No, 23
Vrijdag 9 Juni 1939
53e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND,
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIEDs. A. C. HEI] en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D, W. M, LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F, STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS: 15 cent per regel bij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
GEEN VERDOEMENIS.
Zoo is er dan nu geen verdoemenis
voor degenen, die in Christus Jezus zijn.
Paulus drukt de zegen des Verbonds, die in
dit vers ligt opgesloten, negatief uit om er te meer
nadruk op te leggen geen verdoemenis.
Van de vloek des Verbonds, die wij in Adam
hadden verdiend, zijn we in Christus vrijgemaakt.
Door de val van Adam is de schuld der ver
doemenis op hem gekomen.
Maar ook op het gansche menschengeslacht,
want Hij stond voor God als Verbondshoofd
der menschheid, die in hem begrepen was.
Zoo is dan door ééne misdaad de schuld ge
komen over alle menschen tot verdoemenis
(Rom. 5: 18).
En het doopsformulier zegt, dat onze kinderen
der verdoemenis in Adam deelachtig zijn.
Maar om de volle rijkdom van de zegen geen
verdoemenis, goed te verstaan moeten we inzien,
dat de verbondsverdoemenis nog veel breeder is.
Adam stond immers in de morgenstond der
schepping niet slechts in het verbond met God
als Verbondshoofd der menschheid, maar ook
als kroon der schepping. Hij was stof, en heel
de stoffelijke wereld was aan hem verwant en
in hem begrepen.
De stoffelijke wereld met al de levenskringen,
die zij bevat, was dus ook begrepen in de ver
bonds vloek. En zoo zegt de Heere dan tot Adam:
Zoo zij het aardrijk vervloekt om Uwentwil, en
met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws
levens (Gen. 3 17).
De verbondsvloek trof dus Adam en wel als
mensch naar ziel en lichaam en in hem het gan
sche menschelijk geslacht en ook in hem de ge-
heele wereld met al haar levenskringen.
Verdoemenis is dus niet alleen een straf voor
onze ziel.
En verder is zij ook geen straf, die de mensch
alleen maar treft na zijn aardsche leven in de hel.
Wel ligt haar hoogtepunt in de hel, maar toch
vangt de eeuwige verdoemenis hier reeds aan
voor degenen, die niet in Christus zijn, evenals
de eeuwige Sabbat hier reeds aanvangt voor de
genen, die wel in Christus zijn.
Wie nu zijn ellende en verdoemenis in Adam
recht kent in zijn volle diepte en breedte, ver
staat nu ook de rijkdom der genade, die hem
gepredikt wordt in het evangelie geen verdoe
menis.
Geen verdoemenis, wil dan voor hem zeggen,
dat zijn ziel vrij is van de vloek en ook zijn li
chaam en ook heel zijn stoffelijk bezit zijn le
venswerk, zijn levensweg, alles vrij van de vloek
in alle bedeelingen des verbonds.
Door Christus als tweede Adam ligt Gods
goedertierenheid op alles wat in Adam de vloek
deelachtig was. Psalm 136 spreekt zoo heerlijk
in zes en twintigmaal herhaald refrein van Gods
goedertierenheid, die verspreid ligt op al zijne
werken.
Geen verdoemenis is zoo'n troostvol evange
liewoord.
Het staat geschreven boven onze levensweg
van onze wieg tot ons graf en boven onze le
vensweg aan de overzijde van ons graf.
Geen verdoemenis staat geschreven boven ons
gezinsleven, boven ons bedrijf, boven al ons ver-
bondswerk, boven onze uitgang en boven onze
ingang, die de Heere om Christus' wil bewaren
zal van nu aan tot in eeuwigheid.
Ja, wel ontmoeten wij in ons volle rijke leven
nog de pijnlijke, smartelijke gevolgen der zonde.
