FEUILLETON.
DE BOER VAN
„LEVENSSTRIJD"
Natuurlijk zegt dit voorkomen van 't „woord"
nog niet zoo heel veel. Er zijn teksten, waarin
enkel van een verbond tusschen menschen sprake
is. Deze zijn bij de optelsom mee opgeteld en
zouden dus eigenlijk moeten worden afgetrokken
als we over het verbond der genade spreken.
Van veel meer beteekenis dan het getal drie
honderd is het feit, dat de verbondsgedachte de
gansche Schrift beheerscht. „Openbaring en ver
bond behooren van het allereerste begin tot het
allerlaatste einde op het innigst samen" (Dr
Kraan). Daarom moeten theologen die de Heilige
Schrift waarlijk onderzoeken en verklaren, wel
door het verbond gegrepen worden en kan het
niet uitblijven, dat zij den mond er van vol heb
ben. Althans van de zaak. Want het gaat in de
prediking niet om het woord. Men kan heel goed
en zuiver uit de Heilige Schrift het verbond pre
diken zonder onophoudelijk het woord verbond
op de tong te hebben.
Het beste en mooiste antwoord geeft Prof.
van Dijk, zij het zijnerzijdsch onbedoeld, als hij
uitspreekt, dat iemand die zich „onverbiddelijk
streng houdt aan het te verklaren Woord" wel
veel over de idee van het verbond moet schrijven.
Dat is voor Calvijns arbeid een eeresaluut.
En ook voor de Gereformeerde theologie.
Deze wil immers niets liever dan zich onver
biddelijk streng houden aan het te verklaren
Woord".
Natuurlijk hebben wij met het bovenstaande
geen compleet antwoord gegeven op de vraag,
waarom bij de Gereformeerden de leer van het
verbond zoo'n groote plaats is gaan innemen.
Er zijn immers meer christenen die zich nauw aan
de Schrift hebben gehouden, maar bij wie he'
verbond nooit zoo'n plaats heeft ingenomen als
bij ons.
Zoo de Lutherschen.
De Lutherschen hebben zich evenzeer als de
Gereformeerden op de Schrift geworpen. Toch
hebben zij de verbondsgedachte niet gegrepen.
Een leer des verbonds is bij hen niet tot ont
wikkeling gekomen.
De verbondsleer is een onuitroeibaar bestand
deel van de Gereformeerde theologie geworden.
Buiten het Gereformeerde erf vinden wij haar
schier niet.
Hoe komt dat
Weer zal het antwoord moeten luiden omdat
de Gereformeerden zich van meetaf het nauwst
aan de letter van de Schrift hebben gebonden.
Zij hebben uit de Schrift zelf de sleutel gehaald,
om de schatkamers van de Schrift te openen. Die
sleutel was het vooropstellen van de eere Gods
bij debeoordeeling van al het geschapene.
De Heere heeft alle dingen gewrocht om zijn
Zelfs wil.
Ook ons menschen.
Ja juist ons menschen.
Alle dingen zijn geschapen om ons te dienen.
Maar wij zijn er, om met alle dingen den Heere
te dienen.
We vinden dit gezichtspunt prachtig in de
eerste Zondag van de Catechismus van Calvijn.
Die begint aldus
Welk is het voornaamste doel van het men-
schelijk leven'
Het kennen van God, die ons geschapen
heeft.
Hoe weet gij dat
God heeft ons geschapen en in de wereld
geplaatst, om in ons verheerlijkt te worden. Zoo
is het dan recht en billijk, dat wij ons leven,
waarvan Hij de oorsprong en het beginsel is,
leven tot Zijn eer.
Welk is het hoogste goed van den mensch?
Diezelfde kennis.
Waarom noemt gij deze het hoogste goed
Zonder haar zouden wij er ellendiger aan
toe zijn dan de dieren.
Wij zien dus, dat geen grooter ongeluk den
mensch kan overkomen dan ditniet tot eer van
God te leven
Inderdaad.
De sleutel om de rijke schatkamers van de
Schrift te openen is geweest en is nog het voor
opstellen van de glorie Gods bij het beoordeelen
van alle dingen, die God geschapen heeft. Ook
bij de verlossing door Christus Jezus.
