FEUILLETON.
DE BOER VAN
„LEVENSSTRIJD"
KERKNIEUWS.
OFFICIEELE BERICHTEN.
ligen Geest, en waar de Geest van Christus is,
aldaar is vrijheid.
Bij het maken van bepalingen, als nu werden
voorgesteld en ook bij andere beperkende be
palingen, moet alzoo de eerste vraag zijn of wij
daarmee niet te na komen aan de vrijheid, waarin
de Koning der kerk haar wil doen wandelen.
Vrijheid is in 't algemeen al een groot goed.
En als op staatkundig terrein de vrijheid de laat
ste jaren sterk werd ingeperkt, zoekt men ge
lukkig nu weer, in ons land althans, die be
perkende bepalingen zooveel mogelijk op te hef
fen. Onder ons volk en ook bij onze overheid
leeft nog gelukkig het besef, dat zulke bepalin
gen alleen mogen genomen worden voorzoover
ze strikt noodzakelijk zijn.
Die regel moet zeker gelden voor ons kerke
lijk leven. De vrijheid van Christus' kerk is geen
bandeloosheid, maar de banden, waarmee Hij
haar bindt zijn de banden van Zijn Woord, van
dat Woord, dat de H. Geest bindend maakt in
het hart.
Daarmee moet gerekend bij het maken van bin
dende bepalingen.
Het gevaar voor het willen maken van zulke
bepalingen, wanneer men gaat meenen. dat een
of ander voor het kerkelijk leven goed zou zijn
en nuttig kan de verleiding opkomen, om dat in
een bepaling te gaan voorschrijven.
Dat geeft dan, als zulk een bepaling gemaakt
is, een groot gemak. Men zegt dande kerk
heeft gesproken, dus moet ge u daaraan houden.
Maar men gaat dan gemakkelijk heen over de
vraag, of de kerk goed gesproken heeft
Ook die vraag mag gesteld worden. En om
het antwoord op die vraag te vinden moeten we
bedenken, dat Christus aan Zijn kerk Zijn Hei
ligen Geest gegeven heeft en dat die Geest in
den weg van overtuiging door het Woord haar
leiden zal in het recht gebruik van haar vrijheid.
Wij moeten dan niet haastig allerlei bepalin
gen gaan maken en den H. Geest zoeken vooruit
te loopen. De weg is die van onderwijzing uit
het Woord. En als dan waarlijk wat we voor
staan naar Gods Woord is, zal de H. Geest dat
ook bindend maken in de harten, en dan is ook
het maken van zulke bepalingen overbodig.
En nu willen we vragen of de toestand nu
zoo is, dat de kerken haar vrijheid in het afvaar
digen naar de Generale Synode niet goed ge
bruiken
Wij oordeelen, dat de critiek daarop onge
grond is.
Maar wanneer er zijn, die daarover anders
oordeelen, meenen we, dat ze dan niet moeten
beginnen met aanstonds allerlei beperkende be
palingen te willen invoeren, maar dat ze moeten
gaan aantoonen, dat hier de vrijheid wordt mis
bruikt en dat dit misbruik voor de kerken zeer
nadeelige gevolgen heeft.
Dan moeten ze toonen het geloof te bezitten,
dat, als hun critiek juist is naar Gods Woord,
die H. Geest daarvan ook de harten zal over
tuigen en de kerken in vrijheid in den aange-
qeven weg zullen gaan wandelen.
HEÏJ,
DE EERSTE ADVOCAAT DER
VERDRUKTEN.
Er verschijnt tegenwoordig een ware stroom
van christelijke- en zoogenaamd christelijke ro
mans, om van de anderen, die niet-christelijk of
anti-christelijk genoemd moeten worden, maar
geheel te zwijgen. Ze worden aangevoerd van
eigen bodem en geïmporteerd van vreemden bo
dem, in een hoeveelheid, die voor den literairen
maag van den doorsneêlezer te groot is. In bonte
warreling worden ze aangebracht, waardevolle
boeken en onbeteekende bladen vol letters, daar
om is het gevaar accuut, dat enkele werkelijk bi-
zondere boeken in den stroom verloren raken, of
zoo ze al gelezen worden, dat ze direct daarna
in het hoekje der gelezen en snel verouderde en
vergeten boeken worden weggezet. Er zijn boe
ken, die niet gelezen en vergeten, maar herlezen
en besproken moeten worden, omdat zij dat
waard zijn. Er zijn andere boeken, die beter on
gelezen konden blijven, omdat zij eigenlijk de tijd
voor het lezen noodig, niet waard zijn.