Onze ziel is soms der tegenheden zat. Maar
dat zijn geen tegenheden tot verdoemenis. Ons
lichaam wordt soms getroffen door ziekte en
ramp, maar niet tot verdoemenis, want door
Christus' herscheppend werk zullen we opstaan
als verheerlijkte menschen naar lichaam en ziel.
Op onze akker zullen we moeten vechten te
gen „doornen en distelen", maar de vloek ligt
niet meer op ons dagelijksch werk. „En gij zult
overvloediglijk tot verzadiging eten en prijzen de
Naam des Heeren uws Gods, die wonderlijk bij
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
U gehandeld heeft (Joel 2:26). Wel met smart
zullen de moeders, die in Christus zijn kinderen
baren, en misschien wel voor heel veel levens
leed, maar niet, opdat onze drieëenige God ver
doemenis op hun voorhoofd zou schrijven, want
U komt de belofte toe en uwen kinderen (Hd.
2:39).
Christus is in de wereld gekomen om de we
reld met God te verzoenen.
Hij heeft de stof, vleesch en bloed aangeno
men, om ook de stoffelijke wereld te herschep
pen. De aarde is gezegend om Zijnentwilvrees
niet, o land verheug Uvrees niet, gij bees
ten des velds
En gij kinderen van Zion verheug U Geen
verdoemenis
Maar om Christus' wil verdoemenis. Zijn weg
der verdoemenis was van zijn ontvangenis, tot
Golgotha. Hij was onze schulddelger en verzoe
ner der wereld met God.
Geen verdoemenis voor die in Christus Jezus
zijn. Vrees niet, geloof alleenlijk.
Geen verdoemenis over de volheid van 's Hee
ren aarde (Ps. 24).
„En Mijn volk zal niet beschaamd worden in
eeuwigheid,
„Want Zijn gunst alom verspreid, zal bestaan
in eeuwigheid.
Veere. J. W. SMITT.
BONDSVERGADERING VAN DE GEREF.
MANNENVEREENÏGINGEN.
Gaarne voldoen we aan het verzoek in de
Kerkbode te wijzen op de 17de Bondsvergade
ring, die D.V. 5 Juli a.s. te Leeuwarden zal ge
houden worden.
Deze bond is gestadig blijven groeien en telt
nu reeds 383 aangesloten vereenigingen met 8843
leden. Deze groei is verblijdend, omdat de arbeid
der Mannenvereenigingen voor ons kerkelijk
leven rijke vrucht kan dragen.
Voor den a.s. Bondsdag wordt aangekondigd
voor de morgenvergadering een openingsrede
van den voorzitter, Ds C. J. van den Boom „Te
wapen", voorts behandeling der huishoudelijke
zaken.
Een belangrijk punt is daarbij ditmaal de ver
kiezing van een voorzitter. Ds van der Boom,
die van de oprichting af voorzitter was, stelt zich
niet voor een herbenoeming beschikbaar. Bij zijn
aftreden mag hij er met dankbaarheid op terug
zien, dat de door hem geleide actie rijke resul
taten droeg.
Door het Bondsbestuur wordt als opvolger
aanbevolen Ds M. B. van 't Veer te Groningen.
In de middagvergadering zal Dr Berkouwer
refereeren over: „Hedendaagsche Schriftbeschou
wing". Ds S. J. Koster van St. Anna-Parochie
heeft het slotwoord „Ken uw land".
Naar Leeuwarden is van hier een groote reis.
Door beschikking van de directie der Spoorwe
gen behoeft die echter niet zoo heel duur te
worden. Wie op 5 Juli heen en weer reist kan
dat doen tegen het 20 personen-gezelschapstarief.
Wie een dag vroeger weg wil en een dag later
terugkomen, dus van 46 Juli, kan dat voor het
10 personen-gezelschapstarief. Men moet dan
uitknippen de bon, die in het Geref. Mannen
blad voorkomt op bl. 47.
In Juli zijn ook weer verkrijgbaar 2-daagsche
vacantiekaarten. Men informeert dus wat het
goedkoopste is.