God is er niet om ons, maar wij zijn er om
Hem.
Alle dingen zijn er door Hem alleen en om
Hem alleen.
Ook in de kerk.
God alleen maakt zondaars zalig.
4i)
„Vader, wat is er? Wat hebt U?" kreet zij,
ontzet.
„Ga uit mijn oogen Ik spreek je wel nader",
siste Job Louwerse, die de fiets tegen de schuur
zetten ging. Hij trok een pijnlijk gezicht nu. Ze
ker was de val erger aangekomen den wel leek.
Geslagen, als een hond, niet begrijpend en nog
steeds haar eerste vermoeden koesterend, hoewel
vader toch niet sprak, als een dronken man, ver
liet Jane het erf en ging naar de keuken, waar
de meid, die alles had gehoord Jane schaamde
er zich voor, zij was er nog slechts enkele dagen,
met Annemie was dat anders geweest vlijtig
aan het werk was, veel te ijverig in eenen
Zij hoorde, hoe haar vader naar de opkamer
ging en daar heen en weer scharrelde.
Dan klonk zijn schorre, van woede ingehou
den stem „Jane
Zij was er blij mee. Nu kwam er een eind aan
die pijnigende onzekerheid.
Om hem geen seconde te laten wachten, be
vreesd voor een nieuwe uitbarsting, als zij was,
haastte Jane zich naar het vertrek, waar zij in
dien bangen nacht bij moeders sterfbed had
gezeten.
In de kerk in den hemel wordt alle dankzeg
ging en eer en lof Hem toegebracht Die op den
troon zit en het Lam.
Al ons werken rust in een voorafgaand werken
Gods. Zelfs ons willen rust in Zijn voorafgaand
werken. Hij werkt in ons het willen en het wer
ken naar Zijn welbehagen.
Met deze grondgedachte van de Gereformeerde
theologie hangen de meest kernachtige Gerefor
meerde gedachten zeer nauw samen.
De souvereine, vrije genade, de onverliesbaar-
heid der genade, de kerkbeschouwing, de be
schouwing van de gemeente, het recht en de be
teekenis van den kinderdoop, de volle verant
woordelijkheid van den mensch. Ook dit laatste.
Als God zijn eer ontvangt, ontvangt de mensch
ook de zijne
Rijke, kernachtige Schriftgedachten, die zonder
met elkaar te strijden in wondere harmonie sa
menhangen op den grondslag van het verbond.
Heel de gemeenschap van God de Souvereine
ook in zijn genade met ons menschen, in
verbondsgemeenschap.
Met het ruimer houden van dit kernstuk der
Geref. belijdenis zijn groote belangen gemoeid.
Daarom moeten wij blij zijn, als er over het
verbond wat te doen is. Als er over gedacht, ge
sproken, gediscussieerd en geschreven wordt.
Ook als de meeningen verschillen, moeten wij
niet dadelijk ach en wee roepen over dien twist
der theologen.
Maar veel meer God danken, dat Zijn Woord
nog zooveel macht heeft over de gedachten, dat
deze er door op gang gebracht worden. Het staat
er niet best voor met de kerk als men het over
de gansche Schrift roerend eens is, men het eens
is over de schoonheid van een oud museumstuk.
Zoo'n stuk staat buiten het volle leven. Gods
Woord moet daar middenin staan. Maar dan is
het ook onderworpen aan de deining van het
leven. Dan ligt het midden in den strijd der strij
dende kerk.
Brouwershaven. J. MEESTER.
„HET KATHOLIEKE GELOOF."
Rome ontwikkelt in den laatsten tijd een groote
activiteit. Geld noch moeite wordt ontzien om
ook andersdenkenden te bereiken en hen met de
Roomsche leer op de hoogte te brengen. Eenige
weken geleden verscheen een keurig uitgegeven
boek van meer dan 700 bladzijden, getiteld „Het
Katholieke Geloof". Dit boek werd mij dezer
dagen gratis toegezonden door het Katholiek Co
mité van Actie „Voor God".
