FEUILLETON.
DE BOER VAN
„LEVENSSTRIJ D"
KERKNIEUWS.
Toen ik nog in mijn vorige gemeente stond,
was ik in staat geweest om eenzelfde artikel te
schrijven als hij nu doet. Maar ik heb leeren in
zien, dat dit algemeen oordeel onjuist is. Daar
tegen kwam ik op.
En ik meen, gezien ook het schrijven van Ds
Meima, dat het noodig is daartegen op te komen.
Het is zoo heel gemakkelijk, om op een gemeente
des Heeren af te geven. Maar de apostel Paulus
vermaant ons reeds hiermee voorzichtig te zijn.
Misschien is het beter eerst grondig de materie
te kennen voor men over dergelijke onderwer
pen gaat schrijven.
A. H. OUSSOREN.
RONDOM DEN DOOP.
IX.
Wormscr over het ernstig nemen van den doop.
Hoogst merkwaardig is het betoog, dat Worm-
ser levert om volle ernst te maken met de er
kenning van den doop ook van andere kerkelijke
gezindheden dan de onze.
Bij alle verschil omtrent leer en wandel, er
kennen de verschillende kerkelijke gezindheden
over en weer eikaars doopsbediening. Wij er
kennen den doop der Roomschen en zullen een
Roomsche, die tot het reformatorisch geloof
komt, niet overdoopen. Wij erkennen den doop
der Hervormden, zelfs van de Vrijzinnigen, in
dien de doop althans werkelijk bediend is in den
naam van den Drieëenigen God, met de woorden
die de Heere Jezus Christus zelf heeft voorge
schreven. Ontbreekt dit laatste, dan is de doops
bediening geen doop meer en valt er dus niets
te erkennen.
Maar zoo de doop werkelijk bediend is in
overeenstemming met de instelling van Christus,
blijft hij geldig en wordt hij door onze kerken
niet herhaald, in welke kerk hij ook werd be
diend.
Er is een „bekrompen richting" die bezwaar
maakt tegen deze ruime erkenning van den doop.
Met „bekrompen richting" duidt Wormser ge
meenlijk die richting aan, die onder alle Gerefor
meerden binnen en buiten de Herv. Kerk gevon
den werd en wordt. Ook in de kerk der Afschei
ding, welke gaarne bij zeer persoonlijke belevin
gen en persoonlijke openbaringen leefde in plaats
van bij het geopenbaarde Woord en de Sacra
menten, die de Heere Jezus heeft ingesteld.
In dit verband schrijft Wormser
Voor het Christendom is bijna niets zoo na-
deelig als bekrompenheid, en deze kan nooit be
ter in den wortel worden aangetast dan juist bij
de beschouwing van den Kinderdoop.
Sommige Protestanten hebben bezwaar in de
erkenning van de doopsbediening der Room
schen sommige Hervormden in die van de Re
monstranten sommige Afgescheidenen daaren
boven in die van de Hervormden.
Dit bezwaar is natuurlijk, zoodra men geneigd
is het Christelijk terrein te beperken binnen den
kring, tot welken men zelf behoort, een neiging,
waardoor men, vooral bij den tegenwoordigen
toestand van het Christendom, onvermijdelijk er
toe geleid wordt om dien kring steeds enger te
maken en ten laatste tot eenige weinige te be
perken, en waarvan het zonderlingste is, dat zij
dikwijls eindigt (die neiging namelijk. J. M.),
in de stelselmatige zucht om ook zichzelven uit
te sluiten.
Met deze richting staat dan ook de erkenning
van de doopsbediening van andere gezindheden
in volslagen strijd. En nochtans heeft die erken
ning voortdurend en allerwege plaats
Wormser schreef dit een kleine eeuw geleden.
Het zou nu nog precies zoo geschreven kunnen
worden.
Hij wil het pleit voeren voor het altijd volle
ernst blijven maken met den doop. Het is immers
een teeken en zegel van gewisse, onveranderlijke
genade-beloften van God. Het zegel, waardoor
de Heere bevestigt, dat wij in de Kerk, het li
chaam van Christus, een plaatsje hebben ontvan
gen. Dat zegel moeten wij nooit waardeloos ma
ken, nooit tot een nietsnut, tot een leege vorm
degradeeren. Integendeel.
