No* 11
Vrijdag 15 Maart 1940
54e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD*
DADERS DES WOORDS*
VAN VERRE EN NABIJ*
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE j Ds, A. C HEIJ en Ds, A. H, OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F, STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
JEZUS IN ZIJN BENAUWDHEID, ONZE
BORG!
In al hun benauwdheid, was Hij be
nauwd en de Engel Zijns aangezichts
heeft hen behouden.
Jes. 13 9a.
In dezen bewogen tijd hebben vele menschen
angst. De een angst voor dit en de ander angst
voor dat. De een angst voor het leven en de
ander angst voor den dood. Sommigen hebben
een onbestemde vrees voor het heden, anderen
voor de toekomst, zij durven het leven met z'n
moeilijkheden niet aan. Ja, inderdaad ontelbaar
zijn de angsten en benauwdheden van oud en
jong.
De moderne psychologie weet wel de feiten te
constateeren en in vele gevallen het karakter van
deze angsten te beschrijven, maar de diepste oor
zaak vindt ze veelal niet en de eenige volkomen
weg der genezing ook niet. Deze weg is het ge
loof in den Borg voor zondaren, Die voor ons
leed en in al onze benauwdheden inging. Jezus is
benauwd geweest in alle benauwdheden in Zijn
vernedering op aarde heeft Hij met alle zondaren
méégeleefd en alle benauwdheden gedragen.
Géén menschelijke benauwdheid is Hem gespaard.
Kinderen kunnen zoo angstig zijn voor allerlei
dingen. Welnu, in Zijn kindsheid heeft Jezus ook
die kleine angsten gekend angst voor groote
menschen, angst om alleen te zijn, angst voor het
onbestemde dat komen gaat. Onze kinderen mo
gen het weten, Jezus hun Middelaar heeft ook die
kleine kinderangsten doorgemaakt.
Jezus heeft de benauwdheid en angst gekend
voor wreede meedoogenlooze menschen die Hem
vervolgden, die onschuldigen in het nauw drijven
en vertrappen. Ja Hij, die onschuldig was, moest
benauwd zijn om onze schuld.
Ook is Jezus benauwd geweest in vele verzoe
kingen des satans, die Hem niet met rust liet van
het begin van Zijn openbaar optreden af. Hoe
fel, hoe onmeêdoogend waren soms die aanval
len, niet alleen door de vijanden van Hem, maar
ook door Zijn eigen discipelen Om Hem van
den weg des Vaders af te voeren Dan ging Je
zus in de eenzaamheid, dan heeft Hij vele ge
beden en smeekingen opgezonden en werd verlost
uit de vreeze. Hij doorworstelde alle groote en
kleine benauwdheden dag en nacht om onzent-
wil. En daarin betaalde Jezus ónze schuld, opdat
wij in onze angst op Hem zouden vertrouwen.
Hij redt ons dan uit. Hij wil het doen. Hij kan
het doen.
Hij kent ook onze angsten om de wereldnood
van nu.
„Vreest niet", zegt Jezus. „Ik heb het alles
eens voor u doorworsteld."
Maar de laatste dagen Zijns levens spreken
ons van een nog veel grootere benauwdheid. Van
een bedroefd zijn tot den dood toe. In den Olij
venhof heeft Jezus reeds doorstaan wat Hem aan
het kruis wachtte. Tegen dat bange lijden zag
Jezus met groote vreeze op. Daar werd onder
de druk der aanstaande smarten het bloed
Hem uitgeperst. Daar was Hij een worm en geen
man. En dan in die benauwdheden geheel alleen
te moeten zijn Wij hebben nog dikwijls vrien
delijke troosters en helpers, maar Jezus had er
geen. Hij doorworstelde die benauwdheden al
léén als onze Borg bij God Hier steeg het
zielsconflict bij Jezus ten top. En daarom die drie
voudige bede om het voorbijgaan van den drink
beker.
Zie zie aanschouw den mensch
Maar zie het nu goed, gij geloovigen dit was
uw benauwdheid, uw vrees, uw angstDe Hei
land was hier benauwd om uwentwil. Uw zonde
last drukte Hem neer. Maar zie dan ook Jezus'
gewilligheid om in die benauwdheid in te gaan
en die te doorworstelen en troost u daarmede in
uw bange benauwdheden en angsten.
Dat zijn toch die oogenblikken, wanneer de
zonde u aanvecht, wanneer het kwade in u zich
verheft als een onstuimige zee. Wanneer ge strijdt
en ziet het schijnt u niet te baten, als ge meent
aller zonden vijand te zijn en ge wordt door een
kwaad onverhoeds overvallen.
Als ge met een Paulus voor God moet belij
den „Daar is een andere wet in mijne leden, die
mij gevangen neemt onder de wet der zonde".
