FEUILLETON. DE BOER VAN „LEVENSSTRIJD" KERKNIEUWS. ons samen. Daarna gehoorzamen de geloovigen en vergaderen zich als gemeente. Het is heer lijk als de gemeente des Heeren gaarne zich op maakt naar het huis des gebeds, om aldaar den Heere te ontmoeten. Wanneer zij zich als gemeente vergadert, om het Woord, gevoelt zij zich één in den Heere. Misschien wel onbekend voor elkander, maar toch één in geest en streven, één in lied en le ven, één in daad en woord. Die saamgekomen gemeente heeft als hoogste verlangen den stem van den goeden Herder te hooren. Immers, de gemeente komt niet in een bioscoop of schouwburg, om het beste stuk uit te zoeken, den besten speler te bewonderen. Zulk één vraagt waar vind ik wat ik begeer voor mij persoonlijk. Bij zulk één valt de gedachte van de saamvergaderde gemeente des Heeren geheel weg. Hij kan evenals het bioscooppubliek een stuk goed of afkeuren. Maar voor zulk één spreekt de Heere niet. Is het geen dienst des Woords. Hij voelt zich niet één in den Heere met de an deren. Hij zit als een egoïst in de kerk, die vraagt of hij „voldaan" wordt. Niet of hij daar den Heere hoort spreeken, die tot hem komt. De instelling van dergelijke menschen verslapt dan ook op den duur het kerkgaan. Immers éénzelfde bioscoop verveelt. Ze gaan eens neuzen wat voor filmen in andere bioscopen worden afgedraaid. Het worden de tippelaars-in-het-geloof. Ze zoe ken in het verlanglijstje van hun Kerkbode, waar ze het best bediend kunnen worden. Deugt de bediening om een of andere reden niet, wel dan gaan ze weer de rij langs, en zoeken uit wat dan hun meug is. Intusschen zijn zulke „hokvaste" menschen pracht-voorbeelden voor de jeugd, om haar het woord trouw te leeren Maar afgezien nu van deze menschen, die de kerk op bioscooppeil brengen, is het van het grootste belang voor ieder lid der gemeente wél te verstaan, dat we geroepen worden. Geroepen om te komen, door den Koning der kerk. En wie dit vasthoudt, moet op de feestdagen consequent zijn. Die moet öf den tweeden Pinksterdag, Paaschdag, Kerstdag afschaffen, öf hij moet aan den roep van den Koning gehoorzamen. Immers het is duidelijk, dat juist dan velen, zich niet willen vergaderen. Dat ze dan iemand of iets (een uitvoering of Bondsdag) sterker hooren roepen dan den Heere der kerk. Of kerkeraden hierin geheel vrijuit gaan, betwijfelen we. Als een kerkeraad als instrument in de hand des Hee ren roept, moet ze het meenen. En dan mag ze niet, onder geen enkel beding, er aan meewer ken, dat die roep in den wind wordt geslagen. Dan is de gemeente gehouden om op te komen. Gaat de kerkeraad er in voor of gaan leidslieden er in voor, om juist op dien dag allerlei vergade ringen enz. te beleggen, waardoor den dienst des Woords feitelijk een onmogelijkheid wordt, dan moet ze het roepen staken. Want ze moet mee nen, wat ze doet. Meent de kerkeraad dat men op dien tweeden dag wel de hand kan lichten met het roepen en de gemeente het roepen niet au serieux behoeft te nemen, dan zij men conse quent en roepe nietd.i. men schaffe op dien dag de samenkomst af. Dus één van beiden de gemeente saamroepen en het meenen, öf de gemeente niet samenroepen. Calvijn's standpunt in dezen was wat anders Hij beschouwde als de feestdag, den dag des Hee ren. En van allerlei Roomsche inkruipsels moest hij niets hebben Het begint er ook naar te ge lijken, dat we als Rome eerst ter mis gaan, en dan gaan vieren onze kerk(k) mis. En daartoe wordt aan den tweeden feestdag liefst