FEUILLETON. DE BOER VAN „LEVENSSTRIJD" KERKNIEUWS. OFFICIEELE BERICHTEN. ligen Geest, en waar de Geest van Christus is, aldaar is vrijheid. Bij het maken van bepalingen, als nu werden voorgesteld en ook bij andere beperkende be palingen, moet alzoo de eerste vraag zijn of wij daarmee niet te na komen aan de vrijheid, waarin de Koning der kerk haar wil doen wandelen. Vrijheid is in 't algemeen al een groot goed. En als op staatkundig terrein de vrijheid de laat ste jaren sterk werd ingeperkt, zoekt men ge lukkig nu weer, in ons land althans, die be perkende bepalingen zooveel mogelijk op te hef fen. Onder ons volk en ook bij onze overheid leeft nog gelukkig het besef, dat zulke bepalin gen alleen mogen genomen worden voorzoover ze strikt noodzakelijk zijn. Die regel moet zeker gelden voor ons kerke lijk leven. De vrijheid van Christus' kerk is geen bandeloosheid, maar de banden, waarmee Hij haar bindt zijn de banden van Zijn Woord, van dat Woord, dat de H. Geest bindend maakt in het hart. Daarmee moet gerekend bij het maken van bin dende bepalingen. Het gevaar voor het willen maken van zulke bepalingen, wanneer men gaat meenen. dat een of ander voor het kerkelijk leven goed zou zijn en nuttig kan de verleiding opkomen, om dat in een bepaling te gaan voorschrijven. Dat geeft dan, als zulk een bepaling gemaakt is, een groot gemak. Men zegt dande kerk heeft gesproken, dus moet ge u daaraan houden. Maar men gaat dan gemakkelijk heen over de vraag, of de kerk goed gesproken heeft Ook die vraag mag gesteld worden. En om het antwoord op die vraag te vinden moeten we bedenken, dat Christus aan Zijn kerk Zijn Hei ligen Geest gegeven heeft en dat die Geest in den weg van overtuiging door het Woord haar leiden zal in het recht gebruik van haar vrijheid. Wij moeten dan niet haastig allerlei bepalin gen gaan maken en den H. Geest zoeken vooruit te loopen. De weg is die van onderwijzing uit het Woord. En als dan waarlijk wat we voor staan naar Gods Woord is, zal de H. Geest dat ook bindend maken in de harten, en dan is ook het maken van zulke bepalingen overbodig. En nu willen we vragen of de toestand nu zoo is, dat de kerken haar vrijheid in het afvaar digen naar de Generale Synode niet goed ge bruiken Wij oordeelen, dat de critiek daarop onge grond is. Maar wanneer er zijn, die daarover anders oordeelen, meenen we, dat ze dan niet moeten beginnen met aanstonds allerlei beperkende be palingen te willen invoeren, maar dat ze moeten gaan aantoonen, dat hier de vrijheid wordt mis bruikt en dat dit misbruik voor de kerken zeer nadeelige gevolgen heeft. Dan moeten ze toonen het geloof te bezitten, dat, als hun critiek juist is naar Gods Woord, die H. Geest daarvan ook de harten zal over tuigen en de kerken in vrijheid in den aange- qeven weg zullen gaan wandelen. HEÏJ, DE EERSTE ADVOCAAT DER VERDRUKTEN. Er verschijnt tegenwoordig een ware stroom van christelijke- en zoogenaamd christelijke ro mans, om van de anderen, die niet-christelijk of anti-christelijk genoemd moeten worden, maar geheel te zwijgen. Ze worden aangevoerd van eigen bodem en geïmporteerd van vreemden bo dem, in een hoeveelheid, die voor den literairen maag van den doorsneêlezer te groot is. In bonte warreling worden ze aangebracht, waardevolle boeken en onbeteekende bladen vol letters, daar om is het gevaar accuut, dat enkele werkelijk bi- zondere boeken in den stroom verloren raken, of zoo ze al gelezen worden, dat ze direct daarna in het hoekje der gelezen en snel verouderde en vergeten boeken worden weggezet. Er zijn boe ken, die