„Ons Comité" ik haal een gedeelte van de
begeleidende circulaire aan „is de meening
toegedaan, dat het voor iemand, die het Katholi
cisme niet belijdt, niet altijd gemakkelijk is, de
innerlijke beteekenis der uiterlijke verschijnings
vormen van het Katholicisme te verstaan. Dien
tengevolge zijn er vele misverstanden over de
katholieke geloofs- en zedenleer, misverstanden
die, helaas, zoo gemakkelijk tot „vooroordeelen"
kunnen leiden. Daarom is ons Comité er toe
overgegaan, U en een aantal andere intellectu-
eelen, die het Katholicisme niet belijden, door
toezending van dit boekwerk de gelegenheid te
verschaffen, zich over de grondwaarheden van
het „Katholiek Geloof" gemakkelijk te oriëntee-
ren."
„Het Katholieke Geloof" is de Nederlandsche
bewerking van een boek, dat geschreven werd
door Dr Ignatius Klug en in Duitschland een
ruime verspreiding heeft gevonden.
Meestal stellen wij, Protestanten, ons tevreden
met een uiteenzetting van de Roomsche leerstel
lingen, zooals die in de eigen Protestantsche
boeken en tijdschriften gegeven wordt. Natuurlijk
loopen we dan steeds gevaar, dat we de dingen
niet geheel zuiver zien, omdat het heel moeilijk
is objectief en eerlijk weer te geven hetgeen een
ander zegt en leert.
Daarom is 't leerzaam en interessant een
Roomsch boek van den allernieuwsten tijd te
lezen, en te hooren, hoe Rome in haar eigen taal
haar geloof uiteenzet en verdedigt.
Bij de bestudeering van dit lijvige boekwerk
kwam ik telkens prachtige gedeelten tegen, blad
zijden, die me deden uitroepenWat worden
hier mooie en ware dingen gezegd Wat heeft
de Roomsche kerk nog veel met ons gemeen
Bij alle principieel verschil is er inderdaad een
diepere eenheid, daar de Roomsche kerk op den
grondslag van de twaalf geloofsartikelen staat,
het „Onze Vader" bidt en de Tien Geboden als
levensregel erkent.
Toen ik las over het wezen Gods, de Heilige
Vaders oogen, nog even woest, als een tien
minuten geleden, doorboorden haar. Weer
schrok zij van dien blik, die er een van haat was.
Het was dezelfde blik, opeens zag zij dien, als
dien morgen, toen dominé Westwoud de deui
werd uitgejaagd.
En toen
Zou vader het te weten gekomen zijn Was
dit de uitbarsting, waarvoor zij steeds gevreesd
had
Haar knieën knikten. Zij moest zich aan de
leuning van een stoel vasthouden.
„Kom jij geregeld bij Goedegebuure beet hij
haar toe.
Daar was het al
Zij kon geen enkel woord uiten. Haar vader
stond daar met gebalde vuist, alsof hij haar zóó
wilde aanvallen. Wat was dat toch voor een
haat flitste het, ondanks den précairen toestand,
nog door haar brein.
„Kun je geen antwoord geven
Jane knikte slechts.
„Dus het is waar, wat mij verteld is Ik wist
het wel, want die het zeide, wist het zeker. Wat
is dat voor een gemeene bedriegerij
„Is dat bedrog, vader
Een ruwe vloek kwam haar tegen.
„Houd je brutale mond Je weet wel, dat ik
je daar niet hebben wilBij die vrome lui. Je
bentje bent."
Hij stikte haast van woede, nu hij Jane zoo
kalm zag. Want inderdaad had zij, staande voor
het gevaar, haar kalmte, althans oogenschijnlijk,
teruggekregen.
„Maar, vader, laten we nu eens praten. Wind
Drieëenheid (de Roomschen spreken meestal van
Drievuldigheid), de Godheid van Christus, de
persoonlijkheid en de goddelijkheid van den Hei
ligen Geest, over het werk der Schepping en de
bestemming van den mensch, over den dood en
het oordeel en zooveel meer, toen voelde ik den
band der gemeenschap en reikte ik in den geest
de hand aan mede-christenen, die op vele punten
met ons dezelfde waarheden belijden.
