FEUILLETON. DE BOER VAN „LEVENSSTRIJ D" ZENDING. KERKNIEUWS- In Christus tot genade aangenomen. Van al de bondelingen wordt dat gezegd in het formulier. Zij blijven niet liggen onder het doemvonnis, waar zij onder geboren zijn, maar zij worden in genade aangenomen. God geeft daar een publiek getuigenis van. We hebben hier heelemaal niet te denken aan een „aanneming" die onveranderlijk haar kracht houdt tot in het eeuwige leven. We hebben hier evenmin te denken aan de persoonlijke verkiezing tot zaligheid. Die komt pas veel later in 't ge richt. De uitverkorenen worden van hun verkie zing en zaligheid bij „trappen en maten" hun heele leven door langzamerhand verzekerd. Het formulier heeft niet de bedoeling te zeggen, dat alle bondelingen uitverkorenen zijn. Het spreekt ook niet over ware en onechte bondelingen. Het zegt zonder nadere onderscheiding, dat onze kin deren weer „in Christus tot genade aangenomen worden", hoewel zij in zonde ontvangen en ge boren zijn en daarom „van nature" (buiten Chris tus, wil dat zeggen), aan allerhande ellendigheid, zelfs aan de verdoemenis onderworpen zijn. Aan die ellende en verdoemenis zijn ze nu ontrukt in Christus. Daar moeten wij geloovig aan vasthou den, omdat de Heere het zegt. Dat laatste is de grond des geloofs. Omdat de Heere het zegt. Die grond wordt door den doop bezegeld voor het geloof. Dat „in Christus tot genade aangenomen" moe ten wij nu niet van zijn waarde berooven door het slechts een „voorwerpelijke" aanneming te noemen, een aanneming zonder onderwerpelijke deelgenootschap, zonder de Heilige Geest, die wedergeboorte en geloof werkt. Doen wij dat, dan is de doop zoogenaamd een teeken, dat wij uitwendig tot het verbond be- hooren, of uitwendig bij de kerk behooren en meer niet. Dat, waar het op aankomt, dat wij werkelijk een lid van Christus zijn, daar zou de doop dan over zwijgen en blijven zwijgen. Als gij echter het doopformulier leest, ziet ge, dat de doop heusch niet een teeken en zegel van een uitwendig-behooren-tot-het-verbond is, maar van een reëel en onvoorwaardelijk begrepen zijn in de gemeente van Christus en van een deel heb ben aan al de genadegeschenken die de Heere Jezus over zijn gemeente uitgiet, ook aan het geschenk van den Heiligen Geest. Op dit punt bestaat grenzeloos veel verwar ring. Eén staaltje daarvan uit den laatsten tijd wil 'k U noemen. Het is niet geschreven door een jonge, on ervaren man, doch door een emeritus-predikant Ds Jansens. Hij schreef dezen zomer in de Kerk bode van Gorinchem het volgende wij kregen er kennis van via de Heraut De „band des verbonds" en de „band des Heiligen Geestes zouden twee dingen zijn, die lijnrecht tegenover elkéar staan. Het verbond zou niets meer zijn dan een uiterlijke band. Zoo iets als verstande lijke doodigheid. Bij deze weinig beteekenende „band des verbonds" zou de „band des Heiligen Geestes" bij moeten komen om de verstandelijke doodigheid levend en geestelijk te maken. Uit den Heiligen Geest stroomen de wateren des le vens uit Christus de harten der geloovigen bin nen. Natuurlijk is de bedoeling van Ds Jansens uit nemend. Hij wil blijkbaar waarschuwen tegen een dood geloof zonder levende vruchten van den Heiligen Geest. Maar op de manier, waarop hij het doet, sticht hij kwaad, doordat hij een totaal ongereformeerde voorstelling geeft omtrent het verbond. Hij maakt van verbond en Heilige Geest nota bene een tegenstelling. Het eerste, het verbond, is verstan delijkheid, doodigheid, dus de zonde van