VAN VERRE EN NABIJ.
FEUILLETON.
DE BOER VAN
„LEVENSSTRIJD"
ZENDING.
KERKNIEUWS,
DE DERDE VRAAG BIJ DEN HEILIGEN
DOOP.
Tusschen het geven van beloften en het hou
den van beloften is een groot verschil. Althans
bij menschen. Wanneer onze Heere ons Zijn
Woord geeft, kunnen wij daarop rekenen. Zijn
beloften zijn waarachtig, echt, gemeend. Hij
breekt zijn woord in der eeuwigheid niet. Dit
feit is iedere Christen tot rijke troost. Nu heeft
hij een houvast in zijn leven. Iets waar hij abso
luut op aan kan. Waar hij op steunen en leunen
kan in leven en sterven.
Helaas kan ditzelfde niet gezegd worden van
de beloften van menschen. Zelfs niet van men
schen, die tot den Heere gezegd hebben, dat ze
Hem van harte liefhebben. Die publiek voor de
gemeente hun ja-woord gegeven hebben.
We moeten met schaamte erkennen, dat er
dus ook in het midden der gemeente menschen
zijn, die beloftebrekers zijn, die hun woord niet
houden, die ontrouw zijn.
Er zijn er velen, die in dezen tijd speciaal in
één bepaalde richting wijzen als ze het hebben
over ontrouw, belofte en tractaatschennis. Wij
allen betuigen onzen afkeer van iemand, die van
daag zijn woord geeft en het morgen breekt, die
overeenkomsten aangaat en daarna ze als waar
deloos beschouwt, zoo waardeloos, dat ze het
„papier niet waard zijn, waarop de overeen
komst geschreven staat".
En we doen allen mee aan de bewering, dat
door zulke ontrouw de maatschappij en het vol-
kerenleven ten gronde gaat. Waar geen trouw
meer is, daar is het leven stuk, gebroken.
Lees nu de derde vraag bij den Heiligen Doop.
Belooft gij en neemt gij u voor dit kind als het
tot zijn verstand zal gekomen zijn, waarvan gij
vader en moeder zijt, in de voorzeide leer naar
uw vermogen te onderwijzen en te doen onder
wijzen
Door alle ouders is in het midden der gemeen
te voor het heilig aangezicht des Heeren hierop
geantwoord „Ja". Dat was de belofte. Niet maar
van een mensch aan een mensch, maar van een
kind van God aan zijn Vader in den hemel. Dat
was de belofte, dat men als vader en moeder in
de eerste plaats zelf zijn kind zou opvoeden in
de vreeze des Heeren en in de tweede plaats,
dat men het zou laten doen door anderen.
Het is nu maar de vraag, wat van die beloftes
terecht komt in de practijk. Of dat een hol leeg
woord is geweest, een frase, dan wel of het
meenens is geschied, en men dus zijn woord
handhaaft.
In het eerste geval als het maar een formaliteit
was, dan heeft men voor den Heere en zijn ver
gaderde gemeente als leugenaar gestaan. Dan
heeft men het heiligste ontheiligd. Dan heeft men
,,Ja Heere" gezegd, terwijl't hart eigenlijk „Neen
Heere" bedoelde. Dan staat men gelijk met die
genen, naar wie ieder met den vinger wijst en
die men tractaatschenders, beloftebrekers noemt.
In het tweede geval als het meenens is ge
schied, dan zal men koste wat het kost, zijn
woord houden. Dan zal men zijn kinderen niet
alleen zelf onderwijzen in de geweldig diepe en
rijke beteekenis van den doop, maar ook zal men
die kinderen trouw laten volgen het onderwijs,
dat in des Heeren naam aan die kinderen ge
geven wordt door de kerk.
En zulke ouders zullen de hand niet lichten
met het bezoeken van het ambtelijke onderwijs.
Ze verstaan de zwaarte van hun doopbelofte.
Ze weten mijn woord heeft mijn Heere en zijn
gemeente gehoord. Ze willen niet alleen de be
lofte van trouw geven, maar ook handhaven,
ondanks moeilijkheden, die zich in de practijk
kunnen voordoen.