nog een derde gekoppeld. Zoo kweekt men wel verlangen naar deze feestdagen. Maar niet om het heil, dat de Heere aan zijn volk heeft gegeven, te herdenken, maar wel om het vleesch te dienen. Wanneer we dus straks onzen tweeden Pink sterdag zullen vieren, dan gehoorzame men in die gemeénten, waar de Heere zijn gemeente sa menroept. Niet gedeeld, maar als geheel. Jong en oud roept de Heere. Niets kan belangrijker zijn dan het gehoorzamen aan Zijn oproep. An derzijds is het wel zeer wenschelijk, dat die ver- eenigingen. die hun leden willen vergaderen, zich ernstig afvragen, of ze het de leden der kerk niet moeilijk maken, door juist op zulk een dag te vergaderen, waarop nog vele kerken namens den Heere de gemeente samenroepen. 20) „Wist vader dat „Wat?" „Van die waarschuwing „Natuurlijk. Wij deden het niet achterbaks. Opa heeft meermalen met je vader gepraat er over. Het ging niet over den persoon. Maar Opa was tegen een huwelijk, omdat je vader niet ge loofde, totaal onverschillig was, nog erger zelfs. We konden het niet begrijpen van Aafja, je wilt immers, dat ik alles vertel En op het knikken van Jane „Neen, we konden het niet begrijpen, maar je moeder was, geloof ik, met blindheid geslagen. Zij zette door en tenslotte heeft opa toestemming gegeven. Maar het ge beurde met een bloedend hart. En eigenlijk heeft opa er nooit vrede mee gehad. Hij is gestorven van verdriet, dat mogen we gerust zeggen. Je moeder was niet op de begrafenis. We denken, dat zij niet mocht van je vader. Het heeft ons pijn gedaan." „Zou moeder'k weet niet", aarzelde Jane, „nooit eens aan vroeger gedacht hebben „Dat weten we niet. Maar ik geloof het wel. En als dat zoo is, dan is het begrijpelijk, dat het een huwelijk werd, zooals je dat hebt meege- Ook hier geldtde kerk gaat voor En we achten het een fout van de Jeugdorganisaties, juist op zulk een dag vergaderingen te beleggen. Dit geldt nog in sterkere mate van die ver- eenigingen, die op den Hemelvaartsdag vergade ren. Ook hier is het weer öf men schaffe Hemel vaartsdag af, en dan kunnen allerlei bonden rus tig samenkomen, öf men vatte de roepstem des Heeren ernstig op en gehoorzame voor alles Dien stem. Wanneer, zooals nu, op Hemelvaartsdag het roepen van Jeugdbonden ingaat tegen het roepen van den Heere, dan is dit een zonde. Een zonde tegen het vierde gebod. En dit is te ern stiger, omdat hier de jeugd, die zoozeer dat pro fetisch Woord noodig heeft, op deze wijze er van wordt afgetrokken. Het ware te wenschen, dat deze materie eens op een meerdere vergadering ter sprake werd gebracht en men een oplossing bood, die allen bevredigde. A. H. OUSSOREN. RONDOM DEN DOOP. Van Wormser is het gevleugelde woord af komstig Leer de natie haar doop verstaan en waardeeren, en Kerk en Staat zijn gered. De beteekenis van den kinderdoop is geweldig. Daarom is het zoo verheugend, dat over den doop in onze dagen zooveel te doen is. Het feit, dat er zooveel boeken over den doop uitkomen bewijst, dat er over de beteekenis van den doop wordt nagedacht en gestudeerd. En dat kan slechts ten goede komen aan kerk en volk. Wormser was een van die mannen, die hoewel hij met de Afscheiding meeging, het volk nooit uit het oog heeft verloren. Hij heeft zich niet teruggetrokken binnen de knusse veiligheid van zijn kringetje, waarbinnen de vreeze Gods nog was, om de vaderlandsche kerk en de massa van het volk maar aan hun lot over te laten, te laten gaan den weg van ongeloof en afval. Hij is tot zijn dood