onbe keerdheid en hypocritisme. Hoe is 't mogelijk Het tweede, de stroomen des levens moeten er bij komen, om van dat „dooden" verbond wat te maken, dat goed en vruchtdragend is. Tegen dat er bij komen van den Heiligen Geest, tegen heel deze tegenstelling van verbond en Geest, gaat ons ernstig bezwaar en dat op grond van de oude Gereformeerde leer des ver bonds. In het verbond is de Heilige Geest be grepen, toegezegd en beloofd en geschonken. „In Christus tot genade aangenomen" sluit de Hei lige Geest mede in. Daar wordt in deze woorden niet alleen schuldvergeving toegezegd, maar ook de wederbarende werking van den Heiligen Geest, Die het levende geloof werkt. Hier is geen sprake van een zoogenaamde „voorwerpe lijke" uitwendige Christus, terwijl de „onder werpelijke" genade van den Heiligen Geest er nog apart bij zou moeten komen. Ons doops- 46) „Ik kan ook niet weggaan", zei Jane. „Ik weet niet, wat ik doen moet. Als ik nu eens met tante kon praten of met den dominé „Daar zul je wel niet verder mee komen", dacht Kees. „Maar je zoudt het kunnen doen. Ga er morgen heen. Zal ik wel een noodzakelijke boodschap voor je in de stad verzinnen." „Dat helpt niet. Vanavond moet vader het weten." „Ben je malWees nou niet al te kinderach tig. Dat was je vroeger ook niet. Je gaat straks naar bed, net als ik, afgeloopen. Dan komt vader het vanzelf niet te weten. En dan kun je morgen altijd nog zien. Maar wees nou verstandig, meid, en ga niet weg. Dan komt er van ons niets te recht. Doe nou, wat vader zegt. Later kun je altijd nog zien, als je graag naar de kerk wilt en zoo. Ik begrijp niks van je, maar een mensch zijn lust is een mensch zijn leven." Och, met zulke praat kwam Jane niets verder. Zij zuchtte. Wel nam zij dat Kees niet kwalijk. Hij wist niet beter en leefde onverschillig voor hoogere dingen had er niet de minste behoefte aan. Als vader ook zoo was, och, dan zou het wel gaan. Want Kees hinderde haar in niets. formulier kent deze scheiding heelemaal niet. En wij maken het formulier onbegrijpelijk wanneer wij deze scheiding tusschen verbond en Geest er in gaan leggen. Er bestaat blijkbaar veel verwarring inzake de eenvoudige leer des verbonds van ons eigen oude, trouwe formulier. Niet alleen Ds Jansens schreef dit, maar Ds Doornbos nam het in „De Heraut" over, zonder één woord van kritiek, waaruit wij moeten afleiden, dat deze Amster- damsche Dominé het heelemaal eens was met deze voorstelling van zaken. En toch staat het zóó anders in ons mooie formulier. En zoo dui delijk anders. „In Christus tot genade aangenomen" is in het doopsformulier vrijwel van dezelfde beteekenis als het „in Christus geheiligd" uit de eerste doop- vraag. Het beteekent, dat de kinderen van de kerk uit genade tot kinderen Gods zijn aangeno men. Dat maakt het persoonlijk geloof van die kinderen als zij opgroeien niet overbodig, maar eischt, dat persoonlijk geloof juist. Maar reeds in hun prille jeugd heeft de Drieëenige God ver klaard, dat deze kinderen weer tot Zijn kinderen zijn aangenomen. Dat is de belofte. Die wij moeten gelooven. In dat geloof moeten wij onze kinderen ten doop houden. In dit verbond Gods wordt ons en onzen kin deren alles toegezegd en geschonken het Offer van Golgotha, maar ook de wedergeboorte. De volgende week gaan wij verder over de beide andere uitdrukkingen uit het formulier, die we wenschen te bespreken en duidelijk te ma ken, dat alle gedoopten wezenlijk tot het ver bond gerekend worden. Brouwershaven. J. MEESTER. 