Op een boek, dat waard is niet vergeten, maar
herlezen en besproken te worden, wil ik hier
graag eens de aandacht vestigen. Reeds door zijn
mooie omslag met dat aardige Zeventiende eeuw-
sche Amsterdamsche geveltje met hel verlichte
vensters aan een stadsgracht, trekt het de aan
dacht. Maar niet om zijn uiterlijke of innerlijke
artistieke kwaliteiten wil ik het prijzen. Daar
16)
Daar gingen de schoone plannen van Steven
onmiddellijk na afloop der zes klassen van school;
de timmerman, hij voelde immers voor timmeren?
kon een krullenjongen gebruiken, als hij goed
zijn best deed, één gulden vijftig per week met
kans van geregelden opslag dat néém je mee,
vond moeder.
De baas, de beste timmerman van het dorp,
een vakman, wist iets van Stevens wenschen en
troostte den jongen, die algeheel gedèsillusioneerd
was doe je best, Michiel de Ruyter is ook als
scheepsjongen begonnen, je wéét hetverluier
je tijd niet, ook niet je vrijen tijd ik zal je zoo
veel mogelijk helpen werk en studeer en wie
weet, wordt Steven Laarman nog eens architect
of iets van dien aard kop op, jongen en... het
oog naar Boven, naar den God des hemels en
der aarde.
Hij was een reuzekerel geweest, die eerste
baas. Hij zag, dat er wat in den jongen stak
hielp hem vooruit betaalde weldra méér loon
dan overeengekomen was bekostigde voor hem
een deel zelfs zijn lessen op de avondschool in
Rotterdam, waarheen Steven op een rammelend
karretje, dat den naam van rijwiel niet meer ver
houd 'k mij liever buiten. Ook door zijn inhoud
spant het de aandacht. Het doet een brok historie
uit den kerkdijken strijd van Reveil en Afschei
ding voor ons herleven. Het boek is Brandende
harten, geschreven door de Vlaardingsche domi
neesvrouw Mevrouw Kraanvan de Burg, uit
gegeven bij Kok.
Het boek beschrijft het korte, moeilijke maar
echt gelukkige huwelijksleven van den eersten
advocaat der afgescheidenen, Mr Anne Maurits
Cornelis van Hall, man van hooge afkomst, zoon
van een staatsraad, broer van Mr Floris van Hall,
de latere Minister, bekend uit het Ministerie van
Hall. Met Gafken en Groen van Prinsterer heeft
hij voor de afgescheidenen gepleit. Hij was de
eerste van de drie. En hij heeft zich niet ge
schaamd om niet alleen voor zc te pleiten, maar
ook naast de verachte en verdrukte belijders van
Christus te gaan staan. Hij heeft daarvoor een
breuk met de aristocratische kring, waaruit hij
afkomstig was, over gehad.
Dc fijne historiekenner Rullmann deelt van
Van Hal mee, dat hij in een wereldschen familie
kring werd opgevoed, maar dat tijdens den Bel
gischen oorlog Ds Budding het middel was tot
verstoring van zijn onbeschaamde openlijke we-
relddienst. Sedert was Maurits van Hall een an
der mensch. Zijn intelligente, ijverige geest zocht
nu de waarheid overal toe te passen.
,,Toen de Afscheiding zich openbaarde, kwam
hij het eerst als rechtsgeleerde daarmee in aan
raking. Op verschillende plaatsen waar de Af
gescheidenen voor correctioneele rechtbanken
werden gedaagd, trad hij als hun verdediger op.
En ofschoon zelf niet afgescheiden pleitte hij
voor hen, ook zonder geldelijke belooning, met
al die warmte, die het recht hunner zaak en de
zoo teedere belangen van godsdienstige vrijheid
meebrachten. Zijn in het licht gegeven Pleitrede
uit 1835 is een krachtig betoog voor het burger
lijk en grondwettig recht van de godsdienst
oefeningen der Afgescheidenen, al keurt hij in
voorbericht de Afscheiding zelve, om godsdien
stige redenen af. Maar al meer ergerde hij zich
aan de algemeene veroordeeling, waarin b.v.
zelfs een juffrouw die een geldbusje der Afge
scheidenen bewaarde, ,,als bestuurderesse
van een ongeoorloofd genootschap" begrepen
werd. En al dieper werd hij getroffen door de
oprechtheid van vele geloovigen, vooral uit de
dorpen, die hen veroordeelden.
