FEUILLETON. DE BOER VAN „LEVENSSTRIJ D" Ze gingen niet vragen zou dit kind wel bekeerd zijn, wel wedergeboren zijn, neen, dit kind, nog niet tot jaren van onderscheid gekomen, is kind des Heeren. In de tijden der Reformatie is deze visie op de Schrift door de genoemde Doopersche in vloed anders geworden. Toen heeft men gezegd: de kinderen zijn heidenkinderen. De kinderen hebben nog geen deel aan den Heere. De kin deren staan buiten de genade. De kinderen zijn geen leden van de kerk. Toen heeft men gezegd, dat tusschen de kinderen, die gedoopt waren in den Naam van den Drieëenigen God en de kinderen der onge- loovigen geen principieel verschil bestond. Zoo als de struis zijn jongen niet erkent, zoo deed de kerk, zoo deden de ouders. Men gaf ze een op voeding niet als eigen kinderen, maar als kin deren van een vreemde. Nu trekke men weer geen valsche conclusies uit deze schriftuurlijke zienswijze. Wie immers nu zou willen concludeeren dus behoeven de kinderen der geloovigen zich niet persoonlijk te bekeeren, niet persoonlijk te gelooven, dus wor den ze vanzelf wel zalig, die vergeet dan de ouders bij den doop belooven hun kinderen in het opwassen hiervan breeder te zullen onder wijzen, en dat ook nog zullen laten doen door anderen. Het is een list van den Booze, om deze waarheid zoo te verdraaien alsof beweerd zou wordenalle gedoopte kinderen worden zalig. De practijk, Gods Woord, de belijdenis leert het anders. Het gaat over deze vraag hoe moeten we onze kinderen opvoeden. Als kinderen van den Heere, of zooals een struis ze opvoedt En dan is het de dure roeping en plicht van ouders hun kinderen voor te houden ge hebt de belofte. En ge moet die belofte leeren verstaan. Ge staat op zulk een heerlijke plaats in Gods verbond. Dat wil zeggen, tusschen jou, mijn kind en den Heere is een band. Jij kunt die band des verbonds breken, je kunt den Heere den rug toekeeren, je kunt de aangeboden schatten weg werpen, den Heere daarmee beleedigen, maar Hij is getrouw. Maar weet ook, dat zoo je in zulk een houding zoudt volharden, dat dan van je geldt, dat je met vele slagen zult geslagen worden. Zoowel de berg Gerizim als de berg Ebal, zoowel zegen als vloek, voordeel als oordeel, zijn vervat in het verbond der genade. Als Verbondskinderen dus afdolen, dan is het door afval. Ze vallen van de hoogte des Ver bonds naar beneden. Daarom mogen de ouders ook niet van de gedachte uitgaan mijn kind zal wel opgroeien in zonden en later misschien wel eens bekeerd worden, neen, integendeelze moe ten uitgaan van de gedachtmijn kind is kind des Heeren, en als zoodanig moet ik krachtens vrijwillig gegeven belofte het opvoeden. Wie de kinderen ziet als ongeloovigen, moet zending drijven in eigen huis. Die heeft wel zeer weinig houvast aan al de betuigingen Gods en die heeft een huis, dat een grooter tegenstelling kent dan de huidige tegenstelling tusschen de vijandelijke staten. Vreeselijk de struisvogel-opvoeding. Heerlijk de opvoeding naar de leer des Ver bonds. A. H. OUSSOREN. RONDOM DEN DOOP. X. Twee vragen en meeningsgeschillen. Naar aanleiding van de artikelen over Worm- ser's boek kwamen van de zijde van een trouw lezer onzer Kerkbode een paar vragen in, welke ik, om het belang dat deze vragen en hun beant woording ook voor anderen kunnen hebben, meen hier te moeten beantwoorden. Althans zal trachten te beantwoorden. Want beide vragen, hoewel schijnbaar een voudig, raken heel moeilijke kwesties, waarover al van overlang velerlei meeningsgeschil onder de Gereformeerde Godgeleerden geweest is. En ten deele bestaan er onder de huidige Gerefor- meerdén nog geen evenwijdig-loopende denk beelden over de kwesties, die door den vrager worden aangeroerd. 