niet gelezen en vergeten, maar herlezen en besproken moeten worden, omdat zij dat waard zijn. Er zijn andere boeken, die beter on gelezen konden blijven, omdat zij eigenlijk de tijd voor het lezen noodig, niet waard zijn. Op een boek, dat waard is niet vergeten, maar herlezen en besproken te worden, wil ik hier graag eens de aandacht vestigen. Reeds door zijn mooie omslag met dat aardige Zeventiende eeuw- sche Amsterdamsche geveltje met hel verlichte vensters aan een stadsgracht, trekt het de aan dacht. Maar niet om zijn uiterlijke of innerlijke artistieke kwaliteiten wil ik het prijzen. Daar 16) Daar gingen de schoone plannen van Steven onmiddellijk na afloop der zes klassen van school; de timmerman, hij voelde immers voor timmeren? kon een krullenjongen gebruiken, als hij goed zijn best deed, één gulden vijftig per week met kans van geregelden opslag dat néém je mee, vond moeder. De baas, de beste timmerman van het dorp, een vakman, wist iets van Stevens wenschen en troostte den jongen, die algeheel gedèsillusioneerd was doe je best, Michiel de Ruyter is ook als scheepsjongen begonnen, je wéét hetverluier je tijd niet, ook niet je vrijen tijd ik zal je zoo veel mogelijk helpen werk en studeer en wie weet, wordt Steven Laarman nog eens architect of iets van dien aard kop op, jongen en... het oog naar Boven, naar den God des hemels en der aarde. Hij was een reuzekerel geweest, die eerste baas. Hij zag, dat er wat in den jongen stak hielp hem vooruit betaalde weldra méér loon dan overeengekomen was bekostigde voor hem een deel zelfs zijn lessen op de avondschool in Rotterdam, waarheen Steven op een rammelend karretje, dat den naam van rijwiel niet meer ver houd 'k mij liever buiten. Ook door zijn inhoud spant het de aandacht. Het doet een brok historie uit den kerkdijken strijd van Reveil en Afschei ding voor ons herleven. Het boek is Brandende harten, geschreven door de Vlaardingsche domi neesvrouw Mevrouw Kraanvan de Burg, uit gegeven bij Kok. Het boek beschrijft het korte, moeilijke maar echt gelukkige huwelijksleven van den eersten advocaat der afgescheidenen, Mr Anne Maurits Cornelis van Hall, man van hooge afkomst, zoon van een staatsraad, broer van Mr Floris van Hall, de latere Minister, bekend uit het Ministerie van Hall. Met Gafken en Groen van Prinsterer heeft hij voor de afgescheidenen gepleit. Hij was de eerste van de drie. En hij heeft zich niet ge schaamd om niet alleen voor zc te pleiten, maar ook naast de verachte en verdrukte belijders van Christus te gaan staan. Hij heeft daarvoor een breuk met de aristocratische kring, waaruit hij afkomstig was, over gehad. Dc fijne historiekenner Rullmann deelt van Van Hal mee, dat hij in een wereldschen familie kring werd opgevoed, maar dat tijdens den Bel gischen oorlog Ds Budding het middel was tot verstoring van zijn onbeschaamde openlijke we- relddienst. Sedert was Maurits van Hall een an der mensch. Zijn intelligente, ijverige geest zocht nu de waarheid overal toe te passen. ,,Toen de Afscheiding zich openbaarde, kwam hij het eerst als rechtsgeleerde daarmee in aan raking. Op verschillende plaatsen waar de Af gescheidenen voor correctioneele rechtbanken werden gedaagd, trad hij als hun verdediger op. En ofschoon zelf niet afgescheiden pleitte hij voor hen, ook zonder geldelijke belooning, met al die warmte, die het recht hunner zaak en de zoo teedere belangen van godsdienstige vrijheid meebrachten. Zijn in het licht gegeven Pleitrede uit 1835 is een krachtig betoog voor het burger lijk en grondwettig recht van de godsdienst