Toen heeft hij innerlijk een zwaren strijd door
gemaakt. Hij begreep n.l. dat hij alleen door zijn
overgang tot de Afscheiding getuigenis kon ge
ven van zijn openlijke instemming met die be
lijdenis. Hij zag in, dat hij om 's Heeren wil,
het Hervormd Kerkgenootschap moest verlaten,
en daarvoor eer en goed, vrouw en kroost,
ouders en bloedverwanten, niet te lief hebben.
En sedert Juli 1836 woonde de deftige advo
caat te Amsterdam de godsdienstige samenkom
sten bij, die door den commissaris van politie
met eenige dienders telkens werden verstoord."
Mevrouw Kraan vertelt van die ontroerende
worsteling. En ook van de worsteling van zijn
jonge vrouw Suze van Schermbeek, uit een
Utrechtsche notarisfamilie afkomstig, ook in we
reldschen zin opgevoed, op nog geen twintig
jarigen leeftijd met Maurits van Hall in het hu
welijk verbonden. Zij koos de zijde van haar
man. Hoe heerlijk beschrijft zij de moed waarmee
deze twee jonge menschen hun kruis op zich na
men om het Jezus na te dragen. Dat was waarlijk
een kruis. Zij droegen het om Christus' wil. Zij
verlieten vrienden en familie, hun welopgevoede
omgangskringen, zij droegen den smaad van
vriend en vijand. En dat, terwijl het hun maar
een enkel woord had behoeven te kosten om vrij
te zijn van het kruis en weer te worden opgeno
men in de kringen van beschaving en goeden
toon, waaruit zij verstooten waren.
Van Hall zag zich genoodzaakt naar Den
Haag te verhuizen, daar heeft hij in October 1836
voor het Hoog Gerechtshof zijn meesterlijke
pleitrede voor de Afgescheidenen uitgesproken,
die later in druk is uitgekomen onder den titel
De vrijheid der Gereformeerde Gemeenten in
Nederland verdedigd. Over die Haagsche pe
riode vertelt Rullmann
„Des Zondags zette hij zijn huis voor de kleine
Haagsche gemeente open. Maar de politie, die
geregeld aan zijn deur stond, het gemis van den
omgang met menschen van beschaving, het ver
lies van een som gelds tengevolge van de Af
diende, vijf avonden per week heentoog, studeer
de met ijzeren volharding.
Hij was tweede, eerste knecht geworden. De
baas liet al heel veel aan hem over, was zoo
verstandig en vooruitstrevend, hem niet tegen te
werken, als Steven met nieuwe ideeën kwam, op
het dorp niet bekend. Dan zette hij op papier
een woning, die klonk als een klok rekende en
cijferde en het klopte altijd. „Bouw die woning",
beval zijn baas. En het ding kwam er werd
bewonderd werd grif en goed verkocht. En de
baas zei„Het huis is van jou, we deelen samen
de winst". Dat behoefde niet, maar de baas deed
het. En toen Steven het zijn moeder vertelde,
schreide zij. Dat begreep Steven niet
Maar in het dorp waren geen mogelijkheden
van beteekenis en geen vooruitzichten. Nog één
zoo'n huis werd er neergezet, maar toen was het
uit. 't Werd met moeite verkocht.
„Jc moet hier weg", zei de baas. „Zóó kom
je er niet. In Rotterdam is misschien wat te
doen". Maar Steven voelde er weinig voor ja,
er werd genoeg gebouwd in Rotterdam een
vakman, als hij, kon men er wel gebruiken maar
wat ben je dan een eenling in de massa je
maakt deuren, vensters, kozijnen, zet ze in el
kaar, maar je schept niet en je blijft knecht tegen
een niet hoog loon. Want de loonen waren niet
hoog in het begin der twintigste eeuw.
