wel belangrijk zijn uitgebreid. Een vijfde deel van heel Java woont daar. Dit deel is ook het meest belangrijke deel van dit eiland, omdat daar het echte Javaansche leven klopt, en het in de historie altijd een groote rol gespeeld heeft. Allereerst wordt een beschrijving gegeven van het land en het volk in twee hoofdstukken. Dan wordt in groote trekken de geschiedenis verhaald de schrijver spreekt van geschiede- nislijnen die heel interessant is. Vervolgens wordt in een hoofdstuk „De reli gie" een overzicht geboden van de godsdiensten, die daar invloed hebben uitgeoefend en aanhan gers gevonden voordat de Zending daar,begon te arbeiden. Genoemd worden het Animisme, het Hindoeisme en het Mohammedanisme. Hoofdstuk V bespreekt het huidige geestes leven. Hierbij passeeren de revue o.a. Boedi Oetomo (dit woord beteekentEdel streven), Sarekat-Islam, tot bevordering van den Islam, revolutionaire propaganda, theosophie, Sacen- larisme en dan de Worsteling der Zending. Dan volgt „De Oude Zendingsgeschiedenis" in twee perioden 18611891 en 18911899. Hoofdstuk VIII handelt over „De nieuwe koers" en over de Zendingsbeginselen over de vraag daarnaar, de vaststelling en uitwerking daarvan, hun toepassing, toetsing en doorwer king. Hoofdstukken IX en X bespreken de arbeids- methode en ontwikkeling in een eerste periode 19001920 en in den tweeden periode 1920 tot heden. Het laatste hoofdstuk geeft een overzicht over de verschillende terreinen afzonderlijk. Ons interesseert dan natuurlijk 't meest, wat gezegd wordt over Magelang, en daarom willen we daaruit een en ander citeeren. De bedoeling is dan niet een volledig overzicht daarvan te ge ven Ds Pol wijdt hieraan een 18-tal bladzij den maar alleen enkele dingen naar voren te brengen. Hieruit zij dan herinnerd, dat de kerken der drie Zuidelijke provincies eerst Soerakarta be geerden als Zendingsterrein, maar daarop legde Amsterdam beslag. Toen werd gedacht over de afdeeling Bandjarnegara (Banjoemaas), op ad vies evenwel van Dr D. Bakker werd het Mage lang. En dat bleek een goede keus. Tevoren had in die omgeving br Wilhelm ge arbeid. Van diens arbeid was echter weinig vrucht overgebleven. Ds Merkelijn moest op nieuw beginnen, en hij zocht allerlei aanknoo- pingspunten. Hij begint een cursus voor Javanen, die Hollandsch willen leeren, houdt in het Ja- vaansch lezingen over den Christelijken gods dienst, met gelegenheid tot het stellen van vra gen, gaat dan een krantje uitgeven, dat later een hooge vlucht nam, schrijft brieven over den Christelijken godsdienst aan allen, die ze begee- ren en spoedig werden per maand 450 brie ven gestuurd aan priaji's en Chineezen, colpor tage wordt ter hand genomen. Ook houdt hij een tijdlang om de 14 dagen een lezing over de Theo sophie in de groote residentiezaal te Magelang, die altijd een groot publiek trekt. Daarnaast wordt gewerkt onder de Chineezen. In 1919 wordt te Blondo een armenkolonie ge sticht, die aan vele ellendigen een toevlucht biedt, en die voor de komst van Gods Koninkrijk van groote beteekenis wordt. Reeds na een jaar kon den er 27 gedoopt worden. Ook over den Medischen dienst worden hier gegevens verstrekt. In Parakan wordt een hulp hospitaal opgericht. Eerst berust de leiding bij Zuster Netelenbos als zij die moet neerleggen, komt er een mantri-verpleger. In 1924 werd er in Magelang een polikliniek geopend door Dr Abarbanel. Als deze na vier maanden vertrekt, wordt die weer opgeheven. Maar eindelijk krijgt Magelang z'n Zendings ziekenhuis. Op 26 Mei 1932 kan Ds Merkelijn het openen. In Mej. Dr G. J. Dreckmeier, kreeg het een uitnemende directrice. In 1936 gaat Mej. C. Baarbé arbeiden onder de Javaansche en Chineesche vrouwen, welke arbeid ook al rijke vrucht droeg. We hopen, dat het weinige, dat door ons hier werd genoemd, genoeg zal zijn om te doen zien, hoe dit boek de kennis van ons eigen Zendings terrein kan verhelderen en vermeerderen. En dan niet alleen van ons eigen terrein, maar ook van de andere terreinen op Midden-Java. We zijn