No. 2
Vrijdag 12 Januari 1940
54e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
VAN VERRE EN NABIJ.
REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regel bij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
Zalig zijn die treuren, want zij zullen
vertroost worden.
Matth. 5 4.
Gij, helden, die zoo dikwijls treurt, zijt getroost!
Want uw Heiland en Koning heeft tot u het
woord der hoop gesproken. Uw strijd is niet uit
uzelf, noch van, noch voor uzelf, maar 't is de
strijd des Heeren. 't Is toch geen persoonlijke
zaak, waarvoor gij leeftimmers, 't is de zaak
van Christus, den van God gezonden Verlosser.
Het gaat toch niet om uw huis en eer, maar om
's Heeren huis en om Gods eer.
Daarom, wanneer gij zegt„mijn ziel, hoe
treurt gij zoo verslagen dan zult gij uw twist
zaak in Christus' banden leggen, en gij zult Hem
zien op den berg, en van Hem hooren „Zalig
die treuren, want zij zullen vertroost worden".
Alleen de helden treuren.
Treuren doet gij om 't gemis. Gij mist iets, ja
veel. Het gaat niet goed met den Naam des Hee
ren het gaat slecht met de kerk des Heeren in
Europa het wil ook niet recht gezegend gaan
met den christelijken maatschappelijken strijd
er is overal geweld en list, onderdrukking en
smaadheid van de Godsgetrouwen door het on
goedertieren volk.
Gij moogt niet moedeloos worden, integendeel,
gij moet volhouden. Maar gij treurt Ja, zoudt
gij niet treuren
Juist de helden kunnen treuren
Gij zoudt het zoo zielsgraag anders willen
hebben gij trekt het u zoo aan gij mist uw
rechte levensvreugd, omdat gij mist de schitte
ring van de eer uws Konings.
Toch waakt uw Verlosser de Koning leeft
in eeuwigheid
Gij hoort ook Zijn belofte, van den berg ge
sproken
„Zalig die treuren, want zij zullen vertroost
worden"
Komt, gaat eens mede naar den berg in Ga-
lilea, waar eenmaal Jezus Zijn bergrede leerde
Hij, Die thans aan des Vaders Rechterhand
al Zijn schoone woorden waarheid en werkelijk
heid maakt, door de toepassing Zijns Geestes.
Hij stond daar te midden van de zonen en doch-
teren Abrahams op den berg.
Eigenlijk zat Jezus, want Hij leerde hen.
En nu moet gij, treurende held, die zoo moede
zijt, eens hooren Jezus begint het lied aan te
heffen Hij begint, zoo ook de psalmen beginnen,
met welgelukzalig Wel ter dege volkomen ge
lukkig zijn de armen, en die treuren
Waarom brengt Hij dezen allereerst Zijn ge-
lukwensch
Waarom krijgen zij als de eersten Zijn Nieuw
jaarsgroet
Maar, gij treurende helden, die juist in de
moeiten van uw ambt, van uw christelijke roe
ping zoo treurt over teleurstelling, gij weet toch
wel, dat Christus ook in Zijn ambt stond
En toen Jezus in de synagoge van Nazareth
voor het eerst optrad, las Hij Jesaja 61, waar
staatde Geest des Heeren Heeren is op mij,
om den zachtmoediger. (Lucas zegt: armen), de
blijde boodschap te brengen en de treurigen Si-
ons te troosten.
Christus heeft zijn ambtsroeping duidelijk ge
zien, in dat stuk van Jesaja en Hij is het land
doorgegaan goeddoende. En zoo ziet gij Hem ook
op den berg te midden van de schare. Zijn dis
cipelen stonden vlak bij Hem die sprak Hij het
eerst toe, maar dan ook heel het volk des ver-
bonds.
En Hij wist, welke strijd er werd gestreden,
en Hij zag het aan hun gelaat, welke treurigheid
hen deed buigen, en Hij begon den schoonsten
psalm te zingen
„Zalig zijn de armen, want hunner is het
Koninkrijk der hemelen"
„Zalig zijn die treuren, want zij zullen
vertroost worden.
Alleen helden kunnen treuren.
Kleine helden, die voor hun moeder vliegen,
en die lamgeslagen zijn, als moeder erg ziek is
groote helden, die als David tegen Goliath vech
ten willen en zien, dat heel Israël ter zijde staat
en vreest.
Jezus heeft ze gezien, de treurenden, en Hij
ziet ook u.
