FEUILLETON.
DE BOER VAN
„LEVENSSTRIJD"
het heel positieve stellingen tegelijk omkeert in
totaal negatieve stellingen. Dat men van Gods
beloften kan zeggen ja en neen en dat tegelijker
tijd in één adem. Gods Verbond is ja en tegelijk
neen. Het is er, doch het is er ook niet.
Hoe komt dat
Omdat het Verbond afhankelijk wordt ge
maakt van het geloof.
Voor het geloof is het ja voor het ongeloof
is het neen.
Is de doop een teeken en regel van Gods ver
bond ja in zooverre gij gelooft. Gelooft gij
niet dan bestaat en doet dat teeken u niets.
Brengt uw doop U wat aan van Godswege Ja,
als gij gelooft, gelooft gij niet, dan is het precies
alsof gij niet gedoopt waart.
Dr Koopmans zegt het aldus „wij zijn, als wij
over den Doop spreken in de sfeer van het ge
loof", blz. 12, dat wil in verband met zijn heele
gedachtengang dit zeggen buiten de sfeer van
het geloof bestaat het verbond, waarvan de doop
een teeken is niet geloof ik zelf niet, sta ik van
daag in ongeloof dan is de Doop zonder waarde
voor mij, leef en sterf ik in ongeloof dan leef
en sterf ik zonder doop ook al ben ik gedoopt,
en zonder verbond, al ben ik een bondeling.
Vanuit deze gedachtengang begint de schrijver
al heel gauw met de verklaring, dat hij zich keert
tegen Rome, de vrijzinnigen en de neo-Calvinis
ten, dat zijn de Gereformeerde Kerken.
Begrijpelijk wordt het ook, dat hij verklaart
op blz. 10, het te betreuren, „dat juist in dezen
tijd het werk van Wormser over den kinderdoop
opnieuw is uitgegeven". „Bij alle goeds, dat dit
geschrift als het eenmaal over den Doop zelf
handelt, bevatten moge, is toch de ideologie, die
er achter steekt, op zijn zachtst gesproken ver
warrend juist op het punt, waar de Schrift ons
klare onderscheiding leert", zoo oordeelt hij over
Wormsers boek.
En wat is die ideologie van Wormser
Dit, dat Wormser het Verbond der genade
als een echte, historische werkelijkheid opvat,
ook buiten de sfeer van het geloof. Dit, dat
Wormser zegt, dat de Heere in den Heiligen
Doop zijn volk, zijn eigendom noemt, en dat wij
dat blijven, ook als wij in ongeloof struikelen en
vallen, ook als wij onzen weg niet wel aanstel
len voor den Heere. Zelfs als wij in ongehoor
zaamheid en hardnekkigheid om niet verharden,
dat wij dan toch dragen het merkteeken, dat de
Heere ons een plaats in zijn eigendom heeft ge
geven.
Wormser zegt in overeenstemming met het
formulier en Gods Woord, dat ook de ongeloo-
vige Verbondskinderen, gedoopten blijven. Als
zij in ongeloof verloren gaan dan gaan zij anders
verloren dan de ongedoopte wereld. Zij worden
als kinderen des Koninkrijks buiten geworpen.
Dat belijden van de echte, historische werke
lijkheid van het Verbond, noemt Dr Koopmans
de „ideologie" van Wormser en van de neo-
Calvinisten, waar hij zich scherp tegen kant. Hij
meent zelfs verwantschap te ontdekken tusschen
deze ideologie en het nationalisme in Duitsch-
land, de verheerlijking van ras, bloed en bodem.
Hij vindt het verschrikkelijk, dat Wormser de
Nederlandsche natie een gedoopte, dus een
Christelijke natie heeft genoemd, en ziet daarin
een accuut gevaar optreden van een „Christelijk"
nationalisme. Een „Christelijk" nationalisme" dat
zich beroemt op zijn ,,Christen"-zijn is even erg
als een „Germaansch" of „heidensch" nationa
lisme, dat zich beroemt op zijn Germanen- of
heidendom. Het verbond der genade hoort niet
in het gewone leven overgebracht, heeft met het
„bloed", dat wij in onze aderen hebben, niets te
maken, zeker niet met Geuzenbloed. Als wij over
den doop spreken, moeten wij bloed en natie en
historie en vaderland, ook eten en drinken, wer
ken en slapen, buiten onze gezichtkring houden,
wij behooren dan te blijven in de sfeer van het
geloof.