30) Hij moest trouwens duchtig gaan opletten, want de boer vroeg en hij had maar half geluis terd. Zijn aangeboren vlugheid redde echter de situatie en hij kon antwoorden op de vragen. .Wanneer ik U een raad mag geven, zou ik anders bouwen", merkte Steven op, toen eenigc aanwijzingen waren gevolgd. ,,Ik wil het hebben, zooals ik zeg", zei Job Louwerse. Laarman lachte stil voor zich heen. ,,Wel natuurlijk, baas. LI behoeft mijn raad niet op te volgen. Zooals U het wilt, zóó zal het gebeuren, dat is nogal logisch. Mijn idee lijkt mij beter en practischer en is bovendien voor LI voordeeliger. Maar tenslotte is dat mijn zaak niet", zei hij droog en langs zijn neus weg. De boer deed, alsof hij het niet hoorde. Maar Steven kende zijn pappenheimers. Zonder veel woorden hanteerde hij den duim stok en noteerde cijfers, precies handelend vol gens de aanwijzingen van den boer. Intusschen mat hij ook opzettelijk naar de idee, die hij zich gevormd had en noteerde even ijverig. ,,Wat moet dat nu kosten vroeg Job Lou werse. „Zoo ongeveer. Op vijf gulden komt het niet aan." Laat ik daar even wat van mogen schrijven. Het is heelemaal niet verontrustend, wanneer binnen het kader van onze Gereformeerde be lijdenis het denken van allen niet precies even wijdig loopt en er dientengevolge verschil van meening openbaar wordt. Er ligt zelfs iets goeds in. Er blijkt namelijk uit, dat er nagedacht en doorgedacht wordt over de geopenbaarde Waar heid cn de Gereformeerde belijdenis. Dikwijls blijkt er uit, dat de Heilige Schrift wordt be studeerd. Verder blijkt er de ontdekking uit, dat de Ge reformeerden in hun schriftuurlijk nadenken en spreken en preeken zich niet alle op hetzelfde denkspoor bevinden dat er dus meer dan een spoor loopt en dat die denksporen zelfs niet allen evenwijdig loopen. Terwijl zij toch allen Gereformeerd zijn en zich binden aan onze Ge reformeerde belijdenis. Wij leeren dus de situa tie van het Gereformeerd denken min of meer doorzien. Dat is mooi. Dat is opklaring van de situatie. En opklaring kan in den strijd der gees ten geweldig veel goeds brengen. Ook in den strijd dien de kerk te voeren heeft tegen „geesten" die niet uit God zijn. Wij mogen voor alle op klaring den Heere hartelijk danken. Dus reden voor verontrusting ligt er heelemaal niet in het nuchtere feit, dat binnen het kader van de Gereformeerde belijdenis niet allen pre cies evenwijdig denken en men dientengevolge tot verschillende meeningen komt. Die verschil lende meeningen zijn immers gemeenlijk het re sultaat van een verschillend denken. Het eind punt van den reis langs een verschillend denk spoor zal niet hetzelfde zijn. Waar het op aan komt, dat is de trouw aan de belijdenis en de geheele en volkomen onder werping aan het geopenbaarde Woord Gods. Als er verschillen zijn, maar aan weerszijden is deze trouw aan de belijdenis ongerept aanwezig en de gehoorzame onderwerping aan de Schrif ten. behoeven wij nooit ongerust te zijn. Dan zullen wij altijd elkaar leeren verstaan en waardeeren. Verschil van meening zal in de kerk blijven bestaan. Dat is een verschijnsel, dat bij de strij dende kerk op aarde behoort. Er blijven in het