UIT DE PERS. FEUILLETON. DE BOER VAN „LE VENSSTRIJ D" KERKNIEUWS. is dat zeer verstandig geoordeeld en gehandeld. We blijven er haar altijd dankbaar voor. Dinsdag 6 Juni 1.1. waren weer een dertigtal dienaren des Woords uit onze Provincie in de Hofpleinkerk te Middelburg bijeen. Een erge teleurstelling was het, dat Ds Mer- kelijn, die anders een recensie had gegeven van het werk van Dr Kraemer ,,The Christian Mes sage in a non-christian world", juist een dag of wat vóór de conferentie ongesteld was gewor den. De dokter verbood hem uit te gaan. Moge Ds M. spoedig weer hersteld zijn. Toch zijn nog twee referaten gehouden. Ds Vreugdenhil van Meliskerke vergastte ons op een dogmatische studie over Geloof en Open baring", een studie van het kaliber, zooals we dat allen van hem verwachtten. Hij gaf een over zicht van het standpunt der Roomschen, en der Reformatoren in dit vraagstuk, en van de ver dere geschiedenis ervan, om dan wat langer stil te staan bij de tegenwoordige opvattingen, als van Rechts- en Links-Modernen (Heering en v. d. Brugh) en die der dialectische theologie en om dan te eindigen met het aangeven van de richtlijnen, die wij hebben te volgen. Ds van Herwijnen van Rilland-Bath had de moeilijkste taak, die men op zulk een conferentie maar hebben kan, op het alleronverwachtst te moeten inspringen voor een ander. Door zijn conscientieuse opvatting van hetgeen hij als se cundus op zich genomen had, en door de vaar digheid en bekwaamheid, waarmee hij optrad, heeft hij de conferentie een grooten dienst be wezen. In een onderhoudende causerie, waarin hij sprak over het onderwerp Profetisch en wetenschappelijk" en een elftal stellingen ver dedigde, leidde hij het gesprek daarover in. Een broederlijke, rustige en leerzame bespre king volgde op beide referaten. Wanneer ter Generale Synode bij de nadere behandeling van de moeilijke dingen, die daar aan de orde komen, alles een zoo rustig verloop heeft als het discours op de Zeeuwsche Predikantenconferentie, dan zal in ieder geval geen vreemd vuur op het altaar komen. Trouwens er is geen enkele reden om voor dat laatste bevreesd te zijn. De Scriba der Predikantenconferentie, F. J. VAN DEN ENDE. WE LEVEN SLECHTS EENMAAL. „We leven slechts eenmaal", zoo zingt de we reld, en ze voegt er dan ook terstond bij ,,Maak dan van het leven, wat je er van maken kunt eet, drink, wees vroolijk. We zijn maar eenmaal jong geniet met volle teugen van wat de wereld uk biedt uw jeugd is spoedig genoeg voorbij, enwe leven slechts eenmaal." Deze en dergelijke zangen kunt ge veelvuldig beluisteren. En er schuilt een waarheid in een waarheid, die echter geheel verkeerd wordt toe gepast. Onze Bijbel zegt ons Het is den mensch gezet eenmaal te sterven, en daarna het oordeel. Tegenover het eenmalige van het leven plaatst Gods Woord het eenmalige van het sterven, en het onherroepelijk daarmee samenhangende oor deel. We sterven slechts eenmaal. Het sterven is absoluut, en als ge eenmaal zijt bij de poort van den dood, is het heden der genade voorbij dan gaat ge regelrecht naar Gods gericht dan is het ten eenen male onmogelijk uw leven nog eens over te doen, hoezeer dat soms ook wordt be geerd, wantde consequentie van het sterven is het gericht, het oordeel van den rechtvaardi gen God. En hieruit vloeit als vanzelf voort, dat, wanneer we slechts eenmaal sterven, we ook maar eenmaal leven, aan deze zijde van het graf; slechts eenmaal leven in „het heden der genade". Dit is inderdaad de waarheid in het lied der wereld, als ze zingtwe leven maar eenmaal. Maar in het licht van het eenmalig sterven en het daarmee verbonden oordeel Gods, wordt de toe passing een gansch andere. Dan is het leven er niet om met volle teugen te drinken