toe gebleven een strijder voor de refor matie van ons volk. Die reformatie van de kerk moest voorop gaan. Hij paste daarom eigenlijk niet binnen den réveilkring, hij de man met zijn sterke, uitgesproken liefde voor de kerk binnen deze kring, die tegenover vragen betreffende het kerkelijk leven zoo lauw en indifferent stond, als het persoonlijk geestelijk leven maar bloeide. Hij zag dat Christus zijn kerk vergadert door middel van de ambten en de ambtelijke verkon diging van het Woord en dat Christus zijn Ge meente ook bewaart door deze middelen. Daarom moest de kerk allereerst uit haar doodslaap in het begin van de vorige eeuw wor den gewekt, zou Christus zijn gemeente in ons vaderland waarlijk kunnen vergaderen en bewa ren. In het kader van deze gedachten omtrent de kerk, past volkomen de groote waardeering voor den heiligen Doop, het teeken en zegel, dat ook de kinderen zijn gezet op den grondslag van het verbond der genade, hetwelk de Heere Jezus heeft besloten toen Hij op Golgotha uitriep het is volbracht. Vandaar Wormsers gevleugeld woordLeer de natie haar doop verstaan en waardeeren en zij is gered. Wormser was een afgescheidene, maar een die het volk niet uit het oog verloor. Hij was, zooals hij het zelf eens heeft uitgedrukt, er een van het echte stempel, die hoewel zij afgescheiden wa ren, toch ook „hervormd" bleven (dat is „Gere formeerd"). De Afscheiding heeft immers nooit den band met de vaderlandsche Gereformeerde Kerk willen verbreken. En heeft het niet gedaan ook. In de Acten van Afscheiding, zoowel van De Cock als van Scholte, wordt nadrukkelijk de gehoorzaamheid aan de ongereformeerde bestu ren opgezegd en wordt onomwonden, in ronde woorden verklaard, dat zij van de Gereformeerde Kerk zich niet afscheiden, maar daarheen terug- keeren. En dat zij bereid zijn de gemeenschap, d.w.z. de kerkelijke gemeenschap, d.i. het kerk verband, met alle ware Gereformeerde leden te onderhouden. De Afscheiding was waarlijk geen sectarische beweging. Maar reformatie van de kerk. Beoogde terugkeer tot de ware Gereformeerde leer en kerkinrichting, tot de heilige Schrift. En daarbij werd door mannen als Scholte, Wormser en vele anderen niet uitsluitend aan eigen zielsbehoud gedacht, maar met brandende liefde voor het behoud van volk, staat en maat schappij van Christus, gebeden en gearbeid. maakt. Moeder ging de ellende inzien het stuitte haar tegen de borst, dat vader zoo vijandig was; omdat zij zwak van karakter was, durfde zij er niet tegen ingaan en zoo kwam de verkoeling. Je vader moet begrepen hebben, waar de schoen wrong. Dat heeft hem nóg vijandiger gemaakt. En toen kon moeder geen goed meer doen. Haar dood was vader onverschillig. Ik vermoed, dat het zóó gegaan is in den loop der jaren. Maar zeker weet ik dat niet. Maar ja, je zoekt dan naar een verklaring. Ik ben wel niet ver van de waarheid." „Ik begrijp het niet", klaagde Jane. Dat kon haar tante zich levendig voorstellen. Dat kind had nog nooit iets gehoord van zonde en genade. Het kende den naam Jezus niet. En den naam van God had zij alleen gehoord uit vloeken of bastaardvloeken van haar vader en de arbeiders. O, wat had die Aaf wat op haar geweten geladenZelf de verzenen tegen de prikkelen geslagen en haar kinderen laten op groeien als heidenen, ja, nog minder. „Voor jou is het ook niet zoo eenvoudig. Het is ook niet zoo eenvoudig, om het je duidelijk te maken. Onze Mina zou het onmiddellijk snap pen. Het ligt aan de opvoeding. Jullie zijn, naar de opvatting van je vader, goed opgevoed, na tuurlijk. 