No, 13
Vrijdag 31 Maart 1939
53c Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
VOOR DE OVERTREDERS GEBEDEN.
,,En Jezus zeideVader, vergeef het
hun, want zij weten niet wat zij doen."
Lukas 23 34a.
Op Golgotha's heuvel staan drie kruisen. Aan
het middelste heeft men zoo juist Jezus van Na
zareth genageld, om het daarna overeind te hij-
schenmet den kostbaren last, onzen Mid
delaar en Borg, Die aldus met Zijn gansche ge
wicht, als mensch van vleesch en bloed, Zich
overgeeft voor onze zonden, om ons zóó, als
menschen geheel en al, te koopen tot Zijn eigen
domja, Zijn gansche Kerk, mannen en vrou
wen en kinderen, menschen van vleesch en bloed.
Opdat God met ons, ja óók met ons, kerk uit
de heidenen oorspronkelijk, Zijn Verbond zou
hebben, en ons en onze kinderen zou noemen,
als Israël, Zijn volk.
Neen, tot geen andere prijs wordt ge kind des
HEEREN dan door deze losprijs van Christus'
dierbaar levensbloed, dat nu aan het kruis ver
goten wordt.
Alleen door deze offerande wordt ge voor
eeuwig behouden, gered van het eeuwig verderf
en voortaan kind Gods genaamd. Door het ge
lóóf in die offerande, ook voor u gebracht.
Temidden van twee échte kwaaddoeners
hangt Jezus, met de misdadigen gerekend.
Wat een smaad doet men Hem aan Hoe ver
acht men Hem als de Christus Gods Wat lijdt
Hij op dezen dag de verwerping door Zijn volk
en door de heidenen. Als Profeet verwerpt men
Hem, omdat men naar Hem niet meer wil luis
teren als naar den Profeet als Mozesals
Koning verwerpt men Hem, waar de Joden alleen
den keizer als machthebber over hen erkenden en
Hem aan Pilatus overgaven, zoodat deze ook
zijn soldaten met Hem liet spottenals Pries
ter verwerpt men Hem, omdat men in Hem niet
ziet het lam Gods, dat voor de zonden gaat lij
den en sterven, maar den man, die het kruis
waardig is. En daarom gaan oversten en volk
bij het kruis genieten van hun overwinning op
den nu in hun oogen machtelooze ze schudden
het hoofd en steken Hem de lip toe en zeggen
Dat God Hem nu helpe
Maar in dit alles volbrengt Hij den zwaren
lijdensarbeid voor onze zonden en vervult het
lijden van al Gods kinderen, die in den tijd des
Ouden Testaments ook den smaad en hoon en
vijandschap van de goddeloozen moesten onder
vinden.
Maar als Hij gescholden wordt scheldt Hij niet
weder en als Hij lijdt dreigt Hij niet. Hij geeft
Zijn gansche zaak over aan Hem, Die rechtvaar
dig oordeelt. En Die zal eens wreken wat Hem
hier wordt aangedaan de wraak zal komen over
het goddelooze Bondsvolk, dat Zijn Messias
kruisigt. Als straks Jeruzalem verwoest wordt...
Jezus vervult hier in gehoorzaamheid het ge
bod Zijns Vaders, door Mozes aan Israël ge
geven, om zich niet te wreken op of toorn te
behouden tegen de kinderen zijns volks. Hij doet
dit volmaakt, in onze plaats, opdat ook deze ge
hoorzaamheid ons zou worden toegerekend.
Behalve echter dat Jezus zoo als het Lam Gods
Zijn mond niet opendoet, vervult Hij ook Zijn
eigen gebod, dat Hij in de bergrede aan Zijn dis
cipelen had gegeven Bidt voor degenen, die u
geweld doen (lasteren) en u vervolgen.
En dit gebod is ook alweer niet „iets anders"
of „iets hoogers" geweest dan hetgeen Mozes
aan Israël had bevolen. Want dat was maar een
uitvindsel van de „Schriftgeleerdheid" geweest,
om bij het bevel„Gij zult uw naaste liefhebben
als uzelf" te voegen het gansch onschriftuurlijke:
En uw vijand zult gij haten. Leerde ook Salomo
in zijn Spreuken niet aan het volk des HEEREN:
„Indien uw vijand hongert, geef hem brood te
eten, indien hij dorst heeft, geef hem water te
drinken"
En als Jezus in de Bergrede zoo beval„Hebt
uw vijanden lief", dan ging dat niet in tegen het
Oude Testament, maar tegen de Farizeesche
practijk en leer.