Aldus de schrijver.
De volgende keer hopen wij aan te wijzen,
hoezeer dit Barthiaansch uitgangspunt afwijkt
van de waarheid omtrent het Verbond.
Brouwershaven. J. MEESTER.
DE ANTICHRIST.
Zeer uiteenloopend zijn de antwoorden, die in
de onderscheidene tijden 'gegeven werden op de
vraag, wie de Antichrist is of wie hij eens zijn zal.
In den eersten tijd na de apostelen hielden vele
Christenen den wreeden keizer Nero voor den
Antichrist. Als een wild beest viel hij de schapen
22)
„Jane, hoor eens, ik geloof, dat het voorloopig
beter is, dat je vader niet weet, dat je hier komt.
Zonder hem ook maar het geringste voor te lie
gen heb je zoo nu en dan wel gelegenheid, hier
te komen. Ik wil er dan nog eens over nadenken
en ook met oom er over praten. Op den duur
moet je vader het natuurlijk weten, dat spreekt
vanzelf. En dat gebeurt ook vanzelf, want
Jane
De wonderlijk-vreemde toon, waarop haar
naam werd uitgesproken, deed Jane verbaasd
opzien.
„Wanneer je hier geregeld komt en je bent op
de hoogte van wat je graag weten wilt, naar ik
bemerk, dan zal dat op den duur leiden tot een
hevig conflict met je vader. Nu begrijp je dat
nog niet, maar dan zul je inzien, dat het onver
mijdelijk is. 'k Weet niet, JaneZooals ik
zei, ik praat er nog wel eens met oom over.
Voorloopig zeg je je vader niet, dat je hier bent
geweest en van plan bent, weer te komen. Op
het oogenblik lijkt mij dat het beste. Maar op
den duur
De deur van het vertrek werd ietwat haastig
geopend.
En de zware stem van Arie Goedegebuure
van Jezus' kudde aan en verscheurde ze. Hij was
de zondemensch of in elk geval één van zijn
voorloopers naast Antiochus Epiphanes, Hero
des, Judas, Pilatus e.a.
Onder de kerkvaders hield Irenaeus den Anti
christ voor iemand van Joodsche afkomst, die uit
den stam van Dan zou voortkomen (op grond
o.a. van Jeremia 816). Hij zal geheel een werk
tuig van den satan zijn en op de menschen den
indruk maken, dat hij zelf God is. Zijn duivel-
sche macht en ongerechtigheid zal hij gebruiken
om de gemeente te verwoesten, terwijl hij in dat
goddeloos werk geholpen zal worden door zijn
wapendrager den valschen profeet. Na drie en
een half jaar geregeerd te hebben (met den tem
pel te Jeruzalem als middelpunt) zal Christus hem
door zijn verschijning vernietigen.
Augustinus drukt zich zeer voorzichtig uit. In
zijn tijd dachten velen, dat Nero weer zou op
staan en als de Antichrist zou optreden. Ook
waren er die meenden, dat Nero niet dood was,
maar ergens verborgen nog leefde op den leeftijd,
waarop men hem gestorven waande. Te zijner
tijd zou hij geopenbaard en in zijn macht her
steld worden.
Augustinus kan zich met deze opvattingen niet
vereenigen. Dit alleen kan als vaststaand worden
aangenomen, dat aan de wederkomst van Chris
tus de verschijning van Zijn tegenstander, den
Antichrist voorafgaat. Deze mensch der zonde
zal een instrument van den satan zijn en een
groote kracht ontwikkelen.
Ligt die verschijning ver in de toekomst De
groote Kerkvader meent, dat de Antichrist lang
kan wegblijven, maar dat hij ook spoedig kan
verschijnen.
Het spreekt vanzelf, dat de verwachting van
Jezus' spoedige wederkomst gepaard gaat met de
gedachte de Antichrist, die aan Hem vooraf
gaat, komt binnen afzienbaren tijd.
Omstreeks het jaar 1000 verwachtten velen
den ondergang der wereld en de verschijning van
den verheerlijkten Christus op de wolken.