In vollen ernst vasthouden, wat de Heere ern
stig meent. Hoe sterk staat Wormser tegen
iederen ^yorm van subjectivisme. Ook tegen het
Barthiaansche subjectivisme, dat het zegel van
den doop, de „sfeer van het geloof" wil beper
ken. Hetgeen beteekent, dat de doop, in onge-
29)
Zij waren het niet met zichzelf eens achter
baks optreden lag niet in hun aard. Maar aan
den anderen kantals zij, op de een of andere
wijze, den zwager op de hoogte hadden gebracht,
dan was Jane nooit weer op „Sursum Corda"
verschenen, tenzij gebrouilleerd met haar eigen
vader, van wien zij toch hield, ondanks zijn ruw
optreden vaak. Bloed verloochent, als regel, toch
geen bloed
En nu zetten zij dominé Westwoud voor de
vraag en het antwoord.
En die zei ronduit zijn meening zijns inziens
hadden zij juist gehandeld. Vermoedelijk zou hij
het ook zóó gedaan hebben. Inderdaad wekt de
Schrift op, oprecht te zijn, gelijk de duiven.
Maar ook voorzichtig gelijk de slangen.
Wanneer zij Jane voor de keus hadden gesteld:
niet komen óf komen met toestemming van va
der, dan was het conflict er al geweest dan
was het meisje allicht reeds teruggeschrokken.
Zij hadden kennelijk een taak van God ont
vangen een zoekende, vragende ziel terecht
brengen en leggen aan de voeten van Jezus het
goede zaad uitstrooien, zelfs met de naar den
mensch gesproken zekerheid, dat het vrucht dra-
loof ontvangen, even weinig beteekent alsof hij
er niet geweest ware. Hij krijgt volgens hen im
mers zijn beteekenis pas door ons geloof. Worm
ser zegthij heeft zijn beteekenis als inzetting
en regel van den Heere en kan dan ons ongeloof
die beteekenis voor ons niet krijgen en niet ver
liezen, kan wel in een teeken van den vloek ver-
keeren door ons ongeloof en onboetvaardig hart.
Wij laten Wormser zelf spreken.
Waartoe, schrijft hij, den doop van den dwa
lende en goddelooze als doop erkend, zoo die
doop niets beteekent en den dwalende en godde
looze niet aan het Christendom verbonden doet
blijven, zij het dan ook eindelijk niet ten leven,
maar ten dood
Of de erkenning van de doopsbediening van
anderen moet ophouden, óf de bekrompenheid,
waardoor men geen Christenen buiten eigen kring
erkent, moet wijken.
Maar in de erkenning van elkanders doops
bediening ligt volstrekt geen bezwaar, zoo men
aan de beteekenis en kracht van de instelling des
Heiligen Doops slechts behoorlijk recht laat we
dervaren. Naarmate onze eigen opvatting van
den doop ernstiger en dieper wordt, zullen wij
minder bezwaar hebben den doop van anderen
te erkennen.
Het is zoo, iedere Christelijke gezindheid be
hoort voor zichzelven te staan naar de grootste
zuiverheid in leer en wandel, en is verplicht dwa-
lenden en goddeloozen, die op den duur het te
genovergestelde van geloof en Godzaligheid
openbaren, van haar gemeenschap te weren.
Maar daarom is zij nog niet geroepen of ge
rechtigd de meerdere of mindere overblijfsels van
Gods waarheid en instellingen, die zij bij anderen
aantreft te miskennen.
„De doop van iederen gedoopte moet worden
erkend, zoolang hij zelf dien doop niet uitdruk
kelijk verzaakt.
Het is in den dwalende en goddelooze niet te
misprijzen, dat hij gedoopt isdit was een
goed begin, en wellicht het eenige, dat aan hem
is goed te keuren.
Maar het is in hem te bestraffen, dat hij zijn
doop niet behoorlijk belijdt en beleeft. De strijd
moet dus niet gericht zijn tegen zijn doop maar
zijn doop moet erkend en aangewend worden
tegen zijn eigen dwalingen en zonden."
