VAN VERRE EN NABIJ. FEUILLETON. DE BOER VAN „LEVENSSTRIJD" ZENDING. KERKNIEUWS, DE DERDE VRAAG BIJ DEN HEILIGEN DOOP. Tusschen het geven van beloften en het hou den van beloften is een groot verschil. Althans bij menschen. Wanneer onze Heere ons Zijn Woord geeft, kunnen wij daarop rekenen. Zijn beloften zijn waarachtig, echt, gemeend. Hij breekt zijn woord in der eeuwigheid niet. Dit feit is iedere Christen tot rijke troost. Nu heeft hij een houvast in zijn leven. Iets waar hij abso luut op aan kan. Waar hij op steunen en leunen kan in leven en sterven. Helaas kan ditzelfde niet gezegd worden van de beloften van menschen. Zelfs niet van men schen, die tot den Heere gezegd hebben, dat ze Hem van harte liefhebben. Die publiek voor de gemeente hun ja-woord gegeven hebben. We moeten met schaamte erkennen, dat er dus ook in het midden der gemeente menschen zijn, die beloftebrekers zijn, die hun woord niet houden, die ontrouw zijn. Er zijn er velen, die in dezen tijd speciaal in één bepaalde richting wijzen als ze het hebben over ontrouw, belofte en tractaatschennis. Wij allen betuigen onzen afkeer van iemand, die van daag zijn woord geeft en het morgen breekt, die overeenkomsten aangaat en daarna ze als waar deloos beschouwt, zoo waardeloos, dat ze het „papier niet waard zijn, waarop de overeen komst geschreven staat". En we doen allen mee aan de bewering, dat door zulke ontrouw de maatschappij en het vol- kerenleven ten gronde gaat. Waar geen trouw meer is, daar is het leven stuk, gebroken. Lees nu de derde vraag bij den Heiligen Doop. Belooft gij en neemt gij u voor dit kind als het tot zijn verstand zal gekomen zijn, waarvan gij vader en moeder zijt, in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen en te doen onder wijzen Door alle ouders is in het midden der gemeen te voor het heilig aangezicht des Heeren hierop geantwoord „Ja". Dat was de belofte. Niet maar van een mensch aan een mensch, maar van een kind van God aan zijn Vader in den hemel. Dat was de belofte, dat men als vader en moeder in de eerste plaats zelf zijn kind zou opvoeden in de vreeze des Heeren en in de tweede plaats, dat men het zou laten doen door anderen. Het is nu maar de vraag, wat van die beloftes terecht komt in de practijk. Of dat een hol leeg woord is geweest, een frase, dan wel of het meenens is geschied, en men dus zijn woord handhaaft. In het eerste geval als het maar een formaliteit was, dan heeft men voor den Heere en zijn ver gaderde gemeente als leugenaar gestaan. Dan heeft men het heiligste ontheiligd. Dan heeft men ,,Ja Heere" gezegd, terwijl't hart eigenlijk „Neen Heere" bedoelde. Dan staat men gelijk met die genen, naar wie ieder met den vinger wijst en die men tractaatschenders, beloftebrekers noemt. In het tweede geval als het meenens is ge schied, dan zal men koste wat het kost, zijn woord houden. Dan zal men zijn kinderen niet alleen zelf onderwijzen in de geweldig diepe en rijke beteekenis van den doop, maar ook zal men die kinderen trouw laten volgen het onderwijs, dat in des Heeren naam aan die kinderen ge geven wordt door de kerk. En zulke ouders zullen de hand niet lichten met het bezoeken van het ambtelijke onderwijs. Ze verstaan de zwaarte van hun doopbelofte. Ze weten mijn woord heeft mijn Heere en zijn gemeente gehoord. Ze willen niet alleen de be lofte van trouw geven, maar ook handhaven, ondanks moeilijkheden, die zich in de practijk kunnen voordoen. Natuurlijk doen zich allerlei moeilijkheden voor bij de ouders, om trouw te zijn aan hun gegeven belofte. De Booze zal