FEUILLETON.
DE BOER VAN
„LEVENSSTRIJD"
3e. Dat de onwedergeborene, burgerlijk en uit
wendig goed kan doen, maar dit is alleen moge
lijk doordat God hem daartoe in staat stelt.
Tenslotte zegt Ds Kuipers, dat de Hollandsch
Gereformeerde Kerk wel genoegen vindt in de
behandeling van deze zaak door Dr Schilder.
Hij zelf vindt het nogal ,,hazy" mistig, wazig.
Hij weet zeker, dat de Christian Reformed
Church deze drie punten niet zal loslaten voor
de gedachten van Prof. Dr Schilder. Omdat hij
voorzag, dat het optreden van Prof. Schilder de
kwestie van de vereeniging weer naar voren zou
brengen, daarom had hij in November gewaar
schuwd tegen de komst van Prof. Schilder. En
nu voorziet hij moeilijkheden door dezen drang
naar eenheid.
Wonderlijke argumentatie. Stel, we komen
hier zoover, dat er begeerte is bij verschillende
belijders van de Gereformeerde symbolen, moe
ten we dan zeggenik voorzie moeilijkheden en
daarom ben ik tegen elke actie die dien drang
naar eenheid stimuleert Ik kan me niet voor
stellen, dat deze scribent zelf gelooft wat hij
schrijft. In elk geval kunnen we zijn pogen, om
zijn actie-in-November goed te praten, begrijpen.
Maar laat hij met alle belijders toch dankbaar
zijn voor dezen drang naar eenheid.
PROF. BARTH EN DEN KINDERDOOP.
Prof. Dr K. Dijk heeft in ,,De Bazuin" van 7
April een artikel geschreven over Barth, dat ik
zoo belangrijk acht, dat ik 't geheel wil door
geven.
,,K. Schilder en K. Barth
Wanneer ik deze twee namen in één verband
noem, doe ik dit zeker niet omdat dit verband
een gemeenschap van geesteseenheid zou betee-
kenen wie den strijd der geesten kent weet, dat
deze beide mannen diametraal tegenover elkaar
staan en Barth en zijn dialectische „theologie"
door niemand zóó fundamenteel is beoordeeld en
veroordeeld als door Schilder. Toen in ons land
veler oogen nog ongeopend waren voor het ge
vaar der Barthiaansche dualismen, heeft Schilder
reecjs gewaarschuwd en geworsteld, zooals hij
met onstuimige liefde voor de waarheid worste
len kan, en, dit mogen we met eenigen trots zeg
gen, op dit Gereformeerde verzet is de golfslag
van de dialectische strooming voor een groot
gedeelte radicaal gebroken. Barth is dan ook,
dit kan ik enkele bezorgde naturen verzekeren,
niet naar Kampen gekomen en niet in Kampen
ontvangen als een, die om zijn verlossend woord
met vreugde kon begroet worden hij heeft al
leen op zijn tournée door ons vaderland ons
studenten-corps niet overgeslagen, omdat ook
dit corps meewerkt in de federatie van de theo
logische faculteiten, enhet voor onze stu
denten interessant was den man zelf te hooren,
wiens theologie, van het Gereformeerde, van het
Schriftuurlijke spoor ver afgegleden, door hun
leermeester in de dogmatiek zonder ophouden
is bestreden. Schilder en Barth zijn principieel
niet in één adem te noemen, en toch voeg ik die
namen samen, omdat ze in dezen tijd beiden uit
hun woonplaats zijn heengetrokken naar min of
meer verre landen om daar hun licht te laten
schijnen.
Zoo is Schilder naar Amerika gegaan, en
Barth in Nederland gekomen.
Zoo heeft Schilder zijn stem in de nieuwe
wereld doen hooren en Barth gesproken in het
oude Holland.
Zoo is daar geluisterd naar den „brilliant"
professor uit Kampen en hier naar den beroem
den hoogleeraar uit Bazel.
En, dit scherpe verschil mag ik nu wel stellen,
zoo is daar gehoord de verdediging van de Gere
formeerde waarheid in overeenstemming met de
nooden van dezen tijd en hier de oppositie, niet
alleen tegen de Gereformeerde belijdenis, maar
zelfs tegen het christelijk leerstuk van den kin
derdoop, die door alle eeuwen in de Christelijke
Kerk gezien is als een instelling van Christus.