De doop, de erkenning daarvan en aansluiting
daaraan noemt Wormser het uitgangspunt voor
alle evangelisatie, voor alle reformatie onder de
Christenen, 't Is het punt van onderscheid tus-
schen evangelisatie en prediking van het evange
lie aan Joden en heidenen.
Mij dunkt, dat deze gedachten van Wormser
te weinig gemeengoed onder ons zijn geworden.
Wij staan tegenover allerlei vormen van subjec
tivisme nog niet zoo kras als hij. Hoe is het met
onze methode van evangeliseeren Gaan wij wel
bewust uit van het verbond van den Doop
die zeer velen ontvangen hebben Is het dikwijls
niet meer probeeren een vischje aan den hengel
te slaan door een lekker hapje voor te houden.
Dat laatste schijnt het meest profijtelijk. De
menschen moeten gelokt worden, van een be
roep op hun doop zijn ze meestal niet gediend.
Toch is de weg van Wormser de weg van
het Woord Gods.
We hebben in dit en de drie voorgaande ar
tikels drie markante trekken uit Wormser's boek
gememoreerd dat wij de kleine kinderen moeten
doopen uit kracht des verbonds, wat de doop
eigenlijk verzegelt, en dat wij den doop ernstig
moeten blijven nemen.
Er ware veel meer en veel andere dingen te
noemen.
Laat het voldoende mogen zijn om U, lezer,
begeerig te maken naar de lectuur van dit boek.
U zult geen spijt hebben van uw geld als U 't
koopt, noch van uw tijd als U 't leest. Het is
eerste klas.
Brouwershaven. J. MEESTER.
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
78. Het ouderlijk voorbeeld.
Kort geleden hoorde ik van een vader, die er
al een heel vreemde redeneering op na hield.
„Ik ga zelf maar ééns op een Zondag naar de
kerk, soms wel eens heelemaal nietmaar ik
gen zou, wat niet kan gezegd van elk uitstrooien
van zaad.
Maar dominé begreep toch wel, dat het con
flict komen moest
Ja, dat wist dominé Westwoud.
„Meen niet, dat Ik gekomen ben, om vrede te
brengen. Ik ben niet gekomen, om vrede te bren
gen, maar het zwaard", citeerde hij en vervolg
de „We lezen zoo vaak over die woorden heen,
zonder ons te doordringen van de ontzaggelijke,
geweldige beteekenis er van. En tóch is die zoo
duidelijk. U weet het, er volgt nog meer, als ter
nadere verklaring de moeder tegen de dochter
de schoonmoeder tegen de schoondochter
Haat, vijandschap. Om Christus' wil. Nu, nu
gaan we de beteekenis voelen, nu we vlak vóór
zoo'n geval staan. Wanneer het dat meisje ernst
is met haar zoeken en vragen, en daaraan valt
niet te twijfelen, want wat belang zou zij bij
huichelen hebben dan moet eenmaal het con
flict komen. Als zij oprecht Jezus gaat volgen,
komt de strijd met haar vader vanzelf. We be
hoeven dat conflict niet te forceeren. Op Gods
tijd komt het, als uw nichtje tenminste de be
sliste keuze doet. Daarom meen ik, dat u goed
hebt gehandeld, door den vader vooralsnog on
kundig te laten. Hij komt het nog vroeg genoeg
te weten."
„Het is om te beven, als ik aan het lot van
Jane denk", zei tante Marie. „Het arme kind..."
„Job trapt haar het erf af", dacht Goedege-
buure.
Ook dominé West woud was daarvan over
tuigd hij had den bruut gezien. En er was geen
enkele reden, te veronderstellen, dat de boer van
eisch van mijn jongens, dat ze wel altijd zullen
gaan
Toen hem gevraagd werd, of de kinderen dan
niet eens zeiden „maar vader, u doet het toch
zelf ook nietgaf hij ten antwoord, dat ze dit
niets aanging, want ze hadden alleen maar aan
hem als vader te gehoorzamen met vaders ge
drag hadden ze niets noodig, volgens hem.