De baas begreep de bezwaren daar zat iets
in dien jongen, die nu naar de twintig liep een
teekening onder je neus geduwd krijgen en dan
maar timmeren, mechanisch zonder dat je feite
lijk initiatief noodig hebt, neen, dat was niets
voor Steven Laarman. Neen, mijnheer wilde hij
scheiding, het ongenoegen van vele dierbare be
trekkingen, dat alles drukte hem dikwijls tot be-
zwijkens toe. Menschelijkerwijs toch gesproken
kon armoede, ja, de bedelstaf zijn lot worden.
Ook was het openstellen van zijn huis voor „on
geoorloofde samenkomsten" een strafbaar feit,
waarvoor hij dan ook een dagvaarding ontving
en terecht stond, en waardoor zijn bestaan als
aan een zijden draad hing. Echter bleef hij goeds
moeds. Pleiten deed hij in dit geval niet."
Met bijna stervende lippen heeft hij voor de
hoogste rechtbank nog wel voor anderen gepleit,
tot hij in Augustus van het jaar 1838 stierf.
Te vroeg gestorven zouden wij zeggen.
Te vroeg voor de zaak van Christus' ver
drukte Kerk.
Te vroeg voor zijn jong gezin.
Voor zijn jonge weduwe van 22 jaar, voor
zijn drie jonge kindertjes. Precies drie jaren wa
ren zij gehuwd geweest toen zij met de drie kin
dertjes alleen achterbleef.
Te vroeg zouden wij zeggen.
Maar niet naar den raad des Heeren. Maurits
van Hall had zijn loop volbracht. Hij is geweest
een van die trouwe discipelen, die hun leven
zelfs niet hebben liefgehad om Christus' wildie
ook vader, moeder, broeders en zusters niet heb
ben liefgehad boven Hem.
Van de „brandende harten" van dezen man en
zijn vrouw wordt ons in dit boek verhaalt. Laat
het gelezen worden en niet meegevoerd met den
stroom der eens gelezen en dadelijk vergeten
lectuur.
Brouwershaven. J. MEESTER.
TWEETAL TE
OoltgensplaatJ. Hindriks te Dussen.
G. Toornvliet te Nieuwerkerk a. d. IJssel.
AANGENOMEN NAAR
Wormerveer J. van Bruggen te 2e Exloërmond.
Afscheid van Dr N. J. Hommes.
Na een verblijf van bijkans 10 jaar nam Dr
N. J. Hommes onder groote belangstelling af
scheid van de Kerk van Ijlst, wegens vertrek
naar Middelburg, waar hij de vacature gaat ver
vullen ontstaan door het vertrek van Ds. D.
Bremmer naar Rijssen.
De scheidende voorganger bepaalde zijn ge
hoor, dat in grooten getale opgekomen was, bij
Hebr. 13 20 en 21 en sprak over het fundament
en de heerlijkheid van het Evangelie.
Woorden van afscheid werden tot Dr Hom
mes gesproken door Ds C. M. Huizenga van
Scharnegoutum, die met Ds R. H. Kuipers van
Oosthem de Classis Sneek vertegenwoordigde,
door Ds R. H. Kuipers als consulent, Burgemees
ter J. H. Langman als hoofd der burgerlijke ge
meente en P. van Dijk, hoofd van de Geref.
school.
De gemeente zong Dr Hommes staande toe de
zegenbede uit Ps. 134. Mede aanwezig was Ds
A. du Croix, Doopsgez. predikant te Ijlst.
Dr J. van Lonkhuijzen. J.l. Zondagmorgen
heeft Dr. J. van Lonkhuijzen, predikant te Zie-
rikzee, in verband met zijn 40-jarige ambtsbedie
ning, een gedachtenisrede gehouden. Hij sprak
naar aanleiding van de laatste woorden van
Psalm 103 22 „Loof den Heere, mijne ziel
Spreker ging in deze prediking uit van deze drie
gedachten le. Wat Gods lof eischt 2e. Wat
Gods lof is 3e. Hoe wij God loven kunnen.
Dr van Lonkhuijzen werd namens de gemeente
toegesproken door een der ouderlingen hem
werd door de gemeente toegezongen Ps. 134 3,
waarna nog aangeheven werd Ps. 150: 1.
Gelezen in het Kerkeraadsverslag van
Eindhoven
„Besloten wordt aan de e.v. Class. Vergade
ring te verzoeken, aan de Gen. Synode voor te
stellen, dat deze een nadere uitspraak doe inzake:
le. het tijdelijk karakter van het hulp
predikerschap.