Als ge met een David moet klagen „Ik vind
benauwdheid en droefenis".
Troost u dan in zulke tijden met deze gedachte:
Jezus droeg dit alles voor mij Hij doorleed als
Borg al deze benauwdheden voor mij Daar is
niet één mijner angsten, die Jezus niet heeft door
leden Als Borg onderging Hij ze allen voor mij!
En Hij verzoende daarin al mijn schuld.
Hoe ook de satan mij aanvalle en angstig make,
hij kan mij niet tot vertwijfeling brengen.
Neen want Christus mijn Borg weet daar ook
van, van al die angsten door satan's aanvallen
verwekt maar Christus was sterker Hij
overwon
En Hij is mij nabij in al mijn benauwdheden.
De benauwdheid van den Heiland bereikte aan
het kruis haar hoogste diepte. Erger kon het niet.
Van de menschen bespot en gehoond, van Zijn
Vader verlaten. Maar ook dit was om onzentwil,
opdat wij ook in onze grootste angsten gelooven
zouden, dat God ons niet verlaat. In het
dood'lijkst tijdsgewricht wil Hij uwe tranen dro
gen. Zoo leefde uw Borg met u mee. Zoo heeft
de Engel Zijns aangezichts u behouden, o ge
loovigen in al uw angsten. Hij is de Engel des
Verbonds, Die ook Hagar troostte bij de bron,
Die ook Abraham, Izaac en Jakob ontmoette in
hunne angsten en vreezen. De Engel Zijns aan
gezichts heet Hij, omdat Hij Gods aangezicht.
Gods openbaring is. Hij laat U zien de rijkdom
van Gods Vaderhart. Dit lieflijke aangezicht
Gods, Gods genaderijke Wezen openbaarde Hij
bovenal in het ingaan in al Uwe benauwdheden.
In uw groote en kleine angsten, maar ook in uw
stervensangst. Jezus kan alle tranen droogen.
Zoo predikt ons Jezus' ingaan in al onze be
nauwdheid Zijn groote liefde tot ons zonda
ren. Ja, daarom is Hij al onze liefde waardig.
Werpt dan al uwe bekommernis op Hem. Hij kan
u helpen. De Engel Zijns aangezichts. Troost u
in dezen bangen tijd met dit Evangelie. Het is
zalig, als de Heilige Geest u heeft geleerd, met
het oog op Hem, te kunnen zeggen
'k Ben gewoon in bange dagen,
Mijn benauwdheid U te klagen.
Gij toch, Die d' ellenden ziet
Hoort mij en verstoot mij niet.
Schoondijke.
D. DE VRIES Jzn
DE REFORMATORISCHE ARBEID VAN
NEHEMIA.
Nehemia 8,
Honger naar Gods Woordblijdschap bij Gods
Woord (IV).
Blijdschap bij het Woord Gods.
Wat in dit hoofdstuk ook wel de bijzondere
aandacht moet hebben is, wat bericht wordt over
de blijdschap bij het dienen des Heeren. De blijd
schap des Heeren zoo werd tot het volk ge
zegd die was hun sterkte.
Er wordt weieens gedacht, dat de dienst van
God en vreugde elkaar zouden buitensluiten.
Vroom-zijn heeft dan ongeveer de beteekenis van
op-z'n-hoede-zijn voor elke vreugde, afkeerig
zijn van vreugde. Dan kan het gebeuren, dat, als
ergens vreugde is, en heelemaal geen vreugde
over zondige dingen, iemand meent op die vreug
de een domper te moeten zetten, met de verma
ning dat men ernstig moet zijn.
Nu is dat wel te verstaan. Er is zooveel zon
dige vreugde. Er is ook weieens de gedachten,
dat de behoefte aan vreugde vrijheid geeft om
verkeerde dingen te doen. Een mensch en vooral
een jong mensch zoo wordt dan geredeneerd
mag wel eens een pretje hebben en dan moet
men niet zoo nauw toezien. Dan is een waar
schuwing tegen het gevaar van zonde bij de
vreugde op haar plaats.
Toch is het verkeerd, en dus ook zondig, ie
denken, dat we de vreugde onder alle omstan
digheden en tot eiken prijs zouden moeten buiten
sluiten. De ware vreugde moet juist worden ge
zocht. Als ze zoo zeiden Ezra en Nehemia
de blijdschap des Heeren niet kenden, konden ze
niet sterk zijn de blijdschap des Heeren, die
zou hun sterkte zijn.
De blijdschap des Heeren, die sterkt tot groote
daden. Denk aan de martelaren Wat was hun
kracht De blijdschap des Heeren.
Het was dan ook niet een vergissing van Ne
hemia en Ezra toen zij het volk opwekten om
blijde te zijn.
