No* 15 Vrijdag 12 April 1940 54e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. DADERS DES WOORDS. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. G HEIJ en Ds. A, E OUSSOREN. MEDEWERKERSD.D, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F, STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE REFORMATORISCHE ARBEID VAN NEHEMIA. Nehemia 9 en 10. Israël bedroefd voor Gods aangezicht (I). Israël vierde dan feest op feest. In de zesde maand van het jaar was er feestelijke blijdschap, toen de voltooide muren met een blijden omme gang, onder muziek, konden worden ingewijd. En in de zevende maand sloot zich daar dadelijk het Loofhuttenfeest bij aan. Zoo zou de vraag kunnen opkomen, of het leven dan alleen maar feest is, en of door al dat feesten de ernst van het leven niet op den achter grond wordt gedrongen Maar het is niet alleen van feestvreugde dat verhaald wordt. Nauwelijks is op den 22sten het feestvieren geëindigd of op den 24sten van de zelfde zevende maand vinden we dat volk, met zakken bekleed, op de aarde zittende, vastende. En dat volk zich afscheidende van de vreem den, die in hun midden woonden doet dan belijdenis van zijn zonden en van de ongerechtig heden hunner vaderen. En onder leiding van Ezra en de Levieten, roept het den Heere aan. Het doet wel wat vreemd aan, als we dat volk, dat met zoo groote vreugde pas een week lang feest gevierd had nu vinden als een volk, dat met zakken bekleed, rouw bedrijft. Was die vreugde dan niet echt geweest Was dat alles dan maar opgeschroefd en kunstmatig V Was dat vreugdebedrijven dan geweest als het dansen op een vulkaan en gingen toen ineens de oogen open voor het gevaar, waarin zij hadden verkeerd Zóó wordt er zeker wel eens feest gevierd, dat de menschen alles wat hen van feestvreugde zou kunnen afhouden met geweld op den achtergrond dringen aan die dingen willen ze dan niet den ken en ze doen blij. Maar de booze werkelijkheid laat zich door dat feestvieren niet terugdringen. Als het feest voorbij is stelt zich die booze wer kelijkheid zich weer voor hen en dan komt de groote omkeer, van vreugde in droefheid, van blijdschap in somberheid, van het niet-denken aan de zorgen in het overstelpt worden door de zorgen. De ommekeer van vreugde in droefheid bij Israël is zoo niet te verklaren. Hun vreugde was niet opgeschroefd. Israël had reden tot blijdschap en tot betoon van vreugde. Als ze, onder den indruk van de wet gaan wee- nen, zeggen ernstige menschen als Ezra en Nehe mia „Weest toch blijde. Vandaag is het niet een dag om bedroefd te zijn, maar blijde". God had hun reden tot blijdschap gegeven. Hij had een stuk van hun ellende weggenomen. Was de muur van Jeruzalem niet herbouwd Was Jeruzalem niet weer een stad geworden Had God niet gegeven, dat het hart van het volk be reid was om te arbeiden Had Hij niet kracht gegeven, om, ondanks allen tegenstand en on danks alle kuiperijen der vijanden, het werk te voltooien En als dan de Heere reden gaf tot blijdschap, dan moest het volk ook blijde zijn en feestvieren. Die blijdschap was dan wel gemoti veerd. Vanwaar dan die plotselinge overgang van blijdschap in droefheid Het antwoord is, dat die droefheid kwam juist als een gevolg van die blijdschap, als gevolg van het zien op de weldaden des Heeren en het be denken, hoe zij tegen dien God, die hun zoo groote blijdschap gaf, hadden gezondigd. Hun droefheid was een droefheid over hun zonden. Zij hadden dien God, die hun zoo groote blijd schap bereidde, bedroefd door hun zonden en dat maakte hen nu bedroefd en drong hen hun zon den te belijden. Als de verloren zoon, thuis gekomen, door z'n vader met liefde wordt ontvangen en deze een feest laat aanrichten, is die zoon verblijd geweest, maar die blijdschap heeft dan haar keerzijde ge had in z'n droefheid, dat hij tegen zulk een vader gezondigd had. Dat was de droefheid van Israël. En het woord, dat Ezra gaat spreken, dient om aan te toonen, dat deze droefheid goed was en dient dan ook om deze droefheid te sterken. Dat Ezra in de samenkomst