Het gesprek kwam toen op Hem, die ons Zijn
bevelen geeft en ook van ons, ook van dien va
der, gehoorzaamheid vraagt. Dat scheen de man
heelemaal over 't hoofd te hebben gezien. Waar
lijk geen kleinigheid
Maar 't is er ons nu om te doen, even bij dat
ouderlijk voorbeeld stil te staan. Zeker, als die
man gehoorzaamheid van zijn kinderen eischte,
dan had hij gelijk. Omdat die eisch op Schrif
tuurlijke gronden berust. Maar als hij zichzelf
als goed of als slecht voorbeeld eenvoudig uit
schakelde, dan had hij schrikkelijk ongelijk.
En dat niet alleen, omdat hij daardoor de al-
gemeene opinie der menschen tegen zich krijgt
Die opinie zegt klaar en duidelijk in zulke ge
vallen 't is waarlijk geen wonder, dat het ver
keerd loopt met die kinderen, want de vader zelf
gaat ze verkeerd inplaats van goed vóór Maar
vooral en in de eerste plaats hierom gaat die
vader foutomdat hij alzoo lijnrecht ingaat te
gen het gebod en de eisch des Heeren in Zijn
Woord.
Daar zijn heel wat plaatsen in de Heilige
Schrift aan te wijzen, die aan de ouders de dure
plicht opleggen tot het geven van een goed
Christelijk voorbeeld. Waarin ze zelfs verant
woordelijk worden gesteld voor hun eigen ge
drag als een voorbeeld voor de kinderen.
Nog sterker Onze Heiland spreekt ook van
dat voorbeeld, dat Zijn discipelen hebben te ge
ven. Lezen we niet in Matth. 5 in de bekende
bergrede, dat Jezus daar Zijn volgelingen noemt
het licht der wereld? En in vers 16 spoort Hij
ze aan „Laat uw licht alzóó schijnen voor de
menschen, dat zij uw goede werken mogen zien,
en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlij
ken
Welnu, waar hier door niemand minder dan
onzen hoogsten Koning de roepstem uitgaat tot
Zijn volk, hun licht te laten schijnen voor de
menschen, dat is voor heel het breede terrein
van het menschenleven, voor geloovigen en voor
ongeloovigen, voor ouden en jongen, voor eigen
kring en voor de buitenstaanders wie zou dan
nog de euvele moed durven hebben uit dat alles
de kring van het eigen gezinsleven uit te sluiten?
Is het niet juist zóó, dat allereerst in ons gezin
dat licht behoort uit te stralen en daarbij nog
allermeest voor onze kinderen
Het is niet waar, dat onze kinderen niets te
maken hebben met het door de ouders gegeven
voorbeeld, en dat zij alleen maar zouden hebben
te gehoorzamen aan de bevelen. Zeker, het is
wel waar, dat kinderen niet de eersten zijn om
het gedrag van vader of moeder te becritiseeren;
kinderen kunnen niet de zedemeesters der ouders
zijn, in geen geval jongere kinderen. Al kan op
volwassen kinderen de roeping rusten, in liefde
en bescheiden voorzichtigheid hun ouders te wij
zen op zondige en verkeerde wegen. Onze
Christen-ouders moeten zorgen, in biddende
waakzaamheid en in een ernstig leven naar de
Schrift, dat hun kinderen ze daarin enkel maar
eeren en hoogachten kunnen.
Dat zal voor het gezag van die ouders één
der sterkste steunpilaren zijn. En dat zal het
leven van vader en moeder zelf ten goede ko
men. Het zal zeker zijn naar de eisch en het
welgevallen des Heeren, en tot Zijn verheerlij
king.
Bovenal zal het goed zijn voor de kinderen.
Vaders- en moedersbelijdenis en leven moeten
één zijn. Dat geeft sterke steun aan het kind.
En dat ziet daarin de hechte grondslag voor het
leven, door Gods genade. Het wekt op tot na
volging tot een richten ook van de kinderlijke
wegen naar de rechten des Heeren.
Leeringen wekken, maar voorbeelden trekken!
Dat is een waar woord. Zorgen wij dan als
ouders, dat dit nooit gelde voor het verkeerde
Want dat kan ook
Van W. te W.
