FEUILLETON. DE BOER VAN „LEVENSSTRIJD" KERKNIEUWS. de beginselen en dit naar de omstandigheden ver anderen van de beginselen, zijn de beginselen nog niet anders. Wie de verschijnselen nagaat kan telkens constateeren, dat deze kameleon hetzelfde diertje blijft. Wie even verder ziet naar Rusland kan con stateeren, dat de vervolging nog altijd brandt te gen de kerk des Heeren. De hulpverleening moge om allerlei redenen niet meer zoo actief zijn als deze geweest is, er is nood. Ja, groote nood. Satan zit werkelijk niet stil. We moeten onze oogen niet sluiten voor dit ondergrondsche ge vaar, dat even groot is als het gevaar van het Nationaal Socialisme. Immers dan zal met groote kracht en energie zich deze macht weer aan ons opdringen, dan zal zich deze duivelsche macht weer in haar ware gedaante openbaren, wanneer ze de dreiging van het Nationaal Socialisme niet meer zoo sterk gevoelt. Het is echter onze roeping en plicht, wel te verstaan dat met de bedekking van dit dynamiet, het gevaar niet verdwenen is. De donkere dagen die we beleven, zijn een gevolg van het verlaten van Gods Woord. Van het geloof in de beginselen van den mensch. Het humanisme viert hoogtij. In plaats van te buigen voor den God der Goden en den Heer der Heeren, buigt men voor wat de mensch denkt, gelooft, als waarden voor alle levens kringen aandient. En wie God verlaat, heeft smart op smart te vreezen. Ook is het geen won der, dat deze menschelijke beginselen met elkaar in botsing komen. Goddelijke beginselen kennen één souverein, maar menschelijke beginselen ken nen meerdere „souvereinen". Ze onderwerpen zich der wet Gods niet en het kan ook niet. Zoo kookt en bruischt het in onze dagen vanwege den mensch die tegen den mensch opstaat. De Kaïns- leuze doet zich weer gelden. De vrede die men begeert is een vrede, waarin Kaïn begeert te leven naar zijn verlangens, naar zijn begeerten, met dooslag tenslotte van zijn broeder. Onderhandelingen bestaan in het ophef fen van den knots. En samensprekingen gaan ge paard met wapengerinkel. Men versta me goed niet dat ik het Nationaal Socialisme als de Kaïnsfiguur zou willen voor stellen en de „democratiën" als de Abelfiguur. Neen, beiden hebben trekken van de eerste. Het bruut geweld, dat een Engeland in het begin vap dezen eeuw gebruikt heeft, zijn nog maar weinigen vergeten. En hoe een Nederland toen geweend heeft om zijn stamgenooten, weet iedere jongen en meisje uit Pennings boeken. De roof, die gepleegd is op de bezittingen van Duitsch- land door den overwinnaar, is een onrecht, dat ten hemel schreit. Maar in plaats dat men elkan der weer vindt in den weg der verzoening, in den weg der Schriften, zoekt men een anderen weg, die van God afbuigt en dat is de oorzaak van de ellende onzer dagen. Waarlijk, we beleven donkere dagen. Maar God regeert. Ook door middel van de grooten en vorsten der aarde. Hoewel de mensch verant woordelijk is voor het kwaad, dat hij zoekt, zoo geschiedt niets buiten Zijn Raad en Voorzienig heid. Dit te weten is troostvol. Want als kinde ren des Verbonds zijn we in Vaders hand. En wat de booze mensch ook moge doen, ze kunnen zich tegen Zijn wil noch roeren noch bewegen. Zoo belijden we dan dat in deze bewogen dagen ons tot sterkte is de Heere. Onze God. Die Zijn Woord niet breekt. Maar handhaaft door alle geslachten heen en die gezegd heeftIk ben met ulieden, al de dagen tot de voleinding der wereld. A. H. OUSSOREN. DE LIJKVERBRANDING. In den laatsten tijd staat het vraagstuk van de lijkverbranding weder in het middelpunt der be langstelling. Verschillende oorzaken