uit de vreugdebeker der wereldsche vermaken, om als in een roes het korte leven door-te-dragen. In tegendeel, dan wordt 't leven zoo ernstig, dan wordt elke dag, elk uur dat wij beleven, ernstig. We weten niet wanneer het „eenmaal sterven" voor ons komt, vandaag of morgen, of mis schien later. Maar we weten, dat het nu, en heden, is de tijd der genade, die God ons in Christus geeft om ons te dekken voor Gods ge richt. Dg dag die we nu beleven komt nooit 24) Arie Goedegebuure was de eerste, die het voorstel op nuchtere wijze bestreed. Hij was zeer bevriend met Maasland, maar hij bezat de on afhankelijkheid van den boer en durfde, zoo noo- dig, dwars tegen Maasland's opinie ingaan. Hij had, verklaarde hij, niets tegen Laarman, van wie hij gehoord had, dat deze een handig man was, wat ook wel bleek uit dat plan, want dat was, naar zijn meening architectenwerk, maar Laarman was toch eigenlijk Dijkman, de broe ders begrepen hem wel. En het was de goede gewoonte, dat herstellingen aan kerk en pastorie werden uitgevoerd door leden der gemeente dus ook het bouwen eener pastorie. Onder de leden der gemeente diende een aanbesteding te worden gehouden. Dit plan kon toch wel als grondslag worden aanvaard Maasland, ietwat in zijn wiek geschoten, be twijfelde dit laatste. Hij meende, dat Laarman er op stond, ook het huis te bouwen. Vandaar, dat hij een prijs had genoemd. Maar men kon hem vragen. Op zijn verzoek was Laarman in de buurt van de kerkeraadskamer, om eventueel in lichtingen te geven. Men oordeelde aanvankelijk dat niet noodig. Goedegebuure vond bijval. De pastorie moest weerom, is morgen onherroepelijk voorbij. Wat doen we dan met ons eenmalig leven, en hoe besteden we Gods dag, ons hier geschonken Leven we zoo, dat we eenmaal sterven kunnen, met daarna het oordeel B. A. B. (Geref. Kerkbl. voor Drente en Overijsel) DE EENZAMEN. Ik geloof, dat er vele eenzamen zijn in onzen tijd. Neen, dat ziet ge zoo niet. Wilt ge dat we ten, dan moet ge eens met de menschen praten, en probeeren „van hart tot hart" met hen te spreken. Dan staat ge soms verbaasd, en wordt ge menigmaal geplaatst voor dat verschrikkelijke van de eenzaamheid in het leven. Want we kun nen eenzaam zijn, ook al verkeeren we dagelijks onder de menschen, en neemt het volle leven ons in beslag, zoodat we schier geen tijd van rust kennen. Dan nog kan de eenzaamheid ons leven overschaduwen, en onze levensblijdschap en le vensmoed ondermijnen. O, als we eens „achter de schermen" mogen kijken, dan wordt er heel veel geleden eenzaam geleden, terwijl het leed dat zoo drukt en de last die zoo zwaar is, dat men er bijna onder bezwijkt, voor de menschen angstvallig wordt verborgen gehouden. Wat ik hiermee bedoel, geef ik niet nader aan. Ik geloof dat de eenzamen, die dit lezen, het wel begrijpen kunnen, envoor hen wil ik dit neerschrijven. Want ze behoeven niet een zaam te zijn, en ze mogen niet eenzaam zijn. Het is ook niet goed, dat ze de levenslast alleen dra gen, zonder die bekend te maken aan anderen ja, het is doodend met een lachend gelaat door het leven te gaan en toch innerlijk ontroerd te worden door dat schrijnende gevoel van een zaamheid. Er is er Één, die uw levenslast kent, ook al zegt ge het Hem niet. Ja meer, er is er Één, die deze levenslast op uw schouders legt, en dat doet met een bedoeling. Ook al begrijpt gij dat niet, en ook al komt Uw heele ik daartegen misschien in verzet, toch wordt die levenslast U gegeven met een bedoeling. Leest uw Bijbel meer, leest het Woord van God toch ernstig en biddend, en dan zegt dat Woord U, dat alle dingen moe ten meewerken ten goede voor degenen die de Heere heeft geroepen. Alle dingen. Daartoe be hoort ook het verborgen leed en ook de