Natuurlijk doen zich allerlei moeilijkheden
voor bij de ouders, om trouw te zijn aan hun
gegeven belofte. De Booze zal trachten hen te
verleiden die belofte niet zoo zwaar te laten we
gen, b.v. doordat hun kind onder allerlei voor
wendsels weg wil blijven van dat kerkelijk on
derwijs. ('n Bizondere verzoeking tot woord
breuk van de ouders is hier het wegblijven om...
ver jaardag visites.Maar ouders, die waarachtig
den Heere vreezen, zullen pal staan. En ze zul
len het waardeeren, dat hun kinderen nauwkeu
rig gecontroleerd worden. Immers het gaat om
het heil van het kind. Om de opbouw der ge-
36)
„Je behoeft er niet aan te twijfelen. Niemand
bij ons thuis twijfelt er aan als oom er achter
komt, dat Jane geregeld bij ons komtmet den
dominé een gesprek heeft gehad vandaag naar
de kerk is geweest en misschien meer zal gaan,
als hij er achter komt en dat moet toch een
maal dan is het leed van Jane niet te over
zien. Dat staat vast."
„Waar sprak zij met den dominé
,,'t Was afgesproken. Jane was op een middag
bij ons thuis en de dominé, die op de hoogte
was, kwam ook en toen zijn zij samen naar de
stad geloopen en hebben gepraat. Het was nu
de bedoeling, dat Jane straks, als het mogelijk is
tenminste, want zij kan niet altijd weg, bij den
dominé catechisatie zou nemen, aan huis wel te
verstaan. En zij zou ook nu en dan naar de kerk
komen. Vanmorgen was zij er voor het eerst.
Hoe zij weg kon begrijp ik niet. Maar zij was er."
Steven moest zichzelf erkennen, dat hij met
groot genot dit alles hoorde. Een meisje, dat
handelde als Jane, deed dit niet in een voorbij
gaande passie voor iets, gesteld dat zij dien aan-
meente. Om de verheerlijking van des Heeren
Naam.
We staan weer voor een nieuw catechisatie
jaar. Rondom ons zien we de vruchten van be
loftebreuk. Laten ouders, christenouders, toch
hun woord houden en hun kinderen bij het ope
nen der catechisaties direct sturen. En laten ze
niet het onderwijs overlaten aan de dienaren des
Woords, maar gedachtig aan hun doopbelofte
ook zelf onderwijzen, in elk geval nauwkeurig
controleeren, opdat ouders en leeraars één zijn.
Gezamenlijk waken voor het dierbaarste wat
God ons gegeven heeftkinderen van wie Hij
gezegd heeftU komt de belofte toe.
A. H. OUSSOREN.
Meliskerke, Augustus 1939.
Geliefde Broeders en Zusters in onzen
Heere Jezus Christus,
Het is de Particuliere Synode van de Gerefor
meerde Kerken in Zeeland een behoefte gewor
den, zich elk jaar rechtstreeks te wenden tot
de gemeenten, die onze Heere Jezus Christus
door Zijn Woord en Geest Zich vergaderd heeft
op het Zendingsterrein, dat onder Gods voor
zienig bestel den kerken van Zeeland, Noord-
Brabant en Limburg is ten deel gevallen.
Ook dit jaar wil de Synode dit doen en zij
doet dit met groote vreugde.
Vooreerst toch we mochten van den zegen
des HEEREN uit de ons toegezonden rapporten
vernemen. Circa 200 zielen mochten toetreden
tot de gemeente, die zalig wordt. Het aantal pos
ten, waar de sacramenten bediend worden, stijgt,
er is toename van het aantal Zondagsche samen
komsten, vermeerdering van het aantal Javaan-
sche predikanten, drie nieuwe kerkgebouwen
werden in gebruik genomen en zoo meer. Gij
zult begrijpen, dat deze berichten ons met groote
dankbaarheid aan God vervuld hebben. En die
dankbaarheid werd door ons temeer gevoeld,
waar wij weten, dat de actie van den Islam op
ons Zendingsterrein steeds in kracht toeneemt,
dat de Roomsche missie haar ijver schier ver
dubbelt en er ook verder vele factoren zijn, die
den loop van het Evangelie belemmeren.
In de tweede plaats is er bij de Synode zulk
een groote vreugde, waar zij opmerken kon, dat
de ijver der Zendingsarbeiders en arbeidsters
niet geleden heeft onder omstandigheden, die
toch zoo gemakkelijk eenige ontmoediging en in
zinking te weeg konden brengen. We denken
dan aan het feit, dat Ds. Merkelijn niet meer de
leiding geven kan. Hoe zult gij allen hem missen?