Christelijke denken over de Waarheid altijd ver gissingen. Wij zien de dingen niet altijd in hun juiste verband. Wij verstaan de Schrift soms verkeerd. Wij worden beïnvloed door onschrif tuurlijke denkbeelden, die op ons veel meer in vloed oefenen dan wij zelf vermoeden. Wij trek ken verhoudingen scheef en bouwen op die scheefgetrokken verhoudingen voort. We ont werpen gebrekkige denkschema's en als wij ze eenmaal hebben, houden wij er met hand en tand aan vast. Door den strijd heen moet de Waarheid be waard blijven. De Heere bewaart de Waarheid en ook Zijn Kerk bij de Waarheid. Maar door den strijd der meeningen heen. In verband met deze algemeene opmerking over meeningsgeschillen, die er in de Kerk altijd geweest zijn en altijd zullen blijven, zal niemand het vreemd vinden, dat 'k denk aan „de mee ningsgeschillen" die op de Generale Synode on zer Kerken komen. In deze maand zal de Synode in Sneek bijeenkomen, zooals we weten om ook deze kwestie te behandelen. We mogen wel bidden, dat de Heere onze Kerken eensgezindheid geve in het trouw be waren van onze Gereformeerde belijdenis, maar ook, dat Hij ons nederig houde en ons beware voor die „hooge" gedachte dat onder ons geen meeningsverschillen meer mogen voorkomen, omdat wij immers alles zoo keurig doorgedacht en geformuleerd hebben, dat er voor meenings- verschil onder ons geen ruimte meer is. De Heere heeft onze Gereformeerde Kerken rijk gezegend met groote theologen als Kuyper en Bavinck en anderen. Maar als zoo'n „hooge" gedachte onder ons zou post vatten, kon Hij ons wel eens ernstig doen ervaren, dat wij allen sa men maar nietige menschen zijn zonder rechte wijsheid en zonder verstand, om de eenvoudigste vragen tot een goede oplossing te brengen. Nu de beide vragen, die aanleiding gaven tot deze uitweiding over meeningsgeschillen. De eerste luidt„Hoever strekt het ge- nadeverbond zich uit, waar zijn zijn grenzen, wie mag men rekenen er nog toe te behoo- ren De vrager meent hierop in een van mijn artikelen al een antwoord gelezen te hebben. ,,'k Moet het even uitrekenen, boer." „Kun je in de kamer wel doen, Jane Het hoofd van Jane verscheen in de bijkeuken. In der haast bewonderde Steven het goud blonde, volle haar en de blauwe oogen van het meisje. „Ja, vader." „Is de koffie klaar En op haar bevestigend hoofdknikken „Dan kunnen we drinken. De timmerman doet ook mee." Bijtend, kortaf sprak Job Louwerse. Tot erger nis van Steven, die het thuis zoo anders gewend was geweest. Die boer kon toch wel behoorlijk met zijn dochter spreken Ze dronken koffie in de kamer. En onderwijl, hij wilde geen tijd verliezen, cijferde Steven. Dan noemde hij het bedrag, dat de verbou wing kosten moest. „Daar komt niets meer bovenop Lui, als jul lie, hebben altijd zoogenaamd tegenvallers en dan kan de klant dokken." „Als ik zeg het kost zooveel, dan kost het nooit meer, wel eens minder", antwoordde Ste ven kortaf. Hij vond den boer eigenlijk onverdragelijk. „En als ik nu jouw idee volg", vorschte Job Louwerse. Een fijn, voor de anderen onzichtbaar lachje, speelde om den mond van den timmerman. Hij had deze vraag verwacht. „Dan zal het een dertig, veertig gulden minder kosten." „En je meent, dat het dan ook goed is „Ik meen, dat het dan beter is. Maar ik dring mijn meening niet op, baas Louwerse. U moet De tweede vraag„Sacramenten dienen tot versterking van het geloof, wordt ons geleerd Wiens geloof Van het kind, dat gedoopt wordt