No. 42 Vrijdag 20 October 1939 53e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS- VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ G OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 EEN ULTIMATUM. Ik heb sommigen onder ulieden om gekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde u, die waart als een vuur- brand, dat uit den brand gered is nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de Heere. Amos 4:11. Het vreemde woord hierboven genoemd is helaas in onze tijden wel bekend. In tijden van oorlog, als de geweldhebbers optreden, hooren we dat wel in den meest ongunstigen zin. Ze stellen hun vijand voor een beslissing. Het is een laatste waarschuwing om van hun weerstand af te zien. En zoo niet, dan wordt de bedreiging uitgevoerd. Is het niet vreemd, als we iets dergelijks ver nemen in het Woord van God En toch heeft het hier dien klank. Er was een strijd tusschen God en de volken ook tusschen God en Zijn volk. De profeet Amos teekent dat ons in grooten ernst. Het was wel vreemd, dat we dat van Amos hooren. Hij was eerst geen profeet, en ook niet uit een profetisch geslacht. Hij was een man van het land, een boer, een veehoeder, die de ossen leidt. Een man van een stil en rustig bedrijf, waar men veelal zich niet zoo bekommert over het drukke, woelige wereldleven. En toch wordt hij geroepen, om daarover ernstige Godsspraken te doen hooren. Het was voor hem een onver wachte zending. Hij was veehoeder in Thekoe, een paar uur ten zuiden van Bethlehem dus in het rijk van Juda. En daar werd hij onverwacht gemaakt tot wat zijn naam aanduidde „Lastdra ger", want hem werd een zware last te dragen gegeven, in het aankondigen van gerichten Gods. De Heere riep hem tot profeet om gerichten Gods uit te roepen in het rijk van Efraïm. Welk een zware taak. Het was geen werk in een af gelegen plaats, maar in het weelderige, wereld- sche leven van Efraïm. Moeilijker kon het al niet. Het was in de dagen van Jerobeam de tweede, onder wiens regeering het land in een bloeienden staat verkeerde, dat tot groote weelde en allerlei zondige uitspattingen leidde. Er was verdrukking der armen door de rijken, groote gewinzucht met onrechtvaardigheid, toenemende afval van God en een dienen van de afgoden. Grootschheid des levens aan allen kant. En kan dan zoo'n boer- sche man als Amos in die wereld der grooten optreden Wij zouden denken die man is niet geschikt. Maar God gebruikt instrumenten, die wij afkeu ren, die tot onze verwondering krachtig werken. Gods keuze was goed. In eenvoudigheid hanteert hij het zwaard des geestes en weet op de rechte wijze te treffen. Op ongekunstelde wijze, maar met de schoonste beelden laat hij het Godswoord hooren. Amos is uit Juda gezonden om het woord tot Efraïm te richten. Maar hij valt ze niet terstond aan. Hij profeteert eerst tegen de omliggende vol ken. God, als de Koning der wereld zal alle vol ken richten naar hunne zonden. En zou Hij dan in zijn eigen volk de ongerechtigheid gedoogen En zoo komt hij langs een omweg tot Efraïm. De schuld van Efraïm is groot enkele zon den houdt hij hun voor. Daar is een handel in menschen, zelfs van hun eigen volk, die ze voor geringen prijs overgeven. Onder hen is verdruk king der armen, een buigen van het recht, schan delijke onreinheid en gruwelijke afgoderij. Vree- selijk ontrouw is het volk aan Zijn God, die hen uit de laagste slavernij heeft verlost en geweld- drijvende vijanden voor hen heeft uitgeroeid. Heel hun leven is nu een strijd tegen God en een verwerpen van zijn profeten. Het volk dat de Heere tot koningskinderen heeft gemaakt toont, dat zij Zijn kinderen niet willen zijn. Zou de Heere dat niet bezoeken Als de Heere de volken straft om hunne zonden, zal Hij het zeker ook Zijn volk doen. Hij wil de zonde uitbannen in den weg der gerichten, opdat het gereinigd worde. De Heere laat zijn stem hooren als van een leeuw. Maar Israël schijnt het niet ter harte te nemen. Hij is al met zijn straffen gekomen, maar ze hebben het niet ge voeld. Hij riep een honger in het land Hij gaf