oefeningen der Afgescheidenen, al keurt hij in voorbericht de Afscheiding zelve, om godsdien stige redenen af. Maar al meer ergerde hij zich aan de algemeene veroordeeling, waarin b.v. zelfs een juffrouw die een geldbusje der Afge scheidenen bewaarde, ,,als bestuurderesse van een ongeoorloofd genootschap" begrepen werd. En al dieper werd hij getroffen door de oprechtheid van vele geloovigen, vooral uit de dorpen, die hen veroordeelden. Toen heeft hij innerlijk een zwaren strijd door gemaakt. Hij begreep n.l. dat hij alleen door zijn overgang tot de Afscheiding getuigenis kon ge ven van zijn openlijke instemming met die be lijdenis. Hij zag in, dat hij om 's Heeren wil, het Hervormd Kerkgenootschap moest verlaten, en daarvoor eer en goed, vrouw en kroost, ouders en bloedverwanten, niet te lief hebben. En sedert Juli 1836 woonde de deftige advo caat te Amsterdam de godsdienstige samenkom sten bij, die door den commissaris van politie met eenige dienders telkens werden verstoord." Mevrouw Kraan vertelt van die ontroerende worsteling. En ook van de worsteling van zijn jonge vrouw Suze van Schermbeek, uit een Utrechtsche notarisfamilie afkomstig, ook in we reldschen zin opgevoed, op nog geen twintig jarigen leeftijd met Maurits van Hall in het hu welijk verbonden. Zij koos de zijde van haar man. Hoe heerlijk beschrijft zij de moed waarmee deze twee jonge menschen hun kruis op zich na men om het Jezus na te dragen. Dat was waarlijk een kruis. Zij droegen het om Christus' wil. Zij verlieten vrienden en familie, hun welopgevoede omgangskringen, zij droegen den smaad van vriend en vijand. En dat, terwijl het hun maar een enkel woord had behoeven te kosten om vrij te zijn van het kruis en weer te worden opgeno men in de kringen van beschaving en goeden toon, waaruit zij verstooten waren. Van Hall zag zich genoodzaakt naar Den Haag te verhuizen, daar heeft hij in October 1836 voor het Hoog Gerechtshof zijn meesterlijke pleitrede voor de Afgescheidenen uitgesproken, die later in druk is uitgekomen onder den titel De vrijheid der Gereformeerde Gemeenten in Nederland verdedigd. Over die Haagsche pe riode vertelt Rullmann „Des Zondags zette hij zijn huis voor de kleine Haagsche gemeente open. Maar de politie, die geregeld aan zijn deur stond, het gemis van den omgang met menschen van beschaving, het ver lies van een som gelds tengevolge van de Af diende, vijf avonden per week heentoog, studeer de met ijzeren volharding. Hij was tweede, eerste knecht geworden. De baas liet al heel veel aan hem over, was zoo verstandig en vooruitstrevend, hem niet tegen te werken, als Steven met nieuwe ideeën kwam, op het dorp niet bekend. Dan zette hij op papier een woning, die klonk als een klok rekende en cijferde en het klopte altijd. „Bouw die woning", beval zijn baas. En het ding kwam er werd bewonderd werd grif en goed verkocht. En de baas zei„Het huis is van jou, we deelen samen de winst". Dat behoefde niet, maar de baas deed het. En toen Steven het zijn moeder vertelde, schreide zij. Dat begreep Steven niet Maar in het dorp waren geen mogelijkheden van beteekenis en geen vooruitzichten. Nog één zoo'n huis werd er neergezet, maar toen was het uit. 