trachten hen te verleiden die belofte niet zoo zwaar te laten we gen, b.v. doordat hun kind onder allerlei voor wendsels weg wil blijven van dat kerkelijk on derwijs. ('n Bizondere verzoeking tot woord breuk van de ouders is hier het wegblijven om... ver jaardag visites.Maar ouders, die waarachtig den Heere vreezen, zullen pal staan. En ze zul len het waardeeren, dat hun kinderen nauwkeu rig gecontroleerd worden. Immers het gaat om het heil van het kind. Om de opbouw der ge- 36) „Je behoeft er niet aan te twijfelen. Niemand bij ons thuis twijfelt er aan als oom er achter komt, dat Jane geregeld bij ons komtmet den dominé een gesprek heeft gehad vandaag naar de kerk is geweest en misschien meer zal gaan, als hij er achter komt en dat moet toch een maal dan is het leed van Jane niet te over zien. Dat staat vast." „Waar sprak zij met den dominé ,,'t Was afgesproken. Jane was op een middag bij ons thuis en de dominé, die op de hoogte was, kwam ook en toen zijn zij samen naar de stad geloopen en hebben gepraat. Het was nu de bedoeling, dat Jane straks, als het mogelijk is tenminste, want zij kan niet altijd weg, bij den dominé catechisatie zou nemen, aan huis wel te verstaan. En zij zou ook nu en dan naar de kerk komen. Vanmorgen was zij er voor het eerst. Hoe zij weg kon begrijp ik niet. Maar zij was er." Steven moest zichzelf erkennen, dat hij met groot genot dit alles hoorde. Een meisje, dat handelde als Jane, deed dit niet in een voorbij gaande passie voor iets, gesteld dat zij dien aan- meente. Om de verheerlijking van des Heeren Naam. We staan weer voor een nieuw catechisatie jaar. Rondom ons zien we de vruchten van be loftebreuk. Laten ouders, christenouders, toch hun woord houden en hun kinderen bij het ope nen der catechisaties direct sturen. En laten ze niet het onderwijs overlaten aan de dienaren des Woords, maar gedachtig aan hun doopbelofte ook zelf onderwijzen, in elk geval nauwkeurig controleeren, opdat ouders en leeraars één zijn. Gezamenlijk waken voor het dierbaarste wat God ons gegeven heeftkinderen van wie Hij gezegd heeftU komt de belofte toe. A. H. OUSSOREN. Meliskerke, Augustus 1939. Geliefde Broeders en Zusters in onzen Heere Jezus Christus, Het is de Particuliere Synode van de Gerefor meerde Kerken in Zeeland een behoefte gewor den, zich elk jaar rechtstreeks te wenden tot de gemeenten, die onze Heere Jezus Christus door Zijn Woord en Geest Zich vergaderd heeft op het Zendingsterrein, dat onder Gods voor zienig bestel den kerken van Zeeland, Noord- Brabant en Limburg is ten deel gevallen. Ook dit jaar wil de Synode dit doen en zij doet dit met groote vreugde. Vooreerst toch we mochten van den zegen des HEEREN uit de ons toegezonden rapporten vernemen. Circa 200 zielen mochten toetreden tot de gemeente, die zalig wordt. Het aantal pos ten, waar de sacramenten bediend worden, stijgt, er is toename van het aantal Zondagsche samen komsten, vermeerdering van het aantal Javaan- sche predikanten, drie nieuwe kerkgebouwen werden in gebruik genomen en zoo meer. Gij zult begrijpen, dat deze berichten ons met groote dankbaarheid aan God vervuld hebben. En die dankbaarheid werd door ons temeer gevoeld, waar wij weten, dat de actie van den Islam op ons Zendingsterrein steeds in kracht toeneemt, dat de Roomsche missie haar ijver schier ver dubbelt en er ook verder vele factoren zijn, die den loop van het Evangelie belemmeren. In de tweede plaats is er bij de Synode zulk een groote vreugde, waar zij opmerken kon, dat de ijver der Zendingsarbeiders en arbeidsters niet