'k Zeg ook geen kwaad van jullie. Maar jullie hebben iets moeten missen, wat van het grootste belang is. Wij kunnen dat niet missen, e moeder heeft dat altijd geweten. Ik denk, dat er later berouw en wroeging bij haar is gekomen. Maar hoever die gegaan is, dat weet God alleen." „Dien nacht vergeet ik niet", zei Jane, als in gedachten. Het is niet vreemd, dat wij bij Wormser be ginnen, nu wij iets willen schrijven over de groeiende belangstelling voor den Doop. Wormsers boek over den Doop is immers in deze dagen voor de zesde maal herdrukt. Thans is het in een nieuwe bewerking door Ds. J. A. Schep van Bussum, uitgekomen. De volledige titel van het boek is De Kinderdoop beschouwd met betrekking tot het bijzondere, kerkelijke en maatschappelijke le ven door J. A. Wormser. Uit het feit, dat dit boek thans nog weer is uitgekomen, terwijl de schrijver op 1 Nov. 1862 reeds is overleden, blijkt, dat er menschen zijn, die Wormsers behandeling van het sacrament zóó belangrijk, zóó actueel achten, zoo alleszins waard om ook door onze generatie gelezen te worden, dat zij dit min of meer verouderde boek opnieuw op onze tafel leggen. Er zijn ook ande ren, die het opnieuw verschijnen van dit boek in ons tijdsgewricht ten zeerste betreuren. Dr J. Koopmans in zijn boekje over den Heiligen Doop. Wel een bewijs, dat Wormser geen betoog houdt waarmee iedereen kan instemmen. Groeiende belangstelling voor den Doop blijkt ook uit het verschijnen van nieuwe boekjes. Bij Kok is een werkje van Dr Cremer, den bibliothe caris van onze Theologische Hoogeschool, uit gekomen over de Sacramenten van Ds. Delle- man een boekje over den Doop. Daarnaast bezitten wij al jaren het mooie werk van Dr B. Wielenga „Ons Doopsformulier", een boek dat niet vergeten mag worden. Wordt het nog gelezen Wordt het door onze Jeugdvereenigingen nog gebruikt In één adem hierbij noem ik een boek, dat niet in formeelen zin over den Doop handelt, maar wat de zaak betreft houdt het zich er wel mee bezig. Het boek van den Heer A. Janse Leven in het Verbond. Het bevat trouwens ook een hoofdstuk over ons Doopsformulier en de Jeugd organisaties. Het geeft een zeer concrete behandeling van het genadeverbond, op den grondslag, waarvan wij met onze kinderen zijn gezet. De Doop is daarvan het garantiebewijs Gods. Wie over den Doop volledig wil lezen wat onder ons verschijnt, die leze dit boek vooral. Groeiende belangstelling voor den Doop blijkt voorts ook buiten ons eigen kring. Dat is een zeer verheugend verschijnsel. Van een drietal Her vormde predikanten kwam een boek uit over den Doop. Van Dr Oorthuys, van Dr. Koop- mans De Heilige Doop en van Ds J. G. Woel- derink Het Doopsformulier. Het boekje van Dr Koopmans is zeer onder houdend en lezenswaardig er staan prachtige din gen in, maar moet met „oordeel des onder scheids" worden gelezen. Wij hopen er op terug te komen. Het boek van Ds Woelderink is niet alleen het omvangrijkste, het telt 375 bladzijden, maar naar het ons voorkomt ook het belangrijkst. De schrijver behoort tot de Gereformeerde richting binnen het Ned. Kerkgenootschap, is lid van de j Geref. Bond, zelfs bestuurslid en lid van de re dactie van „De Waarheidsvriend" geweest, het orgaan van dezen Bond. Een „bondsdominee". Wij hopen ook op dit boek terug te komen. Brouwershaven. J. MEESTER. BEROEPEN TE Hoek Cand. F. Pijlman Jr., hulppr. te Vlissingen 2e Exloërmond Dr. N. H. Ridderbos. Cand. te