't Was een vreeselijke tijd
De Romeinsche keizer Tiberias, heerscher
over Kanaan, de Romeinsche stadhouder op Ju-
da's feesten met zijn soldaten in Jeruzalem „ge
trouwe God de heid'nen zijn gekomen
Daarenboven waren de leidslieden Israëls to
taal aardsch gezind, vleeschelijk geworden, en
alles ging in tempel en synagoge zoo koud mo
gelijk toe. Men zegt, dat het toen zelfs in het
heilige vroor.
Dit alles konden de vromen, de godvreezenden,
wier hart brandde van ijver voor des Heeren
huis, niet altijd dragen en dan riepen zij tot God,
en dan lazen zij samen Ps. 42 en Ps. 43, en dan
zuchtten zij
„Mijn ziel, hoe treurt gij zoo verslagen
Jezus op den berg zag hen, en Hij kende hen
En Hij kent ook u, want de Heere kent de
genen, die de Zijnen zijn.
En Hij zong, en Zijn woord blijft in der eeuwig
heid
„Zalig die treuren, want zij zullen vertroost
worden".
Jezus troost.
Dit is Zijn ambt als hoogste profeet en leeraar.
Hij troost, als een moeder troost.
Hij belooft iets nieuws Hij herstelt Hij
bouwt op
Hij zingt„U is een beter lot bereid
Jezus belooft het Koninkrijk der hemelen, het
Koninkrijk Gods, de gezegende Godsregeering
met al het heil, het geluk van vergeving en vrede
en van een nieuw, godzalig leven en van het
nieuwe Jeruzalem.
Hij presenteert Zichself. Hij mag zeggen Ik
ben het licht der wereld Hij is van den Vader
gezonden, opdat Hij den treurigen Sions een
gewaad des lofs geeft voor een benauwden geest,
en vreugdeolie voor treurigheid.
Dit is zijn ambt, zijn altijd durend ambt dit
doet Hij nog door Zijn prediking, door Zijn
sacrament van het heilig avondmaal.
Gij, helden, die zoo dikwijls treurt, zijt ge
troost.
Leest de vertroosting der schriften, en beleeft
uw catechismus, het boek van den eenigen troost
in leven en in sterven.
Hebt voorts geduld De Heere vertraagt Zijn
belofte niet
Volhardt tot het einde
Strijdt den goeden strijd des geloofs
Alleen nog ééne vraag treurt gij wel genoeg
over uzelf
Want gij zijt zelf nog zoo slap en traag.
Gij hebt wel den Geest van Christus, maar
gij toont zoo weinig van dien Geest.
Waar is uw hoop, waar is uw moed gebleven'/
Waarom zijt gij vaak zulk een slechte ver
trooster
Maakt de strijd u wel eens hard
Dit is toch niet van Christus dit is toch niet
naar uw christelijk ambt.
Gij moet een held zijn in 't geloof en in de
hoop en in de liefde.
Toen Mozes den Egyptenaar doodsloeg, was
hij nog de rechte heer niet. God zond hem eerst
nog veertig jaren in de woestijn.
Toen werd hij de herder Israëls, die Israël uit
Egypte leidde.
Herders zijn helden.
Nieuwdorp.
E. BEUKEMA.
'N ZONDE, DIE STEEDS GROOTER
ZONDE AANNEEMT.
V.
We zagen de oorzaken van den buitenkerke
lijken omgang van onze jongens en meisjes, we
zagen waarin deze buitenkerkelijken omgang be
stond, nu komen we tot de gevolgen.
Nauwelijks weet ik een zonde aan te wijzen
in de kerk des Heeren, die zulke funeste gevol
gen met zich meebrengt als deze. Dat ligt natuur
lijk voor de hand. Als diegenen, bij wie het ker
kelijk besef al dichtbij het vriespunt is gedaald,
weldra in het huwelijk treden met iemand, die in
het geheel geen kerkelijk besef heeft, wat kan
er dan van zulk een gezin verwacht worden voor
de toekomst.
Men scherme nu niet met die heel enkele ge
vallen waar het „goed" gaat. Opzettelijk toch
zetten we dit „goed" tusschen haakjes, want zou
er wel één gezin zijn, waar het niet gekomen is
tot een eenheid voor den Heere, waar het „goed"
gaat. Over dat „vrijlaten" schreven we reeds.
Dat is een fixie, een waanbeeld, een zelfbedrog.
Niemand is vrij, vooral niet als men getrouwd is.