geleden heeft onder omstandigheden, die toch zoo gemakkelijk eenige ontmoediging en in zinking te weeg konden brengen. We denken dan aan het feit, dat Ds. Merkelijn niet meer de leiding geven kan. Hoe zult gij allen hem missen? Moge het woord des Heeren u bemoedigen, dat het tenslotte God is, Die in U werkt het willen en het werken, naar Zijn welbehagen en wilt dan ook bij den voortduur in zijn afwezen hopen op de hulp van Hem, Die Dezelfde blijft van geslacht tot geslacht. We denken ook aan het feit, dat de Zendende Kerk U nog niet in het uit zicht kon stellen, dat een tweede missionaire dienaar des Woords tot Lï zal overkomen. We weten wel, hoezeer hij noodig is. We ontvein zen ons niet, dat inzonderheid Ds. van Nes hier door met veel te veel arbeid overladen wordt. We ontveinzen ons tevens niet, dat noodzake lijkerwijs arbeid moet blijven liggen, ook al doen Ds. van Nes met zijn mede-arbeiders en arbeid sters meer dan verwacht en verlangd kan wor den. Geve de HEERE U allen te verstaan, dat Hij machtig is te zegenen, ook al moeten men schen zeggen HEERE, onze God, wij wilden wel veel meer doen, maar Gij weet het, wij kun nen niet meer. En we denken ook aan het feit, dat wij U vaak de geldmiddelen niet kunnen toe staan, die ge toch zoozeer van noode hebt. Ook dat kan moedeloos maken. Om al deze redenen is het de Synode een reden van groote vreugde, dat Uw ijver niet verslapt. Uw liefde niet ver- koudt en geen traagheid Uw zielen bevangt. In dit schrijven wil de Synode dan ook gaarne uiting geven van haar vreugde om den zegen, dien God U heeft bereid en om den arbeid, die door met zoo groote ijver in vaak zoo ontmoedi gende omstandigheden verricht wordt. Zij wil in dit schrijven echter meer doen. Zij wil ook uiting geven van haar medeleven met U in al den arbeid, dien gij moogt doen. Misschien, dat de gedachte U wel eens be kruipt, dat dat medeleven niet zoo groot is. We zouden dat kunnen verstaan en we willen ons zelf voor God verootmoedigen, dat we ook in dezen niet zijn, die we behoorden te zijn, indien we wilden wandelden, waardiglijk der roeping, leg had, wat hij betwijfelde. Zij was inderdaad gegrepen en zou niet rusten vóór zij gevonden had dat, wat tot haar zaligheid dienen kon. Zij had het dan dien morgen in de kerk niet beter kunnen treffen„Welke is uw eenige troost, beide in leven en stervenDat ik met ziel en lichaam Jezus eigen ben en Hij met Zijn dier baar bloedZij zou vinden, want die zoekt, die vindt; die klopt wordt opengedaan... Maar dan was er een beletsel weg. Dan kon hij tot haar gaan Hij schrok van zichzelf. Was dit nu niet ego- istisch Wat beteekende nu die aardsche liefde bij die groote, onmetelijke zondaarsliefde van den Heiland, dien Jane zocht Enals haar vader er achter kwam Arie had gelijk dat kon niet anders. In zoo'n klein plaatsje lekte dat uit. Bovendien, als Jane ge vonden had, moest zij spreken, want zoo ooit, dan gold hier hetWaar het hart vol van is, vloeit de mond van over. Zij moest dan haar verkregen Heiland belijden voor de menschen. Dat was niets meer of minder dan een eisch Gods Maar danhij rilde, als hij aan de gevolgen dacht als hij zich realiseerde, wat het meisje lijden moest om Jezus' wil. Wat had hij het dan gemakkelijk gehad Wat werd nog zijn levenspad geëffend. Maar dat kind, waarheen zijn hart trok Geen oogenblik was Jane het verdere van dien Zondag uit zijn gedachten. Daartoe droeg ook bij het feit, dat de bewoners van „Sursum Corda" nu vrijer spraken over de familieverhouding dan met dewelke we geroepen zijn. Echter, door Gods