Zou Hij echter ooit iets bevelen en het Zelf
niet doen Ja, als onze Borg volbrengt Hij vol
maakt ook dit gebod der liefde, in onze plaats,
opdat wij ook op déze Zijn gerechtigheid zouden
steunen.
Als Hij aan het kruis hangt is het eerste wat
Hij zegt„Vader, vergeef het hun, want zij we
ten niet wat zij doen".
Zoo bidt Hij voor de overtreders, Zijn eigen
volksgenooten en ook de heidenen.
Want er zijn er hier velen, voor wie nog ver
geving mogelijk is. Ja, straks, als de apostelen
met hun prediking en wonderen na den Pinkster
dag terugkeeren tot het Joodsche volk, dan blijkt
dit gebed van Jezus verhoord, want velen ge-
looven dan in Jezus als de Messias. Ook wel Fa-
rizeërs en priesters. En ook vele heidenen zul
len gelooven.
Maar weten zij dan géén van allen wat zij doen?
Er zijn ook sommigen, die bezig zijn zich tot
het uiterste te verharden. Het zijn die leiders, die
hebben gesproken van den geest van den duivel,
die Jezus zou hebben deze menschen hebben
hiermee den Heiligen Geest, Die op Jezus zonder
mate woont, gelasterd en die zonde zal hun niet
vergeven worden.
Voor hen bidt Jezus hier niet.
Maar de méésten weten niet, dat zij hier den
waren Messias kruisigen.
Voor hen is vergeving voor het overblijfsel,
óók van de Joden, die nu meedoen aan Zijn
dood, lijdt hier Jezus en sterft Hij straks borg
tochtelij k.
Maar daarom is verharding ook zoo gevaar
lijk. Men komt er toe, om dingen, die men uit
de Schriften als waarheid kent, te verachten, om
dat men de meening of de beschouwing van men-
schelijke autoriteiten boven Gods Woord stelt.
Het „stelsel" der Farizeërs of der Sadduceërs
klopte niet op wat Jezus leerde en daarom moest
Hij maar gescholden voor een dienaar van den
duivel. Al konden ze uit de Schriften weten, dat
Hij de waarheid sprak en dat de Messias zóó
moest zijn als Jezus was. Ze bleven bij hun „uit
legging".
En dat gaat straks met Stefanus precies een
der. Naar zijn door en door schriftuurlijke rede
luisterend worden de leden van het Sanhedrin
woedend, ze wederstaan ook dan weer den Hei
ligen Geest, Die door dezen getuige van Jezus
spreekt, en ze steenigen hem buiten Jeruzalem.
Het blijkt dan dat ook Jezus' getrouwe disci
pelen hun vijanden kunnen liefhebben en voor
hen kunnen bidden. Stefanus bidt stervend
„Heere, reken hun (mijn vijanden hier) deze
zonde niet toe.
Ook dan is er vergeving mogelijk voor hen, die
daar meenen Gode een dienst te doen. En Stefa
nus' gebed wordt verhoord in de bekeering van
den grooten vervolger der gemeente Saulus, die
„onwetend" dit schrikkelijk werk had gedaan.
Het dringe echter tot voorzichtigheid in het
beoordeelen van de prediking van Gods kerke
dienaren van dezen dag. Brengen zij in een
voudigheid het Woord Gods (Oude- en Nieuwe
Testament) dan past slechts opbouwende critiek.
Maar dan moet men zich tegen de waarheid van
dat Woord ook niet verzetten en zóó tegenstaan
den Heiligen Geest, Die door hun mond spreekt.
Want bij kennis der Schriften, zooals de meeste
kerkmenschen toch hebben, kan dit worden ver
harding tot het uiterste, lastering van dien Geest,
die in de prediking de gemeenten bezig is te bou
wen en te vertroosten en te vermanen. Zoo zij
men voorzichtig met het wederstaan van de ver-
bondsprediking, want de HEERE hééft Zijn ver
bond met al Zijn kerkleden en spreekt ons aan
als kinderen van Abraham, al moet Hij ons soms
waarschuwen, om géén „vleeschelijke" Ver-
bondskinderen te zijn. Die de zonde minnen.
De prediking van Jezus als de gekruiste Chris
tus en alle wijsheid van Gods Woord is in onze
dagen evenzeer in verachting als toen de Heiland
werd gekruisigd. Pilatus en Herodes, Kajafas en
de Schriftgeleerden, de wijsgeeren in Athene
(Stoïcijnen en Epicureërs) ze hebben de wijsheid
Gods in den gekruisten Christus niet gekend. An
ders hadden ze den Heere der heerlijkheid niet
gekruisigd.