schier niet te dragen last. De Heere geeft ze U en legt ze op uw schouders, opdat ge Hem er in zoudt erkennen, en zoudt overtuigd worden, dat ge onmogelijk in eenzaamheid Uw levens weg kunt aftreden. Hij geeft ze U, opdat gij zoudt vluchten tot Hem, met de bede Heere, help mij alleen kan ik niet verder. Hij geeft ze U, opdat ge Hem een plaats in uw leven zoudt geven. En als ge naar Zijn stem me hoort en uw hart niet verhardt, maar U door Hem biddend laat leiden, dan valt die eenzaam heid als uw zwaarste last van uw schouders, en daalt er vrede in uw hart. Dan zijt ge misschien nog eenzaam onder de menschen, maar dan wordt ge gemeenzaam met uw God. O, de mensch wij allen moeten soms eigenwillig veel meer dragen dan God te dragen geeft. Omdat we „het" alleen willen dragen, en Hem er niet in erkennen. Eenzamen, vlucht toch tot den Heere. Dan zult ge zien, hoe verrassend de Heere werkt. Dan plaatst Hij menigmaal ook op uw levensweg medemenschen tot wie ge kunt spreken, en aan wier hart ge uw eenzaamheid kunt toevertrouwen, en dan bloeit menigmaal op den akker der smart en van het leed de bloem van de echte gemeenschap der heiligen. Als ik mijn Bijbel lees, treft het me telkens weer, dat in tijden van druk en moeite bij de Bijbelheiligen het geestelijk leven bijzonder werd gebouwd. Zeker, de druk en de moeite zijn ge volgen der zonde en daarom ook wapenen in de hand van dien vijand, die een menschenmoorder is van den beginne. Maar die vijand is over wonnen door onzen Koning Jezus Christus. Hij heeft aan dien vijand zijn wapenen ontrukt, en gaat die „wapenen" nu zelf hanteeren, niet tot uw dood, maar tot uw leven. Dat zegt U uw Bijbel. En die is gewis. Bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar van dat Woord des Heeren valt niets af. Het is gewis, en gij moogt er op bouwen. Eenzamen, ge behoeft niet eenzaam te zijn. Ziet, Jezus Christus staat aan de deur en Hij klopt. Doet Hem toch open en geeft Hem toch plaats, dan is er vrede in uw hart, en drijft de eenzaamheid weg als een morgenwolk die weg vlucht voor de zon van Gods genade. B. A. B. (Geref. Kerkbl. voor Drente en Overijsel) worden aanbesteed onder leden der gemeente. En onder hen behoorde Dijkman niet. Al was Laarman zijn bedrijfsleider en al was men er van overtuigd, dat deze eenmaal de zaak zou hebben, die situatie bestond nog niet. Maasland bespeur de duidelijk, dat hij ditmaal de broeders niet mee kreeg. Dat speet hem, want hij mocht Steven Laarman gaarne lijden. En hij gunde den komen den predikant een mooie, moderne woning. Die in Doorn was reeds mooi en geriefelijk, doch het plan van Laarman, keurig in teekening op tafel, won het nog. Toen de zaken zóó stonden, waren er slechts twee mogelijkheden naar het plan van Laarman, mét diens toestemming, een inschrijving openen óf, wanneer Laarman daarin niet toestemde, een plan laten maken door den gemeentebouwmees ter, wien als regel iets dergelijks werd opgedra gen, en daarna aanbesteding houden. Men oordeelde toen, dat Laarman komen moest. Maasland had hem zoo lang onderge bracht bij den koster, die naast het consistorie- lokaal woonde. Zoo zacht mogelijk, want Maasland was een diplomaat, bracht hij Laarman op de hoogte van den stand van zaken. Arie Goedegebuure zag, hoe de jonge man stom van verbazing was. En toen hij zich vrij en onomwonden had geuit had hij in eenen de volle sympathie van den boer veroverd. Want Laarman gaf te kennen, niet geweten te hebben, dat die eisch zou worden gesteld. Was hem die medegedeeld, dan zou hij geen moment er aan gedacht hebben, den bouw der pastorie te begeeren. 