1) Op bladzijde 10 bovenaan staat kwalitatief, doch er is blijkbaar kwantitatief bedoeld. J. M. Amice, Wat de schoolarbeid betreft was dit jaar ook een jaar van bijzonderen toeloop. Alleen op de Javaansche volksschool in Magelang (een school van drie jaren, waar de kinderen wat primitief onderwijs krijgen in 't rekenen en lezen en aard rijkskunde) kwamen er niet minder dan 250 leer lingen. In Poetjoengsari, werd een nieuwe Zen dingsschool geopend en vroegen 60 leerlingen plaats, in Gemawang werd door Ds van Nes een nieuwe vervolgschool geopend en in de eerste klas waren 43 leerlingen. Verblijdend was het bericht, dat meldde, dat er voor de Maleisch- Chineesche school te Parakan, die daar voor enkele jaren als ongesubsidieerde school werd geopend, nu subsidie werd verleend. In Temang- goeng was evenzoo een Maleisch-Chineesche school van de Zending deze bloeide niet, maar in die plaats werd de Maleisch-Chineesche school van den pastoor gesloten met dit gevolg, dat onze school 86 nieuwe leerlingen kreeg. In S., waarvan ik boven reeds iets vertelde, werd door Ds van Nes een schakelschool geopend (een school, die een schakel vormt tusschen een Ja vaansche school en een Mulo-school). Deze trok aanstonds 25 leerlingen. Ge behoeft niet te vra gen wat voor werk dit aanstonds brengt. Bij zoo'n toevoer van leerlingen is er aanstonds de vraag waar haal ik al de onderwijzers zoo gauw vandaan 7 of 8 nieuwe onderwijzers zullen er noodig geweest zijn om dezen nieuwen toevoer te kunnen opvangen en dan de vraag naar de ruimte, naar nieuwe lokaliteit. Er moet weer zoo veel meer besteld worden van schoolmeubilair en schoolleermiddelen. Ik kan me voorstellen, dat Ds van Nes wel eens moeilijke dagen gehad heeft en hoe pijnlijk het voor hem moet zijn, nu althans momenteel een tweede Ds niet kan gezonden worden, 't Is inderdaad om er moedeloos van te worden en als daar geen menschen zijn, die hem helpen, dan is 't niet vol te houden. God geeft veel zegen naar alle kanten breidt het werk zich uit, niet omdat het gezocht wordt, maar omdat het zich opdringt. Dit laatste is ook het geval bij het Blondowerk. De armenkolonie te Blondo met z'n 300 arme Maar vader Hoe zij ook dacht en redeneerdezij moest dien avond beslissen. Kees deed zoogenaamd wel een oplossing aan de hand en even had zij er voor gevoeld maar dat was toch geen oplos sing. Zij zou ongesteldheid voor kunnen wenden en naar bed gaan vóór vader thuis kwam, maar dan moest zij morgenochtend immers beslissen 'i En het was dwaasheid, dat zij naar de stad zou kunnen, om dan naar tante of naar dominé West woud te gaan. Vader zou dat maar al te goed begrijpen en grimlachen om die verzonnen noodzakelijke boodschap van Kees Hij zou haar eenvoudig verbieden, te gaan en dan was het afgeloopen. Neen, zij moest beslissen, als vader straks vra gen zou. Enzij kon hier toch niet weg gaan? Niemand kon dat van haar vergen. Tante zou dat ook niet doen en als de dominé goed door dacht, hoe de toestand hier dan worden zou, dan zou hij toch ook moeten zeggen blijf weg en gehoorzaam je vader. Haar vader gehoorzamen was toch eerste eisch Het vijfde gebod was er toch niet voor niets Maarwie vader of moeder liefheeft Neen, zóó kon dat toch niet bedoeld zijn. Wie kon nu van haar vergen, de boerderij te verlaten, omdat „Doe nu, wat vader zegt, meid", zei Kees har telijk. „Het komt wel in orde. Waarom nu zoo'n herrie gemaakt Je kunt ons toch niet alleen laten En je weet wel, dat vader doorzet. Hij zal je niet