Van de gemeente, die daar getuige van is Toelichting van vrager bij deze vraag „Hier over heb ik al eens gesproken, ook met Theolo gen, en de antwoorden verschillen en helder is het niet, tenminste niet zoo, dat het mij voldoet. De mogelijkheid bestaat natuurlijk, dat het aan mij schort. B.v. daar is een richting, die beweertbij het gedoopte kind is nog geen geloof aanwezig, dus daar kan het ook niet worden versterkt. Hierin lean ik mij niet vinden. Zonder te ontkennen, dat ook de aanwezige gemeente iets aan den Doop heeft, meen ik te moeten vasthouden, dat ook een bij het kind in beginsel aanwezige geloofs- hebbelijkheid wordt versterkt. Een versterking des geloofs dus op den tijd van de toediening van het sacrament zelve en niet alleen maar voor de toekomst als de doopeling straks tot zijn ver stand zal zijn gekomen en zijn doop zal gaan overdenken, om daarin troost en sterkte te vin den. Dat onze vaderen zoo gesteld waren op den vroegdoop, versterkt mij in de meening, dat zij er ook zoo over dachten. Diende dit sacrament alleen voor de toeziende gemeente of voor de toekomst, dan geeft het niets, of men nog eenige weken wacht met zijn kind te laten doopen." Tot zoover de toelichting. De volgende week hopen wij tot beantwoor ding te komen. Eerst van deze laatste vraag. Brouwershaven. J. MEESTER. DE ZELFMOORD. De zelfmoord is in onzen tijd sterk toegeno men. Zelfs kan in sommige kringen een zelf moord-waanzin geconstateerd worden. De zelf moordenaar wordt verheerlijkt en als een held geëerd. Wanneer het waar is dat de zelfmoord de peilschaal van het menschelijk geluk is, wat is er dan in onzen tijd weinig waarachtig levens geluk, nu zelfs in verschillende steden anti-zelf moord bureaux werden opgericht. Levensmoe den kunnen zich tot zulke bureaux wenden, waar men zal trachten hen van zelfmoord terug te houden. Reeds in 1881 gaf Thomas Masaryk een boek over den zelfmoord uit en sprak over den zelf moord als over „sociale Massenerscheinung" (sociaal massaverschijnsel). Daarna kwam de Europeesche wereldoorlog en groeide onrustbarend het aantal zelfmoord gevallen. Helaas is de zelfmoord een actueel onderwerp. Het behoeft geen betoog, dat de christelijke religie den zelfmoord als ongeoorloofd veroor deelt. De zelfmoordenaar zondigt tegen het zesde gebod en tast in zichzelf het beeld Gods aan. Wij moeten het leven, dat God ons gaf, zorg vuldig bewaren en mogen niet ingrijpen in het eigendomsrecht Gods. In de oude kerk was bij sommigen de begeerte naar het martelaarschap zóó sterk, dat zij zich zelf bij de overheid aanklaagden. Dit opzettelijk zoeken van den dood werd afgekeurd. Over één geval van zelfmoord werd eenigszins verschillend geoordeeld. Soms doodden vrouwen zich, die dreigden onteerd te zullen worden en de schande der verkrachting op deze wijze tracht ten te ontgaan. Eusebius roemt de daad van een aanzienlijke vrouw, die met haar dochters in het water sprong, omdat soldaten haar achtervolgden. Hieronymus meende ook, dat het zich onttrek ken aan het gevaar van schandelijke onteering niet ongeoorloofd was. Augustinus, die in zijn De Civitate Dei een uiteenzetting van den zelfmoord geeft, is het met deze beschouwing niet eens. Hij wil geen hard vonnis vellen over de vrouwen, die om haar kuischheid te bewaren zelfmoord plegen. Toch mag de kerk in zulke gevallen den zelfmoord niet prijzen. De kuischheid zetelt niet in het li chaam, maar in de ziel. Het lichaam