van het volk, waarvan dit hoofdstuk spreekt, de leiding had, wordt wel niet met zooveel woorden gezegd, maar kan wel als vaststaande worden aangeno men. In de Grieksche vertaling wordt vers 6 ingeleid met de woorden En Ezra sprak. In z'n rede wijst Ezra op de genade Gods over Israël, om. ze zöö te doen verstaan de groote zonde van Israël, als het tegen dien God zondig de. Zoo wilde hij de stemming van boetvaardig heid bij het volk leiden en versterken. In het eerste hoofddeel van z'n rede 9 615 wijst Ezra op de genade Gods over Israël, om Zich dat volk te verkiezen. Wie is die God, dien Israël zijn God mag noe men Hij is die God, die den hemel schiep, den hemel der hemelen en al hun heir die de aarde schiep met al wat daarop is die de zeeën schiep, met al wat daarin is. Hij is die God, Wien al het heir der hemelen aanbidt. En die groote God van hemel en aarde heeft Abram verkoren, heeft dien Abram uit Ur der Chaldeën uitgevoerd en Zijn Naam in Abraham veranderd, omdat Hij hem de belofte deed van een groot zaad, talrijk als de sterren des hemels. Met dien Abraham heeft God, toen hij de be lofte Gods geloofde en in gehoorzaamheid uit Ur wegging naar het land, dat God hem zou wijzen, een verbond opgericht en in dat verbond beves tigd de belofte, dat Hij aan Abraham zaad zou geven het land Kanaan. En, als Abrahams nakroost, Israëls zaad in Egypte in slavernij gehouden wordt, gedenkt God dat verbond en bevrijdt Hij Israël, door teekenen en wonderen, uit de macht van Farao. De Heere klieft de zee voor hun aangezicht en Israël gaat in het midden van de zee op het droge, terwijl de Egyptenaar in de zee omkomt. Dan gaat de wolk- en vuurkolom met Israël mee om het den weg te wijzen. In de woestijn bij Sinaï is het dan, dat de Heere tot het volk afdaalt op den berg, om tot Zijn volk te spreken en hun Zijn wetten en in zettingen bekend te maken. Zoolang het volk in de woestijn was, onder hield het de Heere door het te spijzigen met brood uit den hemel en het te doen drinken wa ter, dat uit de steenrots vloeide. En in de woes tijn herhaalde de Heere Zijn belofte, dat Hij hen zou inbrengen in Kanaan. Hoe groot en rijk was dan de genade Gods over het volk, dat Hij Zich verkoor. HEIJ. KENMERKEN VAN DE WARE KERK. VII. Tweede kenmerkIndien zij gebruikt de reine bediening der Sacramenten, gelijk ze Christus in gesteld heeft. We komen nu tot de vraag of in de Roomsche Kerk nog sprake is van een reine bediening van de Sacramenten. Eerst willen we constateeren, dat door de Gereformeerden de Doop van de Roomschen erkend wordt, wanneer deze door een „ambtsdrager" verricht is. Het is immers ook bekend, dat in geval van „nood" bij Rome een ieder mag doopen. Rome schrijftdoor het doop sel wordt de reëele verbinding met Christus, waardoor wij ons de genade der verlossing kun nen toeëigenen en dus subjectief verlost worden, tot stand gebracht. Eerst op het fundament, dat in het Doopsel wordt gelegd, kunnen de ijverige sacramenten verder worden gebouw. Het verschil tusschen de Roomsche belijdenis en de Gereformeerde belijdenis is dit, dat Rome zegtde uiterlijke handeling van den doop be werkt in de ziel, dat de oude mensch gedood wordt, terwijl onze belijdenis zegt, dat de doop een teeken en zegel is van het dooden van den ouden mensch. Kort gezegd Rome leert, dat de doop werkt de wedergeboorte, wij de doop is teeken en zegel van het aangenomen zijn tot kind van God. Nu heeft Ds Meester in zijn prachtige artike lenreeks hierover zeer uitvoerig geschreven. We willen dan ook volstaan met het aanwijzen van het fundamenteele verschil tusschen Rome en ons. Rome zegt letterlijk Na het Doopsel leeft een in wezen nieuwe mensch, die meer is dan louter mensch, daar de vroegere mensch door den Doop in den dood is afgedaald en opnieuw is verrezen. Deze innerlijke vernieuwing van den mensch wordt, zegt Rome, alleen bewerkt door het feit,, dat hij uit kracht van het doopsel bij Christus wordt ingelijfd. Indien dit nu waar zou zijn, dan is inderdaad nooddoop vereischt. Immers, dan staat het