droogte, dat men dorstte naar water, Hij strafte met misgewas en ongedierte, liet de pest in hun woning woeden verdierf door hemelvuur en aardbeving en zelfs nam hij sommigen weg als Sodom en Gomorra. Maar zij bekeerden zich niet. Dat volk weleer als een vuurbrand uit den brand gered, bekeerde zich niet. Daarom komt het beslissende woord, het laat ste woord. Indien gij dan toch tegen Mij wilt strijden, schik u dan, houd u gereed en gij zult weten, wat Ik u doen zal. Een woord vol heiligen ernst, ook voor ons. Zijn ook wij niet een bevoorrecht volk aan het welk de Heere de wonderen van zijn genade heeft groot gemaakt, in vroeger en later eeuw. En dat Hij ook tot nu toe nog verschoonde te midden van den wereldbrand Past het niet, om God daarvoor ootmoedig te danken, Hem te die nen en zijn inzettingen te bewaren En toont het leven in vele opzichten niet het tegendeel Gods lankmoedigheid is groot. Waar om ons heen het vuur van den oorlog brandt, bleven wij, ofschoon de zonde ook onder ons hoog oplaait, gespaard en zijn we als een vuurbrand nog uit den brand gered. Maar wat zal ons nog over komen als ook van ons blijft gelden „Nochtans hebt gij u niet bekeerd" Nog gaat Gods waarschuwende stem uit, te midden van zijn gerichten, die op aarde zijn „bekeert u tot den Heere uwen God". Het klinkt als een ultimatum in den donder zijner oordeelen. 't Is een waarschuwing om niet tot het einde toe te volharden, opdat Hij niet ons volk als een brandhout in het vuur Zijns toorns vertere. En wat voor het volk in zijn geheel geldt, past ook voor ieder persoonlijk, die in onbekeerlijk- heid voortwandelt. Straks hebben de waarschu wingen een einde. Wie zich verhardt, zal geen poort tot ontkoming vinden. Verhardt u niet, neemt Zijn gena ootmoedig aan. Bekeert u tot den Heere. Dient Hem met vreeze. Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn, maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem vertrou- Wassenaar. F. STAAL Pz. VAN DE SYNODE. Aan een artikel in „De Standaard" van 11 October j.l. ontleenen we enkele gegevens en meedeelingen, die onze lezers allicht interessee ren. Allereerst een opgave van de onderwerpen, die op de voort te zetten Synode nog moeten behandeld worden. Het zijn er zes. 1. de leergeschillen 2. de kwestie Drachten 3. de zaak Ds. Goossens 4. de kwestie „Christelijke en Neutrale vak organisatie 5. tucht op doopleden 6. hulppredikers. Aangaande het laatste punt wordt nog mee gedeeld, dat Prof. Dr H. H. Kuyper over het hulppredikerschap een rapport had ingediend, waarin ook een historisch overzicht van de ont wikkeling daarvan gegeven werd. Het modera- men oordeelde, dat dit rapport ten volle waard was gedrukt te worden. Dit zal dan nu geschie den, daarna komt die zaak dan ook op de Sy node. Het is zeker wel gewenscht, dat deze zaak goed geregeld wordt, nu er al zooveel hulppre dikers zijn en dat zeker nog wel eenige jaren zoo blijven zal. Ook werd in dat artikel nog een zevende punt genoemd, n.l. waar de volgende Synode zal ge houden worden. En daar wordt dan bijgevoegd dat, hoewel Zwolle aan de beurt zou zijn, het wel eens een andere plaats zou kunnen worden. Kwam de Synode nu saam in Sneek, in Friesland- Zuid, waar nog nooit een Synode was gehouden, er is nog een provinciaal Synode-ressort, dat ook nog nooit een Generale Synode binnen haar grenzen zag en nu schijnt men daarover te den ken. Dat moet dan zijn het terrein van Noord-Bra bant en Limburg. De grootste kerk in dat ressort is die van Eindhoven met 2850 zielen. Ongeveer even groot als die van Sneek. Daarmee is o.i. echter nog niet gezegd, dat in Eindhoven ook kan wat in Sneek mogelijk bleek. We meenen, dat een sterke middenstand, zooals die in de kerk van Sneek gevonden wordt, in die van Eindhoven ontbreekt. Der vermelding waard is zeker ook wel, dat Commissie I die over de leergeschillen rappor teeren moet, na een week rust genomen te heb ben, elke week een paar dagen zal vergaderen. Van deze broeders wordt dus wel heel veel ge vergd, maar blijkbaar geven zij zich met volle toewijding aan hun taak. Moge