Schilder, de Gereformeerde, en Barth, de Doo-
persche.
Ik schroom niet deze laatste kwalificatie te
gebruiken.
In heel zijn theologie is dit'doopersch dualisme
te merken.
Het komt uit in zijn distantie-leer en in zijn
contrasten tusschen het verticale en het horizon-
H)
Nog enkele minuten het rijtuig hield stil. De
dragers zetten de kist op de baar en telkens reed
een rijtuig voor het hek en stapte de familie uit.
Dan schreed de stoet uiterst langzaam voor
waarts, over het breede pad tusschen de graven.
Links af was een versch gedolven graf.
Enkele boeren, als Job Louwerse ingelanden
van den polder, waren er om heen gegroept, een
beleefdheid jegens den collega, die zijn vrouw
naar het graf bracht.
Ze weken ietwat terug, toen de kist met de
familie naderde. Jane leunde zwaar op den arm
van tante Marie. Zij had haar geestkracht ver
loren. Zij snikte luid, toen de kist langs de tou
wen omlaag gebracht werd.
De voorman van de dragers zag op. Dan gaf
hij een schop aarde aan Job Louwerse, die niet
eens in het graf keek en de aarde wegwierp, als
een vork mest op de boerderij, zóó totaal onver
schillig en gevoelloos.
Hij wendde zich om 't was immers afgeloopen?
Geen drie minuten na aankomst verlieten ze
het kerkhof.
De boerin van „Sursum Corda" had groote
moeite, om niet in tranen uit te barsten.
tale vlak het openbaart zich in zijn opvatting
van het koninkrijk der hemelen en van onze
christelijke roeping het zit in zijn onzuivere
godsidee en zijn genadebegrip, en het is nu heel
sterk aan den dag getreden in zijn bezwaren te
gen den kinderdoop, welke mij, eerlijk gezegd,
niet verbaasd hebben.
In een theologie, waarin voor het verbond
geen plaats is, kan de leer van den kinderdoop
zich niet handhaven.
Schilder en Barth.
De eerste heeft andere klanken laten hooren.
In de Amerikaansche bladen (helaas kreeg ik
voor De Bazuin geen enkelen reisbrief van Prof.
S.hebben we kunnen lezen van de vele preek-
en spreekbeurten, welke onze geestelijke kam
pioen heeft vervuld van de hartelijke ontvangst,
die hem daar is te beurt gevallen van de vreug
de, die zijn optreden in de Chr. Geref. kringen
in de Vereenigde Staten heeft gewekt van de
groote belangstelling, welke steeds groeide voor
zijn lezingen van de bewondering van ouden
en jongen voor zijn genialiteit en beginselvast
heid, en we hebben tegelijk uit „De Reformatie"
bemerkt, dat onze Schilder zelfs daar in het verre
Westen en temidden van Gods majestueuze
schepping de kerkelijke besognes van hier niet
heeft vergeten. Hij is wel een merkwaardige
man, wien we van heeler harte deze „brilliant"
reis door het land der onbegrensde mogelijkhe
den gunnen en over wiens reisvreugde we ons
met hem verheugen. Ik had ook eigenlijk niets
anders verwacht. Zelfs kan ik me, Schilder ken
nende, zoo heel goed verklaren, dat hij in de
Reformed Church gepreekt heeft, en dat hij, tot
vreugde van den ouden Gunning en Joh. de Heer,
een samenkomst heeft bijgewoond, die door Hal
leluja's verlevendigd werd. Ik meen, dat het Hal
leluja-geroep in de nieuwe wereld geen privelege
alleen van methodistische enthousiasten is.
Schilder heeft daar ook over de gemeene gra
tie gesproken.
Ik zou mij er over verblijden, indien mede
door zijn voorlichting de twee groepen, die op
dit punt uiteen zijn gegaan, elkaar weer terug
vonden, en hij daar een vredes-missie kon vol
brengen.
Zoo'n verzoenings-apostolaat is een schoon
werk, en ik twijfel niet of mijn naar-den-vrede-
hakende collega zal zulk werk, om des Heeren
wil, met liefde verrichten.