Stel, dat een man in alle talen zwijgt over het
doen en laten van zijn vrouw op kerkelijk gebied,
is die vrouw dan vrij Stel,*1 dat een man zwijgt
over alle geestelijken arbeid die zijn vrouw aan
haar kinderen verricht, is die vrouw dan vrij
Stel, dat een man toestaat dat zijn vrouw, iede-
ren Zondag zelfs twee keer naar de kerk gaat,
maar hij gaat zelf nooit, is die vrouw vrij
Wat- komt er van zulke kinderen terecht, die
zulke verschrikkelijke voorbeelden zien En
welke kant moet zulk een kind opgaan Weet
ge wat de practijk is Deze dat de kinderen
uit zulke verdeelde gezinnen in den regel ver
loren gaan voor den Heere en Zijn dienst. En
dat is geen wonder. Immers het gezin is naar zijn
diepste eenheid verscheurd. En die scheur, die
in beginsel bestaat tusschen vader en moeder,
die wordt nu doorgetrokken in de harten der
kinderen. Er is geen éénheid, maar een tweeheid.
Laat ik eens iets mogen vertellen uit de prac
tijk. Vader is atheïst. Moeder lid der kerk. Het
kind heeft een hekel aan de kerk en aan de cate
chisatie. Toen ik de vader opmerkzaam maakte
op het feit, dat zijn vrouw gebonden was aan
haar belofte voor God en de gemeente ten op
zichte van haar kind, was het antwoord dat
zijn zaken van mijn vrouw, waar ik me niet mee
bemoei. Toen na veel praten het eindelijk zoover
was gekomen, dat de vader toch inzag, dat hij
zijn kind meest vermanen tot trouw, was zijn
juiste opmerking deze maar ik sta machteloos,
want ik leef zelf, zooals ik wil. Ik vraag niet
naar hoogere wetten en dat heeft mijn kind van
mij -geleerd. Zie, dat was een man, die zijn vrouw
en zijn kind in alles „vrijliet".
En wat denkt ge nu, dat het niet een voort
durende smart moet zijn voor zulk een „vrijgela
ten" vrouw om haar kind te zien ondergaan? Is
het niet vreeselijk als liefhebbende moeder te
moeten zien, dat het kind voor het eeuwige ver
loren gaat
En men werpe hier niet tegen, dat alle gevallen
zoo erg zijn als dit geval. Inderdaad is er ver
schil. In den regel is het zoo als de moeder
oprecht, waarachtig den Heere vreest, dan zal
ze blijven worstelen voor God om het behoud
van haar kind, maar dan zal ook lederen dag
voor haar pijn en smart beteek enen. Ik wenschte
wel neer te kunnen schrijven, wat ambtsdragers
op dit terrein meemaken. Echter moeten we hier
algemeen blijven en niet in bizonderheden afda
len. Maar wel wil ik dit zeggen; dat de bitterste
tranen hier geschreid worden. Ik ken nauwelijks
een berouw zoo intens als het berouw van den
man of vrouw, die na alle waarschuwing zich
bond aan iemand, die in de verlovingstijd gouden
bergen beloofde en daarna enkele malen de kerk
bezocht, om vervolgens zijn vrouw „vrij te laten".
Laten allen, die zich op dit hellende vlak be
geven verstaan, dat zulk een verbintenis een
verbintenis is voor het geheele leven. En dat dus
de gevolgen het geheele leven zullen doorgaan.
Tal van brieven, die instemmen met deze ar
tikelen, zijn voor mij zulke bewijzen, naast de
vele ervaring in de practijk, hoe diep een gebre
ken huwelijksleven insnijdt in heel het leven.
De opmerking, dat het toch ook wel voor
komt, dat beiden den Heere vreezén, maar dat
de kerk er toch niets aan toe doet en dat aan
den hemelpoort niet gevraagd zal worden waar
men lid van de kerk is geweest, is een verzinsel.
Waar staat dat in de Schrift Dit zegt de
Heilige Schrift, dat we allen rekenschap zullen
moeten afleggen van al ons doen en al ons
laten. En zou de Heere ons dan geen rekenschap
vragen van de hoogst gewichtige vraag hoe en
waar we Hem gediend hebben Die menschen
juist, die hun ziel moeten sussen met hun buiten
kerkelijken omgang, gebruiken gaarne dit woord.
Ze hebben gaarne een morphinespuitje, om
zich wat te verdooven. En daartoe dient dan dit
gezegde. Maar weldra is het uitgewerkt en hoe
dikwijls men dit onware woord ook herhaalt,
de waarheid zal het hier ook winnen van den
leugen. De Heere vraagt rekenschap van a 1
ons doen en laten.