Moge het woord des Heeren u bemoedigen, dat
het tenslotte God is, Die in U werkt het willen
en het werken, naar Zijn welbehagen en wilt
dan ook bij den voortduur in zijn afwezen hopen
op de hulp van Hem, Die Dezelfde blijft van
geslacht tot geslacht. We denken ook aan het
feit, dat de Zendende Kerk U nog niet in het uit
zicht kon stellen, dat een tweede missionaire
dienaar des Woords tot Lï zal overkomen. We
weten wel, hoezeer hij noodig is. We ontvein
zen ons niet, dat inzonderheid Ds. van Nes hier
door met veel te veel arbeid overladen wordt.
We ontveinzen ons tevens niet, dat noodzake
lijkerwijs arbeid moet blijven liggen, ook al doen
Ds. van Nes met zijn mede-arbeiders en arbeid
sters meer dan verwacht en verlangd kan wor
den. Geve de HEERE U allen te verstaan, dat
Hij machtig is te zegenen, ook al moeten men
schen zeggen HEERE, onze God, wij wilden
wel veel meer doen, maar Gij weet het, wij kun
nen niet meer. En we denken ook aan het feit,
dat wij U vaak de geldmiddelen niet kunnen toe
staan, die ge toch zoozeer van noode hebt. Ook
dat kan moedeloos maken. Om al deze redenen
is het de Synode een reden van groote vreugde,
dat Uw ijver niet verslapt. Uw liefde niet ver-
koudt en geen traagheid Uw zielen bevangt.
In dit schrijven wil de Synode dan ook gaarne
uiting geven van haar vreugde om den zegen,
dien God U heeft bereid en om den arbeid, die
door met zoo groote ijver in vaak zoo ontmoedi
gende omstandigheden verricht wordt.
Zij wil in dit schrijven echter meer doen. Zij
wil ook uiting geven van haar medeleven met
U in al den arbeid, dien gij moogt doen.
Misschien, dat de gedachte U wel eens be
kruipt, dat dat medeleven niet zoo groot is. We
zouden dat kunnen verstaan en we willen ons
zelf voor God verootmoedigen, dat we ook in
dezen niet zijn, die we behoorden te zijn, indien
we wilden wandelden, waardiglijk der roeping,
leg had, wat hij betwijfelde. Zij was inderdaad
gegrepen en zou niet rusten vóór zij gevonden
had dat, wat tot haar zaligheid dienen kon. Zij
had het dan dien morgen in de kerk niet beter
kunnen treffen„Welke is uw eenige troost,
beide in leven en stervenDat ik met ziel
en lichaam Jezus eigen ben en Hij met Zijn dier
baar bloedZij zou vinden, want die zoekt,
die vindt; die klopt wordt opengedaan... Maar
dan was er een beletsel weg. Dan kon hij tot
haar gaan
Hij schrok van zichzelf. Was dit nu niet ego-
istisch Wat beteekende nu die aardsche liefde
bij die groote, onmetelijke zondaarsliefde van
den Heiland, dien Jane zocht
Enals haar vader er achter kwam Arie
had gelijk dat kon niet anders. In zoo'n klein
plaatsje lekte dat uit. Bovendien, als Jane ge
vonden had, moest zij spreken, want zoo ooit,
dan gold hier hetWaar het hart vol van is,
vloeit de mond van over. Zij moest dan haar
verkregen Heiland belijden voor de menschen.
