No. 27 Vrijdag 7 Juli 1939 53e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 WOORDBEDIENING EN GEESTESWERKING. En nu, zend mannen naar Joppe en ontbied Simon, die toegenaamd wordt Petrus. Wij zijn dan allen nu hier tegenwoor dig voor God, om te hooren, al hetgeen u van God bevolen is. Als Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden. Hand. 10:5, 33b en 44. Wij menschen, vooral wanneer het gaat voor zaken van ons eeuwig heil, hebben altijd een neiging tot het uitzonderlijke en buitengewone. Dat de weg des Verbonds, de weg van ge boren worden uit geloovige ouders, van christe lijk onderwijs, van catechisatie, van trouw ter kerk gaan, van predikdienst en gebruik der sacra menten, de gewone regelmatige en van God ge wilde weg is, om ons God te doen vinden en onze ziel bij het leven te behouden, dat wil er maar moeilijk bij ons in. Het gaat ons al te ge makkelijk. Wij kunnen ons niet aan de twijfel ontworstelen of het nu wel inderdaad met ons in orde is, wanneer wij niets anders kunnen ver halen, dan dat wij God gelooven op Zijn woord. Zouden we nu wel inderdaad de wedergeboorte uit de Geest deelachtig zijn, zonder welke nie mand God en Zijn Koninkrijk zal zien We lezen hier in Hand. 10 van een Engelen verschijning aan Cornelius, die bekende hoofd man over honderd, een kapitein zouden we nu zeggen, uit het Romeinsche bezettingsleger in Palestina. Ah, een Engelen ver schijning Dat is nog eens watDat zouden wij ook gaarne eens meema ken. Neen, maar we zouden dan nooit meer twij felen, dat God ons genadig was. Doch let er nu op, wat deze Engel bij Cor nelius komt doen. Zeker er verschijnt een Engel, dat is iets buitengewoons, we leven immers ook nog in de wordingstijd der Christelijke Kerk, wanneer alles nog niet in geordende banen is ge leid. Maar wat de Engel komt doen is eigenlijk iets heel gewoons. Hij zegtCornelius, beste man, stuur een paar mannen naar Joppe en ont bied Simon, die toegenaamd wordt Petrus, die zal u zeggen, wat ge doen moet. Niet de Engel brengt de gave des Geestes mee, niet de Engel lijft Cornelius in bij de Kerk, die de Zone Gods zich tot het eeuwige leven verkoren heeft, maar de Engel trekt zich terug achter de door God aangestelde ambtsdrager. Cornelius moet wach ten op de werkingen des Geestes, totdat deze Pe trus een heel gewoon mensch, in ontwikkeling, in rang en stand ver de mindere van deze offi cier, hem het woord verkondigt. Wat de Engel doet is heel eenvoudig Corne lius naar de kerk verwijzen en op zijn plicht zich te voegen bij die kerk. Daar moet Cornelius van af, daar moeten wij van af, onze zaligheid te zoeken buiten de kerk en buiten den geordenden weg des Verbonds in allerlei bizondere ervaringen en abnormale on dervindingen. God houdt niet van vrome gezel schappen, die zich buiten de kerk houden en laat niet toe, dat wij eigenwillig kerkjes formeeren. Hij verwijst ons naar de wettige kerk met zijn wettige ambtsdragers. Cornelius heeft de wenk verstaan. Hij beseft en erkent dat wanneer Petrus tot hem spreekt, dat maar niet een gewoon menschenwoord is, maar dat hij dan in de tegenwoordigheid Gods is en dat God tot hem spreekt. Hij voelt, nu Petrus bij hem in huis is, Gods tegenwoordig heid haast meer dan toen de Engel hem ver scheen. En hij komt niet teleurgesteld uit met zijn ge hoorzaam volgen van den weg hem door God voorgeschreven. Aan het woord van Petrus paart zich de gave des Geestes. Cornelius wordt geproclameerd tot een volwaardig lid, tot een levend lidmaat der kerk van Christus en dat zal hij eeuwig blijven. Wij mogen vandaag niet meer verwachten een zichtbaar, hoorbaar zich uitstorten van den Hei ligen Geest, wij leven immers ook niet meer, zooals reeds werd opgemerkt, in den eersten on- stuimgen geboortetijd der kerk, maar wel leert ons God in deze geschiedenis, hoe God zijn Gees- teswerking heeft verbonden aan de woordbedie ning. Dit is het heerlijke, wanneer wij God geloo ven op zijn woord het ambtelijk werk, dat namens Hem verricht wordt, erkennen en aan vaarden als Gods werk, dat Hij ons de gave des Geestes niet zal onthouden, maar ons inplanten in het lichaam van Christus tot ons eeuwig heil. O, hoe heerlijk is dan het Woord, de kerk, de catechisatie, de Sacramenten Nieuwerkerk. H. VENEMA. AUTOBUSTOCHT-ARNHEM. De reis naar den V.U.