TWEETAL TE
OoltgensplaatCand. H. A. L. v. d. Linden te
Amsterdam.
Cand. W. Vreugdenhil te Rotterdam-Oost.
„Levensstrijd" zijn dochter sparen zou. Daarvoor
zat de vijandschap te diep. Het bloed zou naar
alle waarschijnlijkheid niet bij hem spreken.
„We zullen Jane niet aan haar lot overlaten",
zei de boerin van „Sursum Corda".
„Vanzelf niet", vond haar man. „Als Job haar
verstoot, vindt zij hier een toevlucht."
„Wanneer U haar spreekt, moet U toch op
de gevolgen wijzen", dacht de predil&int. „Niet
om af te schrikken, maar om de werkelijkheid
niet te verbloemen. De antithese is nu eenmaal
een scherp snijdend zwaard. De zonde vreet diep
in het leven, ook in het familieleven."
„Ik behoef het haar niet meer te zeggen, do
miné. Jane wéét het. Zij had gelezen „Wie zijn
vader of moeder lief heeft boven Mij, is Mijns
niet waardig" en naar aanleiding daarvan had
den we een heel gesprek."
„Envroeg dominé Westwoud belang
stellend, zelfs in eenige spanning.
„Zij ziet vreeselijk tegen een breuk met haar
vader op."
„Voorwaar, geen wonder Voor diep ingelei-
den is dat reeds verschrikkelijk wat moet het
dan voor zoo'n meisje zijn", merkte de predikant
op. „Het is zelfs zeer wel mogelijk, dat zij die
breuk niet aandurft en hier niet weer verschijnt.
Want we moeten niet vergeten, dat de duivel
hier ook vechten zal, om de ziel van uw nichtje
tot zich te trekken. En, we weten het, hij kan
het winnen. We kennen Gods bedoelingen niet."
„Maar als het Jane nu ernst is, dominé
„Dan nog is het mogelijk, dat zij terugschrikt,
om misschien later weer te keeren. Wie
zal het zeggen Als het Gods wil is, dat zij ge-
AANGENOMEN NAAR
Rotterdam-Charlois Dr H. N. Ridderbos te
Eefde-Gorssel.
Prof. Dr. J. H. Bavinck, benoemd tot
Zendingshoogleeraar aan de Theologische Hoo-
geschool te Kampen en de Vrije Universiteit te
Amsterdam, zal zich te Bilthoven vestigen.
Ontvangen het rapport inzake Art. 14 der
Acta van de Voortgezette Generale Synode te
Amsterdam 1938 van de deputaten ad hoe dezer
Synode.
In dit rapport wordt voorgesteld de instructie
voor den Zendingshoogleeraar, alsmede welke
vakken hem moeten worden opgedragen en die
zullen zijn
1. de geschiedenis der Zending in Ned.-Indië;
2. de theorie der Zending naar de Geref. be
ginselen
3. de elenctiek ten opzichte van de valsche
religies op het Zendingsterrein der Gereformeer
de Kerken van Nederland.
Verder zal hij zich moeten bezighouden met
de voor-opleiding van Zendingszusters en ook
die van missionaire artsen en van het verplegend
personeel. Dus werk genoeg
Het rapport inzake de behartiging van de
geestelijke belangen van onze militairen, dat ook
verscheen, is zeer lezenswaardig om te weten,
wat er reeds gedaan wordt en hoe deputaten
zich voorstellen verder te arbeiden.
Twee zaken vallen bijzonder op
le. het voorstel ontheven te worden van den
arbeid voor Curasao, waar nu eene geïnstitu
eerde kerk is en ook
2e. te aanvaarden de toelage van defensie.
Verschenen zijn en aan de Kerkeraden toe
gezonden de Handelingen van de vergadering der
Particuliere Synode van de Geref. Kerken in
Zeeland gehouden te Middelburg in de Hofplein-
kerk op Woensdag 7 Juni 1939.
Zooals zij dat gewoon zijn, hebben de druk
kers Littooij Olthoff te Middelburg ook nu
weer gezorgd voor goed papier en druk.