't Werd met moeite verkocht. „Jc moet hier weg", zei de baas. „Zóó kom je er niet. In Rotterdam is misschien wat te doen". Maar Steven voelde er weinig voor ja, er werd genoeg gebouwd in Rotterdam een vakman, als hij, kon men er wel gebruiken maar wat ben je dan een eenling in de massa je maakt deuren, vensters, kozijnen, zet ze in el kaar, maar je schept niet en je blijft knecht tegen een niet hoog loon. Want de loonen waren niet hoog in het begin der twintigste eeuw. De baas begreep de bezwaren daar zat iets in dien jongen, die nu naar de twintig liep een teekening onder je neus geduwd krijgen en dan maar timmeren, mechanisch zonder dat je feite lijk initiatief noodig hebt, neen, dat was niets voor Steven Laarman. Neen, mijnheer wilde hij scheiding, het ongenoegen van vele dierbare be trekkingen, dat alles drukte hem dikwijls tot be- zwijkens toe. Menschelijkerwijs toch gesproken kon armoede, ja, de bedelstaf zijn lot worden. Ook was het openstellen van zijn huis voor „on geoorloofde samenkomsten" een strafbaar feit, waarvoor hij dan ook een dagvaarding ontving en terecht stond, en waardoor zijn bestaan als aan een zijden draad hing. Echter bleef hij goeds moeds. Pleiten deed hij in dit geval niet." Met bijna stervende lippen heeft hij voor de hoogste rechtbank nog wel voor anderen gepleit, tot hij in Augustus van het jaar 1838 stierf. Te vroeg gestorven zouden wij zeggen. Te vroeg voor de zaak van Christus' ver drukte Kerk. Te vroeg voor zijn jong gezin. Voor zijn jonge weduwe van 22 jaar, voor zijn drie jonge kindertjes. Precies drie jaren wa ren zij gehuwd geweest toen zij met de drie kin dertjes alleen achterbleef. Te vroeg zouden wij zeggen. Maar niet naar den raad des Heeren. Maurits van Hall had zijn loop volbracht. Hij is geweest een van die trouwe discipelen, die hun leven zelfs niet hebben liefgehad om Christus' wildie ook vader, moeder, broeders en zusters niet heb ben liefgehad boven Hem. Van de „brandende harten" van dezen man en zijn vrouw wordt ons in dit boek verhaalt. Laat het gelezen worden en niet meegevoerd met den stroom der eens gelezen en dadelijk vergeten lectuur. Brouwershaven. J. MEESTER. TWEETAL TE OoltgensplaatJ. Hindriks te Dussen. G. Toornvliet te Nieuwerkerk a. d. IJssel. AANGENOMEN NAAR Wormerveer J. van Bruggen te 2e Exloërmond. Afscheid van Dr N. J. Hommes. Na een verblijf van bijkans 10 jaar nam Dr N. J. Hommes onder groote belangstelling af scheid van de Kerk van Ijlst, wegens vertrek naar Middelburg, waar hij de vacature gaat ver vullen ontstaan door het vertrek van Ds. D. Bremmer naar Rijssen. De scheidende voorganger bepaalde zijn ge hoor, dat in grooten getale opgekomen was, bij Hebr. 13 20 en 21 en sprak over het fundament en de heerlijkheid van het Evangelie. Woorden van afscheid werden tot Dr Hom mes gesproken door Ds C. M. Huizenga van Scharnegoutum, die met Ds R. H. Kuipers van Oosthem de Classis Sneek vertegenwoordigde, door Ds R. H. Kuipers als consulent, Burgemees ter J. H. Langman als hoofd der burgerlijke ge meente en P. van Dijk, hoofd van de Geref. school. De gemeente zong Dr Hommes staande toe de zegenbede uit Ps. 134. Mede aanwezig was Ds A. du Croix, Doopsgez. predikant te Ijlst. Dr J. van Lonkhuijzen. J.l. Zondagmorgen heeft Dr. J. van Lonkhuijzen, predikant te Zie- rikzee, in verband met zijn 40-jarige ambtsbedie ning, een gedachtenisrede gehouden. Hij sprak naar aanleiding van de laatste woorden van Psalm 103 22 „Loof den Heere, mijne ziel Spreker ging in deze prediking uit van deze drie gedachten le. Wat Gods lof eischt 2e. Wat Gods lof is 3e. Hoe wij God loven kunnen. Dr van Lonkhuijzen werd namens de gemeente toegesproken door een der ouderlingen hem werd door de gemeente toegezongen Ps. 134 3, waarna nog aangeheven werd Ps. 150: 1. Gelezen in het Kerkeraadsverslag van Eindhoven „Besloten wordt aan de e.v. Class. Vergade ring te verzoeken, aan de Gen. Synode voor te stellen, dat deze een nadere uitspraak doe inzake: le. het tijdelijk karakter van het hulp predikerschap. 