Al de Middeleeuwen door leeft de overtuiging,
dat de Antichrist spoedig zal verschijnen. Zelfs
denken velen, dat hij reeds geboren is. Als een
donkere schaduw gaat de angst voor den Anti
christ en zijn verleiding door dezen in vele op
zichten zoo levenslustigen tijd.
De opvatting van de groote Scholastieken
(Thomas van Aquino e.a.) is in groote lijnen
aldusDe Antichrist zal in Babyion geboren
worden, en wél als lid van de stam Dan. Hij
zal zich naar Jeruzalem begeven, zich daar laten
besnijden en de Joden tot de overtuiging bren
gen, dat hij de beloofde Messias is. De in puin
liggende tempel zal door hem herbouwd worden,
hijzelf zal zijn troon daarin opslaan en voor
geven, dat hij God is.
Een geweldige aanhang zal hem spoedig ten
deel vallen. Door drie middelen zal hij dit succes
bereiken door wonderen (vuur van den hemel
enz.door geschenken en door daden van ge
weld. Toch zal zijn regeering niet lang duren.
Drie en een half jaar zijn hem toegestaan. Ook
zal met goed gevolg tegen hem gestreden wor
den God zal Henoch en Elia uit het paradijs
zenden om tegen den wreedaard in hun predi
king op te treden. Als de Antichrist deze getui
gen Gods gedood heeft, is zijn maat vol. Hij
vindt zijn einde op den Olijfberg, waar de aarts
engel Michael hem op bevel van Christus om
brengt. Het is echter een dwaling, wanneer men
zou gelooven, dat dan tegelijk de wederkomst
d^s Heeren zal plaats grijpen. Dwazen zijn het,
volgens de Scholastieken, die langs filosofischen
weg of op grond van profetische of apostolische
openbaring willen vaststellen, wanneer dit alles
zal geschieden.
De groote theologen drukken zich nog betrek
kelijk voorzichtig en sober uit. Populaire schrij
vers lieten aan hun fantasie vrij spel en wisten
heel wat meer bizonderheden mee te deelen
Zijn moeder zal een publieke vrouw zijn. Hij zal
in Galilea geboren worden en daar ook zijn jeugd
doorbrengen. In Bethsaïda en Chorazin zal hij
zijn opvoeding ontvangen van toovenaars en
heksen, die hem in de zwarte kunsten zullen in
wijden. Op dertigjarigen leeftijd zal hij zich naar
Jeruzalem begeven en tegenover de Joden zich als
de ware, door wet en profeet beloofde Messias
openbaren. Jezus was een bedrieger. Hij stierf
een welverdienden dood. De Joden zullen in
groote menigte voor hem gewonnen worden. Hij
zal de wereld verleiden door een schijnheilig
leven, door redenaarstalent (hij zal prediken,
zooals de menschen 't graag hooren en ook de
klonk vroolijk, toen hij riep „De dominé heeft
het aangenomen, moeder
VII.
Om en over den nieuwen predikant.
„Zoo, meid", zei hij dan, Jane stevig de hand
drukkend, „ben jij hier Dat is goed, hoor. Neem
me niet kwalijk, dat ik je niet eerder zag. Ik was
zoo vervuldNu, moeder, wat zeg je er van?"
„Dat ik even blij ben als jij, Arie", was het
vroolijke antwoord, ,,'t Is nog onverwachts,
'k Had er niet op gerekend, het vóór Zondag te
weten. Heeft Maasland bericht ontvangen
„Ja, nog geen uur geleden. Een telegram,
'k Was net op weg naar huis, toen ik hem ont
moette. Nou, toen hebben we nog even staan
praten, hé Hoe gaat dat We zijn zoo blij, dat
het eerste beroep reeds aangenomen wordt, 't Is
vanavond kerkeraad."
„Vanavond? Waarom?"
„Nou, er moet nu zoo gauw mogelijk over de
nieuwe pastorie worden gesproken. Die is do-
miné Westwoud beloofd."
„Maar komt hij dan niet vóór de pastorie
klaar is
„Dat zou niet best wezen, moeder. Maar hoe
eerder er nu aan begonnen wordt, hoe beter.
