No. 5
Vrijdag 2 Februari 1940
54e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
VAN VERRE EN NABIJ.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTIEDs. A. G HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK. F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Fj
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
DOOR DEN HOOGSTEN AMBTSDRAGER
TEN DOODE GEDOEMD.
En één uit hen, namelijk Kajafas, die
deszelven jaars hoogepriester was, zeide
tot hen Gij verstaat niets En gij over
legt niet, dat het ons nut is, dat één
mensch sterve voor het volk en het ge-
heele volk niet verloren ga. En dit zeide
hij niet uit zichzelven, maar zijnde
hoogepriester deszelven jaars, profe
teerde hij, dat Jezus sterven zou voor
het volk.
Joh. 11:49—51.
De Zoon Gods is gekomen tot het Zijne, maar
de Zijnen hebben Hem verworpen en waarom
hebben zij Hem verworpen en hebben zij Hem
tenslotte zelfs gekruisigd Omdat ambtsdragers
hen daartoe hebben overgehaald, omdat van God
ingestelde leidslieden hen daartoe hebben ge
bracht. Dat is het erge geweest in die verwer
ping, hoogepriesters hebben die verwerping door
gezet, en op aanraden van een hoogepriester heb
ben ex-hoogepriesters beraadslaagd (besloten,
zie de Kantteekening)den waren Hoogepriester
te dooden.
Is dat niet verschrikkelijk Een hoogepriester
snauwt een besluitelooze vergadering toe een
vergadering, die nog niet durft over te gaan tot
het doodsoordeel over Jezus van Nazareth, en
hij brengt haar er toe, het daar dan maar heen
te sturen.
Kajafas de hoogste ambtsdrager Ach ja,
door de machtsbeschikkingen der Romeinen had
het hoogepriesterlijk ambt veel van zijn waardig
heid ingeboet, waar zij bijv. telkens hoogepries
ters afgezet hebben, maar aan den anderen kant
had het ambt aan heerlijkheid gewonnen, waar
de Romeinen het overblijfsel van de wereldlijke
macht voor de Joden hun gegeven hadden. Ka
jafas, die hoogste ambtsdrager, geeft den raad.
Jezus maar op te offeren
Is dat niet schrikkelijk
En wanneer geeft hij dien raad Toen de
Heere Lazarus opgewekt had. Toen de Vader
wederom naar Zijn Zoon gehoord had, opdat de
schare in Hem gelooven zou. Om deze weldaad
moet de Heere sterven. In plaats, dat deze hoo
gepriester jubelt, omdat hij ziet, dat de Messiaan-
sche eeuw is aangebroken, in plaats daarvan
wijdt Hij den Levensvorst ten dood.
Is het niet verschrikkelijk
En aan wien geeft hij dien raad Aan het
Sanhedrin. Aan den kerkeraad, den opper-kerke-
raad van het Joodsche volk. Aan het college, dat
de hoogste macht had in het Joodsche volk. Aan
menschen, die hoogepriester geweest zijn, aan
menschen, die behooren tot de oudste priester
geslachten, aan de leiders der Schriftgeleerden,
aan den voornaamsten adel van het Joodsche
volk. En niemand onder hen protesteert. Nie
mand stuift op. Niemand neemt het op voor het
recht, voor den Messias, voor het woord Gods.
Integendeel, ze volgen zijn raad op, die hooge
priesters, die aanzienlijke priesteradel, die Schrift
geleerden, die élite des volks, ze volgen zijn raad
op, besluiten, dat ze Hem dooden zullen.
Is het niet verschrikkelijk
En welken raad geeft hij Het is ons toch nut,
dat er één sterft en dat niet het geheele volk ver
loren ga. Naar schuld of onschuld vraagt hij niet,
hij onderzoekt ook niet, of deze man werkelijk
de Messias is, deze hoogepriester wil zichzelf en
zijn soort behouden en offert dien mensch daar
aan gaarne op en doet het nog onder het mom
van liefde tot het zaad Abrahams.
Is het niet verschrikkelijk De Christus wordt
ten doode gedoemd door Kajafas, den hoogsten
ambtsdrager, nadat Hij Lazarus opgewekt heeft,
met bewilliging van den hoogsten kerkeraad, op
dat diens macht niet onder gaan zalHoe
hebben de Zijnen Hem verworpen en zij hebben
het gedaan onder leiding van de ambtsdragers,
onder leiding van de erfgenamen van Aaron en
David
Het is wel zeer verschrikkelijk, maar het is ook
uitermate heerlijk.
,,En dit zeide hij niet uit zichzelven, maar
zijnde hoogepriester deszelven jaars, profeteerde
hij, dat Jezus zou sterven voor het volk."