terugroepen, als je weg bent. Dan neemt hij een huishoudster. Nou, wat moet dat nou worden hier menschen, met z'n weverij, die vele bestellingen moet uitvoeren, met z'n mattenmakerij, die 't werk niet afkan, met z'n zeepmakerij, waarin alle bestellingen niet uitgevoerd kunnen worden, het onderhoud van deze armen, enz. enz. geeft veel hoofdbrekens. Gelukkig, dat Mevr. van Nes er zich speciaal voor kan spannen om het Blondo werk te verzorgen. En ze zal er haar handen vol aan hebben. Maar nu kwam er nog wat bij. Vroeger onder Zijne Excellentie Gouverneur- Generaal de Jong is er over heel Java, door de actie van Mevr. de Jong veel gedaan ter bestrij ding van de armoede. Overal verrezen armen- gestichten waarin menschen werden opgenomen, die eiken dag een klein bedrag kregen om in eigen onderhoud te voorzien en een klein stukje rijstveld. De onkosten daarvan werden bijeenge bracht door de Javanen zelf, die 1 cent per week per hoofd voor dit werk moesten afstaan. Toen deze arbeid werd opgezet heeft ook Blondo aan de toenmalige autoriteiten meegedeeld, dat Blon do gaarne bereid was om te helpen in deze be strijding van de armoede. Maar men had die hulp van Blondo niet noodig. Echter de laatste jaren van mijn arbeid in Magelang kwam er reeds een verzoek om zulke armen van de organisatie van Mevr. de Jong op te nemen. Deze organisatie heette asib, een woord dat saamgesteld is uit de beginletters der volgende woorden A(lgemeene) S(teunverleening) I(nheemsche) B(evolking). Nu deze armen van asib werden graag opgeno men, hoewel deze wel het lastigste deel vormden in de verzorging van de Blondo-bevolking. Nu kreeg Ds van Nes het verzoek om al het werk en al de gebouwen en al de menschen van asib uit de nabijheid van Magelang over te nemen. In de nabijheid van Magelang bevinden zich asibgebouwen, n.l. in Mertojoedan en in Niven- tilan waar tot hiertoe enkele arme gezinnen wa ren ondergebracht. Ds van Nes kon deze aan bieding natuurlijk niet afslaan. Wat voor indruk zou de Zending maken, die in Blondo reeds een armenverzorging had, zoo ze weigerde om die verzorging ook uit te strekken over die asib- armen, temeer daar er ook finantiëele steun voor verleend werd. Maar wat geeft dit ook weer een vermeerdering van werk En dan kwam daar gelijk nog een ander ver zoek. Indertijd hebben er besprekingen plaats ge had tusschen den Directeur van Kramat (krank zinnigengesticht bij Magelang) en de Zending over de oprichting van een landbouwkolonie ten behoeve van ontslagen krankzinnigen van Kra mat, die niet ziek genoeg waren voor zoo'n ge sticht en niet gezond genoeg voor de dessa. De directeur voelde er veel voor, maar men was toch blijkbaar wel eenigszins bevreesd om dit werk aan de Zending over te laten. Er werd eerst naar een andere oplossing gezocht en nu kwam de verblijdende mededeeling, dat de Zending tot de stichting van zoo'n kolonie zal overgaan. Er is nu overeenkomst bereikt en de noodige steun zal aan de Zending van Magelang gegeven worden voor de exploitatie van dit werk. Maar ge gevoelt, dat er met de uitbreiding van het werk ook uitbreiding van arbeiders gepaard moet gaan. Ds van Nes kan ook zeggen dage lijks overvalt me de zorg voor al dit barmhartig- heidswerk. Gelukkig, dat Ds van Nes zelf geen bemoeienis heeft met stichting voor zwakzinnigen in Te- manggoeng, waarvoor een Vereeniging werd op gericht, waarvan het bestuur grootendeels bestaat uit onderwijzers van onze scholen. Reeds werden 4 zalen geopend, en een school voor Buitenge