Kampen. AANGENOMEN NAAR Hollandscheveld (als hulppred. voor Elim): Cand. R. Ypma te Leeuwarden. BEDANKT VOOR OoltgensplaatJ. Hindriks te Dussen en Meeuwen (N.Br.). Den kerkeraden is toegezonden le. Rapport betreffende onderzoek inzake tucht over „doopleden" en 2e. rapport van de deputaten voor den geestelijken arbeid in de IJsselmeergebieden. „Den nacht van moeders sterven Zou je mij misschien er van willen vertellen Je hebt, toen we van het graf terugkeerden, wel iets meege deeld, maar toch voor mij niet voldoende, om een goed beeld er van te krijgen." „Moeder had het toen 's avonds zoo benauwd. Kees was naar daar, dat weet U „Ja, de jongen wist van niets. Anders was hij niet gegaan", merkte tante op. „Natuurlijk niet. Toen hij wegging was moe der gewoon. Niet erger. Maar later kwam de benauwdheid. Ik zei vader, dat de dokter ge haald moest worden. Vader vond het niet noo dig. Maar 't was wél noodig. Met wat moeite is Jaap toen den dokter gaan halen. Die zeije moeder is erger, maar een paar dagen duurt het nog wel. De familie moest gewaarschuwd wor den. Vader vond het eerst onzin, maar begreep toen, dat het moest. De dokter had het gezegd..." De boerin van „Sursum Corda" wilde haar nichtje niet in de rede vallen, hoewel het haar om die uitweidingen niet te doen was. Zij be greep echter zeer wel, dat het Jane goed deed, eens even te kunnen uitspreken. „De dokter zei ook, dat moeder niet meer al leen gelaten mocht worden. Daarom besloot ik, niet naar bed te gaan, wat vader ook dwaas vond. Maar ik zette door en ben blij, dat ik het heb gedaan. Maar die nacht, die nacht Jane zweeg. Zij zag nóg haar moeder worstelen met den dood „Moeder vond het vreemd, dat ik bij haar bed bleef zitten en vroeg herhaaldelijk, of zij sterven ging. Zou zij Het le. een 60-tal bladzijden groot eischt na dere bestudeering, omdat er veel materiaal in verwerkt is en het 2e stemt tot grooten dank en getuigt van veel zegen en uitbreiding. Uit het verslag van de Classis Den Haag „Het voorstel van de kerk te Delft om de wenschelijkheid uit te spreken van de beroeping door één der kerken van een dienaar des Woords voor de Evangelisatie onder afdwalende studen ten in ons land wordt, na schrapping van het overbodige en voor misverstand vatbare woord „afdwalende", aangenomen en zal worden door gezonden naar de Part. en Generale Synode". „De kerk van Zoetermeer stelt voor„de Classis 's-Gravenhage, met dankbaarheid kennis genomen hebbende van het woord der Synode van Amsterdam 1936 inzake de perspolemiek, met leedwezen constateerende, dat veelszins daaraan geen gevolg is gegeven, verzoekt de Gen. Synode er wederom met kracht op aan te dringen, dat men inderdaad den aldaar gewezen weg bewandele." Na bespreking wordt dit voor stel aldus geamendeerd, dat de Gen. Synode ver zocht wordt „hierin nader te handelen", aange nomen." De Classis Assen nam het volgende voor stel over, gedaan door de Geref. Kerk te Smilde: „De Raad der Geref. Kerk te Smilde, overwegende, dat volgens de acta van de Sy node der Gereformeerde Kerken te Amsterdam 1936, op de eerstkomende Generale Synode der Gereformeerde Kerken te Sneek aan de orde komt de zaak van het Promotierecht der Theol. School te Kampen van oordeel, dat deze zaak lang genoeg ons kerkelijk leven in onrust heeft gebracht, en dat ook veel der tegenwoordige geschillen daardoor onnoodig verscherpt worden dat ook in de voorbijgegane jaren duidelijk is aangetoond, dat geen principieel bezwaar tegen toekenning