moge ver ontreinigd worden, de zielereinheid kan bewaard blijven. In de antieke wereld gold de zelfmoord over 't algemeen als ongeoorloofd. Ook de Grieksche filosofie begon afwijzend te staan tegenover deze het zélf weten, 't Is uw huis. En 't is mij om het even." „Je moet mij straks nog eens even wijzen, hoe je het precies bedoelt", zei Louwerse, wien de dertig of veertig gulden meer aanlokten, al was het dan niet zijn eigen idee. Om zich een air te geven voegde hij er tot verwondering van Jane bij „Jane kan dan ook zien, wat zij het beste vindt." „We kunnen wel gaan", zei Steven. „De kof fie smaakt best en 't is hier gezellig, maar mijn tijd is beperkt." „Heb je het druk, Laarman Jane vroeg het. Haar zachte stem, zoo geheel anders dan de ruwe, brute van haar vader, trof Steven. ,,'k Weet gelukkig wel, wat ik te doen heb, juffrouw. Behalve de pastorie van dominé West woud heb ik nóg een woning in aanbouw. En dan de loopende karweitjes." Tusschen de oogen van den boer kwam een rimpel. Jane begréép dat van de pastorie beviel hem natuurlijk niet. „Ik wil deze karwei zoo spoedig mogelijk klaar hebben", zei hij snijdend. „Ander werk moet er dan maar voor wachten. Die dominé heeft een dak boven zijn hoofd, niet „We werken rustig door", antwoordde Ste ven kalm. „Van het ander werk zult II geen last hebben. Laat U die regeling maar aan mij over." Haastig keek Jane haar vader aan die tim merman durfde. Maar de boer stoof niet op. „Als het hier maar zoo gauw mogelijk klaar daad. Zoowel Socrates als Plato verwierpen den zelfmoord. De mensch moet het oogenblik af wachten, waarop de godheid hem uit de gevan genis bevrijdt. Aristoteles bestrijdt de gedachte als zou zelf moord van moed getuigen en schrijft „Geen moed, doch zwakheid en lafheid beweegt den mensch, de bezwaren van armoede, de smart der onbeantwoorde liefde te ontgaan". Toch werden ook andere klanken gehoord. Reeds Aristoteles vergoelijkt de daad van een ouden balling, die overal verstooten wordt en daarom tot het besluit komt een eind aan zijn leven te maken. De wijsgeer Hegesias werd bijgenaamd „die den dood aanraadt" (Peisithanatos)omdat hij in woord en geschrift tot den zelfmoord aan spoorde. Alleen een dwaas kan het ellendige le ven goed noemen. De wijze acht den dood be geerlijker. De Stoïsche wijsbegeerte beschouwde het le ven als een van de onverschillige dingen en ver dedigde onder bepaalde gevallen den zelfmoord voor den wijze, wanneer het hem namelijk niet meer mogelijk was „overeenkomstig de rede te leven". De zelfmoord kreeg den mooien naam ver standige uitweg. Men verhaalt van Zeno, den dichter van de Stoa, dat hij zich ophing, toen hij zijn vinger had gebroken. Aan hem wordt de spreuk toegeschre ven wien het leven niet behaagt, staat het vrij om te sterven. De filosofie van de Stoa paste zich bij den onafhankelijken geest der Romeinen aan en had dan ook grooten invloed in den Romeinschen keizertijd. Lucretius acht 't dwaasheid het leven voort te zetten, wanneer de beker der vreugde ledig is. Waarom maakt ge, als het leven u tot een last is, er liever geen einde aan Vooral Seneca verdedigt den zelfmoord. Een wijs man is zijn oordeel beneeemt zich het leven niet alleen in den uitersten nood, maar zoodra het noodlot bedenkelijk begint te worden. Er is maar één ingang in het leven de uitgan gen zijn vele. Laten wij de godheid danken, dat zij niemand dwingt in het leven te blijven. Dr. D. Schermers