-dag te Arnhem per autobus uit Koudekerke langs Middelburg enz. gaat niet door wegens niet voldoende deelname. HET JAARVERSLAG VAN DE V. U. OVER 1938. Dit verslag begint met te getuigen van veel goeds in het leven van de Vereeniging, dat stemt tot dank aan den Heere. Veel goeds ook in het leven van de Vrije Universiteit voor wier in standhouding en uitbreiding de Vereeniging is aangewezen. Al ontbraken de zorgen niet, toch oordeelen Directeuren dat het van groote on dankbaarheid zou blijk geven, wanneer ze niet bij het terugzien op 1938, met ootmoedige blijd schap en in verwondering constateeren„Het heeft ons aan niets ontbroken God heeft alles wel gemaakt". Van dat goede en van die zorgen is dan in dit verslag te lezen. Vóór we daarop nader ingaan, willen we over dit verslag in 't algemeen een opmerking maken. Vergelijking met dat van het vorig jaar doet zien, dat dit heel wat korter is. In het vorige was opgenomen een verslag over de jaarvergadering te Rotterdam, hier ontbreekt dat over de jaarvergadering te Assen. De ver klaring wordt gegeven op bl. 1106. In de V.U.-bladen van Juli, Augustus en Sep tember 1938 werd dat reeds geplaatst, en daar heen wordt dan nu verwezen. Deze regeling heeft o.i. echter bezwaren. Men weet, hoe het vaak met dergelijke publicaties gaat. Er zijn er, die ze zorgvuldig bewaren en ze dus nu weer kun nen naslaan. Bij verreweg de meesten zal dat echter wel niet het geval zijn. Het nummer van het V.U. blad, waarin het agendum van den V.U.-dag, wordt met bijzondere belangstelling gelezen, ook wanneer men niet in de gelegenheid is daarheen te gaan. Het bereikt ook allen, die niet het V.U. blad ontvangen. Voor die allen zou het goed zijn, als ze een meer volledig overzicht kregen. Het vroegere jaarboek, waarin men alle gegevens bij elkaar vond, die nu verspreid lig gen, leek ons idealer. Wanneer men, om kosten besparing, dat niet meer geeft, zou het o.i. toch wel goed zijn, het verslag niet al te beknopt te maken. Uit dit verslag blijkt, dat het aantal hoog leeraren en lectoren werd uitgebreid. Dr J. H. Bavinck werd benoemd tot buitengewoon hoog leeraar in de Zendingswetenschap, in welke func tie hij ook benoemd werd aan de Theologische School te Kampen. Als lectoren werden benoemd aan de wis- en natuurkundige faculteit, naast de drie gewone hoogleeraren en den buitengewonen hoogleeraar, Dr E. van Dalen, Dr G. H. A. Grosheide F.Wz. en Dr J. Haantjes, die allen hun arbeid reeds hebben aangevangen. Deze laatste uitbreiding was mogelijk door de actie van het Vrouwencomité voor de busjes. Gelijk men zich herinneren zal werd door dit Comité bijeengebracht 'n bedrag van ƒ319.780,86 bestemd voor de medische- en wis- en natuur kundige faculteit (volgens het plan 1937). Daar na werd deze actie voortgezet en 80 van de busjesopbrengst wordt gebruikt voor de uitbrei ding en instandhouding van deze exacte facul teiten. Zoo komen we vanzelf bij de financiën en het gedeelte van het verslag, dat daarover handelt, vraagt bijzondere aandacht. Daarin nu wordt vermeld, dat de jaarreke ning sluit met een belangrijk tekort. Over 1937 en 1938 bedraagt dat in totaal nog bijna 23.000. Directeuren meenen, dat dit tekort, gezien de uit breiding in 1938, niet verontrustend behoeft ge noemd te worden. Is het dan al niet verontrustend, het zal toch moeten gedekt worden. Directeuren zeggen nu wel, hoe het niet kan. Het kan niet door af schrijving op de kapitaalrekening, want die vraagt eerder versterking. Maar hoe het wel kan wordt niet aangegeven. Natuurlijk zou het kunnen doordat de contri buties met een belangrijk bedrag omhoog gingen. Nu was er in dit opzicht vooruitgang. De con tributies stegen met rond 8000.Zoo staat op bl. 1105. Duidelijk is dit ons niet. Op bl. 1109 vonden we de statistiek van de contributie opbrengst en daar wordt vermeld, dat het totaal op 15 Mei 1938 was 137.125,15 en op 15 Mei 1939 totaal 139.065,14. Dat geeft een vermeer dering van nog geen 2000, Nu we daar die statistiek noemden, willen we daaruit releveeren, wat er in staat over Zeeland. In onze provincie zijn we achteruit gegaan. Was het totaal der contributies op 15 Mei 1938 6681,10, op 15 Mei 1939 was dit gedaald tot 6346,60, dus ruim met 300,verminderd. We gingen dan ook achteruit in het aantal con tribuanten. Op 15 Mei 1938 was dat 2883, nu werd het 2789, bijna 100 minder. Gelukkig was er een opklimming in het aantal V.U.