Ach neen, Kajafas is zijn ambt niet waardig,
maar als drager van de Urim en Thummim kan
hij profeteeren en hoor, hij profeteert, hij ver
kondigt den wil Gods. Hij zegt, wat Gods Raad
is. Deze Jezus zal sterven, opdat het geheele volk
behouden worde, opdat zij allen behouden wor
den, die in Gods verkiezende raad zijn opge
nomen.
Het zal een plaatsvervangende dood zijn. Het
zal lijden zijn voor anderen. De profeet Gods, hij
verkondigt Gods raad, Jezus zal sterven, opdat
ze allen door Hem behouden worden, n.l., die in
Hem gelooven.
Nu luisteren we naar Kajafas en in Kajafas
luisteren we naar Hem, die door hem spreekt
God wil, dat we behouden worden door den
dood van Zijn Zoon. Geloofd zij God om dien
Raad, om dat besluit, en geloofd zij het Lam
Gods.
Kajafas zegt het als profeet, maar we vergeten
niet, dat hij ook priester is. Nu zien we tevens,
dat deze ambtsdrager naar zijn ambt het zoen
offer neemt en het inbrengt in het heiligdom hij
brengt het Lam Gods ten zondoffer. God laat
Kajafas zijn ambt verrichten, en nu is er nooit
meer een Kajafas noodig, want het Lam, door
dien Kajafas ter slachting geleid, maakt alle an
dere offers overbodig. Kajafas, hoe maakt hij
zich het ambt onwaardig, maar ondanks alles
heeft hij zijn ambt vervuld Gods wil van het
plaatsvervangend offer geopenbaard en Hem ge
offerd, die Priester en Lam tevens is, Hem ge
offerd, en nooit is meer een priester en een offer
noodzakelijk.
Als het ambt in verval is, mag de Hebreërbrief
spreken van den Hoogepriester onzer belijdenis.
Gode zij dank, Hij is de getrouwe ambtsdrager
en zoo schrikkelijk als het is op Kajafas te zien,
zoo heerlijk is het naar Hem te zien. Dat wij dat
maar steeds doen, aanmerken den Hoogepriester
onzer belijdenis.
En dat we toch altijd bedenken, dat het ambt
niet vrijwaart voor zondebidden we toch
steeds Gods zegen af voor de ambtsdragers ze
kunnen zelfs Jezus ten doode doemen.
En dat we luisteren naar het woord van ambts
dragers Kajafas sprak ondanks alles het woord
Gods.
Bovenalwe willen luisteren naar hem, als hij
als hoogepriester profeteertin den dood van
Jezus Christus is ons leven. En zoo gaan wij de
lijdensweken in. Het is waar, wat Kajafas zegt
Gij hebt ons door dat lijden gekocht. Gij zijt
gestorven om ons te behouden, Gij, Priester en
Lam tevens.
Meliskerke. M. VREUGDENHIL.
DE REFORMATORISCHE ARBEID VAN
NEHEMIA.
Nehemia 6 en 7 13.
(Nieuwe moeilijkhedenhet werk voltooid) HL
Vroom bedrog.
Van nog een andere poging dan door voor
gewende vriendschap spreekt dit hoofdstuk. Van
een poging om door vroom bedrog Nehemia's
werk te verstoren.
Nehemia was zoo overlegden de vijanden
een man, die den Heere vreesde en dus hooge
waarde toekende aan een Woord van God.
Misschien zou het dan gelukken hem te mis
leiden, wanneer hem een woord gebracht werd,
dat in Gods Naam zich tot hem richtte wanneer
er een profetisch woord tot hem kwam.
En weer werd een listig plan in elkaar gezet.
In de stad waren er, die het heimelijk met
Sanballat en Tobia hielden. Het slot van dit
hoofdstuk spreekt van relaties die Tobia in Jeru
zalem had. Hij zelf had een Jeruzalemsche vrouw
getrouwd, een dochter van Sechanja (vs 18).
En een zoon van hem, Johanan, had ook een
vrouw uit Jeruzalem. Die was gehuwd met een
dochter van Mesullam (vs 18). Die Mesullam
was blijkbaar een rijk man. In Neh. 3:4 en 30
wordt hij genoemd als die twee gedeelten van
den herbouw der muur voor z'n rekening nam.
Verder blijkt uit Neh. 13 28, dat een kleinzoon
van den hoogepriester getrouwd was met een
dochter van Sanballat. Relaties dus genoeg, en
iuist in de hoogere en meer invloedrijke kringen.
En alzoo ook veel correspondentie over en weer.
Van die correspondentie hoorde Nehemia wel
eens. Dan spraken ze hem over brieven, waarin
Tobia geprezen werd, als toch zoo'n goeie man
Als dan die Tobia aan Nehemia een brief zond
om hem te waarschuwen, dan moest hij daarmee
zeker rekening houden. En als die Tobia Nehe
mia voorstelde eens te komen praten met hem
en Sanballat, dan kon daar geen kwaad achter
schuilen.