zijn hiervoor te noemen. Allereerst zoeken de voorstanders van lijkver branding verruiming van de mogelijkheid tot cre matie door het aantal crematoria grooter te ma ken. Nederland heeft slechts één crematorium (te Velsen), térwijl andere landen naar verhouding in veel gunstiger conditie verkeeren. Duitschland heeft meer dan 100 crematoria en zelfs het kleine Zwitserland bezit er meer dan 20 (Zwitserland staat naar verhouding in de praktische toepassing der lijkverbranding vooraan'). Waarom moet Nederland zoo stiefmoederlijk bedeeld blijven 15) „Volgende week, tante. Zal ik vader roepen Dit is toch „Niet doen. Maak hem niet boos. Ik ben blij geweest, dat wij komen mochten. Blijf maar hier, kind. Tot volgende week. Eiken middag is goed." Het rijtuig van „Sursum Corda" reed weg. „Dat was toch eigenlijk een beestenboel", ver klaarde Arie Goedegebuure kort en bondig. „Zoo'n begrafenis heb ik nog niet bijgewoond. Ik geloof eigenlijk, dat Job blij is, van Aaf af te zijn." „Misschien hooren we er meer van. Jane komt volgende week." „Die voelt, geloof ik, het verlies. Kees ook." „Jane is mij honderd procent meegevallen. Met alles. Zij vertelde mij ook iets van den laatsten nacht, Arie. Aaf heeft het niet gemakkelijk ge had. Maar bijzonderheden weet ik nog niet." De boer vergat zijn wrevel over de meer dan onheusche behandeling, die zij ondervonden had den. „Laat ons hopen, dat zij ter elfder ure tot in keer is gekomen", zei hij ernstig. „Dat kan, al is het uitzondering en moet het leven spreken." ,,'k Weet het niet. Aaf zeide, dat zij voor eeuwig verloren was." Maar daar kwam nog iets bij. Over het algemeen staan de Roomschen, de rechtzinnige Protestanten en de orthodoxe Joden vijandig tegenover de crematie. Slechts een enkele stem van rechtzinnige Chris tenen werd ten gunste van lijkverbranding ge hoord. Zoo hield de orthodoxe Ds G. Posthumus Meyjes in verschillende plaatsen van ons land een lezing over deze materie, waarin hij tot de con- cliesie kwam „Voor mij is begraven of verbran den niet een kwestie van mijn geloof, maar alleen een gevoelskwestie. Dat gevoel beslist voor mij ten gunste van crematie". De kort geleden overleden Prof. Dr A. H. de Hartog noemde in een artikel Crematie en Christendom het probleem der crematie meer een cultureel dan een christelijk vraagstuk. Naar zijn meening (het artikel verscheen in 1931) zou de verbranding hoe langer hoe meer toenemen. Hij voelde persoonlijk ook veel voor verbranding en liet (schreef hij) zijn lichaam dan ook misschien cremeeren. Zooals de lezers weten is dit echter niet ge beurd. Dr de Hartog is eenigen tijd geleden be graven. Een derde stem klonk uit Amerika. Een ortho dox predikant schreef een artikel, waarin hij 't min of meer voor de verbranding opnam, in The Calvin Forum van Januari 1938. Dit artikel was oorzaak, dat Prof. Dr H. H. Kuyper in De He raut op zijn bekende degelijke en scherpzinnige wijze een reeks artikelen publiceerde, waarin hij ernstig tegen de crematie waarschuwde en met klem de begraving als christelijke zede verdedigde (in The Calvin Forum van Jan. '39 werd een overzicht van deze artikelen gegeven). De voorstanders van verassching noemen als een van de voornaamste voordeelen, dat de cre matie alle onhygiënische gevaren voor de over levenden voorkomt. De verbranding vernietigt alle ziektekiemen en belet verontreiniging van den grond. Daarom is, meent men, met de crematie een algemeen volks belang gemoeid. De lucht wordt bij de begraving door schadelijke uitdampingen verontreinigd, ter wijl het grondwater dikwijls besmet wordt en