't Was zeer juistde bouw zou dan geschieden door Dijkman, al had die er part noch BEROEPEN TE Hardenberg: R. J. W. Nijkamp, hulppred. aldaar Theologische Schooldag. De Burgwalkerk loopt weldra vol en Ds Duursema bestijgt het podium. Het is een sympathieke gedachte geweest, om aan dezen veteraan de leiding van den dag op te dragen, al vindt hij dat een heele onderneming voor een gewonen dominé uit het Drentsche turf land, die den last van 40 dienstjaren torst. Gezongen wordt Ps. 44 1 en 2; gelezen Ps. 44. Na te zijn voorgegaan in gebed richt Ds N. Duursema zich met het volgende woord tot de Broeders en Zusters Het Curatorium droeg mij op dezen Schooldag te leiden. Ik doe dat met blijden moed ofschoon het een heele onderneming is voor een gewonen dominé, en dan nog wel uit het Drentsche ach terland, en die bovendien de last torst van 40 vervulde dienstjaren. Maar als onze Studenten nog eens weer den wensch uitspreken, aan hun eigen School te mogen doorstudeeren tot ver krijging van den doctorsgraad in de H. Godge leerdheid, geeft dat goeden moed, dat er aan onze Hoogeschool liefde is voor de Geref. Theo logie, die ook in deze zware tijden lust geeft haar hoog en diep te bestudeeren. En de gees telijke band met Drente blijkt nog gespannen, als de Kerken dier Provincie zich naast die wen- schende studenten plaatsen. Dat behoeft niet te verwonderen, vooral nu de historie herleeft in de poging, om in Drente niet slechts een natuur reservaat te behouden in Dwingeloo's Krenten tuinen, maar ook een geestes-reservaat, met even nederig-liefelijke bloesempjes en nog zoeter vruchtjes, in de eerste Theol. School onzer Ker ken in de Bergen van Ruinerwold. Wellicht is deze herinnering ook vandaag wel goed, om ook niet-Drenten op te wekken iets mede te werken voor het kleine kapitaaltje ter reserveering van dit Koks-huisje, dat van nog-betere dingen spreekt dan een Czaar-Peter-huisje in Zaandam! Die oude historie te gedenken is goed en daarom is het ook wel goed, dat ge vandaag een van-veertig-jaren-jubileerenden leider hebt, die onwillekeurig denkt aan lang-vervlogen ja ren en zoo ook komt bij het geboorte-land zijner moeder Ruinerwold en het Kerkgebouw aan de andere zijde van de breede plas, waaraan ook die oude Theol. School staat, en waarheen hij als kind de lange reis maakte met de door mulle zandwegen voortkrakende huifkar. Van die oude historie geldt ook Ps. 44 „O God, wij hebben het met onze ooren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen Wat is het een heerlijk werk Gods Daar werd in de Bergen een School opgericht, om wetenschappe lijke vorming te geven aan de toekomstige leids lieden van ons volk Wat een schijnbaar dwaze poging, om de Geref. Belijdenis te willen hand haven tegen de allesoverweldigende Groninger richting om door een paar Afgescheiden predi kanten de hooge geleerdheid der Professoren aan vier Universiteiten te willen weerleggen En nu Er is niemand, die aan onze Hoogeschool het promotierecht wil onthouden om gebrek aan we tenschappelijk gehalte onze Professoren pralen met hooge titels van binnen- en buitenlandsche Hoogescholen onze candidaten zwermen uit over bijna heel de wereld met de banier des Krui- ses, het vaandel der Geref. Belijdenis Het Ruinerwoldsche reservaat richtte mijn aandacht op deze groote tegenstelling van toen en nu. En met Ps. 44 zingen wij„In God roemen wij den ganschen dag Toen en nu „Maar nu hebt Gij ons verstoo- tenGij doet ons achterwaarts keeren", klaagt de Korachiet. Ook daarvan gevoelen wij iets in onze dagen. De invloed van ons Chris telijk geloof, ook van onze Geref. Belijdenis wordt zeer verhinderd door anti-Christelijke machten en on-Geref. bewegingen en ze wordt niet gebaat door eiken strijd-vorm vóór onze Belijdenis. „Nochtans hebben wij U niet vergeten noch valschelijk gehandeld tegen Uw verbond." Zoo mogen wij toch ook