We zagen reeds, dat Nehemia zich daardoor
niet liet misleiden. Hij had het te druk met z'n
werk, om naar een conferentie te gaan.
Daarom dan het nieuwe plan.
Er was in Jeruzalem een profeet. Als ze nu
dien profeet eens konden bewegen, om, in den
Naam des Heeren, aan Nehemia een opdracht te
geven, dan zou hij daaraan misschien gehoorza
men en die opdracht moest er dan op berekend
zijn Nehemia onmogelijk te maken voor het volk.
Die profeet, Semaja, wilde zich daartoe lee-
nen. Ook worden nog genoemd Noadja een pro
fetes en andere profeten (vs 14). De leiding be
rustte blijkbaar bij Semaja.
Zoo krijgt Nehemia op zekeren dag een bood
schap, dat de profeet Semaja zich in extatischen
toestand bevindt (vs 10). In onzen tekst staat,
dat hij zich had opgesloten. Daarmee kan be
doeld zijn, dat hij in trance was, d.w.z. niet ge
voelig voor de buitenwereld. Die toestand deed
verwachten, dat hij zou gaan profeteeren.
Op dat bericht gaat Nehemia naar het huis
van Semaja en treedt daarbinnen.
En ja, waarlijk Semaja „kreeg" dan een
„woord Gods" voor Nehemia. Het was deze
boodschap„Laat ons tezamen komen in het
Huis Gods, in het midden des Tempels en laat
ons de deuren des Tempels toesluiten, want zij
zullen komen om u te dooden, ja bij nacht zullen
zij komen om u te dooden" (vs 10).
Hier was het net, waarin men Nehemia wilde
vangen, wel listig verborgen. Wat sprak er uit
dat woord een zorg voor Nehemia, en die zorg
zou dan zijn de zorg Gods over hem. Nu moest
Nehemia toch wel tot de erkentenis komen, dat
er gevaar dreigde. Gevaar niet alleen voor Ne
hemia, maar ook voor den profeet, die hem
waarschuwde en die nu ook z'n eigen leven in
veiligheid moest stellen. Het moest dan ook een
veilige schuilplaats zijn en die zou dan gevonden
worden in Gods eigen Huis.
Zou Nehemia nu doen naar dit woord van
den profeet in gehoorzaamheid aan dit „Woord
Gods".
Maar als Nehemia naar dit woord gedaan had,
zou hij een verloren man zijn geweest. Het werd
mooi voorgesteld vluchten in den tempelMaar
daar mocht Nehemia niet komen. Daar mocht
alleen een priester binnentreden en dat was Ne
hemia niet. Hij zou door dat te doen een uitdruk
kelijk verbod des Heeren overtreden, om zich in
veiligheid te stellen. En straks zou men hem hoo-
nen, dat hij gevlucht was en zöö bang, dat hij
hoewel dat verboden was zich in den tem
pel verborgen had. Maar dan zou het ook uit
zijn met den invloed van Nehemia, dan was het
ook uit met de voortzetting van het werk.
Nehemia doorzag aanstonds het bedrog in dit
plan. Hij doorzag, dat Semaja een valsch profeet
was. Immers nooit komt God met Zichzelf ir.
strijd. God zendt niet een profeet om iemand te
bevelen te doen wat God verboden heeft. Dus
moest Semaja een leugenprofeet zijn. Nehemia
begreep dat Tobia en Sanballat dezen profeet
hadden omgekocht tegen hem (vs 12), opdat hij
zou vreezen en alzoo zou zondigen opdat zij
iets zouden hebben om zijn goeden naam te scha
den en hem te hoonen (vs 13).
En als die valsche profeet nog voor schaamte
vatbaar geweest is, dan moet hij zich wel ge
schaamd hebben bij het antwoord, dat Nehemia
hem gaf.
Waarschijnlijk is die profetes Noadja daar
ook wel bij tegenwoordig geweest, evenals die
andere profeten om door hun instemming het
woord van Semaja te bevestigen en meer kracht
te geven.
Maar ondanks die overeenstemming liet Ne
hemia zich niet verwarren en stond z'n roeping
hem klaar voor oogen. Die sprak hij uit in het
fiere niet overmoedige, maar fiere woord
„zoude een man als ik vlieden En wie is er.
zijnde als ik, die in den Tempel zoude gaan, dat
hij levend bleve Ik zal er niet ingaan" (vs 11).
Dat was het eenig goede antwoord. Nehemia
mocht niet in het midden van den Tempel ko
men. Hij dacht er geen oogenblik aan, dat te
doen. Gods wet wilde hij niet overtreden. En
sterk in die gehoorzaamheid aan den Heere, kon
hij zeggen„zoude een man als ik vlieden
Zoo mislukte ook dit plan van den vijand om
Nehemia met vroom bedrog af te leiden van
Zijn roeping.