langs allerlei wegen die besmetting soms op groo ten afstand overgebracht wordt. De begraafplaats zou, om 't heel kort te zeggen, een vergiftfabriek zijn. De overlevenden zijn verplicht de lijken te vernietigen op straffe van vergiftigd te worden. De begraving geeft geen absolute zekerheid dat de rottende overblijfselen der ter aarde bestelde lijken onschadelijk blijven voor de omgeving. Bovendien, zeggen de voorstanders van ver branding, denkt eens even na, wat daar onder de aarde met uw geliefde dooden gebeurt Onder den kerkhofgrond wordt om de dooden een ware onderaardsche veldslag geleverd. Bij opgravingen en kerkhofruimingen zijn afschuwe lijke ontdekkingen gedaan. Onder den invloed van vocht en gronddruk ontstaan breede toe gangswegen naar de kisten voor allerlei insecten. Stel daartegenover nu de verbranding Door sterk verhitte lucht heeft binnen twee uur de verassching plaats. Het is toch voor het gevoel lang zoo stootend en pijnlijk niet om verbrand te worden dan als oud vuil te verrotten. Ook is er een oeconomisch voordeel. De groo te kerkhoven onttrekken uitgebreide stukken grond aan de productie. In de groote steden moe ten de begraafplaatsen telkens verder verlegd worden uit het centrum der stad. Honderden hectaren grond zouden voor bebouwing vrijko men, wanneer de kerkhoven afgeschaft werden. De urnentuinen beslaan minder oppervlakte en kunnen, omdat ze geen gevaar voor de gezond heid opleveren, midden in de stad aangelegd worden. Wat is daartegenover te stellen Het argument, dat de kerkhoven de volksge zondheid in gevaar brengen, omdat het water in de buurt verontreinigd wordt, zoodat zelfs epi demieën kunnen ontstaan, lijkt zeer ernstig, maar heeft toch niet zoo heel veel waarde. Terecht is opgemerkt, dat dan de doodgravers al heel kort zouden kunnen leven en dat men- schen, die vlak bij een kerkhof wonen, wel een zeer wankele gezondheid zouden moeten genie ten en allerlei besmettelijke ziekten opliepen, ter wijl dit toch in het geheel niet het geval is. Zelfs voorstanders van lijkverbranding moeten erkennen, dat dit argument weinig steekhoudend is. Een van hen Dr Baginsky van Berlijn schrijft„Ik erken eerlijk, dat het bewijs nog niet „Dan kende zij toch haar toestand. En dat is eerste voorwaarde. Maar we weten het niet. Pas de eeuwigheid zal het openbaren. Ik vrees, dat Job het kleine weinigje, dat nog in Aaf was overgebleven, radicaal heeft gedood. Als ik uit ervaring niet wist, dat hij toch ook goede eigen schappen heeft, zou je hem een onmenschelijk wezen noemen. Zijn gedrag vandaag was in één woord schandelijk. Zou er geen liefde tusschen hem en Aaf zijn geweest Heel vroeger was het toch anders." „Wie zal het zeggen We kenden ze niet." „Neen. Hoe is het mogelijk, dat in een god vruchtige familie als die van jou zooiets kan voorkomen Aaf was en is en blijft een raadsel." „Misschien wordt het raadsel voor een deel opgelost, als Jane vertelt. Hoe verklaar je nu het weggaan van Job daareven Hij had ons toch wel de hand kunnen geven „Liever had hij ons heelemaal niet gezien. Hij duldt ons niet, omdat wij den Heere vreezen. Dat weet je. Hij is een verklaard vijand van allen godsdienst, 't Is, of de duivel hem opstookt. Maar nu wij er eenmaal waren, was hij ontstemd, dat wij niet aan den maaltijd deelnamen. Misschien was het ook niet beleefd, maar, Marie, ik kon het niet. Het zat me tot hier" hij wees naar zijn keel. „Dan moet hij het ons maar kwalijk nemen. Ik kon er ook niet blijven. Het gaat op die be grafenismaaltijden toch meestal verkeerd, maar dit, neen, dit stuitte mij geheel en al