Dat zou een mooi praeludium zijn voor de
Sneeker-akkoorden.
Akkoorden, die tot een accoord mogen leiden
van groote eenstemmigheid, en het accoord van
kerkelijke gemeenschap versterken.
Wanneer Schilder uit Amerika terugkeert,
naar ik vernam komt hij D.V. op Vrijdag 28
April weer in ons land, scheiden nog vier maan
den ons van de Synode.
Dan zal ook blijken, welke vruchten wij mo
gen plukken van een tocht, die het Gerefor
meerde leven in Amerika zeker ten goede is ge
komen en den band met Nederland versterkt
heeft.
Deze band vinde ook krachtige versteviging
door het bezoek, dat Prof. Dr G. Ch. Aalders
namens de Deputaten voor de correspondentie
met de buitenlandsche Kerken en dus in naam
van al onze Kerken aan Amerika en inzonderheid
op de Generale Synode van de Chr. Geref. Kerk
zal brengen.
Het is dezen bekwamen Oud-Testamenticus
ten volle toevertrouwd.
Amerika heeft zeker niet te klagen over te
weinig meeleven uit Nederland.
Ik moet nog even op Barth terugkomen.
Hij heeft zich ook op verschillende plaatsen
uitgelaten over de christelijke vereenigingen en
onze christelijke actie en zijn beweringen kwa
men hierop neer, dat van een christelijke organi
satie, zooals wij die kennen, geen sprake kan
wezen. Hoe zal de zondige mensch, die met al
zijn werk onder het oordeel staat, in dit horizon
tale vlak christelijke politiek enz. kunnen voe
ren, en hoe kan hij, de nietige tegenover God,
den gansch-anderen, medewerken tot bevorde
ring van de komst van Zijn koninkrijk Dit
standpunt was wel niet nieuw voor ons, maar
het is goed, dat Barth het nog eens duidelijk uit
gesproken heeft, omdat ons nu opnieuw geble
ken is, hoeveel gevaar er in zijn optreden schuilt.
Krijgt hij gelijk, dan is het met heel onze chris
telijke actie gedaan dan kunnen we onze scho
len met den Bijbel wel sluiten onze christelijke
Dit was een vreeselijke begrafenis.
De begrafenis van haar eigen zuster.
Geen woord van troost. Geen woord van be
moediging. Alles even somber en triest. In over
eenstemming met het leven van Job Louwerse.
Ook in overeenstemming met het leven van Aaf
Zij vreesde het.
Jane, gevoelloos voor haar omgeving, snikte
niet meer. Maar tante Marie bespeurde wel, hoe
moeilijk zij het had. Er zat toch méér in het
meisje dan zij ooit had gedacht, al oordeelde zij
dan ook steeds milder over haar dan de anderen.
Zij vormde toch het tegenbeeld van den onver
schilligen vader en van Jan, wien deze begrafenis
blijkbaar ook koud liet. De gevoelens van Kees
kende zij wel zoo ongeveer.
De rijtuigen ratelden weer over de keien. Het
ging nog langzaam. Maar de boerin van „Sursum
Corda" was er wel zeker van, dat dit niet lang
meer zou duren. Eenmaal uit de stad zou zwager
Louwerse wel order geven, vlugger te rijden. Ze
zouden wel verlangen naar het overvloedige be
grafenismaal, dat intusschen gereed was gemaakt
door de achtergeblevenen
„Tante, ik was er bij, dat moeder stierf."
Marie Goedegebuure waakte op uit haar ge
peins, verrast blijde, dat Jane spreken ging.
Want die stomme smart pijnde haar.
,,'k Hoorde het van Kees. 't Was 's nachts,
hé Je hadt juist vader geroepen
„Ja, maar dat wist moeder niet meer. Zij wilde
niet, dat ik vader riep, maar dat kon ik toch niet
laten."
,,'t Was goed van je. Heeft moeder niets meer
gezegd 7"
politiek wel laten varen onze christelijk-sociale
actie prijsgeven, en dan blijft er alleen over een
algemeene activiteit, die de gelijkschakeling ten
goede komt. Daarom moet met alle kracht de
strijd blijven gevoerd worden tegen de theologie
en den invloed van mannen als Haitjema en Mis-
kotte, van Eijkman en Stam, van Noordmans en
Tromp, om niet meer te noemen en hebben we
vooral onze Hervormde medechristenen erop te
wijzen, dat de Barthiaansche richting onder hen
beteekent de dood voor alle reformatie en re
organisatie.