De inhoud laat zien de besluiten door de Sy
node genomen en verder zijn opgenomen de
voornaamste der rapporten op die vergadering
uitgebracht en die zeer zeker nog dikwijls ter
hand zullen genomen voor allerlei bijzonder
heden.
Voor onze zeevarenden.
Gereformeerd Comité Handelsmarine en de
Generale Synode der Geref. Kerken.
Het Gereformeerd Comité Handelsmarinc
heeft in de Generale Synode, te houden te Sneek,
de hieronder volgende voorstellen ingezonden
a. Voor de geestelijke verzorging der zee
varenden in het algemeen.
Het Comité Handelsmarine verzoekt Uwe
vergadering, voor de geestelijke verzorging der
zeevarenden op de Koopvaardij en bij de kust
vaart, Deputaten te benoemen, en hen op te dra
gen dit werk met kracht ter hand te nemen.
Voorts hun arbeid in de liefde en de belangstel
ling en de offervaardigheid der kerken aan te
bevelen. Ten slotte hen te machtigen voor dit
doel jaarlijks een collecte bij de kerken te mogen
houden.
b. Voor de geestelijke verzorging der zee
varenden in Nederland.
Het Comité verzoekt Uwe vergadering, de te
benoemen Deputaten op te dragen, zich in ver
binding te stellen met een der Geref. Kerken in
onze groote havensteden, teneinde over te gaan
tot het beroepen van een predikant speciaal voor
de geestelijke verzorging der zeevarenden van
Gereformeerden huize hier te lande.
c. Voor de geestelijke verzorging der zee
varenden in Danzig en Gnydia.
Het Comité verzoekt Uwe vergadering de te
benoemen Deputaten op te dragen alle stappen
te doen, die noodig zijn, om mogelijk te maken,
dat een predikant kan uitgezonden worden voor
het werk in Danzig en Gnydia, waar niet alleen
6000 Nederlandsche zeevarenden geestelijk ver
zorgd dienen te worden, doch ook de mogelijk
heid bestaat, eventueel kerkinstitueering onder
het oog te zien.
d. Voor de geestelijke verzorging der zee
varenden in België.
Het Comité verzoekt Uwe vergadering, de te
benoemen Deputaten op te dragen, zich in ver
binding te stellen met de Geref. Kerk van Ant
werpen en die kerk te verzoeken zich te belas
ten met de geestelijke verzorging der zeevaren
den van Nederlandsche nationaliteit, die de Bel
trokken wordt uit de duisternis tot het Licht,
dan gebeurt het ook, ten spijt van alles. Kan ik
niet eens rustig met haar praten
„Aanstaanden Woensdagmiddag is zij hier.
Tenminste dan is het haar middag. Misschien kan
zij dan bij U
„Me dunkt, 't was beter, dat ik haar hier, in
vertrouwde omgeving, ontmoette. We kunnen
dan wel naar de stad wandelen en eens rustig
praten."
Zoo werd afgesproken. Mocht Jane om de een
of andere reden niet op „Sursum Corda" komen,
dan zou dominé worden gewaarschuwd.
Het onderwerp liet het drietal niet los. De
predikant informeerde, nu hij er in gemengd was,
nog naar verschillende bizonderheden van de
familie Louwerse en kwam daarbij ook te weten,
hoe de oudste zoon connecties zocht met een
dochter van de iets verder gelegen boerderij
„Iepenhove" en daarom vaak op „Sursum Cor
da" kwam. Hij was heel anders dan zijn vader,
bezat het ietwat bangelijk karakter van zijn moe
der, doch had niet in het minst behoefte aan
eenig Hooger geestelijk leven. Hij was, als zoo
vele menschen op het eiland, ongevoelig voor
den godsdienst, verkeerend in de meening, dat
hij een braaf leven leidde en daarvoor ook wel
beloond zou worden in het „hiernamaals". Hij
was verre van een uitgesproken vijand, zooals
zijn vader, want menigmaal had hij op „Sursum
Corda" mede aan den disch gezeten, als hij op
weg was naar „Iepenhove".
„En de bewoners van „Iepenhove" zijn, als
hij
„Precies gelijk. Beste menschen, die Freeke's.