Dat was niets meer of minder dan een eisch
Gods Maar danhij rilde, als hij aan de
gevolgen dacht als hij zich realiseerde, wat het
meisje lijden moest om Jezus' wil. Wat had hij
het dan gemakkelijk gehad Wat werd nog zijn
levenspad geëffend. Maar dat kind, waarheen
zijn hart trok
Geen oogenblik was Jane het verdere van dien
Zondag uit zijn gedachten. Daartoe droeg ook bij
het feit, dat de bewoners van „Sursum Corda"
nu vrijer spraken over de familieverhouding dan
met dewelke we geroepen zijn. Echter, door
Gods genade over ons mogen we ook wijzen op
de blijken van ons gestage meeleven met U. Ze
ker, een tweeden missionairen dienaar konden
we U nog niet toezenden, maar de Zeeuwsche
Kerken zijn in dezen zeer diligent en waarlijk,
we doen, wat we kunnen. Zeker, we moeten U
vaak noodige geldmiddelen onthouden, maar we
doen al naar ons vermogen, indien we U toe
zenden, wat ge ontvangt. We willen niet roe
men, maar als we wilden roemen, dan zouden
we toch met vreugde in den HEERE kunnen
vermelden, dat we als Zeeuwsche kerken weten,
dat zegen Gods offers van ons vraagt en de
Zeeuwsche kerken zijn gaarne bereid hun dank
baarheid voor Gods zegen te betalen met de ga-
Ven hunner offervaardigheid.
Voorwaar, er is bij ons meeleven en deze
brief moge U daar nog meer en meer van door
dringen. Gelooft ons, broeders en zusters, en we
houden ons verzekerd, dat ge ons gelooft, we
leven met U mede als Synode, we leven met U
mede als Classes, we leven met U mede als ker
ken, we leven met U mede als gezinnen, we leven
met U mede als personenwe stellen ons
gaarne op de hoogte met het werk van Ds.
van Nes, met het werk der Javaansche predikan
ten, met het werk van Dr. Dreckmeier, met het
werk van alle helpers in den hoofddienst en van
alle helpers en helpsters in den Medischen dienst,
met het werk der geïnstitueerde gemeenten, met
het werk der posten, met het werk der colpor
tage, met allen arbeid, die geschiedt, en gaarne
geven we van het onze, dat van den HEERE is,
om Uw arbeid in stand te houden en, kon het in
Gods gunst bestaan, uit te breiden.
En aan dit meeleven paart zich ons gebed.
Mede om U van onze voorbede voor U allen
nogmaals te verzekeren, mede ook daarom ge
wordt U dit schrijven. Ach ja, we bekennen het
met schaamte, dat we niet zoo trouw zijn in die
voorbede als van ons gevraagd wordt. Maar
toch vele malen zoeken we het aangezicht des
HEEREN voor U allen. Zondag aan Zondag
rijst het gebed der gemeente voor U op, als zij
saamvergaderd is onder het Woord Gods bij het
toezicht der ambten, en als in de prediking de
Zendingsroeping ons op het hart gebonden wordt,
wat Gode zij dank veelszins geschiedt, dan zoe
ken we Zijn aangezicht nog dringender dan an
ders. Er is geen kerkeraadsvergadering, waarin
Uw arbeid in den gebede niet herdacht wordt,
geen vergadering van Classis of Synode, of de
ledeh vereenigen zich in dankzegging en smee
king voor U tot den Koning der kerk, en hoe
vaak wordt in de huisgezinnen voor U met na
drukkelijke woorden gebeden of wordt bij de
derde bede gedacht aan Uw arbeid. Nogmaals,
er is in dezen ontrouw en wie zal dat niet willen
erkennen, maar hierin is toch onze lust, dat we
steeds weer den zegen des HEEREN voor U
afsmeeken, hierin is het verlangen van ons hart
Geef toch, HEERE, een geopende deur, opdat
Gij krachtig moogt rijden op het Woord Uwer
waarheid en er door den arbeid van Ds. van Nes
en al de anderen velen mogen toegedaan worden
tot de schare, die eenmaal in volkomen triumf
zal staan voor den troon van het Lam. God hoo-
re dat gebed, God luistere naar al die smeekin
gen en Hij name ook onze dankzegging aan voor
al het goede, dat in Uw arbeid ons als Zeeuw
sche kerken ten deel valt.
En mogen wij aan onze uiting van vreugde,
van meeleven, van voorbede tenslotte verbinden
een woord van bemoediging in Uw moeilijke
taak. De HEERE helpe U allen, opdat mede
door Uw arbeid de geloovigen tot de eenigheid
des geloofs en der kennis van den Zoon Gods,
tot een volkomen man, tot de mate van de groot
te van de volheid van Christus mogen komen.