zoo niet gedoopt, niet zalig. Dan beteekent het doo pen bij Rome eigenlijk een onttrekken aanden doodsmacht. Geheel anders leert ons Gods Woord. Dat zegtdat de kinderen des verbonds in het verbond begrepen zijn, Gods kinderen zijn, ook al zijn ze nog niet gedoopt. Ze worden door den doop geen kinderen Gods, ze zijn het. En de doop laat dat zien (teeken) en de doop be vestigt dat (zegel). De doop zegt wat er is, niet wat er komt. Natuurlijk moet Rome een geweldige haast maken op haar standpunt. Een te vondeling ge legd kind, dat door een Roomsche wordt opge nomen, wordt het eerst naar den pastoor en dan naar het politiebureau gebracht. Eerst zaligheid, dan verdere maatregelen. Op Roomsch stand punt zeer juist gezien. Naar Gods Woord en onze belijdenis is het echter zoo geheel anders. Als wij onze kinderen laten doopen, dan leven we in de rijke gedachte: dit kind heeft de belofte. En in den doop wil ik straks die ik niet noodeloos uitstel, omdat ik daarmee het teeken en zegel, dat God de Heere wil geven zou verachten in den doop wil ik straks zeggen Ja Heere, ik geloof dit mijn kind heeft de belofte. Of het straks in het opgroeien persoonlijk die beloften van vergeving en eeuwig leven zal aanvaarden, is nu nog onbekend. Maar rechtens is het kind Gods. Zijn eigendom. Hoe het ook gaat leven God blijft zijn rechten op dit kind handhaven. Het is een kind, dat zoo on eindig veel meer bezit dan kinderen van de we reld. Want de Heere God zelf zegtU komt de belofte toe en uw kinderen. Rome heeft dus een geheel andere inhoud ge geven aan den Heiligen Doop dan de Gerefor meerden. Al is formeel er veel overeenkomst, materieel is er groot verschil. Toch erkennen de Gereformeerden den Doop van een Roomsche. We doopen iemand, die in de Roomsche kerk gedoopt is, niet over. Er zijn immers nog sporen van waarheid in den Doop bij Rome overgeble ven. De doop wordt bediend in den Naam van den Drieëenigen God. De Doop wordt direct betrokken op Jezus' zoenverdienste. En de Doop wordt bediend aan jonge kinderen. Dan echter komen de moeilijkheden, wanneer iemand ge doopt is door een ongeloovige of een Jood of een heiden, hetgeen Rome immers toestaat in ge val van nood. Alleen mag men zichzelf niet doo pen. Zelfs voert Rome een conditioneelen doop in, waarbij de Priester zegt, Si non baptizatus est, ego te baptizo indien ge niet gedoopt zijn, doop ik u. Dat Rome dus de sacramenten bedient, zooals Christus ze heeft ingesteld, kan niet gezegd wor den. Dit echter is niet het grootste bezwaar, dat de Reformatoren hadden tegenover de Roomsche kerk. Het bezwaar gold de bediening van het Heilig Avondmaalde communie. Over die com munie een volgende keer. WINDMOLENS? Prof. Dr K. Dijk heeft in „De Bazuin" cijfers gepubliceerd uit een boekje van K. Nicolai te Hoogezand, welke ons laten zien, dat de strijd, die de Gereformeerde Kerken moeten voeren te gen het Neo Malthusianisme geen strijd is tegen windmolens. Hij schrijft„Bovenal is verontrus tend de teruggang van Hervormden en Gerefor meerden onder alle kinderen in Nederland bene den den leeftijd van tien jaar In 1920 Hervormden 38.14%. In 1930 Hervormden 29.47 Achteruitgang 22in 10 jaar. In 1920 Gereformeerden 8.8%. In 1930 Gereformeerden 8.5%. Achteruitgang 0.3 in 10 jaar. Hiertegenover staat de sterke vermeerdering van Roomschen met 8J^ in 10 jaar. Men versta het dus goed in tien jaar zijn we niet zoo als Rome met eenig procent vooruit gegaan, maar achteruit. En ook deze schrijver concludeert, dat straks de scholen, de catechi saties en de kerk ontvolkt zullen worden. Gods bevelvermeerdert u, wordt met voeten getreden. Met een grap en een lach komen wc van deze hoogst ernstige zaak niet af. De Heilige ernst van de Schrift spreekt ons hier aan en stelt ons schuldig, als Gereformeerden. Wij, die zoo veel voorrechten bezitten, die zooveel van den Heere in onderscheiding van anderen ontvangen, wij staan schuldig als Gereformeerden tegenover het gebod Gods. Tenslotte nog enkele cijfers uit het Schild, Apologetisch Tijdschrift van de