2e. De (niet ambtelijke) werkzaamheden, die behalve het proponeeren (zie art. 4 K.O. „Rege len voor het praeparatoir-examen") in onze Ker ken aan een beroepbaar gestelden proponent door de Kerkeraden kunnen en mogen worden opge dragen." niet zijn, als het niet kon timmeren, hameren, van het fundament tot den nok van het dak, allemaal best, maar hij moest de teekening heb ben gemaakt, 't Moest een schepping van hem, Steven Laarman, zijn. En de baas wistdat was geen trots dat was geen eigengereidheid dat was ingeboren drang tot scheppen. Toen, op een morgen, de baas, het vakblad in de hand „Kijk, nou eens hier, dat is wat voor jou in Zuidstad, een jonge, energieke kracht, om later de affaire over te nemen er is gebrek aan een opvolger als je je daar er inwerkt, krijg je wel steun en dan ben je baas, kunt ontwerpen maken en uitvoeren ik ken Zuidstad zoo'n wei nig het kan geen kwaad als daar ook in ons vak eens wat jong, versch bloed komt met durf, initiatief en doorzicht schrijf ik zal ook schrij ven en je krachtig aanbevelen het zal mij ge ducht spijten, als je weg gaat, maar hier is geen toekomst voor je." Dat was een lange toespraak van den baas, die nooit veel woorden gebruikte. Steven dacht er over na, sprak er met moeder over, die zei „Het was te probeeren je weet, wat vader altijd zei„wij bepalen niet zelf onzen levensweg" als het Gods weg is, kom je er anders niet". Dat was nuchter opgemerkt en eenvoudig vroom gezegd. Alle menschen zijn niet zoo nuchter en zoo vroom. Steven schreef en de baas schreef. De brief van den baas was heel lang. Maar dat wist Ste ven niet. Tegelijk kwamen de brieven, met vele anderen, in Zuidstad. En Dijkman, de steller van de advertentie in het vakblad, las ze. Hij had den brief van Steven in zijn hand. „Die lijkt De kerkeraad der Geref. Kerk te Leiden heeft van het gemeentebestuur het aanbod ont vangen om een tweetal klokken van het oude Stadhuis-carillon als luidklokken voor de nieuwe Geref. Zuiderkerk ter beschikking te stellen. De Rotterdammer meldt over Kerkinstitu- eering te Londen het volgende Naar wij vernemen heeft de Classis 's-Graven- hage der Geref. Kerken in haar gehouden ver gadering het verzoek van den kring van Gerefor meerden te Londen om advies en bijstand bij het instellen van de ambten aldaar ingewilligd en Ds L. Oranje Czn. te Den Haag-West aangewezen als consulent van de te Londen te institueeren kerk. De Classisvergadering werd o.m. bijge woond door den heer J. Boer uit Teddington (Surrey) K. B. S. Coetus Maandag a.s. 10 uur Cl. Middelburg. Middelburg. De Commissie van Beheer houdt zitting tot het in ontvangst nemen van vrijwillige bijdragen op Woensdag 3 Mei a.s. van 7.308.30 uur, Noorderkerk. De Secretaris. Middelburg. VERGADERING van de Com missie van Beheer Dinsdag 2 Mei, 7.30 uur, Hof- pleinkerk. De Secretaris. KORT VERSLAG van de vergadering der Clas sis Goes op Donderdag 20 April 1939 te Goes. 1. Ds. H. Fransen opent namens de roepende kerk van Borssele de vergadering, laat zingen Ps. 118 13, leest 2 Tim. 2:115 en gaat voor in gebed. 2. Na onderzoek der credentiebrieven blijken alle kerken wettig vertegenwoordigd. De kerken van 's-Gravenpolder en Yerseke hebben een instructie. Het Moderamen neemt zitting Ds. M. P. van Dijk, Prae- sesDs. A. van Egmond, AssessorDs. G. van Heiningen, ScribaDs. H. Fransen, Scriba II. 3. De notulen worden gelezen en goedgekeurd. 