De HEERE sterke U ook, opdat de gemeente
heilig gehouden worde, ook in Uw omgeving,
waar het uiteraard zoo moeilijk is, inzonderheid
voor een pas-gegronde gemeente, heiliglijk te
wandelen en uit te doen, alles wat herinnert aan
den wandel der vaderen, van de welke zij ver
lost is mogen dan de sleutelen des hemelrijks
recht bediend worden. En de HEERE geve U
genade, dat ge de toeneming der gemeente moogt
aanschouwen, opdat er vele heidenen mogen zijn,
die mede-erfgenamen zijn, en van het zelfde li
chaam, en mededeelgenooten Zijner belofte in
Christus, door het Evangelie.
Houdt dan aan in Uw arbeid, predikt het
Woord, wederlegt, bestraft, vermaant in alle
lankmoedigheid en leer en weest daarvan verze
kerd, dat zij, die het zaad dragen, dat men zaaien
zal, vaak gaan al gaande en weenende, maar
voorzeker, zij zullen met gejuich wederkomen,
dragende zijn schoven. En als gij wat God
genadig verhoede gansch geen vruchten zoudt
zij ooit tegenover hem hadden gedaan. Hij hoor
de het verhaal, dat Arie had gedaan, nog eens
en nu uit den mond van de boerin, die hem zoo
volledig mogelijk kon inlichten en die hem zijn
oordeel vroeg over den boer. Hij had toch wel
een oordeel, na er eenige weken gewerkt te heb
ben
Steven deelde zijn gevoelen mede. Iets ver
keerds kon hij van Job Louwerse niet zeggen, al
vond hij den boer niet sympathiek. Tegenover
hem had de man zich behoorlijk gedragen, hem
zelfs geïnviteerd, zoo nu en dan op de boerderij
te komen gezelsen. Hij had het niet gedaan, want
hij had het te druk met zijn werk. Wijselijk ver
zweeg Steven de ware reden van zijn wegblijven!
En verder gezellig vond hij het er niet op de
boerderij. Het was, of er een druk op lag. En
Jane had hij niet begrepen. Het meisje had voor
hem iets ondefinieerbaars gehad. Maar nu hij
wist, kon hij natuurlijk verklaren.
In dien geest liet hij zich uit.
„Als zij kan, komt Jane volgende week wéér",
zei de boerin van „Sursum Corda".
„Job moet dat toch merken", meende Goede-
gebuure.
Zijn vrouw haalde de schouders op.
„Het verbaast me, dat hij nog niets weet, al
thans zooals Jane vermoedt en wat ook wel waar
zal zijn. Want Job is er de man niet naar, om
dan te zwijgen. Hoe vaak is Jane den laatsten
tijd niet hier geweest. Me dunkt, dat moest al
uitgelekt zijn."
Dien middag, zij hadden juist gegeten, liep
mogen zien, onderzoekt dan Uw wegen, of er
misschien een schadelijke weg bij U is, en geeft
het verder over aan Hem, Die U geroepen heeft
en die niet nalaten zal, het getal Zijner uitver
korenen vol te maken.
Gaat dan voort, in alle blijdschap des geloofs,
in alle vertrouwen op Hem, die U geroepen heeft,
gaat dan voort, wetende, dat de gansche gemeen
te voor U bidt, opdat gij niet vertraagt in Uw
verdrukkingen, ja waarlijk, dit is ons gebed tot
den God en Vader van onzen Heere Jezus Chris
tus, uit welken al het geslacht in de hemelen en
op de aarde genoemd wordt, opdat Hij U geve,
naar den rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht
versterkt te worden door Zijn Geest in den in-
wendigen mensch, opdat Christus door het ge
loof in uwe harten wone en gij in de liefde ge
grond en geworteld moogt zijn, opdat gij ten
volle kondet begrijpen met al de heiligen, welke
de breedte, en lengte, en hoogte en diepte zij,
en bekenne de liefde van Christus, welke de
kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt
tot al de volheid Gods.
De genade van onzen Heere Jezus Christus
zij dan met Uwe geesten.
Namens de Synode voornoemd,
M. VREUGDENHIL, le Scriba.
DRIETAL TE
SpijkenisseCand. H. J. Swierts, hulppred. te
Vlissingen.
Cand. C. v. d. Tas te Delft.
Cand. A. Verschoor, hulpprediker
te Amsterdam-Noord.
BEROEPEN TE
Rotterdam-C. (vac. Dr. Kuyper);
A. J. van Sluijs te Zonnemaire.
(Vac. wijlen Ds. Velders):
Dr. R. Schippers te Wanswerd.