de uitslag hun arbeid kronen. VAN DE ZENDING. Het is wel opmerkelijk, dat, terwijl de wereld in beroering is door den oorlog tusschen de groo te mogendheden van westelijk Europa, de Zen ding meer dan ooit onze aandacht vraagt aller- wege de roeping tot Zendingsarbeid wordt ver staan en groote zegen dien arbeid kroont. In het Zendingsblad van October staat een artikel van Ds A. Pos, docent aan de Opleidings school te Djocja, over„Een heerlijke dag te Magelang". Dat was 3 September, toen in de Maleisch-Chineesche gemeente 33 volwassenen werden gedoopt. Als bijzonder belangrijk feit is ook te vermel den, dat Prof. Dr J. H. Bavinck èn in Kampen èn in Amsterdam zijn ambt aanvaarden mocht als hoogleeraar in de Zendingswetenschap. Ook hier willen we hem daarmee hartelijk ge- lukwenschen en uiting geven aan onze dankbaar heid en blijdschap, dat alzoo een arbeid werd begonnen, waarvan we voor den Zendingsar beid, die nu, meer dan ooit, in het middelpunt der belangstelling moet staan, schoone vruchten verwachten mogen. Moge de Heere den hoog leeraar, die voor zoo omvangrijke taak gesteld wordt, bekwamen en sterken. De rede, die hij bij z'n ambtsaanvaarding hield, had tot onderwerp„Christusprediking in de volkerenwereld' Het volgende verslag werd daarvan in de bla den opgenomen „Zendingsarbeid, zoo begon spr., kan in het algemeen aldus worden omschreven zij is een heldhaftige poging van de Kerk om in de volke renwereld te prediken, dat Jezus is de Christus. Nu mag daarbij niet vergeten worden, dat het Christusbegrip bij de eerste prediking niet vol doende duidelijk is. Dat ondervonden ook reeds de apostelen en hun helpers. Zoolang zij binnen Palestina arbeidden, was de inhoud van dien Christusnaam doorzichtig, actueel, geladen van kracht. Zoodra zij echter onder Grieken of an dere volken optraden, was terstond vanzelfspre kend, dat aanvankelijk naar andere namen en begrippen moest gegrepen worden. Uit de Han delingen der Apostelen en uit de brieven van Paulus blijkt, dat deze eerste predikers, zoodra zij in heidensch milieu arbeidden, vooral drie ge dachten in het centrum steldenJezus als ko mende Wereldrechter, Jezus als Kurios (Heer) en Jezus als Verlosser. Zoo hebben deze missio narissen in de wereld van hun dagen klaar en actueel gezegd, de boodschap die zij te brengen hadden. Voor soortgelijke problemen staat de Kerk op dit oogenblik, bij haar prediking in het Oosten. Het Oosten werd van oude dagen af vooral ge leid door twee geestelijke stroomingen, Kosmis- me en Humanisme. In beide is plaats voor be grippen als God, zonde, verlossing, maar dan in een geheel andere beteekenis dan in het Christen dom. Als wij, aldus spr., in de Oostersche wereld willen prediken, dat Jezus de Christus is, hoe moeten wij het dan zóó zeggen, dat het grijpbaar en reëel wordt Dat is het missionaire probleem bij uitnemendheid. Bij de beantwoording van deze vraag doen wij het beste uit te gaan, van wat de Christenen in het Oosten zelf zien als het es- sentieele in het evangelie. Welk houvast hebben zij eraan, wat heeft hen het eerst getroffen, hoe zien ze het Daarbij valt op, dat in de uitingen van deze Christenen in het Oosten vooral twee gedachten op den voorgrond staanJezus als Zoon van God en Jezus als Heer. Met tal van citaten uit geschriften van Chris ten-Hindoes en andere Christenen uit 't Oosten toonde spreker aan, welke inhoud aan deze beide gedachten wordt toegekend. Het begrip „Zoon van God" wordt niet allereerst trinitarisch ver staan, maar meer in den zin van het Woord, in Wien God uitzegt in de wereld wie Hij is. In Jezus treedt de Eeuwige in directe en reëele re latie tot ons leven. Van daaruit krijgen gedach ten als die van de zondeloosheid van Jezus, van zijn bewogenheid met ons menschelijk leed, voor al ook die van zijn lijden en sterven een onge- meene diepte. De „God van Jezus" (zooals Ka- gawa zegt) is een andere God dan de onbewogen rust van Brahman, ook anders dan de mede lijdende gestalte van Amida Boeddha, zooals die leeft in Japansche gedachten en verhalen. Wat het tweede