2e. De (niet ambtelijke) werkzaamheden, die
behalve het proponeeren (zie art. 4 K.O. „Rege
len voor het praeparatoir-examen") in onze Ker
ken aan een beroepbaar gestelden proponent door
de Kerkeraden kunnen en mogen worden opge
dragen."
niet zijn, als het niet kon timmeren, hameren,
van het fundament tot den nok van het dak,
allemaal best, maar hij moest de teekening heb
ben gemaakt, 't Moest een schepping van hem,
Steven Laarman, zijn. En de baas wistdat was
geen trots dat was geen eigengereidheid dat
was ingeboren drang tot scheppen.
Toen, op een morgen, de baas, het vakblad in
de hand „Kijk, nou eens hier, dat is wat voor
jou in Zuidstad, een jonge, energieke kracht,
om later de affaire over te nemen er is gebrek
aan een opvolger als je je daar er inwerkt, krijg
je wel steun en dan ben je baas, kunt ontwerpen
maken en uitvoeren ik ken Zuidstad zoo'n wei
nig het kan geen kwaad als daar ook in ons
vak eens wat jong, versch bloed komt met durf,
initiatief en doorzicht schrijf ik zal ook schrij
ven en je krachtig aanbevelen het zal mij ge
ducht spijten, als je weg gaat, maar hier is geen
toekomst voor je."
Dat was een lange toespraak van den baas,
die nooit veel woorden gebruikte. Steven dacht
er over na, sprak er met moeder over, die zei
„Het was te probeeren je weet, wat vader altijd
zei„wij bepalen niet zelf onzen levensweg"
als het Gods weg is, kom je er anders niet".
Dat was nuchter opgemerkt en eenvoudig vroom
gezegd. Alle menschen zijn niet zoo nuchter en
zoo vroom.
Steven schreef en de baas schreef. De brief
van den baas was heel lang. Maar dat wist Ste
ven niet. Tegelijk kwamen de brieven, met vele
anderen, in Zuidstad. En Dijkman, de steller van
de advertentie in het vakblad, las ze. Hij had
den brief van Steven in zijn hand. „Die lijkt
De kerkeraad der Geref. Kerk te Leiden
heeft van het gemeentebestuur het aanbod ont
vangen om een tweetal klokken van het oude
Stadhuis-carillon als luidklokken voor de nieuwe
Geref. Zuiderkerk ter beschikking te stellen.
De Rotterdammer meldt over Kerkinstitu-
eering te Londen het volgende
Naar wij vernemen heeft de Classis 's-Graven-
hage der Geref. Kerken in haar gehouden ver
gadering het verzoek van den kring van Gerefor
meerden te Londen om advies en bijstand bij het
instellen van de ambten aldaar ingewilligd en Ds
L. Oranje Czn. te Den Haag-West aangewezen
als consulent van de te Londen te institueeren
kerk. De Classisvergadering werd o.m. bijge
woond door den heer J. Boer uit Teddington
(Surrey)
K. B. S.
Coetus Maandag a.s. 10 uur Cl. Middelburg.
Middelburg. De Commissie van Beheer houdt
zitting tot het in ontvangst nemen van vrijwillige
bijdragen op Woensdag 3 Mei a.s. van
7.308.30 uur, Noorderkerk.
De Secretaris.
Middelburg. VERGADERING van de Com
missie van Beheer Dinsdag 2 Mei, 7.30 uur, Hof-
pleinkerk.
De Secretaris.
KORT VERSLAG van de vergadering der Clas
sis Goes op Donderdag 20 April 1939 te Goes.
1. Ds. H. Fransen opent namens de roepende kerk
van Borssele de vergadering, laat zingen Ps. 118 13,
leest 2 Tim. 2:115 en gaat voor in gebed.
2. Na onderzoek der credentiebrieven blijken alle
kerken wettig vertegenwoordigd. De kerken van
's-Gravenpolder en Yerseke hebben een instructie. Het
Moderamen neemt zitting Ds. M. P. van Dijk, Prae-
sesDs. A. van Egmond, AssessorDs. G. van
Heiningen, ScribaDs. H. Fransen, Scriba II.
3. De notulen worden gelezen en goedgekeurd.
4. Enkele ingekomen stukken worden voor kennis
geving aangenomen.