Ds Pol dankbaar, dat hij dezen ar beid verrichtte, die veel naspeuren eischte om alle gegevens te verzamelen. Moge zijn boek veel worden gebruikt. Voor onze Jeugdvereenigingen is het een uitnemende bron bij hun studie over de Zending. Nu de arbeid onder de vrouwen al meer onze aandacht en toewijding vraagt, mogen we wel vooral de Meisjesvereenigingen opwekken, hier aan haar aandacht te geven. Het zal de Zendings liefde bevorderen en kan zoo een middel zijn, dat die arbeid onder de meisjes den noodigen steun vindt. Laten we eindigen met de meedeeling, dat het boek keurig is uitgegeven. Het bevat een naam register, dat het raadplegen zeer vergemakkelijkt. Ook werden enkele foto's opgenomen en enkele kaaltjes, die geteekend werden door den heer J. D. Wolterbeek, buitengewoon leeraar aan de Opleidingsschool te Djocja. Het eenige bezwaar daarbij is, dat ze wat erg klein moesten gehouden worden, zoodat menigeen een vergrootglas zal moeten gebruiken, om de namen te kunnen lezen. HEIJ. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN» Zaamslag, Mei 1940. Dat de medische wetenschap veel meer dan vroeger rekening houdt met geestelijke factoren, blijkt duidelijk uit het prachtige boek van den Italiaanschen hoogleeraar Andrea Majocchi, ge titeld „Chirurg" (in de Cultuurserie). „Ik heb" schrijft hij „chirurgen gekend van groote bekwaamheid, mannen van weten schap in den waren zin des woords, steunpilaren der filantropie, menschen die te goeder trouw waren en hun ideeën hebben gewijzigd. Nagenoeg hun geheele leven lang waren zij materialisten geweest, maar in hun latere jaren zijn zij geloovig geworden." De menschelijke psyche treedt met al haar on doorgrondelijkheid meer op den voorgrond en de verhouding van ziel en lichaam wordt aan een ernstig veelzijdig onderzoek onderworpen. De predikant komt met ziektegevallen in aan raking, waarin hij den dokter moet raadplegen en omgekeerd de medicus zal gevallen tegen komen, waarin met den theoloog moet worden gesproken. Ik denk b.v. aan den melancholicus, bij wien we tweeërlei opmerken de zwaarmoedige stem ming en de somberheid vanwege het gevoel van zonde. Predikanten loopen het gevaar, vooral in de lichtere gevallen, de ziekelijke zwaarmoedige stemming niet te zien artsen loopen het gevaar deze alleen te zien en te vergeten, dat hier reli gieuze zielenood is. Steeds moeten de daden beschouwd worden in het licht van de personen, die tot de daden kwa men. Ongetwijfeld is alles weten niet alles vergeven, maar de omstandigheden te weten kan wel veel vergeven. Het is van groot belang, dat ook de ambtsdrager de ziekte ziet in verband met de persoonlijkheid en verstaat dat een zieke anders behandeld moet worden dan een gezonde. Het element van ontoerekenbaarheid kan over dreven worden, maar mag niet genegeerd wor den. De mate van beoordeeling, de mate van straf ook, moet verband houden met de geeste lijke verantwoordelijkheid. De bekende Dr A. Hutter vertelt van een jon gen van ongeveer zeventien jaar, die zijn vader vermoord had. Het kind hield veel van zijn vader en de vader veel van het kind, zoodat het geval heel duister leek. De kinderrechter had deels tot ontoerekenbaarheid besloten. Hij moest naar een ziekeninrichting en toen hij die gezond verliet, heeft hij zijn straftijd moeten uitzitten in Z. Toen de straftijd ten einde Hep schreef de gevangenismedicus aan de moeder van den jon gen, dat de patiënt weer goed was, een maat schappelijk beroep moest gaan kiezen en thuis over niets moest worden lastig gevallen, omdat hij zijn daad gepleegd had in een plotselinge vlaag van krankzinnigheid. Hij had eigenlijk maar één ding noodig liefde» In plaats echter dat de moeder en de famihe liefde gaven, schuwden ze hem als een pestlijder en waren meedoogenloos hard. Zij konden maar niet begrijpen, dat men een zieke niet behandelen mag als een gezonde. „Hoe broodnoodig" aldus de Gereformeerde Dr Hutter „heeft ons volk in deze dingen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1940 | | pagina 1