punt betreft, dat Jezus is de Heer, valt op, dat het Oosten geneigd is hierin meer kosmisch en minder personalistisch te denken. Daarmee hangt samen, dat van de boeken van het Nieuwe Testament b.v. vooral de brieven aan Efeze en Colosse en bovenal het evangelie van Johannes gaarne gelezen worden. Deze overwegingen zijn voor de Zendings- practijk van groote waarde. Zij toonen ons aan, aldus besloot spreker, dat het Christusbegrip het beste gepredikt kan worden, niet als een abstrac tie, maar vanuit den persoon en het werk van Jezus, zooals die ons in het evangelie geteekend worden. Langzamerhand kunnen dan de oogen er voor ontsloten worden, dat in Hem zich het oneindig Mysterie Gods voor ons menschelijk hart geopend heeft." We hebben dit verslag ook hier opgenomen, opdat men het nog eens rustig zou kunnen lezen en bewaren. HEIJ. DE ZONDE. III. Wat is nu eigenlijk zonde Het eigenlijke kwaad van de eerste zonde en van alle zonde des menschen is ongeloof, dat Gods Woord ver werpt. Adam en Eva hebben het Woord des Heeren niet aanvaard, toen de Heere zeide „Ten dage als ge daarvan eet, zult ge den dood sterven". Het is zelfzucht, die het eigen ik in de plaats van God steltAdam en Eva begeerden als God te zijn. Het is zinnelijkheid, die zich aan het geschapene hechtze zagen, dat die boom goed was tot spijze en dat hij een lust was voor de oogen. Men heeft ten allen tijde en ook nu nog veel gezocht naar het eerste zaad en het beginsel, waaruit de zonde wordt geboren. Men wil weten, welke de verborgen grond is, waaruit de zonde opschiet. Hierover loopen de gevoelens zeer uit een bij de verschillende theologen. De Rationalisten hebben gezegd, dat de zonde eigenlijk ligt in de zinnelijke natuur van den mensch. Die zinnelijke natuur was de verklarings grond voor de zonde. Die natuur zou zich eerder en krachtiger ontwikkeld hebben dan de rede (ratio) en dan het Godsbesef. Zoo heeft dus de mensch gezondigd, omdat hij de zinnelijke natuur gevolgd heeft. Deze naturalistische opvatting is terecht door velen bestreden. Augustinus (354430) is ons hierin reeds voorgegaan. Immers men gaat dan uit van de gedachte, dat de zinnelijkheid op zichzelf vijan dig staat tegen den redelijken geest. Dus dat de Schepper den mensch met een zekere tegenstel ling in zijn leven geschapen heeft. Maar dan volgt hieruit, dat die zinnelijke natuur, die dan de oor zaak is van de zonde, door God aan den mensch is gegeven en dus God de Heere de schuld is van de zonde. Deze redeneering is dwaas. God heeft de mensch goed en naar Zijn beeld ge schapen. Indien men voorts de zonde uit zinnelijkheid wil verklaren, hoe wil men dan verklaren de zonden, die met zinnelijkheid weinig of niets te maken hebben alsnijd, wraakzucht, kwaad spreken, hoogmoed, eerzucht. Neen, het staat anders uit het hart komen voort de booze be denkingen naar Jezus' Woord in Mattheüs 15:19. Bovendien, de Heere Jezus bezat een volkomen menschelijke natuur. Hoe zou Hij zondeloos kun nen zijn, indien de zinnelijkheid de grond zou zijn der zonde Evenmin moet men zich beroepen op de tegen stelling vleesch en geest in de Heilige Schrift. Vleesch heeft niet de beteekenis van oorspron kelijk zinnelijke natuur des menschen, maar vleesch heeft meestal de beteekenis van ont aarde natuur. Het is een,' groot verschil of de booze natuur van iemand ontaard is, dan wel of die oorspronkelijk is. God heeft onze natuur goed geschapen, maar door de zondeval zijn we ontaard. Zoo heeft dan ook niet alleen de zinnelijke prikkel, om van dien bekoorlijken boom te eten. Eva ten val gebracht. Maar dit was haar val de begeerte door satan opgewekt naar hooger verstand en naar gelijkheid met God. Zooals bij ieder zonde de grond ligt in het ongeloof tegen Gods Woord, zoo hier. Daarmee begon de ver zoeker. Hij begon met de poging om Eva van dat Goddelijke Woord af te trekken. Eerst door twijfel, dan door verdenking en wantrouwen, als ware God een jaloersch wezen, dat de mensch op een lage trap wil houden. De waarheid wijkt

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 1