Ook in dit punt is er geen compromis mogelijk.
Ook hierin roept de nood dezer tijden om een
Gereformeerde concentratie.
Allen, die de belijdenis der vaderen onver
zwakt willen handhaven, moeten zich aaneen
sluiten.
Tot zulk een concentratie worden de pogingen
in 't werk gesteld, en ik vertrouw, dat uit onzen
kring velen zich zullen opmaken om deze ge
meenschap tot stand te brengen.
Dan verrichten we goed oecumenisch werk.
En we arbeiden tevens om alle invloeden te
keeren, welke het Gereformeerde leven onder
mijnen.
Zooals Schilder in Amerika bezig is om onze
Kerken daar te steunen in de schriftuurlijke be
proeving der geesten.
Ik hoop van harte, dat door al dezen arbeid
de Gereformeerden daar en hier elkander beter
leeren verstaan en elkander meer mogen vinden,
en onder ons tot zwijgen gebracht worden alle
stemmen, welke de onderlinge samenwerking
verhinderen en misprijzen.
Die stemmen laten zich soms nog te luide hoo
ren en dat op een toon, die als een dissonant
krast.
We kunnen zulke wanklanken in ons Gere
formeerd leven niet gebruiken want ze dienen
alleen tot ontstemming en niet tot samenstem-
ming.
Ze behooren zeker niet tot datgene, wat de
apostel in Filipp. 4 8 noemt al wat liefelijk is
en al wat wél luidt.
Ze steunen ons ook niet in den strijd, dien we
met elkander te voeren hebben, tegen elke rich
ting, welke ons hoe langer hoe meer afvoert van
de vastigheid der Schriften.
En deze worsteling vraagt alle krachten."
A. H. OUSSOREN.
„HET NEO-MALTHUSIANISME EN ZIJN
BESTRIJDING."
Op de verleden maand gehouden jaarvergade
ring van de Zeeuwsche afdeeling der „Ned.
Middernachtzending Vereeniging" sprak Mr. P.
B. Bouma uit Rotterdam over bovengenoemd
onderwerp.
En ieder, die eenigszins op de hoogte is van
de propaganda van de „Neo-Malth. Bond", en
ook beseft hoe het kwaad, door dien Bond voor
gestaan, niet alleen oiis volksleven bezig is te
verwoesten, maar ook steeds verder doorwerkt
in eigen Kerkelijken kring, zal met groote be
langstelling geluisterd hebben naar het leerzame
betoog van den heer Bouman.
Ik wil trachten om, in het kort, een overzicht
te geven van het gesprokene. Omdat het mij zeer
gewenscht voorkomt, dat meerderen kennis ne
men van de beginselen van den N. Malth. Bond
en van den eisch tot krachtige bestrijding. Mr.
Bouman gaf ons eerst eenige cijfers, om aan te
toonen, hoe noodzakelijk de strijd tegen het N.
Malth. is.
Enkele nuchtere cijfers, verzameld en geordend
door het bureau voor statistiek. Maar voor wie
cijfers lezen kan, welsprekende, benauwende cij
fers. Tusschen twee haakjeswanneer krijgen
we een kerkelijk bureau voor statistiek Mij
dunkt, een goede en nauwkeurige bestudeering
van de cijfers in onze jaarboekjes vastgelegd, zou
ons ongetwijfeld heel wat kunnen leeren, dat we
nu verwaarloozen en veronachtzamen.
Welnu dan, eerst enkele cijfers
Tot 1879 was het geboortecijfer in ons land
vrijwel stabiel. Maar daarna trad een geweldige
daling in.
Dus na 1879. Dat is van belang, omdat juist
omstreeks dien tijd het Neo-Malthusianisme zijn
intrede deed.
Zoo daalde het geboortecijfer van 3623 per
1000 inwoners, of, anders gezegd, zoo daalde het
kindertal van bijna 5 tot even 3 per gezin.