-busjes dat steeg van 801 tot 1035. Deze daling in de con tributie is te meer verontrustend, omdat die zich ook in andere provincies voordeed, al was er in een achttal provincies vermeerdering. We hopen, dat men onder ons van die vermindering schrik ken zal en er een ijveren zal komen, om dat pro ces van neergang te stuiten en te doen omslaan in een proces van opgang. In verband hiermee wijzen we op de klacht in de organisatie en propaganda dat niet door allen, die een taak in de organisatie hebben aanvaard, de noodige activiteit wordt betracht. Reeds in Maart 1938 richtten Directeuren zich tot de provinciale- en ringbesturen met een schrijven, waarin op dit euvel gewezen werd en aangedrongen om correspondenten van wie dui delijk bleek, dat ze niets deden voor te dragen voor ontslag. Natuurlijk is dat een uiterste reme die. Het meest gewenscht is, dat allen, die zich deze klacht behooren aan te trekken, zich be- keeren en ijverig aan het werk gaan. Telkens werd weer ervaren, dat, ook op een plaats, waarvan men zei, dat daar nu niets meer te doen was, wanneer men aanpakte nog wel wat te be reiken was. Er is ook een klacht, dat niet door alle kerken getrouw de twee collecten voor de Theologische faculteit werden gehouden. Voor Zeeland gold die klacht een drietal kerken, die we hier niet zullen noemen, omdat we verzekerd zijn, dat hier een onwillekeurig verzuim is geweest, dat wel spoedig zal hersteld worden, zoo dit al niet reeds geschiedde. Met waardeering wordt vermeld, dat er ker ken waren, die een extra collecte hielden voor de heele Universiteit. Dit is zeker lofwaardig, maar daarnaast had dan ook wel mogen worden gememoreerd, dat er kerken zijn, die lid werden van de vereeniging en dus minstens 25.per jaar bijdragen. Ook begonnen reeds enkele Schoolvereenigingen zulks te doen, wat niet min der aanspraak maakt op waardeering en waarin een voorbeeld ligt dat nog door vele Schoolver eenigingen zou te volgen zijn. Tien legaten werden ontvangen en een gift van 1000,om bij het kapitaal te voegen. Voor het steunen der V.U. door legateering moge hier nog eens bijzonder de aandacht gevraagd worden van hen, die van God kapitaal ontvin gen, en dat niet aan hun kinderen kunnen na laten. Kan dan niet gelden, dat de kinderen zul len zijn in de plaats der ouders, om het werk voort te zetten, het middel van legateering staat hun dan ten dienste, opdat de V.U. ook na hun verscheiden ontvange wat anders van het vol gend geslacht haar zou toekomen. We willen hiermee ons overzicht besluiten. Er blijkt uit, dat er metterdaad rijke stof is om den Heere te danken voor Zijn gunst, ook in 1938 aan de Vereeniging en de van haar uit gaande Universiteit bewezen. Er blijft ook nog veel te doen. Moge dat werk biddend worden voortgezet en stelle God deze stichting nog tot een rijken zegen voor den arbeid in Zijn Ko ninkrijk en voor land en volk. FEDERATIE VAN COMMISSIES VAN BEHEER. We ontvingen een verzoek om opname van een schrijven, waarin wordt gepleit voor de op richting van een Federatie van Commissies van beheer. 