De bijbel is vol vermaningen tot blijdschap.
Ps. 100 2 Dient den Heere met blijdschap,
komt voor Zijn aanschijn met vroolijk gezang.
Ps. 105 2 Zingt den Heere, psalmzingt Hem,
spreekt aandachtelijk van Zijn wonderen. Fil.
4:4: Verblijdt u in den Heere allen tijd weder
om zeg ik, verblijdt u.
En niet alleen vinden we daar vermaningen
tot blijdschap, maar ook uitingen van blijdschap.
In Ps. 43 4 wordt God genoemd de God der
blijdschap mijner verheuging. Ps. 118:24: Dat
is de dag, dien de Heere gemaakt heeft, laat ons
op denzelven ons verheugen en verblijd zijn.
Ps. 119: 16: ik zal mij vermaken in uwe inzet
tingen, uw woord zal ik niet vergeten. Ps. 119:162:
ik ben vroolijk over uwe toezegging, als die een
groote buit vindt. Ps. 122 1 ik verblijd mij in
degenen, die tot mij zeggen wij zullen in het
Huis des Heeren gaan.
Moge dit verwonderlijk schijnen, verwonder
lijk is het toch eigenlijk niet. God is het Licht,
in het licht is de blijdschap, dus is er blijdschap
voor Gods volk. De H. S. noemt de geloovigen
kinderen des lichts. Dit is juist het voorrecht van
Gods kinderen, dat zij in een wereld vol ellende
en jammer en zorg de ware blijdschap mogen
kennen en daarom hun God met blijdschap moe
ten dienen.
Hiermee is natuurlijk niet gezegd, dat droef
heid bij hen geoordeeld zou zijn. Hoe zou dat
kunnen Er is zooveel leed en zorg en rouw.
Een Christen mag daartegenover niet ongevoelig
staan. En de bijbel spreekt ook van droefheid
over de zonde, welke droefheid niet mag gemist
worden.
De droefheid mag dan echter niet het eenige
in hun leven zijn. De droefheid mag niet het
laatste woord hebben. De geloovigen mogen
kennen dien God, die na kortstondig ongeneugt
hen eindeloos verheugt.
Dat een Christen in den put komt is mogelijk
maar als hij in den put komt, mag hij zich daar
niet gaan inrichten om daar te blijven als zou hij
daar op z'n plaats zijn en thuis hooren. Zijn
plaats is niet in den put. Hij moet zoeken, daar
uit weer verlost te worden en als hij nog niet
aanstonds daaruit verlost wordt, moet hij naar
boven zien, dan zal hij het licht zien, dat hem
spreekt van verlossing.
Tot het volk, dat verslagen was over z'n zon
den, werd gezegd ween niet, maar verblijd u.
En dat kon gezegd worden. Zeker, de wet kwam
hen veroordeelen, maar die wet is dan de wet
van dien God, die verzekert, dat er vergeving
van zonde is door de Heere Jezus Christus. Die
God zegtlaat ons te zamen richten, al waren
uwe zonden als scharlaken, zij zullen wit worden
als sneeuw al waren zij rood als karmozijn, zij
zullen worden als witte wol (Jes. 1 18). God
heeft Zijnen Zoon gegeven, die een vloek ge
worden is voor ons, opdat Hij ons van den vloek
verlossen zou.
Door Hem, komt tot allen, die in Hem geloo
ven, de boodschap verblijdt u in den Heere en
laat de blijdschap uw sterkte zijn. Hij is de Zalig
maker.
Ze hooren dan bij elkander het volk Gods
en de blijdschap, de blijdschap en het volk Gods.
Waar het geloof werkt, daar is ook het lied.
HEIJ.
HULP AAN FINLAND.
Zooals ik de vorige week reeds schreef, was
er van een kleine plaats een groote som toege
zegd en als eerste post kan ik die thans verant
woorden
Donderdag 7 Maart ontving ik uit het klein,
maar dappere Zoutelande een gift van 354.10
met het bijschrift, dat dit geld speciaal besteed
moest worden voor de 500.000 geëvacueerde
vrouwen en kinderen en ouden van dagen. Wat
is er geofferd in dit kleine dorp Dit offer siert
Zoutelande. Voorts kreeg ik van een vrouw een
brief in militairen sfijl„ergens in Walcheren"
woont ze en stuurde 10.ook voor de ge
ëvacueerde vrouwen en kinderen.
Vrijdag 8 Maart ontving ik van J. v. L. voor
strijdend Filand 0.50.