Wel zijn de gevolgen van deze daling op dit
oogenblik nog niet zoo direct in het oog loo
pend, omdat ook het sterftecijfer geweldig is ge-
„Moeder heeft den halven nacht gepraat. Ze
was goed bij kennis. Maar ik begreep haar niet."
„Sprak zij dan wartaal polste tante Marie,
die iets begrijpen ging. „Zij was toch goed bij
kennis, zeg je
„Moeder zeiik heb slecht geleefd, ik ben
voor eeuwig verloren. Wat beteekent dat Wat
was er op moeder aan te merken
Zij vroeg het op heftigen toon. De laatste
woorden van moeder hadden haar aangegrepen
en tot diep nadenken gestemd.
Met smart hoorde tante Marie haar spreken.
Tóch straalde door die smart iets van vreugde.
Geheel onverschillig was Aaf op haar ziek- en
sterfbed niet geweest. Maar had zij gewor
steld En was tenslotte het Licht nog doorge
broken
Zij zag de vragende oogen van Jane op zich
gevestigd en begreep, een antwoord te moeten
geven. En wel een antwoord, dat niet afstootte.
Ook geen negatief antwoord. Want het meisje
verwachtte een positief.
„Op het oogenblik kan ik er niet veel op zeg
gen, Jane, 'k Wil zoo graag eens wat meer van
moeder weten, 't Spijt mij zoo, dat ik niet geko
men ben. Maar je weet het. Daarover wil ik niet
meer spreken, 'k Was van plan, tóch te komen.
'k Sprak er met Kees over. Heeft hijJa
Nu, dan weet je het. Maar wie had kunnen den
ken't Was te laat. Kun je volgende week
of zoo niet een middagje bij mij komen Dan
kunnen we eens rustig praten. Misschien wordt
het een en ander je wel duidelijk. Er is nu zoo
weinig tijd en gelegenheid, om te praten. Je bent
altijd welkom, hoor. En
daald, maar tenslotte zal het resultaat dan toch
wezen, dat ons volk veroudert, en dan langzaam
aan uitsterft.
Daarna gaf Mr. Bouman een kort overzicht
van de leer van Th. R. Malthus, een Engelsch
socioloog, die leefde 17661834.
Zijn ideeën zijn vastgelegd in zijn hoofdwerk
„Essay on the principle of population". Daarin
betoogde hij, dat al wat leeft de neiging heeft
om zich te vermenigvuldigen tot ver boven de
bestaansmogelijkheid.
Voor planten en dieren is dat niet zoo erg,
omdat de natuur zelf wel voor beperking zorgt,
maar voor de menschen is dat een groot gevaar.
Hij berekende, dat de bevolking zou toenemen
volgens een meetkundige reeks (1, 2, 4, 8, 16,
32 enz.), terwijl de voedingsmiddelen slechts
zouden vermeerderen volgens een rekenkundige
reeks (1, 2, 3, 4, 5 enz.).
Zoodat na niet al te langen tijd voor zeer ve
len geen bestaansmogelijkheid meer te vinden
zou zijn.
Daartoe prees hij middelen aan om overbevol
king te voorkomen. En als zulke middelen gaf
Malthus aancoelibaat, late huwelijk, onthou
ding in het huwelijk.
Het „Neo-Malthusianisme", dat zich ten on
rechte naar zijn naam noemt, Malthus zou on
getwijfeld diep verontwaardigd zijn, als hij wist
hoe zijn naam misbruikt wordt om een kwaad te
propageeren, dat hij steeds verwiep is om
streeks 1881 opgekomen. De leider van deze be
weging was een zekere Ch. Drysdale. Bij het N.
Malth. is geen sprake meer van beperking door
zedelijke zelfbeheersching en onthouding. Het
staat juist vrij geslachtelijk verkeer voor, maar
wil geboortebeperking door kunstmatige midde
len. Malthus is al heel spoedig bestreden, ook
van ongeloovige zijde.
Zijn „reeksentheorie" bleek volkomen onhoud
baar, wat hij zelf ook toe moest geven. Toch
zit er in Malthus' stelsel nog wel iets goeds.
De waarschuwing om niet tot een huwelijk
over te gaan, wanneer er niet een bestaansmoge
lijkheid is voor een gezin, is zeker ook nu tegen
over veel onbezonnenheid van kracht.