Roomsche Kerk. Drie groepen vrouwen, elke groep even groot, werden onderzocht. Groep a. willekeurig gekozen. Groep b. aangesloten bij de Neo Malthusianisten. Groep c. willekeurig gekozen. De uitslag van dit onderzoek was Groep a. 8 van allen abortus geprovoceerd Groep b. 21.1 van allen abortus geprovoceerd. Groep c. 5 van allen abortus geprovoceerd. Hieruit blijkt, dat diegenen, die staan onder invloed van het Neo Malthusianisme een sterke toename vertoonen van abortus provocatus. Laat ook dit staatje ons leeren, dat wie in beginsel niet dit kwaad haat, van zonde op zonde vervalt. Laten we niet doen aan zelfvernieling, lang zaam maar zeker, maar aan den opbouw en uit bouw van Gods Koninkrijk. NOGMAALS ZEVENDE DAG ADVENTISTEN. In een vriendelijken brief, geschreven in een rustigen toon, vraagt de leider der plaatselijke Ge meente van het Kerkgenootschap der Zevende Dag Adventisten in Nederland „ons werk in 'de eerstvolgende Kerkbode wel te willen rehabili- teeren". Eerst zegt de schrijver, dat iemand niet over eenkomstig de aanwijzingen van het Genootschap gehandeld heeft. Een machtigingskaart had moe ten vertoond worden, welke iedereen voldoende inlicht. Dat dit niet gebeurd is, spijt ons terecht, schrijft de leider. We zijn dankbaar voor deze mededeeling. We zien nu twee dingenle. dat inderdaad hier iemand optrad voor de Zevende Dag Adventis ten 2e. dat de persoon in kwestie verkeerd op trad. We vertrouwen, dat voortaan een machti gingskaart vertoond zal worden. Maar is dit voorval slechts accidenteel Na publicatie van het stukje „Opgepast" zijn me verschillende zaken ter oore gekomen, die me eerder doen denken aan een systematisch optre den dan een toevallige vergissing. Wellicht die nen zich hier en daar meerdere menschen aan als werkers voor de Zending, die niets, totaal niets, met de Zending der Gereformeerde Kerken en ook niet met eenig andere Zending te maken hebben. Daarom nogmaals men zij op zijn hoede tegen al diegenen, die niet namens de kerk voor de Zending werken. En hier komen we bij het bezwaar, dat we ook tegen het optreden der Zevende Dag Adventis ten hebben. De Gereformeerde Kerken gaan niet huis aan huis vragen om gaven voor de Zending. Hoewel ze niet uit den Staatsruif tractements- gelden ontvangen, noch gelden voor hun Univer siteit en Hoogeschool (behalve een sigarencent) en hoewel ze gaarne mede belasting betalen voor het onderhoud van de Universiteiten, die predi kanten opleiden in de Herv. Kerk en andere ker ken en hun diaconale zorg in de millioenen loopt, zoo wil toch de Gereformeerde Kerk niet gaan vragen aan de deuren van allerlei buren, om geld voor haar Zending of armen. We willen ons eigen huis met eigen middelen onderhouden. Zie, wanneer de Zevende Dag Adventisten ook dit standpunt hadden ingenomen, dat wij door Gods genade mogen innemen, wanneer ze zich beperkt hadden tot hun eigen menschen, tot hun eigen huis, dan zou men allerlei moeilijkheden voorko men hebben. In eigen huis kent men in den regel eigen menschen. In zooverre willen we dus nu de Zevende Dag Adventisten rehabiliteeren als ze zeggen, dat dit geen systeem van optreden is, maar het een ac cidenteel optreden is. Terwijl we verzoeken beken niet alleen duidelijk kleur, maar ooklaat ieder zijn eigen huis zooveel mogelijk onderhou den. Eerst als ge dat niet meer kunt, dan kunt ge aankloppen bij uw buren, maar dan met dui delijke onderscheidingsteekenen. A. H. OUSSOREN. RONDOM DE NIEUWE BIJBELVERTALING. V (Slot). In „Op den Uitkijk" d.d. Dec. 1936 schreef Ds A. B. W. M. Kok „Daarom is het ideaal een nieuwe vertaling in de taal van onzen eigen tijd en naar den huidigen stand van het weten schappelijk onderzoek". Ik meen, dat dit ideaal op gelukkige wijze in de nieuwe vertaling van het Ned. Bijb. Gen. is bereikt. Zeer veel recensies daarvan heb ik gelezen, die bijna alle zeer geestdriftig waren en met groote ingenomenheid deze uitgave begroetten. Een enkele ongunstige recensie las ik, welke

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1940 | | pagina 1