schrijft in „Over den Zelf moord" over dezen keizertijd„Het algemeen zedenbederf en de opkomende wijsbegeerte werkten mede en ten slotte werd de zelfmoord beschouwd als een eenvoudig en afdoend middel om aan allerlei ellende des levens een einde te maken. Tal van bekende historische personen (Cato, Cassius, Brutus, Scipio, Crassus) hebben aldus willekeurig zichzelf van het leven beroofd. Gedurende den Keizertijd werd de zelfmoord bevorderd door het feit, dat men daardoor een openbare terechtstelling kon vermijden. Wan neer de beul iemand ter dood had gebracht, werd zijn lijk door de straten gesleurd en daarna in den Tiber geworpen, terwijl zijn goederen ver beurd verklaard werden. Indien men echter zelf een einde aan zijn leven maakte, dan werd men op de gewone wijze begraven en kwamen de be zittingen aan de erfgenamen als een belooning voor den moed dat men zelfmoord durfde ple gen." Uit den lateren tijd noemen we slechts enkele namen. Vooral in het „verlichte" Frankrijk werd het recht van den mensch om over zijn leven te be schikken gepredikt. Voltaire sprak zich beslist uit in de versregels Wanneer men alles heeft verloren en men heeft geen hoop meer, dan is het leven een schande en de dood een plicht. De materialist Holbach schreef in zijn Système de la natureDe dood is het eenige geneesmid del tegen de wanhoop. Maar vooral Rousseau en Montesquien hebben den zelfmoord verdedigd. Rousseau schreef in 1760 „Zonder twijfel ligt er moed in om met standvastigheid leed te dra gen, dat men niet vermijden kan. Maar slechts een waanzinnige lijdt vrijwillig het leed, waarvan hij zich kan ontdoen zonder kwaad te verrich ten en het is dikwijls een zeer groot kwaad om zonder noodzakelijkheid leed te doorstaan. Wie niet verstaat zich van een smartelijk leven te ontdoen door een snellen dood, gelijkt op iemand die liever een wond laat voortwoekeren dan haar aan het heilzaamstaal van den heelmeester toe te vertrouwen." Montesquien vindt de strenge bepalingen in Europa tegen zelfmoord hoogst onrechtvaardig en schrijft o.m. in zijn Lettres persanes „Wan neer ik overstelpt word met leed en ellende, is", herhaalde hij. ,,U kunt er op rekenen. Er is werkvolk ge noeg te krijgen." „Als het maar vakmenschen zijn." „Vanzelf", zei Steven. „Krukken neem ik niet. Zoo nu en dan kom ik zelf mééwerken." „Dan is het in orde", besloot Job Louwerse. Ze gingen naar de keuken en Steven legde nogmaals uit, hij richtte zich voornamelijk tot Jane, hoe hij zich de verbouwing had gedacht. „Nou, Jane?" „Ik denk, dat het beter is, vader", zei Jane. Inderdaad dacht zij dat. Maar wanneer dat niet het geval was, zou zij tóch hebben gezegd, daar zij haar vader begreep. Hij wilde, dat zij het zóó zeide. Zoogenaamd moest zij beslissen. „Dan houden we dit voor afgesproken. Wan neer kun je beginnen, Laarman Maandag „Wat mij betreft, morgen al", zei Steven. „Bestig. Dat is werken Er klonk waarlijk goedkeuring in de nu wat mildere stem van Job Louwerse. „U wilt het toch zoo gauw als het kan klaar hebben lachte Steven. „Morgenochtend zeven uur ben ik present met een paar knechts. Tot tien uur eiken dag blijf ik er bij." Hij verdween, sprong op de fiets en reed vlug het erf af, nagestaard door den boer en Jane. „Een flinke vent", zei Job Louwerse goedkeu rend. „Niet veel praatjes, zooals de meeste Hol landers. Kort maar krachtig." „Is hij een Hollander, vader (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 2