Volgende week zullen we wel een gemeentever
gadering hebben, om fiat te krijgen. Maasland
heeft een lap grond in handen. In de Kastanje
laan. Je weet, daar worden veel nieuwe huizen
gebouwd. Maasland heeft zelfs al een teekening
van het huis."
„Net iets voor Maasland", merkte zijn vrouw
geleerden en intellectueelen voor zich innemen,
omdat hij geheel de wetenschap beheerscht),
door wonderen (blinden worden ziende, dooven
hooren, duivelen worden uitgeworpen enz.),
door geschenken (de duivel zal hem verborgen
schatten wijzen) en door daden van geweld (hij
zal steeds een vurigen oven met zich meevoeren
en giftige slangen onder zijn tegenstanders zen
den)
Bijna de geheele wereld zal hem navolgen. De
weinige geloovigen zullen zich in de spelonken
verbergen. Drie en een half jaar zal de Anti
christ woeden. Een vreeselijke tijd zal 't wezen
een tijd van wetteloosheid en goddeloosheid.
Maar eindelijk komt zijn einde. Op den Olijfberg
slaat hij zijn leger op, verzamelt de zijnen rond
zich en heeft het plan om, door duivelen gedra
gen, ten hemel te varen.
Dan zal Christus echter roepen de Antichrist
worde gedood
Daarna treft Michaël hem met een bliksem
straal.
De figuur van den Antichrist leefde zóó sterk
in het bewustzijn van het volk, dat het ook wilde
zien wat het geloofde. Aan die behoefte dankten
in de Middeleeuwen de Antichrist-spelen hun
oorsprong.
Het meest bekende van deze soelen is het z.g.
Tegernseer Drama. Het ontstond in de twaalfde
eeuw en werd tot in de vijftiende eeuw voor het
volk opgevoerd, soms met groote Dracht en praal
an met medewerking van duizenden soelers. De
Antichrist werd ten tooneele crebracht en zijn
leven, zooals de volksfantasie zich dat voorstelde,
aanschouwelijk voor oogen gesteld.
Uit de vijftiende eeuw zijn bewaard gebleven
de spelen ..Von den Herzogen von Burgund" en
„Des Entkrists Vasnacht".
Het eerste spel stelt den Antichrist voor als
den Messias der Toden. Het eigenlijk doel van
heel dit stuk is de haat van het volk tegen de
Toden aanschouwelijk voor te stellen. Met den
Antichrist zou een schitterende tijd aanbreken
voor de Toden, die reeds zoo lang door de Chris
tenen onderdrukt waren geweest. De rollen zou
den dan omkeeren en de pseudo-Messias zou alle
Christenen aan zich onderwerpen. Zijn opzet
mislukt echter en juist de Joden worden met de
zwaarste straffen getroffen. Het geheel eindigt
met een dans.
Het andere spel „Des Entkrists Vasnacht"
sluit zich nauwer bij de Antichrist-overlevering
aan en teekent den Antichrist niet alleen als won
derdoener, maar zelfs als God en Schepper van
alle dingen, als machthebber over leven en dood.
Een enkel voorbeeld haal ik aan van zijn
snoevende taal
Ich pin der Entkrist,
Der aller werlt gewaltig ist.
Ich pin reich und auch stark.
Mir müszen arm und auch reich
Dienen nach dem willen mein,
Ich will ein got gewaltig sein.
Ook in andere landen ontstonden zulke spelen:
in Enqeland de „Miracle Plays" en in Frankrijk
de „Farce nouvelle de 1' Antichrist".
In den Reformatietijd zet zich steeds dieper de
gedachte vastde paus van Rome, de vader van
vele ketterijen, de vervolger van Jezus' schapen,
is de Antichrist. Op hem zijn de trekken, die in
de Schrift aangaande den zondemensch genoemd
worden, toepasselijk.
Voor Luther is de paus de grootste vijand van
de kerk en van Christus, de vervloekte Anti
christ, erger dan de Turk, ja een verkapte, vlee-
schelijke duivel. „Daarom, evenmin als wij den
duivel zelf als Heer en God kunnen aanbidden,
kunnen wij zijn apostel, den paus of Antichrist
in zijn regeering als hoofd of Heer volgen."
Een volkslied uit die dagen luidde
Der Papst, der ist
der Antichrist,
ist wahr und nicht erlogen.