Deze belijders staan dichter bij ons dan de
menschen, die zich Protestant noemen, doch de
hoofdwaarheden van het Christelijk geloof aan
tasten en Jezus niet eeren als den Zoon van God,
die protesteeren, ja maar tegen het eerbiedig ge
loof van de kerk in de waarheid van de Heilige
Schrift.
Maar ook komen er herhaaldelijk in dit boek
gedeelten voor, die ons zóó vreemd aan doen,
dat we ineens weer de diepe kloof zien gapen,
die ons van de Roomschen gescheiden houdt. En
dan denken we weerwat staan ze ver van ons
afwat leven ze in geheel andere geestelijke
atmosfeer
Het is mijn bedoeling niet dit boek op de voet
te volgen en een uiteenzetting te geven van de
Roomsche leer, zooals die in haar eigen bronnen
tot uitdrukking komt. Eenige jaren geleden deed
ik dit laatste naar aanleiding van de verschijning
van Pastoor Potters „Verklaring van den Kate-
chismus der Nederlandsche Bisdommen" in een
artikelenreeks in „De Rotterdammer".
'k Wil alleen op enkele uitspraken wijzen, die
mijn opmerkzaamheid trokken en aparte vermel
ding waard zijn.
Allereerst trof me hetgeen Dr Klug schrijft
over de Inquisitie (bl. 483 e.v.).
Een afkeuring in zóó duidelijken vorm was ik
nog niet tegengekomen. Letterlijk is zijn uit
spraak „Het is te betreuren, dat de inquisitie
ingang in de Kerk heeft gevonden. Zij had beter
gedaan het beginsel van Lactantius te volgen
„Als men de godsdienst met bloed en foltering
en pijniging wil verdedigen, dan wordt hij niet
meer verdedigd, maar ontwijd en geschandvlekt".
Daarbij kleefden de procedure van de inquisitie
groote fouten aan de denunciatie of het aan-
brengsysteem, de toelating van minderwaardige
getuigen, de pijnbank. Verder de confiscatie van
goederen, die niet slechts op de nog levende ket
ters werd toegepast, maar ook op de reeds over
ledene".
De inquisitie aldus de schrijver moet
naar den geest van haar tijd beoordeeld wor
den en dat was een tijd met andere rechts
ideeën, andere hartstochten, andere straffen enz.
Maar dan is zijn oordeel„We behoeven daar
van niets goed te praten, het is en blijft betreu
renswaardig".
Jammer, dat hetgeen in den beruchten Bartho-
lomeüsnacht plaats greep, toen de Roomschen
schandelijk verraad pleegden en een vreeselijke
slachting onder de Hugenoten plaats vond, waar
na de paus een plechtig Te Deum voorschreef
en een gedenkpenning liet slaan met de woorden
„Neerwerping der Hugenoten", niet scherper af
keuring vindt. Alle schuld wordt geworpen op
de verraderlijke intriges van de Hugenoten en de
zwakheid van Karei IX.
Lang niet alle pausen waren in hun persoonlijk
leven heilig en godvruchtig. Dat er pausen zijn
geweest, die een weinig heilig leven hebben ge
leid, wordt door Dr Klug toegegeven in een apart
hoofdstuk, dat tot titel heeftDe „slechte per
sonen". De schrijver erkent„Niettemin bevon
den zich onder de pausen enige mannen, die hun
ambt onwaardig waren".
Vier perioden van verval worden onderschei
den. De droevigste tijd van decadentie was de
tijd van de renaissance-pausen Alexander VI,
Julius II en Leo X. „In geen enkel tijdvak van
zijn geschiedenis is het pausschap zo geschand
vlekt als onder Alexander VI en de medeleden
van de familie Borgia, die hem geheel en al be
heersten. Niemand verdedigt den zedelozen man,
die als paus zijn grote eigenschappen had."