Voordat men dan ook zich gaat verbinden tot
het huwelijk, geve men zich rekenschap voor den
Heere van zijn stap. En wie dan als Zijn kind
tot Hem nadert, die kan en wil geen eenheid, die
in beginsel een tweeheid is. Wat komt er van
terecht van die kinderen, die vader zien gaan
naar de ééne kerk en moeder naar de andere.
In den regel niets. Ze gaan ten onder.
In Amsterdam is dit kwaad sedert enkele jaren
krachtig bestreden. Men is begonnen met een
onderzoek in te stellen en heeft hierover een rap
port uitgebracht. In een bepaalde wijk waren
van de 755 gehuwde paren er 134 gehuwd met
een buitenkerkelijk persoon. Dus 18 Van de
100 gemengde huwelijken behoorden 47 tot de
Ned. Herv. Kerk, 12 tot de Luthersche, 8 tot
Hersteld Verband, 4 tot de Roomsche kerk, 26
tot geen kerk en 3 tot kleine kerken.
De rapporteurs stellen voor de vraag onder
oogen te zien, hoe aanstonds ambtelijk op te tre
den tegenover jonge lieden, die een gemengde
verloving aangingen.
De gevolgen van dit kwaad zijn inderdaad van
zulk een aard, dat de oorzaken ernstig bestreden
moeten worden. Het is een kwaad, dat van den
kansel op de catechisatie, maar vooral in de ge
zinnen zal moeten bestreden worden. De eerst
aangewezenen zijn de ouders. Zij moeten voor
beelden zijn in hun liefdesopenbaring tot de kerk.
Tenslotteelke half-heid is hier hardheid.
Liefdeloos zijn die ouders, die hun kinderen op
het hellende vlak van buitenkerkelijken omgang
laten voortgaan, totdat ze dien niet meer kunnen
tegenhouden. Liefdeloos, omdat de gevolgen
voor hun kinderen zoo wreed zijn. Beslistheid op
dit punt is tederheid. Eerst zal het kind het aan
voelen als onredelijk, hard, onbarmhartig, be
krompen enz. Maar later, als het kind het leven
zelf mee heeft leeren kennen, zal het zulke ouders
dankbaar zijn.
Zal het zeggen ik dank u, dat ge mij tegen
gehouden hebt, om mijzelf voor mijn geheele le
ven in ellende te storten.
Omgekeerd hebben kinderen, die niet zijn te
gengehouden, het recht om hun ouders te vragen:
waarom hebt ge mij niet gewaarschuwd Eli
zal wellicht in zijn dagen geheeten hebben een
goeie, beste, kerel. Met wien men schipperen
kon. Maar zijn kinderen hebben het gelag be
taald van zijn slappe optreden. Ons ter waar
schuwing is ook dit verhaal ons door den Hei
ligen Geest overgeleverd. Nogmaals halfheid is
wreedheid. En beslistheid en liefde gaan vaker
samen dan halfheid en liefde. Laten we dan uit
liefde tot de kerk des Heeren, uit liefde tot onze
kinderen, buitenkerkelijken omgang bestrijden,
beslist, juist omdat we met ons geheele hart den
Heere willen dienen, en het zaad der kerk lief
hebben.
A. H. OUSSOREN.
BIJBEL EN BIECHT.
VI.
Het Ontstaan van de Biecht.
De uitspraken van Chrysostomus en de daad
van den vromen patriarch Nectarius, die in 391
heel de biecht- en boetepractijk stopzette en
radicaal afschafte, bewijzen wel duidelijk, dat de
Oude Kerk in de biecht geen instelling van Chris
tus heeft gezien.
De weg van de oude boetedoeningen naar de
verplichte periodieke biecht, gelijk Rome die in
1215 definitief heeft vastgesteld, is in het kort
als volgt.
De kloosterdiscipline heeft op de wording van
de Roomsche biecht onmiskenbaar grooten in
vloed uitgeoefend. Kort voor Nectarius de bieent-
practijk afschafte, had Basilius de Groote, f 379,
voor zijn kloosters aan de monniken als huisregel
voorgeschreven, dat zij iederen avond tegenover
elkander belijdenis van hun zonden zouden doen.
Zij moesten hun hart tegenover elkaar uitstorten
en daarbij ook de geheimste gedachten uitspre-