Moge deze Bondsdag weer slagen en rijke
vrucht dragen voor den arbeid op de plaatselijke
vereenigingen.
ROEMEN IN HET KRUIS VAN CHRISTUS
Gal. 6:11—18 (II).
(Het schijnbaar dwaze daarvan).
Om den mensch tot roemen te brengen en
roemend hem zich te doen verheffen boven een
ander is niet zooveel noodig.
Al gauw is iemand, die maatschappelijk iets
hooger staat dan een ander, geneigd daarvan
hooge gedachten te hebben. Een verschil van
soms maar enkele honderden guldens is vaak al
voldoende om den een met een zekere minachting
te doen neerzien op een ander.
Maar is voor dat zich beroemen dan niet veel
noodig, iets moet de mensch dan toch hebben
om zich daarop te verheffen. Iets, dat strekt tot
gemak of voordeel of aanzien en eer.
En dan schijnt het al heel dwaas, dat Paulus
tot grond van zijn roem koos zijn vasthouden aan
het kruis van Christus.
Dat toch leidde tot juist het tegendeel van
voordeel en gemak, eer en aanzien. Dat leidde
daartoe, dat hij naar hij zelf schrijft in vers
17 de litteekenen van den Heere Jezus in zijn
lichaam droeg. De sporen van lichamelijke mis
handeling hem aangedaan, waren nog duidelijk
te zien en deden misschien nog wel pijn. Als
Paulus ze noemt „de litteekenen van den Heere
Jezus" wil hij daarmee zeggen, dat ze een gevolg
waren van mishandeling, hem aangedaan om zijn
belijdenis van den Heere Jezus. Hoe was hij om
dien Naam mishandeld in Filippi (Hand. 16 en
bij het oproer in Jereuzalem (Hand. 21). En
kwam het niet zoover, dat hij mishandeld werd,
dan was hij toch vaak gesmaad en bespot dan
was alle eer en aanzien van hem verre. Rijk was
Paulus ook al niet geworden met zijn dienst van
Christus. Meestal had hij zelf door handenarbeid
in z'n levensonderhoud moeten voorzien.
En dat gebrek aan voordeel, gemak, eer en
aanzien hield dan verband met het kruis van
Christus.
Met dat kruis ergerde hij de Joden, die niet
wilden gelooven in een Messias, die aan een
kruis zou gestorven zijn. Zij ergerden er zich
aan, dat de geloovigen in dien Christus zich het
ware Israël noemden en zoo aanrandden de eere
van hun wet en neerhaalden de hoogheid van
hun nationalen roem.
Met dat kruis wekte hij den spotlust der hei
denen vooral, wanneer hij ging verkondigen, dat
de gekruisigde Jezus ook opgestaan was uit de
dooden.
Hier en ginds en overal vond hij door dat
vasthouden aan den gekruisigden Jezus, juist het
omgekeerde van wat de mensch doorgaans maakt
tot een oorzaak van roem.
De valsche leeraars, die zich in de gemeenten
van Galatië zochten in te dringen, deden dan
ook heel anders.
Roem te hebben was hun niet een onverschil
lige zaak. Zij wilden wel graag een schoon ge
laat toonen (vs 12a), een goeden indruk maken.
Maar daarom zwegen ze van het kruis van
Jezus of zochten althans de ergernis van dat
kruis zoo klein mogelijk te maken, opdat zij van
wege het kruis van Christus niet zouden ver
volgd worden (vs 12b).
Daarom drongen ze er op aan, dat de geloo
vigen uit de Galaten zich zouden laten besnijden.
Zoo deden ze niet, omdat zij met de wet grooten
ernst maakten, want zelf onderhielden ze de wet
niet. Ze namen het op allerlei punten met de wet
niet zoo nauw.