Hebben de zonden der pausen ook iets te zeg
gen ten opzichte van het pausschap als godde
lijke instelling
Slechts deze beweert de schrijver dat
Christus' woord, door Hem juist bij de instelling
van het primaat gesproken, in een zeer bizonder
licht wordt geplaatst„De poorten der hel zul
len de Kerk niet overweldigen". De hel heeft
viermaal in de geschiedenis van het pausschap
het hare gedaan Maar God heeft zijn Kerk hulp
gezonden door reformbewegingen.
Steeds meer wordt bij Rome de zaligheid ver-
li niet op. Dit is toch geen halsmisdaad
„Houd je mond Nog brutaal op den koop
toe
Hij schreeuwde het uit. Op het erf was het te
hooren.
„Waarom deed je dat stiekum Waarom
mocht ik dat niet weten
„Ik zou het veel liever hebben gezegd, vader,
maar
Jane sprak op zachten toon. Zij voelde zich
ook schuldig, er ging niets van af.
Hij schaterlachte. Het was een duivelsche lach.
Er lag een grijns op zijn nog steeds rood gezicht.
„Liever gezegd hebben Hoor haar, die be
driegster Ga weg, uit mijn oogen Neen, blijf
hier Ik wil wetenWaarom heb je mij dat
niet verteld Je moeder heb ik het verboden en
nu zou jijjijhet doen Zeg op, waar
om
„Ik deed niet goed, met het niet te zeggen,
maar ik wist, dat U het liever niet had en
stamelde Jane.
„En dan toch doen, hé hoonde hij. „Ze
hebben je daar zeker wel gezegd, dat je je mond
houden moest De schijnheilige lui. Die lui heb
ben nou den mond vol van een God en ze liegen
en bedriegen heele dagen
„Vader, dat is niet waar 1"
„Zwijg, meid Wou je ze nog vóór spreken
Vertel op, wat deed je daar Enhoe ben
je er bij gekomen, om er heen te gaan?"
„Moederzei Jane zacht.
„Je moeder Wat zou dat schreeuwde hij.
„Heeft die je er heen gestuurd
Jane schudde het hoofd.
bonden aan de vereering van Maria en blijkt de
waarheid van Dr Bavinck's woord „De predi-
caten aan Maria toegekend, nemen hoe langer
hoe meer in aantal en kwaliteit toe zij is doch
ter des Vaders, bruid van den Zoon, tempel en
orgaan des Heiligen Geestes, complementum der
Drieëenheid, medeverlossers, de wijze alle won
deren werkende, met onbeperkte heerschappij
toegeruste, almachtige regeerster der Kerk".
De hemelvaart van Maria is door de Room
sche kerk nog niet als dogma afgekondigd, maar
wordt toch algemeen als waarheid aangenomen.
Op '15 Augustus viert ze „Maria Hemelvaart".
In het dorp, waar ik mijn vacantie doorbracht,
liep ik op dien feestdag de Roomsche kerk bin
nen. De kerk was stampvol en vol eerbied luis
terde de schare naar de „Maria" prediking.
We moeten die hemelvaart van Maria echter
goed verstaan.
Vele Protestanten meenen, dat Rome leert dat
Maria niet gestorven is, doch aan het eind van
haar leven als Elia ten hemel is gevaren.
Dit zegt Rome echter niet.
Maria is gestorven. Haar lichaam is echter niet
aan het verderf ten prooi geweest, maar verrezen
en ten hemel opgenomen. „Maria is eenige uren
na den dood (waarschijnlijk den derden dag)
glorievol verrezen. Haar zalige ziel daalt uit den
hemel en vereenigt zich weder met het lichaam
en maakt het aan haar verheerlijking deelachtig.
Nu stijgt Maria ten hemel, omstuwd door jube
lende engelen, die haar tegemoet sneldenDe
deuren des hemels openen zich, en als een konin
gin, gekleed in de majesteit der hoogste heerlijk
heid, doet de Moeder Gods haar plechtigen in
tocht in het rijk van haar goddelijken Zoon" (Dr
Alph. Mulders).