genade over ons mogen we ook wijzen op de blijken van ons gestage meeleven met U. Ze ker, een tweeden missionairen dienaar konden we U nog niet toezenden, maar de Zeeuwsche Kerken zijn in dezen zeer diligent en waarlijk, we doen, wat we kunnen. Zeker, we moeten U vaak noodige geldmiddelen onthouden, maar we doen al naar ons vermogen, indien we U toe zenden, wat ge ontvangt. We willen niet roe men, maar als we wilden roemen, dan zouden we toch met vreugde in den HEERE kunnen vermelden, dat we als Zeeuwsche kerken weten, dat zegen Gods offers van ons vraagt en de Zeeuwsche kerken zijn gaarne bereid hun dank baarheid voor Gods zegen te betalen met de ga- Ven hunner offervaardigheid. Voorwaar, er is bij ons meeleven en deze brief moge U daar nog meer en meer van door dringen. Gelooft ons, broeders en zusters, en we houden ons verzekerd, dat ge ons gelooft, we leven met U mede als Synode, we leven met U mede als Classes, we leven met U mede als ker ken, we leven met U mede als gezinnen, we leven met U mede als personenwe stellen ons gaarne op de hoogte met het werk van Ds. van Nes, met het werk der Javaansche predikan ten, met het werk van Dr. Dreckmeier, met het werk van alle helpers in den hoofddienst en van alle helpers en helpsters in den Medischen dienst, met het werk der geïnstitueerde gemeenten, met het werk der posten, met het werk der colpor tage, met allen arbeid, die geschiedt, en gaarne geven we van het onze, dat van den HEERE is, om Uw arbeid in stand te houden en, kon het in Gods gunst bestaan, uit te breiden. En aan dit meeleven paart zich ons gebed. Mede om U van onze voorbede voor U allen nogmaals te verzekeren, mede ook daarom ge wordt U dit schrijven. Ach ja, we bekennen het met schaamte, dat we niet zoo trouw zijn in die voorbede als van ons gevraagd wordt. Maar toch vele malen zoeken we het aangezicht des HEEREN voor U allen. Zondag aan Zondag rijst het gebed der gemeente voor U op, als zij saamvergaderd is onder het Woord Gods bij het toezicht der ambten, en als in de prediking de Zendingsroeping ons op het hart gebonden wordt, wat Gode zij dank veelszins geschiedt, dan zoe ken we Zijn aangezicht nog dringender dan an ders. Er is geen kerkeraadsvergadering, waarin Uw arbeid in den gebede niet herdacht wordt, geen vergadering van Classis of Synode, of de ledeh vereenigen zich in dankzegging en smee king voor U tot den Koning der kerk, en hoe vaak wordt in de huisgezinnen voor U met na drukkelijke woorden gebeden of wordt bij de derde bede gedacht aan Uw arbeid. Nogmaals, er is in dezen ontrouw en wie zal dat niet willen erkennen, maar hierin is toch onze lust, dat we steeds weer den zegen des HEEREN voor U afsmeeken, hierin is het verlangen van ons hart Geef toch, HEERE, een geopende deur, opdat Gij krachtig moogt rijden op het Woord Uwer waarheid en er door den arbeid van Ds. van Nes en al de anderen velen mogen toegedaan worden tot de schare, die eenmaal in volkomen triumf zal staan voor den troon van het Lam. God hoo- re dat gebed, God luistere naar al die smeekin gen en Hij name ook onze dankzegging aan voor al het goede, dat in Uw arbeid ons als Zeeuw sche kerken ten deel valt. En mogen wij aan onze uiting van vreugde, van meeleven, van voorbede tenslotte verbinden een woord van bemoediging in Uw moeilijke taak. De HEERE helpe U allen, opdat mede door Uw arbeid de geloovigen tot de eenigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de groot te van de volheid van Christus mogen komen. De HEERE sterke U ook, opdat de gemeente heilig gehouden worde, ook