4. Enkele ingekomen stukken worden voor kennis geving aangenomen. Een hartelijk woord van aanbeveling wordt gespro ken om gelden in te zamelen voor het Comité voor overvloed van werkkrachten in de Geref. Kerken. Naar aanleiding van de instructie van de kerk van 's-Gravenpolder wordt besloten tot het houden van een voortgezette Classisvergadering. Een bezwaarschrift onderteekend door vijf leden Van de kerk van Goes wordt breed besproken. een Commissie voor nader onderzoek wordt benoemd. De instructie van de kerk van Yerseke wordt aan genomen, als volgt luidend „De Kerk van Yerseke, gezien de sympathisee- rende of weifelende houding van leden onzer ker ken, zoowel van ambtsdragers als niet-ambtsdragers ten opzichte van de Oxford-groep van oordeel, dat de tijd dringt, dat de kerken duidelijk zich over deze beweging uitspreken, stelt aan de Classis voor langs de Particuliere Synode aan de komende Generale Synode van Sneek voor te stellen, zulk een uit spraak te willen doen". 5. Ds. A. Scheele brengt een kort verslag uit van de Zending. Er is in 1938 met veel zegen gewerkt. 6. Als afgevaardigden voor de a.s. Particuliere Synode worden gekozen Di A. Scheele en W. H. v. d. Vegt, primiE. Beukema en G. van Heiningen secundi ouderlingen C. Douw en R. Zuidema, primi W. Bogaards en A. J. de Jager, Secundi. Verschillende Deputaten worden herbenoemd. Als secundus Deputaat voor Hulpbehoevende Dia conieën wordt aangewezen br. P. S. Kodde. Voor KerkvisitatieDi E. Beukema en G. van Heiningen, primi Joh. Booij en A. Scheele, secundi. 7. De voortgezette Classisvergadering wordt ge steld op 11 Mei, 1.30 uur. 8. De e.v. gewone vergadering der Classis zal D.V. gehouden worden op 20 Juli, 1.30 uur. Als roe pende kerk wordt aangewezen de kerk van Driewegen. De volgende collecten worden vastgesteld Geestelijke arbeid IJsselmeergebied. Verstrooiden Oost- en West-Indië. Theologische School. Evangelisatie Zeeland. 9. De rondvraag wordt gehouden. 10. De korte notulen worden gelezen en goedge keurd. 11. De Praeses gaat voor in dankgebed en sluit de vergadering. Op last der Classis, Ds. H. FRANSEN, h.t. Scriba II. me", zei hij. Een kort schrijven, waarin om in lichtingen werd gevraagd en waarin zakelijk wer den meegedeeld de capaciteiten van den sollici tant en zijn theoretische en practische opleiding. „Die lijkt me", zei Dijkman. „Eens apart leggen." Even later, de brief van Stevens baas. „Niks waard", meende Dijkman, „iemand, die zes kant jes noodig heeft, om te solliciteeren, die praat te graag en verbeeldt zich te veel. Toch eens lezen. Wel, dat was geen sollicitant. Ongevraagd een warme aanbeveling voorja, wie was dat Zijn vrouw hielp hem uit den droom hij had dien brief toch op zij gelegd S. Laarman heette de bewuste. „Nou is zes kantjes niet te veel", dacht Dijk man. „Van dat jongmensch wil ik wel eens wat meer weten." En hij las met intense belangstelling den warm- gestelden brief van zijn collega „En nu moet u niet denken, dat ik dien Laarman loozen wil. Zijn vertrek is een verlies voor mijn affaire. Maar daar zit wat in dien jongen, zooals ik boven ge schreven heb. U zult het ervaren, dat ik geen woord te veel heb beweerd. Alles is verant woord. Hij was zeven jaar bij mij. Ik ken hem door en door. Hier heeft hij geen toekomst." Er waren veel brieven. Dijkman had ze op een stapeltje in zijn bureau gelegd. Twee brieven hield hij apartvan Steven en zijn baas. Maar dat wist Steven niet. En dat wist zijn baas ook niet. „Die lijkt me", had Dijkman gezegd. „Hij moet eens komen praten me dunkt, vrouw, we zijn al klaar." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 2