't Leek ons goed daar nog even mee te wach ten, omdat we ons nog geen heldere voorstelling konden vormen van wat de steller eigenlijk be doelt, omdat we ook de noodzakelijkheid eener dergelijke federatie niet inzien, maar hier wel bezwaren zien rijzen. Als de schrijver begint met te zeggen, dat de kerken zich dikwijls geplaatst zien voor tal van problemen in verband met de kerkelijke finan ciën, is dat woord „problemen" wel wat al te gewichtig. We hebben dan ook nog niet veel kunnen bemerken van wat hij zegt, dat naar wegen wordt gezocht om, enkele door hem ge noemde en vele andere vraagstukken zoo te be- studeeren, dat het gevoel van onzekerheid, van tasten en zoeken, plaats maakt voor een gevoel van zekerheid. Tot bestudeering van die problemen zou dan moeten dienst doen een Federatie van Commis sies van beheer, die zou moeten uitgeven een eigen maandorgaan, een Economisch-Finantieel- Technische Gids, waarin voorlichtende artikelen worden opgenomen. Verder zou er moeten ko men een eigen bureau voor economische, finan- tieele en technische vraagstukken. Hierbij wordt dus uitgegaan van de gedachte, dat er nog tal van problemen onopgelost zijn. Niet duidelijk is ons, hoe de schrijver zich een en ander denkt. Eerst zegt hij, dat niet bedoeld wordt een afzonderlijk instituut, maar een ver eeniging uit en voor de commissies van beheer. Iets verder echter wordt beweerd, dat hij zich de federatie had gedacht als een instelling, die langs kerkelijk organisatorischen weg in 't leven geroepen, semi-kerkelijk zijnde, evenals de ker ken zelf autonoom blijft. Niet een afzonderlijk instituut, maar wel een instelling, die autonoom blijft, een semi-kerkelijk karakter draagt en langs kerkelijk organisatorischen weg in 't leven wordt geroepen. We moeten eerlijk bekennen, dat dit alles ons niet bepaald helder is. Uit hoofde van de eigenaardige positie van de finantieele commissies, die noch zelfstandig, noch autonoom zijn, verwondert het ons ook niet, dat het groote moeilijkheden meebracht om aan te geven hoe men die, wel niet in een afzonderlijk instituut, maar dan toch in een semi-kerkelijke autonome instelling zou kunnen vereenigen. Hiermee zij verklaard, waarom we dit schrij ven, met z'n oproep, deel te nemen aan een op richtingsvergadering, niet plaatsen. HEIJ. BETER LAAT DAN NOOIT. 22 Juni 1939 heeft Prof. Dr K. Schilder zijn zilveren ambtsjubileum mogen vieren te Rotter- dam-Delfshaven. Bij het doorzien van de vele bladen, merkten we op, dat onze Zeeuwsche Kerkbode nog geen melding gemaakt heeft van dit feit, waarom we hoewel het mosterd is na den maaltijd alsnog iets van dit jubileum mededeelen. Op den 22en Juni dan, is in Rotterdam, de kerk die Prof. Schilder het laatst gediend heeft, in de zaal van het kerkgebouw aan den Tide- manstraat een druk bezochte receptie gehouden. Namens de vele kerken, die hij gediend heeft, namens het curatorium en studentencorps van de Theol. School werd Prof. Schilder gelukge- wenscht. Des avonds werd in het kerkgebouw de eigen lijke herdenking gehouden. Ds H. Knoop ging hierbij voor. Hij las Ef. 4 712 en ging voor in gebed. Zijn rede was getiteld Gever en gave. Met opzet begint Ds Knoop te zeggen, dat bij het jubileeren altijd gevaar aanwezig is, n.l. om het accent te verleggen van den Gever op den gegevene. En elk ijdel woord, ook bij het jubileeren, wordt ons in rekening gebracht. We moeten ons wachten voor personalisme, hetwelk afgodendienst is. Die zonde ligt voor de deur. Daarom stelt Ds Knoop en zijn gehoor zich onder het gezag van het Woord. En dat Woord zegtDe Herder en Leeraar is een aan de ge meente gegevene door Christus. Dat geven van Christus komt reeds uit in de verkiezing Gods. Hij heeft gegeven, die tot herder en leeraars in Zijn roeping. Daarna werkt Hij zijn verkiezing uit. Dat geldt nu van u, Klaas Schilder, aldus Ds Knoop. Christus heeft u gegeven tot herder en leeraar. Eer iets van u begon te leven stond Zijn boek uw naam verkoren tot herder en leeraar. Een van eeuwigheid door Gods souverein wel behagen tot dezen dienst verkorene zijt gij. En zoo der gemeente gegeven. Zoo en niet anders mogen we u zien. Toen kwam de roeping. Om door Hem geroepen te worden moest gij zijn. Daarom heeft het Hem behaagd uw vader en moeder aan Zich dienstbaar te maken. Daarom heeft die vrouw, die gij uw lieve moeder hebt mogen noemen, haar nood om u moeten hebben. Als tot den dienst van herder en leeraar in de kerk heeft zij u verzorgd, toegedekt in de wieg, opgevoed. En zij wist van dat wonder van vrij welbehagen niet. Maar het was. Die roeping ging

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 1