Maar dat het wederstaan ook van deze Sata
nische poging hem groote zielskracht had gekost,
blijkt uit z'n bede Gedenk mijn God aan Tobia
en Sanballat, naar deze zijne werken en ook aan
de profetes Noadja en aan de andere profeten,
die gezocht hebben mij vreesachtig te maken.
Hoe leerzaam is, wat hier verhaald wordt, ook
voor onzen tijd, als het komt met de waarschu
wing, dat we niet alles, wat zich als vroom aan
dient, ook zonder meer als vroom zullen aan
vaarden.
Niet alles wat wordt verkondigd als een open
baring Gods, waaraan we zouden moeten ge
hoorzamen, is ook een Woord Gods. Het kan
ook een woord van Satan zijn, dus een leugen
woord.
We lazen eens van een man, die jarenlang den
kerkedienst had verzuimd, maar tot het besluit
kwam toch weer eens ter kerk te gaan. Maar
ziet, op weg naar de kerk krijgt hij „de waar
heid". „Naar uwe tenten, o Israël" (1 Kon.
12: 16). Dat beteekende zoo meende hij
dat hij weer naar huis moest terugkeeren wat
hij dan ook deed. En voortaan stond het voor
hem vast op grond van een „Goddelijke open
baring", dat hij niet ter kerk moest gaan.
Nu zijn er, die aan zulke „openbaringen" groo
te waarde hechten, 't Lijkt ook wel bijzonder
vroom.
Maar niet alleen in ziekelijk-mystieke kringen
vindt men dit kwaad. De wereld is vol van val
sche profeten, die, hun van Gods Woord af
wijkende denkbeelden kleeden in een vroom
kleed om er zoo gehoor voor te zoeken bij hen,
die wandelen willen in de vreeze des Heeren.
Om maar iets te noemen. De N.S.B. doet zich
voor als de richting, die bedoelt op staatkundig
terrein op te komen voor de eere Gods. En de
socialisten hebben hun religie, waarvan ze met
groote vrijmoedigheid beweren, dat die de beste
is, omdat die den nadruk legt op het innerlijke
en de naastenliefde.
En zoo zijn er, die zich laten verleiden. Maar
dat is dan omdat zij zich genoeg hebben laten
waarschuwen. Wie, als Nehemia, het Woord
Gods kent, laat zich niet misleiden. Die kan de
geesten onderscheiden. Nehemia ontdekte aan
stonds in Semaja een valschen profeet, omdat hij
kwam met een boodschap, die tegen Gods
Woord inging.
Zoo was de „openbaring" die de onkerkelijke
man meende te ontvangen in strijd met Gods
geopenbaarden wil en daarom had die man moe
ten begrijpen, dat, wat hij voor een openbaring
aanzag, niet van God kon komen.
Wilt ge een criterium om te beoordeelen of
een woord, dat zich als een Woord Gods aan
dient, te betrouwen is, let er dan op of het
vraagt te doen wat tegen Gods duidelijk geopen
baarde waarheid ingaat. Let er dan op, welke
plaats dat woord geeft aan den Heere Jezus
Christus, die de eenige Zaligmaker en Middelaar
is.
Alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in
het vleesch gekomen is, die is uit God. En alle
geest, die niet belijdt dat Jezus Christus in het
vleesch gekomen is, die is uit God niet, maar
van den antichrist. (1 Joh. 4:2, 3.)
Zoo is te zien, hoe noodig het is de Schriften
te onderzoeken.
En vraagt dat inspanning, laat er de bede zijn
om ook in dezen getrouw bevonden te worden,
opdat er zij het kennen van Gods wil om op Zijn
weg te wandelen, want die weg is ten leven.
HEIJ.
BETALEN
VOOR HUWELIJKSBEVESTIGING.
Een broeder schreef mij „Is het wel goed,
wat sommige kerken doen, die, bij een huwelijks
bevestiging, daarvoor een grootere of kleinere
vergoeding van het huwende paar vragen
Hij meent, dat op die manier de beloften Gods
en de verzekeringen Gods, die in het formulier
worden gegeven, met geld moeten worden ge
kocht.
Bovendien acht hij het onbillijk, omdat van
ieder, die bij de huwelijksbevestiging tegenwoor
dig is, nog een gave wordt gevraagd, terwijl, ten
slotte, bruidegom en bruid de gevraagde gave
somtijds met tegenzin geven, wat niet past op
een dag van dankbaarheid.
Ik wil op deze dingen zeer kort antwoorden
a. Natuurlijk heeft de Kerk het recht om van
de huwenden een bijdrage te vragen. De leden
van de Kerk moeten toch samen de kosten van
het kerkelijk leven betalen.
Wat bezwaar is er dan tegen om te zeggen