in Uw omgeving, waar het uiteraard zoo moeilijk is, inzonderheid voor een pas-gegronde gemeente, heiliglijk te wandelen en uit te doen, alles wat herinnert aan den wandel der vaderen, van de welke zij ver lost is mogen dan de sleutelen des hemelrijks recht bediend worden. En de HEERE geve U genade, dat ge de toeneming der gemeente moogt aanschouwen, opdat er vele heidenen mogen zijn, die mede-erfgenamen zijn, en van het zelfde li chaam, en mededeelgenooten Zijner belofte in Christus, door het Evangelie. Houdt dan aan in Uw arbeid, predikt het Woord, wederlegt, bestraft, vermaant in alle lankmoedigheid en leer en weest daarvan verze kerd, dat zij, die het zaad dragen, dat men zaaien zal, vaak gaan al gaande en weenende, maar voorzeker, zij zullen met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven. En als gij wat God genadig verhoede gansch geen vruchten zoudt zij ooit tegenover hem hadden gedaan. Hij hoor de het verhaal, dat Arie had gedaan, nog eens en nu uit den mond van de boerin, die hem zoo volledig mogelijk kon inlichten en die hem zijn oordeel vroeg over den boer. Hij had toch wel een oordeel, na er eenige weken gewerkt te heb ben Steven deelde zijn gevoelen mede. Iets ver keerds kon hij van Job Louwerse niet zeggen, al vond hij den boer niet sympathiek. Tegenover hem had de man zich behoorlijk gedragen, hem zelfs geïnviteerd, zoo nu en dan op de boerderij te komen gezelsen. Hij had het niet gedaan, want hij had het te druk met zijn werk. Wijselijk ver zweeg Steven de ware reden van zijn wegblijven! En verder gezellig vond hij het er niet op de boerderij. Het was, of er een druk op lag. En Jane had hij niet begrepen. Het meisje had voor hem iets ondefinieerbaars gehad. Maar nu hij wist, kon hij natuurlijk verklaren. In dien geest liet hij zich uit. „Als zij kan, komt Jane volgende week wéér", zei de boerin van „Sursum Corda". „Job moet dat toch merken", meende Goede- gebuure. Zijn vrouw haalde de schouders op. „Het verbaast me, dat hij nog niets weet, al thans zooals Jane vermoedt en wat ook wel waar zal zijn. Want Job is er de man niet naar, om dan te zwijgen. Hoe vaak is Jane den laatsten tijd niet hier geweest. Me dunkt, dat moest al uitgelekt zijn." Dien middag, zij hadden juist gegeten, liep mogen zien, onderzoekt dan Uw wegen, of er misschien een schadelijke weg bij U is, en geeft het verder over aan Hem, Die U geroepen heeft en die niet nalaten zal, het getal Zijner uitver korenen vol te maken. Gaat dan voort, in alle blijdschap des geloofs, in alle vertrouwen op Hem, die U geroepen heeft, gaat dan voort, wetende, dat de gansche gemeen te voor U bidt, opdat gij niet vertraagt in Uw verdrukkingen, ja waarlijk, dit is ons gebed tot den God en Vader van onzen Heere Jezus Chris tus, uit welken al het geslacht in de hemelen en op de aarde genoemd wordt, opdat Hij U geve, naar den rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht versterkt te worden door Zijn Geest in den in- wendigen mensch, opdat Christus door het ge loof in uwe harten wone en gij in de liefde ge grond en geworteld moogt zijn, opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen, welke de breedte, en lengte, en hoogte en diepte zij, en bekenne de liefde van Christus, welke de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods. De genade van onzen Heere Jezus Christus zij dan met Uwe geesten. Namens de Synode voornoemd, M. VREUGDENHIL, le Scriba. DRIETAL TE SpijkenisseCand. H. J. Swierts, hulppred. te Vlissingen. Cand. C. v. d. Tas te Delft. Cand. A. Verschoor, hulpprediker