Er hat uns lang
mit hartem Zwang
um unser geld betrogen.
Het behoeft nauwelijks gezegd, dat Rome den
bal terugkaatste en voor haar Luther de Anti
christ was
Der Teuflisch Luther hat gemacht,
Das ich inn aller welt veracht,
Mich ausgerüfft fürn Anti-Christ,
Dez er doch gwiszlich selber ist.
op. „Die is nu eenmaal voortvarend. Hij loopt
wel eens te hard van stal."
„Tóch een flinke vent", zei de boer, bewon
derend. „Een stuwkracht moeten we hebben in
den kerkeraad. Maar wat dit nu worden zal
't Is een mooi bouwplan een moderne woning,
zooals er in heel Zuidstad nog niet staat
„O, dat wordt watDuur zeker
„Weineen, vrouw. Dat is nou net het wonder
lijke. Niks duurder dan het huis van Koos, dat
we zoo schitterend vinden. Maar dat is er nog
niets bij."
„Nou, waarom
„Het is een plan van Dijkman."
„Van Dijkman En die behoort niet eens tot
de kerk
„Nou ja, het plan is niet van Dijkman zélf. De
man zou het niet kunnen. Hij heeft sinds enkele
weken een bedrijfsleider gekregen, die het zaakje
daar eens op pooten gaat zetten, beweert Maas
land. Die nieuwe heet Laarman
„O, die daar vóór de diakenen zit?"
„Krek. Die jonge man. Hij komt uit de buurt
van Rotterdam en moet een baas-kerel wezen in
zijn vak. Hij heeft daarginds ook al een paar
van die huizen gezet. Ze zijn mooi. Als ik ga
rentenieren, Jane, laat ik ook zoo'n huis zetten",
lachte hij vroolijk.
Jane had maar stil zitten luisteren. Zij begreep
heel weinig van het gesprek. Haar gedachten
waren ook wel eens afgedwaald. Zij vergeleek
oom en tante met haar vader en moeder, toen
deze laatste nog leefde. Daar was nu niets van
hartelijkheid tusschen die beiden geweest. Vader
snauwde meestal en moeder zweeg, bang en ver
schrikt. Maar hier Dat was gezellig. Elk woord
En hoe was de opvatting van Calvijn
Calvijn stemde in dit opzicht geheel met Luther
in. De paus is de aanvoerder en leidsman van
het vervloekte Antichristelijke rijk. Hetgeen van
den Antichrist voorspeld wordt, is in den paus
vervuld hij zit in den Tempel Gods, hij zoekt
zijn kracht in grootspraak en godslastering en
ontneemt Gode de eer, om haar zichzelf toe te
eigenen.
Langen tijd heeft men in de kerken der Refor
matie in deze overtuiging geleefd, dat de paus
de Antichrist is.
Zelfs werd deze gedachte in sommige belijde
nisschriften tot een dogma. Dit is echter niet
geschied in de Ned. belijdenisschriften der Geref.
Kerken. Alleen de Voorrede op de Dordtsche
Leerregels zegt, dat de Kerk in Nederland van de
tyrannie van den Roomschen Antichrist en de
schrikkelijke afgoderij van het pausdom door de
machtige hand Gods verlost is.
Ook Abraham Hellenbroek (overleden in
1731) eischt in zijn bekend catechisatieboekje
van de kinderen op de vraag „Is de paus van
Rome het hoofd der kerk niet het antwoord
„Neen, die is de Antichrist".
Één Gereformeerd theoloog uit den Reforma
tietijd drukt zich voorzichtiger uit de zeer be
kwame Hieronymus Zanchius. Zanchius heeft
zich te verdedigen tegen de beschuldiging, dat
hij geleerd zou hebben de paus en zijn rijk zijn
niet de Antichrist.
Hij verwerpt deze beschuldiging in zooverre,
dat hij wél gelooft, dat de paus een Antichrist is.
Maar volgens Zanchius is aan het einde der
wereld nog een grooter Antichrist te wachten.
Ook in lateren tijd komt de figuur van den
Antichrist in de literatuur voor. Selma Lagerlöf
schreef een boek De wonderen van den Anti
christ. Zij koos als motto voor haar werk de
Siciliaansche volkssage „Als de Antichrist komt,
zal hij volkomen op Christus gelijken. Daar zal
groote nood heerschen en de Antichrist zal van
land tot land gaan en den armen brood geven.