Volgens Rome ligt de waarheid van Maria's
opneming ten hemel opgesloten in de „goddelijke
overlevering". Dr Mulders geeft daarbij de vol
gende merkwaardige argumentatie „Indien het
lichaam van Maria niet verrezen en ten hemel
opgenomen was, dan voorzeker zouden de eerste
Christenen niet verzuimd hebben, de overblijf
selen van haar heilig lichaam zorgvuldig te be
waren en godvruchtig te vereeren. En Christus
zelf, die de relikwieën zijner heiligen verheerlijkt,
zou zeker de lichamelijke relikwieën zijner Moe
der niet aan de vergetelheid hebben prijsgegeven."
In het hoofdstuk „De strijd tegen de kerk in
onze dagen" wordt fel opgetreden tegen den
nazi-godsdienst. Het wezen van het nationaal-
socialisme is de leer van ras, bloed en bodem.
„Zij willen wel een „postief christendom", maar
dat moet een rasreligie zijn, vrij van alle „Joods-
Roomse" smetten, een „christendom" met een
pantheïstischen God, die spreekt in de natuur en
in het bloed, zonder erfzonde en verlossing, zon
der geboden, zonden of deugden in christelijken
zin, maar alleen met een beroep op plicht tegen
over ras, bloed, volk en vaderland. Dus een
christendom, dat veeleer de naam van heidendom
verdient."
Eenigszins anders staat 't met den anderen
autoritairen en totalitairen staat in Europa Ita
lië. Hoofdbeginsel is ook hier de verheerlijking
van den staat, maar men heeft dit niet omgeven
met een warnet van wijsgeerige theorieën. De
leider Mussolini beschouwt den Roomschen gods^-
dienst als een waardevol kultuurbezit van de
natie en heeft hem daarom tot staatsgodsdienst
verheven. „Hoe mooi echter" schrijft Dr
Klug „dit alles ook klinkt, toch schuilt in het
Fascisme evenzeer een groot gevaar voor de
godsdienst. Alles hangt af van de gezindheid van
den staatsleider en daar deze gezindheid gemak
kelijk veranderen kan, is de kerk nooit zeker van
haar toekomst. Trouwens de vele moeilijkheden,
die reeds tusschen de Katholieke en de Italiaanse
staat gerezen zijn, leveren daarvoor voldoende
bewijs."
Over het algemeen staat dit Roomsche werk
op hoog peil.
Het is een prachtbron voor degenen, die de
opvattingen van anderen uit hun eigen geschrif
ten willen leeren kennen.
Ook de schrijver van dit boek doet echter niet
steeds recht aan zijn tegenstander.
De groote scheuring in de kerk voltrok zich
volgens den schrijver door Luther's vuist en
daverend woord I
Van Calvijn's praedestinatieleer wordt een
eenzijdige uiteenzetting gegeven.
Het is steeds moeilijk het standpunt van den
andersdenkende eerlijk en zuiver weer te geven.
A. B. W. M. KOK.
„Ik ben uit mijzelf gegaan, vader."
„Ja, dat zal wel Je tante, die schijnheilige,
heeft je zeker opgestookt Maar, ik zal er heen
gaan, dat beloof ik je
Jane schrok geducht, bang als zij was voor de
gevolgen, als vader werkelijk op „Sursum Corda"
zijn woede ging botvieren. En dat terwijl oom en
tante niet de minste schuld hadden.
„Oom en tante hebben
„Houd je mond Noem mij die namen niet,
van die schijnheilige luiIk ga er niet heen ook
Wat kunnen ze mij schelen
Gelukkig, dacht Jane, dat gevaar was afge
wend.
„Je bent daar wel goed onderricht, hé beet
hij haar dan opeens toe.
Zij begreep hem op dat oogenblik niet, maar
al gauw werd zij uit den droom gebracht.
Want op haar zwijgen, wat moest Jane ook
antwoorden kwam haar vader dichterbij. In
stinctmatig week zij wat terug, bevreesd.
„Blijf maar staan, hoor. Ik zal je niet aanra
ken. Een meisje, dat haar vader bedriegt, is mij
te min. Vertel op ben je naar de kerk geweest?"
Jane begreep toen, dat iemand haar vader maar
al te goed had ingelicht. Hij was van alles op
de hoogte.
Zij knikte.
„Hoe dikwijls
„Twee keer. 's Zondagsmorgens."
(Wordt vervolgd)