Zaterdag. 9 Maart van N.N. 0.50 en van
N. D. te Middelburg 0.30.
In de collecte te Oostkapelle in de Geref. Kerk
zijn twee giften gevonden één van 0.50 en
een ander van 1.samen 1.50. Maar op
dienzelfden dag dus Zondag mocht ik in
een envelopje 1.50 ontvangen met bijschrift:
„anders moet uw brievenbus dezen Zondag weer
vermelden: niets ontvangen". Dezen vriendelijken
gever dank. In de collecte van de Geref. Kerk te
St. Laurens, ook dus Zondag 10 Maart, 1.
En tenslotte nog op dien dag een prachtig staaltje
van offervaardigheid op de J.V. „Herman Fau-
keel" in Middelburg is onder de jongens een col
lecte gehouden en deze bracht op 2.25. Alle
kwartjes en dubbeltjes voor sigaretten enz. zijn
daar aan Finland geofferd".
Maandag 11 Maart ontving ik van G. te V.
1.50 en van N.N. 10.Den volgenden dag
12 Maart van N.N. te Serooskerke 5.en van
X. te St. Laurens 10.terwijl ik op dien dag
in mijn brievenbus nog vond een gouden gesp
en twee zilveren haken, 'k Zal trachten ze te ver-
koopen en de opbrengst op te sturen.
Woensdag 13 Maart ontving ik nog 5.
van N.N. te Middelburg.
En nu zullen velen zich met mij afvragen Is
dit nu de laatste gift Ik wenschte wel, dat de
lezers van deze verantwoording een oogenblik
konden spreken met Mevrouw Meyer Forsberg,
de Finsche dame met wie ik deze week mocht
spreken en propaganda voeren voor hulp aan
Finland. Denk alleen maar aan de achtergeble
venen van de plm. 15000 gevallen mannen en
zonen. Denk alleen maar aan de ontzaggelijke
verwoesting, die door bombardementen over dit
land gekomen is. En wat me diep trof denk
aan de vele krankzinnig geworden Finsche man
nen, die door het voortdurend moeten dooden
van Russen, hun bezinning verloren hebben.
Wat een ontzaggelijke verarming dus in dit kleine
land, dat toch al zoo uiterst sober leefde. Hulp
aan Finland is dan ook zeker niet overbodig,
vooral niet in de eerst komende tijden, om weer
op te bouwen wat nu vernield is. En wat wel
het ergste is dit land is weer slachtoffer ge
worden van bruut geweld. Giften van een ieder,
die dan ook nog hulp wil zenden, zal ik gaarne
ontvangen.
Totaal deze week 403.15
Vorige verantwoording 1214.14
Totaal 1617.29
Hoogachtend,
A. H. OUSSOREN.
Middelburg, 14 Maart 1940.
Hofplein 11. Giro 88855.
RONDOM HET VERBOND,
XIII.
Geen tegenstelling onderscheid.
In ons laatste artikel trokken wij uit Calvijns
kijk op het verbond der genade de conclusie, dac
hij zich keert tegen het individualisme, dat den
enkeling in de geestelijke dingen uittilt uit de
gemeenschap der kerk en geheel op z'n eentje zet.
Calvijn zoo betoogden wij leert het ver
bond zien als „gemeenschapsgave" van den Hee
re (de term is van Ds Joh. de Boer). Als een
gemeenschappelijk bezit. Wij worden met den
Heere in gemeenschap gebracht niet als een
menschje-op-zichzelf, maar als deel van het ge
heel der kerk als opgenomene in den kring van
het volk des verbonds.
Daarmee is een bondeling echter nog niet waar
hij komen moet. Deze gemeenschap met den
Heere is nog geen gemeenschap van het eeuwige
leven. Deze genade is nog effectieve, vruchtdra
gende, onverliesbare genade. Met het oog op dit
onderscheid tusschen bondeling én bondeling
spreekt Calvijn van „onderscheidene trappen" of
graden binnen den verbondskring. De eerste
„trap" is het opgenomen zijn in de gemeenschap
van Christus' eigen gemeente het werkelijk be-
hooren tot het volk Gods, en deel hebben aan de
erfenis der heiligen Calvijn noemt zulken soms
zelfs kinderen Gods.
Van deze eerste „trap" moet het komen tot
de tweede. Dat is deze, dat de liefde Gods door
ons met een geloovig hart wordt aangenomen.
De genade heeft in ons dit effect, dat wij vruch
ten van den Geest dragen. Op deze „trap" werkt
de genade een onverliesbare, onveranderlijke be
keering en vernieuwing van ons hart.
Op de eerste „trap" worden wij allen gezet,
als kinderen reeds. Wij moeten daar echter niet
mee tevreden wezen. Daar niet blijven staan. We
moeten verder, naar de tweede „trap" om kin
deren Gods te worden die vreugde in Hem ken
nen door Christus, en lust en liefde om naar
Zijn geboden te leven.
De zaak waar het ons nu om gaat is deze.
scherp in het licht te stellen, dat Calvijn terdege