Bovendien, zijn middelen kunnen den toets
der zedelijkheid doorstaan.
Maar geen enkel woord van waardeering had
spreker over voor het N. Malth. Het is dan ook
verheugend, dat ook uit niet Chr. kring dit fu
neste stelsel bestreden wordt.
Mr. Bouman noemde het atheïstisch, omdat
het met God geen rekening houdt en den mensch
zelf „voorzienigheidje" wil laten spelen.
materialistisch, omdat het rasverbetering en
gemakkelijker maatschappelijke omstandigheden
als voornaamste vrucht van de geboortebeper
king noemt,
onzedelijk, omdat het de prostitutie in de hand
werkt en niet aarzelt, om de voorbehoedmidde
len ook in handen te geven aan ongehuwden.
Bovendien heeft het een funeste uitwerking op
ouders en kinderen.
De ouders maakt het gemakzuchtig, egoïstisch,
den kinderen onthoudt het de gezonde weder-
zijdsche opvoeding zooals die in een groot gezin
plaats vindt.
Maar vooral is ons bezwaar, dat dit stelsel in
lijnrechten strijd is met het Woord Gods, met
de geboden die God gaf, b.v. in Gen. 1 en Gen. 9.
Het Neo-Malth. maakt het sexueele tot het een
en het al in het huwelijk. Het komt tot „de cul
tus van het geslachtelijke". Alsof er in de ver
houding van man en vrouw in het huwelijk niets
anders, niets belangrijkers is dan dat ééne. En
die gedachte is verderfelijk voor het samenleven
in het huwelijk.
Hoe moeten wij deze gevaarlijke beweging nu
bestrijden
Door allereerst krachtig te bestrijden de val-
sche voorstelling, als zou de werkloosheid en de
armoede aan overbevolking te wijten zijn. Niet
dat er te veel menschen zijn is de oorzaak der
werkloosheid, maar de verregaande dwaasheid
der volken, die door tariefmuren enz. alle vrije
handel onmogelijk maken, en het egoïsme der
menschen, waardoor de een alles wil hebben en
aan een ander niets gunt, hebben zulke droevige
gevolgen.
De bestrijding van het Neo-Malth. zal dan ook
rekening moeten houden met de moeilijke om
standigheden voor een groot gezin, en vanzelf
meebrengen allerlei maatregelen, belasting
regeling, waarbij groote gezinnen worden be
voorrecht boven kinderarme schoolgeldrege
ling, waardoor meerdere kinderen uit een gezin
worden ontlast, familieloon, enz., die de bezwa-
Zooals de boerin had verwachtde koetsier
zette het paard aan, omdat ook het paard van
het eerste rijtuig, op order van Job Louwerse,
in draf ging. Er was haast bij
Het voeren van een gesprek was nu geheel
onmogelijk.
„Ik kom, zoo gauw ik kan", zei Jane.
„Levensstrijd" was nu spoedig bereikt.
De lange tafel stond gedekt. Er was een groo
te voorraad brood, ham, kaas, worst.
„Tast toe, menschen", zei Job Louwerse. „Er
is genoeg."
Hij was op zijn manier gul.
Tante Marie wisselde een blik van verstand
houding met haar man het was haar niet mo
gelijk, aan den maaltijd, die ongetwijfeld levendig
verloopen zou, deel te nemen en Arie Gode-
gebuure dacht er precies zoo over.
„Neem ons niet kwalijk, Job, maar we wilden
het liefst zoo spoedig mogelijk naar huis."
„Zooals je wilt", zei Job Louwerse. „Niemand
houdt je tegen."
Meteen stond hij op en verliet het vertrek.
Hij vertoonde zich voorloopig niet. Zonder af
scheid van hem te kunnen nemen zij begrepen
zijn opzet volkomen gingen de boer en de
boerin van „Sursum Corda" heen, na allen de
hand te hebben gedrukt. Kees was verlegen over
de houding van zijn vader, maar zeide ouderge
woonte niets. Om de lippen van Jan speelde een
hautain lachje het was duidelijk merkbaar, dat
hij er inwendig behagen in schepte.
„Tot ziens, Jane."
(Wordt vervolgd)