te Amsterdam-Noord. BEROEPEN TE Rotterdam-C. (vac. Dr. Kuyper); A. J. van Sluijs te Zonnemaire. (Vac. wijlen Ds. Velders): Dr. R. Schippers te Wanswerd. Bruchterveld Cand. A. Brink te Hoogersmilde. Kockengen Cand. W. Verwoerd te Ommen. Schoonrewoerd Cand. H. Herder te Garijp. AANGENOMEN NAAR MusselCand. J. Rook te Steenwijk. Vlissingen. Cand. H. J. Swierts, benoemd hulpprediker bij de Geref. Kerk aldaar, trad j.l. Zondagmorgen voor het eerst als zoodanig op. In een persoonlijk woord zei de heer Swierts, dat hij met groote vreugde de benoeming had aanvaard. Het zal hem een voorrecht zijn het werk van Cand. Pijlman voort te mogen zetten en hij hoopte, dat God hem daartoe zou bekrach tigen. Spr. vroeg om het gebed en de medewer king der gemeente voor zijn arbeid in de Evan gelisatie en onder de mannen van marine en leger. Cand. Swierts had tot tekst gekozen Hebr. 11 24—26. Na de predikatie sprak de pastor loci Ds. G. Smeenk, den heer Swierts namens kerkeraad en gemeente in hartelijke bewoordingen toe. (De Zeeuw) Hulpdiensten Rotterdam-C. Door den kerkeraad der Geref. Kerk te Rot terdam-C. is aan Cand. G. E. Arnold en Cand. A. Elshout, beiden te Rotterdam, opgedragen tij delijk de catechisaties waar te nemen resp. in de wijk van wijlen Ds. Velders en van Ds. Buffinga. Generale Synode der Geref. Kerken. De voorzitter deed enkele mededeelingen over den gang der werkzaamheden en den duur der zittingen. Rapporteur Ds. W. L. Milo, van Al melo, over de aan de betrokken Deputaten ge stelde vraag of er maatregelen konden worden voorgesteld die er toe kunnen leiden om in ge vallen, waarin een Dienaar des Woords te lang aan zijn gemeente verbonden zou verblijven, voorziening te treffen. Het rapport der Commis sie was tevoren in druk verschenen en aan de leden der Synode toegezonden. De Commissie vereenigde zich met de conclusie van Deputaten, luidende 1°. Indien twee kerken en haar Dienaren des Woords door onderlinge samenspreking tot over eenstemming inzake verwisseling :van predikanten gekomen zijn, gaan deze kerken op denzelfden dag over tot de beroeping van eikaars Dienaren des Woords en ontvangen later op deze wijze van beroeping de aprobatie der classis. 2°. Aan de Part. Synode wordt door de Ge nerale Synode aanbevolen elk twee Deputaten ad art. 49 aan te wijzen tot wie de kerken en/of Dienaren des Woords zich kunnen wenden als Kees van „Levensstrijd" nog even aan. Hij was op weg naar „Iepenhove" en vertelde zijn tante, toen hij met haar alleen was, dat hij dien mor gen met zijn vader had gesproken en dezen had verteld van zijn vrijerij. Vader keurde die goed. Hij moest met Kee Freeke op de boerderij ko men, de volgende week. En de Freeke's ook. Dan kwam de verloving tot stand. Kees vertelde niet opgewekt. Drukte hem wat? vroeg tante Marie zich af. In een dergelijk geval moest zoo'n jongen toch de wereld te rijk zijn 1 Enhij was zoo down, als het maar kon. Van de gelegenheid maakte de boerin even gebruik. „Kees, weet je vader, dat Jane hier geregeld komt of nog niet „Weineen. Anders was er al lang herrie", zei Kees. „En nu is Jane vanmorgen naar de kerk geweest. Zij vertelde het mij. Ze moet het zelf weten, maar 't wordt dik hommeles, als vader er achter komt. Dinsdag kan Jane weer wel ko men", voegde hij er onmiddellijk achter, „want dan is vader weer naar Rotterdam en Den Haag." Op „Sursum Corda" verbaasde men zich er over, dat Job Louwerse de laatste weken zoo vaak op reis ging. Maar een verklaring kon men er niet voor geven. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 2