tegen de borst." ,,'k Heb nog nooit zoo'n begrafenis meege maakt", herhaalde Arie Goedegebuure. En zijn vrouw moest dat beamen. geleverd is, en, ofschoon ik alles, wat over dit onderwerp geschreven is, zooveel mogelijk door gebladerd heb, is het mij niet gelukt, ook maar één enkel geval, dat afdoende ter zake dienen kon, te ontdekken". Hoewel er verschillende proeven zijn genomen om het grondwater in de nabijheid van kerkho ven te onderzoeken, is het nog altijd niet bewe zen, dat het schadelijk voor de volksgezondheid was. Dr J. H. Haverkate mocht dan ook wel schrij ven „Tegenwoordig zijn de hygiënisten in 't al gemeen 't er wel over eens, dat begraven op een goed aangelegd kerkhof de volksgezondheid niet schaadt en dus dat hieraan geen argumenten kunnen ontleend worden voor lijkverbranding". Wat het gevoelsargument betreft inderdaad huiveren we terug voor hetgeen met het lijk ge beurt in de groeve. Maarhetgeen Dr Rademaker schrijft over wat het eerste half uur in de oven geschiedt, stuit ons ook tegen de borst „Het eerste half uur van het crematie-proces zijn het vooral de vochten, die soms ontstellende schouwspelen opleveren..." Een bezwaar tegen de verassching is ook van de zijde der gerechtelijke geneeskunde ingebracht. Bij toepassing van crematie is 't onmogelijk, door opgraving van het lijk b.v. van iemand die ver moedelijk vergiftigd werd, vast te stellen of de misdaad al dan niet gepleegd is. Ons hoofdbezwaar is echter een godsdienstig bezwaar. De verschillende behandeling der dooden heeft ten allen tijde in nauwen samenhang gestaan met de onderscheidene godsdienstige denkbeelden. Zelfs voorstanders van de lijkverbranding moe ten toestemmen, dat met de verbreiding van het Christendom de lijkverbranding verdween. De Bijbel gaat ontegenzeggelijk uit van den regel, dat de lijken worden begraven. De aarts vaders hechtten groote waarde aan een behoor lijke begrafenis. Het was een groote schande on begraven op het open veld te moeten liggen en tot aas voor de roofvogels of het wild gedierte te dienen. Het verbrand worden kwam wel voor maar was een straf, een oordeel Gods. We zeggen niet, dat door de verassching de opstanding des vleesches onmogelijk wordt gemaakt, maar wél, dat in de begraving zinrijke symboliek tot uit drukking komthet lichaam wordt aan de aarde toevertrouwd als een tarwegraan, dat eerst sterft om later veel heerlijker aan het licht te treden en vruchten te dragen. Wanneer de levensadem uit onze geliefden is geweken, grijpen we niet gewelddadig in, neen, we trekken onze handen terug, we blijven van onze dooden af en geven ze aan God over. God heeft verder dè beschikking over hen. In de heidenwereld was zoowel de begraving als de verbranding gebruikelijk. Toen Israël op trad, had het de keus tusschen beide gewoonten. Onder Gods leiding werd de begraving der doo den gekozen en het Christendom heeft later voor zichzelf deze lijn doorgetrokken. Het oudste Christendom had een groote afkeer van verbranding en koos met beslistheid partij vóór begraven en tegen verbranding der dooden. In den tijd der kerkvaders klinkt 't„De Chris tenen verfoeien de lijkenverbranding en keuren de verassching af". Tertullianus schrijft„Van het bijgeloof, dat in het lijk nog een stukje der ziel zoekt, zijn we afkeerig, maar even afkeerig van de ruwheid, die zich door verbranding aan een menschenlijk ver grijpt. Verachtelijk maakt men zich door zich op de wreedste wijze, door verbranding van een lijk te ontdoen en het dan nog te vereeren". Later trad Karei de Groote als beslist tegen stander van de verbranding