woon Onderwijs daaraan verbonden. Het is de eenige inrichting van dien aard in geheel Indië. Het zijn meest kinderen van Europeanen (Indo's) die daarin zijn opgenomen en het werk, dat daar wordt verricht lijkt wel wat op hetgeen er te Blondo gedaan wordt. Ook in die stichting te Temanggoeng worden de inwoners aan 't werk gezet en moet er dus een afzetgebied gezocht worden, waar de vervaardigde artikelen kunnen worden geplaatst, 't Is de vraag of het op den duur niet het beste is om al dit barmhartigheids- werk, dat daar op het Zendingsterrein Magelang zoo welig groeit, niet in één organisatie kan wor den ondergebracht. Maar dit zullen de broeders in Magelang zelf het best weten. We slaan echter belangstellend de ontwikkeling van het barmhar- tigheidswerk gade. Als steeds Uwe A. MERKELIJN. Och, hij meende het zoo goed, overwoog Jane, maar hij begreep niets van haar strijd. Zij voelde: als ik vaders zin doe, doe ik verkeerd, want dan laat ik los, wat de laatste maanden de vreugde van mijn leven heeft uitgemaaktdan laat ik Jezus los en ik kan niet meer zonder Hem. Maarvaders zin niet doen, dat beteekent verjaagd worden ende man, die mij weg jaagt, is toch mijn vader O, wat was het moeilijk, wat was het moei lijkEn was er nu maar iemand, die haar raad kon geven Maar er was niemand. Kees, die goede sul, dacht, dat hij haar raadde. Hij bracht haar in werkelijkheid veel verder van het pad. Tante kon mogelijken de dominé, maar die waren niet bereikbaar. En dien avond moest de beslissing vallen Daar kwam vader al terug van den zeedijk „Wees nou verstandig, meid", zei Kees nog. „Als je doorzet, zul je later spijt er van hebben, als haren op je hoofd. Je kunt, je mag hier niet weg gaan." Dan verdween hij. Hij was er het liefst niet bij tegenwoordig, als zijn vader weer begon. Je kon nooit weten, wat Jane in haar schild voerde. Want, als het er op aan kwam, was zij niet bang van vader. Dat had zij vroeger meermalen ge toond. En dan krabbelde vader voor haar wel eens terug. Maar dat zou hij nu niet doen, daar van was Kees wel overtuigd. Want de haat tegen den godsdienst zat er wel zoo diep in. Dat had moeder wel ondervonden. Nooit had hij zich dat gerealiseerd, maar sinds Jane het hem had uitge legd en hij ook op „Sursum Corda" er van ge- TWEETAL TE Thesinge G. J. de Leeuw te Finsterwolde. J. P. Prins, Cand. en hulppr. te Dedemsvaart. BEROEPEN TE Haamstede H. C. Voorneveld te Zuilichem. AANGENOMEN NAAR Batavia: J. J. Oranje te Paesens c.a. (Fr.). Roermond: Cand. J. Brouwer, hulppr. te Drachten BEDANKT VOOR Drachten J. J. Oranje te Paesens c.a. Benoemd als hulpprediker tee Twijzel en te Den Helder Cand. L. Doekes, te Kampen, welke laatste benoeming is aangenomen. Huwelijksbevestiging op Zondag. De kerk van Meppel vraagt de classis een uit spraak over de wenschelijkheid van huwelijks bevestigingen in den dienst des Woords op Zon dag, in tegenstelling met de steeds meer gevormde gewoonte een huwelijk te doen bevestigen in een daartoe apart samengeroepen bijeenkomst der gemeente in de week. (Bazuin) Ds. J. L. Schouten te Amsterdam herdenkt D.V. op 17 Dec. a.s. zijn 40-jarig ambtsjubileum. Hij diende de kerken te Hazerswoude, Water graafsmeer, Arnhem en Amsterdam, en boven dien al de kerken van ons vaderland als lid en voorzitter van de Synodes te Arnhem, te Am sterdam en te Sneek. In verband met de tijdsomstandigheden heeft de Kerkeraad te Amersfoort besloten, om voorloopig de vacature, welke ontstaan is door het emeritaat van