Een hartelijk woord van aanbeveling wordt gespro
ken om gelden in te zamelen voor het Comité voor
overvloed van werkkrachten in de Geref. Kerken.
Naar aanleiding van de instructie van de kerk van
's-Gravenpolder wordt besloten tot het houden van
een voortgezette Classisvergadering.
Een bezwaarschrift onderteekend door vijf leden
Van de kerk van Goes wordt breed besproken. een
Commissie voor nader onderzoek wordt benoemd.
De instructie van de kerk van Yerseke wordt aan
genomen, als volgt luidend
„De Kerk van Yerseke, gezien de sympathisee-
rende of weifelende houding van leden onzer ker
ken, zoowel van ambtsdragers als niet-ambtsdragers
ten opzichte van de Oxford-groep van oordeel, dat
de tijd dringt, dat de kerken duidelijk zich over deze
beweging uitspreken, stelt aan de Classis voor langs
de Particuliere Synode aan de komende Generale
Synode van Sneek voor te stellen, zulk een uit
spraak te willen doen".
5. Ds. A. Scheele brengt een kort verslag uit van
de Zending. Er is in 1938 met veel zegen gewerkt.
6. Als afgevaardigden voor de a.s. Particuliere
Synode worden gekozen Di A. Scheele en W. H.
v. d. Vegt, primiE. Beukema en G. van Heiningen
secundi ouderlingen C. Douw en R. Zuidema, primi
W. Bogaards en A. J. de Jager, Secundi.
Verschillende Deputaten worden herbenoemd.
Als secundus Deputaat voor Hulpbehoevende Dia
conieën wordt aangewezen br. P. S. Kodde.
Voor KerkvisitatieDi E. Beukema en G. van
Heiningen, primi Joh. Booij en A. Scheele, secundi.
7. De voortgezette Classisvergadering wordt ge
steld op 11 Mei, 1.30 uur.
8. De e.v. gewone vergadering der Classis zal
D.V. gehouden worden op 20 Juli, 1.30 uur. Als roe
pende kerk wordt aangewezen de kerk van Driewegen.
De volgende collecten worden vastgesteld
Geestelijke arbeid IJsselmeergebied.
Verstrooiden Oost- en West-Indië.
Theologische School.
Evangelisatie Zeeland.
9. De rondvraag wordt gehouden.
10. De korte notulen worden gelezen en goedge
keurd.
11. De Praeses gaat voor in dankgebed en sluit
de vergadering.
Op last der Classis,
Ds. H. FRANSEN, h.t. Scriba II.
me", zei hij. Een kort schrijven, waarin om in
lichtingen werd gevraagd en waarin zakelijk wer
den meegedeeld de capaciteiten van den sollici
tant en zijn theoretische en practische opleiding.
„Die lijkt me", zei Dijkman. „Eens apart leggen."
Even later, de brief van Stevens baas. „Niks
waard", meende Dijkman, „iemand, die zes kant
jes noodig heeft, om te solliciteeren, die praat
te graag en verbeeldt zich te veel. Toch eens
lezen.
Wel, dat was geen sollicitant. Ongevraagd
een warme aanbeveling voorja, wie was
dat Zijn vrouw hielp hem uit den droom hij
had dien brief toch op zij gelegd S. Laarman
heette de bewuste.
„Nou is zes kantjes niet te veel", dacht Dijk
man. „Van dat jongmensch wil ik wel eens wat
meer weten."
En hij las met intense belangstelling den warm-
gestelden brief van zijn collega „En nu moet u
niet denken, dat ik dien Laarman loozen wil.
Zijn vertrek is een verlies voor mijn affaire. Maar
daar zit wat in dien jongen, zooals ik boven ge
schreven heb. U zult het ervaren, dat ik geen
woord te veel heb beweerd. Alles is verant
woord. Hij was zeven jaar bij mij. Ik ken hem
door en door. Hier heeft hij geen toekomst."
Er waren veel brieven. Dijkman had ze op een
stapeltje in zijn bureau gelegd. Twee brieven
hield hij apartvan Steven en zijn baas. Maar
dat wist Steven niet. En dat wist zijn baas ook
niet. „Die lijkt me", had Dijkman gezegd. „Hij
moet eens komen praten me dunkt, vrouw, we
zijn al klaar."
(Wordt vervolgd)