betuigen bij ootmoedige er kenning van veel gebrek. En daarom bidden we met een eerlijk geweten „Sta op ons ter hulpe, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil." En dat bidden we ook vandaag dat de Hee re uit genade in Christus Jezus onze Hooge school, haar Professoren en Studenten, wil ze genen, om trouw te staan in den heiligen strijd voor de Waarheid Gods, de Geref. Theologie deel aan. En zijn plan Wel, men kon het met genoegen krijgen. Hij zou bestek en begrooting opmaken en dan kon de aanbesteding geschieden onder leden der gemeente. Wilde men hem als archi tect, goed wenschte men dat, om gevoeligheden te vermijden, niet, ook dat was hem goed. En toen voorzichtig werd geïnformeerd naar de kos ten van zijn bemoeiingen, luidde tot aller verba zing het antwoord, dat hij de kerk geen cent in rekening zou brengen De kerkeraadsvergadering had langer geduurd dan Maasland, die op tegenstand niet had gere kend, had verwacht. Maar het resultaat was schitterend. Dominé Westwoud kreeg de mooie pastorie zonder dat „er kwaad bloed werd ge zet". En zijn onbaatzuchtige vriend Laarman was zéér hoog in de achting gestegen. Tegen alle verwachting in natuurlijk wie had kunnen denken, dat de dood tusschenbeide zou komen werd het resultaat nog heel an ders. Twee dagen later, dat was op een Vrijdag avond, las Arie Goedegebuure in het plaatselijk blad het plotseling overlijden van Gezinus Dijk man, die, naar hij later vernam, aan een hart verlamming was overleden. Tengevolge van de velerlei beslommeringen kwam Steven Laarman er niet direct toe, zijn belofte in te lossen. Hij vroeg en verkreeg van Maasland, en de andere kerkeraadsleden billijk ten het verzoek eveneens, eenige weken uitstel. Laarmans vroegere baas verscheen in Zuid- stad. Ook Maasland, in zijn kwaliteit van procu ratiehouder der bank, werd in den arm genomen. Toespraak van Ds E. I. F. Nawijn, die den band tusschen School en Kerken bespreekt. De referent zegt ongeveer Van den aanvang af was de band tusschen de kerken en haar School een zeer hechte. De in Kampen bestaande Theologische School is de School der Gereformeerde kerken in Ne derland. Daarom behooren zij steeds zoo nauw bijeen. In dit opwekkend woord aan het einde van den Schooldag wil ik op drie dingen uw aandacht vestigen De School 1. door de kerken gesticht2. voor de kerken bestemd 3. in de kerken geëerd. Prof. Dr H. Bouwman, door zijn leerlingen steeds dankbaar herdacht, heeft in zijn mooie boekje „Onder veilige hoede" gezegd, dat na 1834 de vaders der Afscheiding voortdurend be zig gehouden werden door de vraag, op welke wijze voorzien kon worden in de bediening des Woords en der Sacramenten. Al mocht de vader der afscheiding aanstonds persoonlijk de opleiding ter hand nemen, al re gelde men al heel spoedig provinciaal dezen ar beid, men zag in, dat op deze wijze niet voldaan werd aan de behoefte, die steeds dringender werd. Het werd een symbool van éénheid, de Kam per kweekschool, van waaruit straks de mannen zouden gaan, die met den Geest vervuld, het ééne Evangelie in en buiten de kerken zouden uitdragen. En toen de tijden voortgingen, en een nieuwe hervorming kerkelijk Nederland in be weging bracht, toen hebben natuurlijk door strijd heen, broeders en zusters, die bijeen behoorden, elkaar gevonden. Op dat oogenblik heeft de moeder haar groot geworden kind niet gedood (zij was toch geen ont-aarde moeder maar de verbondenen door geloof en kerkstrijd hebben elkaar beloofd om nu gezamenlijk voor deze dochter te zorgen. Mocht er ergens een kerklid zijn (het zij slechts een veronderstelling) die na 85 jaren vra gen mocht, of inderdaad ontstaan en bestaan van die school is te verdedigen en te handhaven, hij zij slechts verwezen naar de geschiedenis. Haar levenskracht bleek door de genadigde hand Gods en haar levensvruchten worden gezien mede in de zegening der kerken. Zulk een vrucht van Gods gunst wordt alleen dan tot een twistappel, wanneer satan zijn zwaard ontbloot. 