Ds. E. Schouten, niet te ver vullen. Op Vrijdag 8 Dec. a.s., 's middags half vier, zal de rectoraatsoverdracht aan de Theol. Hoogeschool te Kampen, door Prof. Dr. J. Rid derbos aan Prof. Dr. S. Greydanus, plaatsvinden. Ketelschade Hospitium. („Bede om hulp".) De Woensdag zette goed in. Rustig zat ik te werken, toen ineens een knal, die me aan een kanonschot deed denken (hoe is een mensch tegenwoordig), me opschrikte. Het bleef bij één, en ik zette dus mijn lectuur voort. Kort daarop evenwel bleek de oorzaak te zijn de ontploffing in ons Hospitium. Een ketel der centrale verwar ming was geëxplodeerd heel de achterwand er uit, ruiten aan twee kanten van het huis gespron gen, hier en daar een muur ontzet, personeel be- build of bezwijmd, studenten in de kou, eetgerei aan stukken, kasten uit elkaar, kelder onder wa ter, en veel radelooze menschen. Kunt u begrijpen, hoe blij ik, na de eerste ra vage in oogenschouw genomen te hebben, en te gen den financieelen zorgenberg schuchter opge keken te hebben, bij de controle van de inmid dels aangekomen post een girobiljet nr. 2 no teerde. Ter verdere orienteering de eerste schermut selingen met de verzekeringsmaatschappij zijn al voorbij. Het geval is zeer gecompliceerd, want wat is een ontploffing onder de branden Om kort te gaan we hebben al ons best gedaan, en we hebben al de zakelijkheid, waarover ons Be stuur beschikt (en buiten den voorzitter gerekend zijn er echte zakenmenschen) aangewend. Maar het eind van de rekening is, dat een groote scha depost overblijft. We zitten er leelijk mee. Het wordt niet ge zegd om te vermurwen. Het is de naakte waar heid. En daarom, och toe, helpt U nog niet ver melde lezer, nog eens mee in 't betalen en op wekken De dingen zijn zoo gauw vergeten in den haastigen tijd, dien we beleven. Maar het Bestuur heeft geen recht tot vergeten Aan alle helpers van heden en morgen zeer hartelijk dank. Giro 127278. K. SCHILDER. Uit het verslag der Classis Leiden. „Dan wordt behandeld de emiritaats-aanvrage van Ds. Meijering en Ds. Ingwersen. Dit emeri taat wordt verleend op de meest eervolle wijze, na advies Dep. ad art. 49 K.O. Voorgelezen wordt een brief van Ds. Ingwersen, waarin hij afscheid neemt van de classis. hoord had, had hij beter begrepen. Daarom vreesde hij een heftige woordenwis seling, als straks die twee begonnen. Maar daarin vergiste hij zich ten eenenmale. Jane had niet den moed en ook niet de kracht, tegen haar vader op te treden. Zij voelde, alle terrein verloren te hebben. „Het is mooi weer", zeide zij, toen haar vader binnentrad. Met een norschen blik zag hij haar aan. „Heb je al een beslissing genomen vroeg hij kort. „Wacht niet te lang. Het wordt al later. En als je niet doet, wat ik je zeg, je weet het, dan ga je vanavond de boerderij nog af. Je klee- ren en zoo zullen wel nagezonden worden naar een adres, dat je opgeeft. Dat zal wel niet ver weg zijn", hoonde hij. „Ze zullen je daar wel verwachten." Jane beefde over al haar leden en zette zich op een stoel, daar zij vreesde, niet meer staande te kunnen blijven. „Kunnen we niet eens rustig praten, vader smeekte zij. „Er valt niet over te praten. Je moeder zweeg en gehoorzaamde. Dat heb jij ook te doen. Zoo niethij wees naar het erf„en dan hoe eerder, hoe liever." „Vader, wat hebt U toch tegen Job Louwerse vloekte. „Dat gaat je niets aan. Gehoorzamen of Er was een stilte vol dreiging. „Moet ik nog langer wachten Jane zuchtte zwaar. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 2