van het promotierecht bestaat besluit de Classis Assen te verzoeken op de eerstkomende Particuliere Synode van Drenthe een voorstel tot toekenning van het promotie recht aan de Theol. School te Kampen bij de Generale Synode aanhangig te maken." De Classis Beilen nam het volgende voor stel aan „De Classis Beilen stelt aan de Synode voor de volgende voorstellen over te nemen en/of door te zenden aan de Generale Synode. De Generale Synode zich houdende aan de uitspraak van de Generale Synode van Amster dam 1936, art. 151 der Acta, stelle den eisch van Gods Woord tot hand having der broederlijke liefde en het betrachten der waarheid in de polemiek en in de persarbeid om de gemeente voor te lichten, en dringe er op aan dat beschuldigingen, on bewezen gebleken en/of duidelijk weerlegt, open lijk worden teruggenomen, opdat onze kerken niet noodeloos worden ontrust en de goede naam der broederen niet worde aangetast." Naar de bladen melden, is Ds. IJ. K. Vel- lenga van Meppel afgetreden als redacteur van het Kerkblad voor Overijsel en Drenthe. Rede nen hiertoe bleven onbekend, omdat noch de afgetreden redacteur noch de uitgever van het blad hierover iets schreven. 5e Centrale Conferentie van Ouderlingen bij de Geref. Kerken in Nederland. Bovengenoemde conferentie wordt gehouden op Dinsdag 13 en Woensdag 14 Juni 1939 in het gebouw van de A.M.J.V. (Centraal Totel), Stad houderskade 7, ingang Vondelstraat te Amster dam. Te bereiken van Station W. P. met lijn 3, halte Leidscheplein. Te bereiken van Centr. Station met lijn 1 en 2, halte Leidscheplein. Agendum: Dinsdag 13 Juni (aanvang 2 uur n.m.) huis houdelijke vergadering. 1Opening. 2. Verslag van den secretaris-penningmeester. 3. Benoeming van een commissie tot nazien van het financieel verslag. 4. Wijziging Huishoudelijk reglement Art. 4 en 8. 5. Verkiezing van bestuursleden. (Vacatures Gelderland en Drente.) 6. Mededeeling van ingekomen stukken. 7. Vaststelling van de plaats voor de vol gende conferentie. Tante Marie knikte. „Ik vermoed stellig, dat zij een voorgevoel van haar dood heeft gehad. En toen, Jane „Ja, wat moest ik antwoorden De dokter had gezegd 't kan nog een paar dagen duren, maar dat durfde ik niet zeggen. Toen zei moeder 'k weet het wel, ik ga sterven. Tante, heeft heeft moeder slecht geleefd Deze plotselinge, schier ongemotiveerde over gang was zelfs tante Marie te kras en onbegrij pelijk. „Wat bedoel je nu vroeg zij verbaasd. „Och, laat ik geregeld vertellen. Dat is beter", vond Jane dan. „Moeder dacht wel, ze zeide het zelf, dat zij sterven ging. Maar zij wilde niet. 't Was een vreeselijke strijd. Met moeite kon ik moeder in bed houden. Zij zweette heel erg. Maar opeens was zij kalmer en zei toen „Jane, ik heb slecht geleefd". Wat beteekent dat nu, tante Zij was altijd een goed mensch. Was dat nu ijlen „Had je den indruk, dat je moeder wartaal sprak vroeg de ander voorzichtig. Jane begreep die vraag volkomen. „Ik geloof, dat moeder goed bij haar positie ven was, tante. Zij sprak tenminste heel gewoon. Maar ik kan mij vergissen en vroeg u, of dat ijlen was, omdat moeder toch ook weer onzin zei, toen zij beweerde, slecht geleefd te hebben." „Je vat die uitdrukking verkeerd op, Jane. Moeder bedoelde het niet, zooals de menschen die in het algemeen opvatten. Een dronkaard leeft slecht een onzedelijke leeft slecht. Maar zóó moet je het hier niet opvatten. Dat weten we van moeder wel beter (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 2