En hij zal veel aanhangers krijgen".
In denzelfden geest als namaakbeeld van
Christus teekent Willem de Merode den Anti
christ (in De Antichrist, opgenomen in den bun
del De Overgave).
Van dit prachtige gedicht laten we enkele
verzen volgen
Hij ging in pracht van purperen gewaden,
Zijn oogen waren mild en schoon en week.
En voor hem uit liep door de gansche streek
Een roepen van zijn goedheid en genade.
De knielenden nam hij bij beide handen,
Kuste hun voorhoofd met zijn koelen mond,
Fluisterende zoet hun naam, en geen weerstond
De zaligheid van zijner oogen branden.
Steden en dorpen trokken uit tot hem, die de
idealen der denkers kwam verwezenlijken, die
met ontferming zich boog tot het zwakke en
misdeelde en miskende.
Hij hield van kinderen
En al de kinderen was hij een gespeel,
De knapen liet hij op zijn paarden rijden,
Meisjes vertelde hij totdat zij schreiden."
Maar „de broeiing van zijn haat hing over
hen, die Christus' smaadheid droegen". Tegen
over de Godsgetrouwen wordt de engel des lichts
de demon der duisternis. Hij dorst naar het bloed
van alle vromen, maar zijn gezicht blijft vrien
delijk en zacht.
Tenslotte wijs ik op het boek van den En-
gelschman Robert Hugh Benson, in Nederland
sche vertaling verschenen onder den titel De
God der wereld.
In dit boeiend werk schetst de schrijver eerst
den toestand der wereld, gelijk die naar zijn mee
ning zal zijn in de periode, welke aan de komst
van den mensch der zonde zal voorafgaan. Daar
na verschijnt de Antichrist, de God der wereld,
in den persoon van Julian Felsenburgh. Deze is
Loge-man en een groot taalgeleerde. Door onge
wone methoden baant hij zich een weg door de
wereld. „De kranten werden niet door hem ge
controleerd, hij viel tegen niemand uit en trad
ook niet uitdagend op, hij had geen handlangers,
hij kocht niemand om en hij werd niet beschul
digd van monsterlijke misdaden. Neen, zijn origi
naliteit bestond in zijn fiere persoonlijkheid, zijn
van oom, hoe onbeteekenend ook misschien, liet
duidelijk zien, dat op deze boerderij tusschen
man en vrouw echte liefde bestond. Zoo knus
gezellig zat oom met zijn zware stem te vertellen
en zoo vol belangstelling luisterde tante, op het
vertelde ingaande.
„Voorloopig zijn we nog niet zoover hoor,
Jane", glimlachte tante, ,,'k Heb ook nog niet
de minste behoefte, te gaan rentenieren."
„Hoor haar eens", schertste Arie Goedege
buure. „Dat komt natuurlijk, dat zij niet zoo'n
zwaar leven leeft
„Neen, dan jij, arme man. Maarje was
nog niet uitgepraat."
„O ja. Het plan is natuurlijk niet van Dijkman.
Maar Maasland zegt„die Laarman, de ontwer
per, behoort wel tot de kerk". Nou, dat is mooi
gevonden, maarde ondernemer is toch Dijk
man. Ik verwacht dan ook, dat er bezwaren zul
len komen. En die zijn te billijken. We hebben
tenslotte in de gemeente een paar timmerlui en
metselaars."
„Ik hoop toch maar, dat het zonder ruzie voor
elkaar komt. Zit die Laarman er zélf achter
Hij heeft natuurlijk een zeker recht, maar toch
niet zooveel als die anderen, omdat hij geen baas
voor zichzelf is."
„Die Laarman lijkt me een rechtschapen kerel,
'k Heb hem eens ontmoet. Kuipen doet hij niet.
Ik geloof dan ook niet, dat hij naar Maasland
gegaan is met de vraag, of hij de pastorie mag
bouwen. Eerder vermoed ik, dat Maasland dien
timmerman heeft opgewarmd. Of dat verstandig
is, weet ik niet. We zullen het afwachten."
(Wordt vervolgd)