Hun ijveren voor de wet en de besnijdenis
kwam op uit het motief, zich er op te kunnen
beroemen, dat het volk der besnijdenis werd uit
gebreid. Dat zou den nationalen trots der Joden
streelen. Zoo schaarden zij zich onder hen van
wie Jezus eens zeide, dat zij stad en land om
reisden om een Jodengenoot te maken. Wanneer
zij er zich dan op konden beroemen, dat het
aantal besnedenen ook door hun ijveren was
uitgebreid, zou men het wel in hen dragen, dat
ze ook den Naam van Jezus noemden en hen
daarom niet vervolgen. Dan zouden ze in het
vleesch, in het besneden vleesch van de geloovi
gen in Galatië zich kunnen beroemen.
Ze vermeden alzoo wat den Jood ergernis gaf.
De wet was dan toch in elk geval op het punt
van de besnijdenis gehandhaafd en de Jood kon
er zich op blijven verheffen, dat men, om deel
te hebben aan het heil, een besnedene moest zijn.
Het betreden van zulk een weg had Paulus
kunnen leiden tot het behalen van grooten roem.
Zoo voor iemand dan voor hem was hier ge
baand een weg naar gemak en voordeel, eer en
aanzien.
En dat wist Paulus zelf ook wel. De daartoe
noodige gaven bezat hij niet als hem zelf on
bekende gaven. Hij wist, dat hij ook had om
als dat mocht en kon in het vleesch te
betrouwen en alzoo te roemen. Besneden was
hij ten achten dage, uit het geslacht Israels, van
den stam Benjamin, een Hebreër uit de Hebreen,
naar de wet een Farizeër, naar den ijver een
vervolger der gemeente, naar de rechtvaardig
heid, die uit de wet is zijnde onberispelijk(Fil. 3).
Wanneer Paulus eens had prijsgegeven de
prediking van het kruis van Jezus, zoo had hij,
de man van het scherpe denken, onder de hei
denen grooten roem kunnen behalen. En als hij
onder de Joden het kruis niet zoo op den voor
grond had gesteld, had hij roem kunnen verwer
ven grooter dan Gamaliël. Als hij in z'n predi
king maar niet al de consequenties getrokken
had uit de waarheid van het kruis, als hij de
besnijdenis nog maar gelaten had en voor Israël
nog een bijzondere eerepositie had behouden, hij
zou, althans door de Judaïsten, met rust gelaten
zijn en zijn leven waS minder zwaar geweest.
Wanneer ge dat alles bij elkaar neemt, schijnt
toch wel dwaas wat Paulus deed, als hij den
grond van zijn roem zocht juist in dat kruis van
Christus.
Maar daarin was dan toch de wijsheid.
CENTRALE
OUDERLINGEN-CONFERENTIE.
Dinsdag en Woensdag 13 en 14 Juni a.s. wordt
deze conferentie gehouden te Amsterdam.
De eigenlijke conferentiedag is Woensdag. In
den morgen komt aan de orde een referaat van
Dr B. Wielenga over „Kerk en Cultuur", 's Mid
dags refereert Prof. Dijk over „De kerkelijke
bearbeiding van de jeugd in verband met den in
vloed van de geestesrichtingen van onzen tijd".
Dinsdagavond is er een begroetingssamen
komst. En Dinsdagmiddag is er een huishoude
lijke vergadering, waarin o.a. ter sprake komt het
volgende vraagpunt
Het oordeel der Conferentie wordt gevraagd
over het streven naar splitsing van groote (re)
kerken, zoodanig, dat elk kerkgebouw het cen
trum wordt van een zelfstandige kerk daarbij
lettende eenerzijds op den eisch van het beginsel
(de Gereformeerde Kerkidee en c.q. uitspraken
van de H. Schrift) en anderzijds op de eischen
van de practijk (bearbeiding van en toezicht
op de jeugd, de onderlinge band, beter kerk
bezoek, grootere offerzin, meer contact tusschen
predikant en gemeente, bezwaren met betrekking
tot de regeling der finantieele verhouding, enzoo-
voort)
Gelijk men ziet worden daar belangrijke onder
werpen behandeld en hopen we, dat deze confe
rentie goed moge slagen en rijke vrucht afwerpen.