der lijken op en ver bood deze gewoonte in zijn geheele rijk. Toen hij vrede met de Saksen sloot was één der vredes voorwaarden absoluut verbod der crematie. De Roomsche kerk voert voor een groot deel dezelfde argumenten tegen de verbranding aan als wij. In Mei 1886 veroordeelde paus Leo XIII de lijkverbranding als een schandelijk misbruik. De lijkverbranding is een symbool van vernietiging tegenover de lijkbegraving, die het zinnebeeld is van onsterfelijkheid en verrijzenis. Het is indertijd Dr Kuyper zeer kwalijk ge nomen toen hij sprak van paganistische factoren, die in Staat en Maatschappij inslopen. Had hij echter geen gelijk, toen hij achter de „Vond je niet", vroeg zij even later, „dat die Jan er verbazend slecht uit ziet Zou die zoo hard werken op die school „Meen je dat heusch vroeg hij. „Ja, 'k weet niet." „Ik denk voor het naast, dat hij een groote boemelaar is", zeide de boer van „Sursum Cor da". „Ik hoop het niet voor den man, maar ik vrees, dat Job nog spul met hem beleven zal. Ik vertrouw die oogen niet. Kees is mij duizend procent meer waard." V. De timmerman. „Wij bepalen niet zelf onzen levensweg." Steven Laarman stond op de voorplecht van de vrij groote passagiers- en vrachtboot, die een geregelde dienst onderhield van Rotterdam op Zuidstad. Eiken morgen ging er een boot uit Zuidstad naar Rotterdam en eiken morgen een uit Rotterdam naar Zuidstad. De vaart duurde, als regel, een zes uren bij gunstig tij wat minder. Maar van „tij" had Steven Laarman evenmin verstand als van de machine in het hart van de boot, gemaakt in de fabriek van Boele en Pot te Slikkerveer, zooals 'n koperen plaatje vermeldde. De aandacht van Laarman was er op gevallen, omdat hij bevriend was geweest met een jonge man, die later als teekenaar naar die fabriek ver trok. Och ja, wij bepalen niet zelf onzen levensweg. We meenen vaak van wel, maar het is niet zoo, naar strijk en zet blijkt. Hij had het zijn vader eens hooren zeggen, 't was al jaren geleden „wij bepalen niet zelf onzen levensweg we nemen ons voor, dit of dat zucht tot lijkverbranding de materialistische en pantheïstische levensbeschouwing zag werken Met kracht kwam hij op voor de christelijke grondslagen van het volksleven en wilde de christelijke zede van het begraven gehandhaafd zien. Dr H. Colijn sluit zich in zijn Toelichting op het Program hierbij aan. Allereerst zoo schrijft hij ongeveer hebben bij de lijkbezorging wel degenen, die den overledene 't meest verwant zijn, een roeping, maar omtrent de wijze, waarop de lijken bezorgd worden heeft de Overheid wél regelen te stellen, omdat 't hier een hygiënisch belang geldt (een behoorlijke begraafplaats is eisch van volksgezondheid) en om het justitieel belang (ter voorkoming, dat een schijndoode zou ter aarde besteld worden of ter verhindering dat, ingeval van misdrijf, de ontdekking en bestraffing daarvan zou worden bemoeilijkt). Er is echter ook een zedelijk belang. In ons land spreken de volkszeden zich uit voor het toe vertrouwen van de gestorvenen aan den schoot der aarde. Daarom heeft de Overheid in haar wetgeving de begraving als de normale vorm van lijkbezorging aan te wijzen en mag ze nimmer de crematie aanmoedigen of haar steunen. Zij blijve door beperking van de crematie steun bieden aan de Christelijke zede, die zich in het ter aarde bestellen van onze afgestorvenen uitspreekt. Waar echter zegt Colijn de voorstanders van lijkverbranding voor dezen vorm van lijk bezorging als eisch van gewetensvrijheid opko men, past aan de Overheid behoedzaamheid. In de Begrafeniswet van 19 April 1869 