Bruchterveld Cand. A. Brink te Hoogersmilde.
Kockengen Cand. W. Verwoerd te Ommen.
Schoonrewoerd Cand. H. Herder te Garijp.
AANGENOMEN NAAR
MusselCand. J. Rook te Steenwijk.
Vlissingen. Cand. H. J. Swierts, benoemd
hulpprediker bij de Geref. Kerk aldaar, trad j.l.
Zondagmorgen voor het eerst als zoodanig op.
In een persoonlijk woord zei de heer Swierts,
dat hij met groote vreugde de benoeming had
aanvaard. Het zal hem een voorrecht zijn het
werk van Cand. Pijlman voort te mogen zetten
en hij hoopte, dat God hem daartoe zou bekrach
tigen. Spr. vroeg om het gebed en de medewer
king der gemeente voor zijn arbeid in de Evan
gelisatie en onder de mannen van marine en
leger.
Cand. Swierts had tot tekst gekozen Hebr.
11 24—26.
Na de predikatie sprak de pastor loci Ds. G.
Smeenk, den heer Swierts namens kerkeraad en
gemeente in hartelijke bewoordingen toe.
(De Zeeuw)
Hulpdiensten Rotterdam-C.
Door den kerkeraad der Geref. Kerk te Rot
terdam-C. is aan Cand. G. E. Arnold en Cand.
A. Elshout, beiden te Rotterdam, opgedragen tij
delijk de catechisaties waar te nemen resp. in de
wijk van wijlen Ds. Velders en van Ds. Buffinga.
Generale Synode der Geref. Kerken.
De voorzitter deed enkele mededeelingen over
den gang der werkzaamheden en den duur der
zittingen. Rapporteur Ds. W. L. Milo, van Al
melo, over de aan de betrokken Deputaten ge
stelde vraag of er maatregelen konden worden
voorgesteld die er toe kunnen leiden om in ge
vallen, waarin een Dienaar des Woords te lang
aan zijn gemeente verbonden zou verblijven,
voorziening te treffen. Het rapport der Commis
sie was tevoren in druk verschenen en aan de
leden der Synode toegezonden. De Commissie
vereenigde zich met de conclusie van Deputaten,
luidende
1°. Indien twee kerken en haar Dienaren des
Woords door onderlinge samenspreking tot over
eenstemming inzake verwisseling :van predikanten
gekomen zijn, gaan deze kerken op denzelfden
dag over tot de beroeping van eikaars Dienaren
des Woords en ontvangen later op deze wijze
van beroeping de aprobatie der classis.
2°. Aan de Part. Synode wordt door de Ge
nerale Synode aanbevolen elk twee Deputaten ad
art. 49 aan te wijzen tot wie de kerken en/of
Dienaren des Woords zich kunnen wenden als
Kees van „Levensstrijd" nog even aan. Hij was
op weg naar „Iepenhove" en vertelde zijn tante,
toen hij met haar alleen was, dat hij dien mor
gen met zijn vader had gesproken en dezen had
verteld van zijn vrijerij. Vader keurde die goed.
Hij moest met Kee Freeke op de boerderij ko
men, de volgende week. En de Freeke's ook.
Dan kwam de verloving tot stand.
Kees vertelde niet opgewekt. Drukte hem wat?
vroeg tante Marie zich af. In een dergelijk geval
moest zoo'n jongen toch de wereld te rijk zijn 1
Enhij was zoo down, als het maar kon.
Van de gelegenheid maakte de boerin even
gebruik.
„Kees, weet je vader, dat Jane hier geregeld
komt of nog niet
„Weineen. Anders was er al lang herrie", zei
Kees. „En nu is Jane vanmorgen naar de kerk
geweest. Zij vertelde het mij. Ze moet het zelf
weten, maar 't wordt dik hommeles, als vader er
achter komt. Dinsdag kan Jane weer wel ko
men", voegde hij er onmiddellijk achter, „want
dan is vader weer naar Rotterdam en Den Haag."
Op „Sursum Corda" verbaasde men zich er
over, dat Job Louwerse de laatste weken zoo
vaak op reis ging. Maar een verklaring kon men
er niet voor geven.
(Wordt vervolgd)