HEIJ.
RONDOM DEN DOOP.
III.
Met de waardeering voor de prachtige, refor
matorische uitspraken hier en daar in het boek
van Dr Koopmans, is niet alles gezegd.
De schrijver wil het doopsformulier ongerept
handhaven naar hij zelf getuigt en verschillende
fijne, zuivere uitspraken welke wij in ons vorig
artikel citeerden, bewijzen wel, hoe het hem ernst
is met deze wil. Hij heeft met alle kracht ge
streefd om het formulier recht te doen en zuiver
te verklaren. Om het licht uit de Schrift zuiver
op te vangen en in dat licht de beteekenis van
het Sacrament uiteen te zetten.
Doch het uitgangsput van zijn beschouwingen
belemmert hem.
Zijn aanpak van de Schrift en van het formu
lier wordt beheerscht door een beginsel, dat hem
in den weg staat om te bereiken wat hij wil be
reiken, n.l. het zuiver verstaan van de echt Ge
reformeerde, schriftuurlijke gedachten betreffen
de Gods Verbond der genade. Zijn beginsel hin
dert hem om de waarheid omtrent het Verbond
te zien, zooals de Gereformeerden juist in het
Doopsformulier zoo heerlijk en onomfloersd
beleden hebben. Vandaar dat hij op sommigen
zeer belangrijke punten het formulier geen recht
doet. Geen recht kan doen. Hij beijvert zich om
het recht te doen, maar met zijn uitgangspunt
kan hij onmogelijk recht doen aan alle uitspra
ken en argumenten van het formulier.
Met name niet aan de verhouding van Doop
en besnijdenis. De Doop is in de plaats der be
snijdenis gekomen, verklaart het formulier. Dat
is een van de argumenten voor den kinderdoop.
Wijl de kinderen van Abraham mede in het ver
bond waren begrepen, mochten zij het toenmalige
teeken van het Verbond ontvangen, evenzoo zijn
de kinderen nu in het Verbond begrepen, en be-
hooren zij het teeken dat nu geldt te ontvangen.
Evenmin kan hij recht doen aan den tekst Gen.
17:7, een plaats waarmee het formulier een be
roep doet op Gods Woord, om aan te toonen,
dat de doop aan de kinderen der geloovigen be
hoort te worden bediend, wijl zij „niet minder
dan de volwassenen in het Verbond Gods en
zijn gemeente begrepen zijn" en dus ook uit ge
nade „recht" ontvangen op een kinderdeel in de
gemeente van Christus.
Wat is dat beginsel, dat den schrijver in den
weg staat Zijn Barthiaansche instelling.
We zouden hem zeker onrecht doen, wanneer
wij schreven, dat hij zonder meer een volgeling
van Barth was. Het feit, dat hij den kinderdoop
zoo grondig bespreekt en ernstig poogt den kin
derdoop op de Schrift te gronden, bewijst reeds,
dat hij in dit stuk niet precies gelijk denkt als
Barth.
Niet lang geleden heeft Prof. Karl Baith im
mers beweerd, dat de kinderdoop iedere schrif
tuurlijken grond mist. Dat niet te bewijzen is uit
Gods Woord, dat het teeken des Verbonds van
de kinderen der geloovigen moet worden toebe-
diend. Barth wilde daarom den kinderdoop in de
kerk niet afschaffen, maar hem dulden als een
eerbiedwaardige gewoonte, een vroom gebruik.
Zoover gaat Dr Koopmans niet.
En toch hij is er niet ver vandaan ten spijt
van al de mooie uitspraken, die wij geciteerd
hebben, uitspraken, waarin hij den Doop positief
prijst als het teeken van Gods Verbond.
Het eigenaardige van het Barthianisme is, dat