2. Want, en ziedaar de 2de gedachte, deze School is alleen voor de kerken bestemd. Het gaat hier om de opleiding tot den dienst des Woords, voor de kerken, aan deze School. Dat deze opleiding zoo goed mogelijk moet zijn, behoeft hier nu niet nader uitgewerkt. In dezen arbeid ten behoeve van de kerk zijn hier dan noodig zij, die opleiden, en zulken, die opge leid worden. De onderwijzer, thans met schooner naam ge sierd, heeft aan deze school, als voornaamste taak, het beste te geven aan zijn leerlingen wat hij heeft, met als einddoelden Dienst des Woords in de kerken. Daarom zal de Woord-dienst als doelwit altijd voor oogen moeten gehouden, het Woord, dat geen menscheneer of grootheid tot inhoud heeft, maar alleen den Christus der Schriften, van Wien wij allen „leerjongeren" hebben te zijn. Zoo drukken de leeraren of Professoren op hun „leerlingen" een stempel. Tenslotte is de hoofdzaak van alles Zij moe ten leeren de zuivere verkondiging van het Woord. Dat Woord moet straks van den kansel, op de Catechisatie en in de huizen „bediend" wor den tot groei en bloei van de kerk, of wat het zelfde is tot eer van den Koning der kerk. De rijke Christus voor den armen zondaar blijft het hoofdthema. Het brengen, zoo goed en duidelijk mogelijk, van die boodschap, is het doel der op leiding. Uitbouw van de school als opleidings-school voor toekomstige Dienaren op het Zendingster rein, met speciale voorbereiding voor hen, die zich volkomen op het breede evangelisatieveld kunnen werpen, ligt daarmee dan op eenzelfde lijn. Het werk van de school voor de kerk is alzoo van het grootste gewicht. Hier moeten vergaderd worden de schatten, die straks het leven der kerkleden moeten verrijken. Hier wordt geleerd het naspeuren van den onmetelijken rijkdom van Christus in Zijn woord geopenbaard, om straks aan anderen de weelde van het bezitten te too- nen. En het eind was, dat Steven Laarman, die had gemeend nog eenige jaren knecht te zijn, na drie maanden ongeveer in Zuidstad te hebben ge woond, eigenaar werd van Dijkmans zaak, die nog niet zoo ver was verloopen, dat hij die niet kon op peil brengen weer. Trouwens, in dat af- geloopen kwartjaar hadden de menschen reeds gemerkt, dat er een andere en betere leiding was gekomen. Steven Laarman maakte bestek en begrooting, de gemeentevergadering had de plannen goedge keurd, en de inschrijving werd gehouden. Hij kon nu ook inschrijven, want hij was lid van de kerk en hij was eigenaar van Dijkmans zaak. Maar hij weigerde instantelijk. De situatie was al te plotseling gewijzigd en bovendien, hij wist alle cijfers. Ook met deze houding was hij velen sympa thiek. Zij werd bekend in de gemeente. Maas land, die nooit klapte uit kerkeraadsvergaderin- gen, zelfs niet tegenover zijn vrouw, zag er, waar het iets heel zakelijks gold, geen bezwaar in, hier en daar de geste van Steven Laarman mede te deelen. Het gevolg was, dat de enkelen in de gemeen te, die voor de inschrijving in aanmerking kwa men, de hoofden bij elkaar staken, gezamenlijk Maasland om de juiste toedracht der zaak vroe gen ener kwam geen enkele inschrijving. Er kwam bij den kerkeraad alleen 'n briefje van hen, die gegadigden konden zijn, met de mede- deeling, dat naar hun meening het Laarman eer lijk toekwam, de pastorie te bouwen. „Je bent een Zondagskind", zei Maasland tot Steven. Dat was een „menschelijke" uitdrukking. Hij bedoelde je wordt door God kennelijk ge-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 2