werd bevolen, dat elk overleden persoon moet worden begraven. Hoe kon dan de crematie worden toegelaten zonder dat van hooger hand werd ingegrepen Dit is aan een leemte in de wet te danken de wetgever heeft n.l. in de Begrafeniswet niet aangewezen, wie met de zorg voor het begraven zijn belast. Hiervan is het gevolg, dat niemand aansprake lijk kan worden gesteld voor het niet naleven van den algemeenen regel, dat dooden begraven worden. Het cremeeren kon dus niet als een strafbare handeling beschouwd worden en vond ongestoord onder de oogen van justitie en politie plaats. De voorstanders van crematie zoeken nu meer dere vrijheid van handelen. Meermalen worden eenige weken achtereen bijna dagelijks, soms ook 2 of 3 malen op één dag crematies verricht. De lijkverbranding kan niet verboden worden. Helaas is een groot deel van ons volk aan het Christelijk geloof ontzonken. Maar door beper kende bepalingen toone de Overheid, dat ze de Christelijke zede van het begraven eerbiedigt en als de normale lijkbezorging beschouwt. KOK. BEROEPEN TE Nieuwleusen E. J. Wassink te Bruchterveld. AANGENOMEN NAAR Kampen C. B. Bavinck te Souburg. Eibergen: Cand. J. D. Koers, hulppr. te Enschedé BEDANKT VOOR Rijnsburg G. J. Hoytema te Smilde. Gapinge. Zondag j.l. werd Cand. W. de Graaff van Groningen bevestigd als predikant te Gapinge, door Ds. J. S. v. d. Weg te Zevenber gen. Na de handoplegging werd gezongen Psalm 121 :4. Des middags deed Ds. de Graaff zijn intrede met een predikatie over 1 Cor. 22, waarna toespraken werden gericht tot Kerkeraad, ge meente, afgevaardigden der classiskerken en het Dagelijksch bestuur der Gemeente. Deze werden beantwoord door ouderling Louwerse, den con sulent Ds. Koning van Sint Laurens, alsook door den Burgemeester. De gemeente heeft nu voor het eerst een eigen predikant. In 1887 geïnstitueerd, was zij vele ja ren vacant en van 19231938 gecombineerd met de kerk van Vrouwenpolder voor den Dienst des Woords. Grijpskerke. Zondag j.l. heeft Cand. K. J. Kraan, gekomen van Schiedam, zijn intrede ge daan als predikant, na bevestigd te zijn door Dr. E. D. Kraan van Vlaardingen. te zullen worden of te doen, maar het komt fa- likant uit Één bestiert onzen levensgang". Ja, Steven Laarman wist nu, nu hij ruim twin tig was, dat zijn vader toen levenswijze woorden had gesproken. Ook vrome woorden. Want zij hielden per saldo inik onderwerp mij vol ver trouwen aan God, Die het goed met mij, Zijn kind, maken zal. En zoo kon zijn vader, in de kracht zijner ja ren, de oogen sluiten. Hij ging naar het Vader huis met de vele woningen. En hij liet zijn vrouw achter met zes kinderen, van wie Steven de oudste was. „Wij bepalen niet zelf onzen levensweg." Neen, dat werd Steven gewaar Want vaders dood sloeg al zijn plannen meedoogenloos den bodem in. Daar gingen ze nu de M.U.L.O. af- loopen dan naar de Technische School teeke nen bouwkundig opzichter worden, in de rich ting van architect, 't mocht alles van vader en moeder, die zich en hem hadden beloofd, als het ware hun brood uit den mond te sparen (maar dat was niet noodig) om hem en ook de andere kinderen, met Gods hulp, elk naar eigen aard en aanleg, een goede plaats in het leven te geven. Maar we bepalen niet zelf onzen levensweg, al verbeelden we ons dat wel. In de kracht van zijn leven het leven, dat ook voor hem schijnbaar zooveel mogelijkheden en vooruitzichten bod had Laarman den laat sten adem uitgeblazen, nog lang geen veertig jaar. De jongste kinderen waren te jong, om het verlies goed te beseffen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 2