Maar hun wijsheid is dwaasheid en het „dwa
ze" kruis wijsheid, want daarin is behoud voor
alle zondaars en Christus wordt ons daar, door
Zijn dood, tot wijsheid, Hij Die nu leeft en ons
de wijsheid van Zijn Woord geeft ook als
zéér eenvoudige geloovigen tegenover de
wijsheid van de wereld van vandaag, die ook
nu dikwijls niet weet wat ze doet, als ze de wijs
heid dezer geloovigen veracht.
Maar Christus wil ons ook in de smaad, die
we voor de waarheid moeten lijden, ja zelfs als
we er voor sterven moeten (door de hand van
kerkmenschen of van wereldsche menschen) lee-
ren, als Hij onze vijanden lief te hebben en te
bidden voor „de nog niet tot het uiterste ver
hardden „Heere, reken hun deze zonde niet toe,
opdat we als Jezus kinderen mogen zijn van on
zen Vader, Die dagelijks goed is voor boozen
en goeden".
Maar voor hen, die willens en wetens nu Gods
Woord tegenstaan en eenvoudige kinderen Gods,
die de waarheid belijden, vervolgen en lasteren,
zal het oordeel vreeselijk wezen, want voor hen
is geen vergeving, zij zondigen tot den dóód.
Rilland-Bath. W. G. F. v. HERWIJNEN.
BEZINNING GEWENSCHT.
We zeggen dit met het oog op wat zoo al
en dat is heel veel in sommige kerkelijke
bladen geschreven wordt over en in verband met
de reis van Prof. Schilder in Amerika.
Het belang van die reis willen we allerminst
ontkennen. Maar toch kan de vraag gedaan wor
den, of dat alles nu voor onze kerken van zoo
veel belang is, dat vele kolommen daaraan wor
den gewijd.
En ook de vraag, of de wijze, waarop daar
over geschreven wordt niet te veel de door de
H. S. geboden nuchterheid, die anders ons volk
eigen is, uit het oog verliest.
Dr A. Kuyper heeft op den avond, dat hij ge
huldigd werd na zijn vijf en twintig jaren arbeid
aan „De Standaard" herinnerd aan een woord
van Da Costa „de zoete wijn van menschen
gunst maakt dronken". Het is dus wel noodig
daarmee spaarzaam om te gaan.
Met die nuchterheid lijkt het ons al niet in
overeenstemming, wanneer dingen, die onder
andere omstandigheden zouden worden afge
keurd, nu niet alleen vergoelijkt, maar zelfs ver
heerlijkt worden.
Van dien weg moeten we terug of ons kerke
lijk leven, en het belang daarvan moet ons bo
venal ter harte gaan, zal daarvan groote schade
lijden.
Daarom willen we aandringen op bezinning.
DRAAGT ELKANDERS LASTEN
Gal. 5 25 6 5 (Hl)
(Hoe daartoe bekwaamd).
Er is veel noodig om bekwaamd te worden
tot het dragen van elkanders lasten.
Naar de onderwijzing van den apostel is daar
toe noodig vierderlei te bedenken.
Allereerst zoo zegt hij zie de geloovige
op zichzelf. Als een broeder in zonde gevallen
is, moeten degenen, die geestelijk zijn, hem te
recht brengen met den geest der zachtmoedig
heid, ziende op zichzelven, opdat ook zij niet
verzocht worden. Zij ook kunnen vallen. Zien
ze dat niet in den broeder, die viel Zijn misstap
zij een herinnering aan eigen zwakheid. En die
herinnering moet hem er toe brengen om met
zachtmoedigheid den ander terecht te brengen.
Bovendien en dat is het tweede de roem,
waarmee de ééne broeder zich boven den an
deren beroemen zou is een ijdele roem, een roem
zonder grond.
Als iemand meent iets te zijn, terwijl hij niets
is, misleidt hij zichzelven. Zijn roem dankt hij
dan daaraan, dat hij zichzelven vergelijkt met een
ander, die hij z'n mindere acht. Wanneer iemand
die twee misdaden beging zich vergelijkt met een
ander die zich aan vier misdrijven schuldig maak
te, kan hij er zich wel op beroemen, dat hij niet
zóó slecht is als die ander, maar die roem is ijdel.
Hij beproeve z'n eigen werk aan den eisch van
Gods wet, aan den eisch van de wet der liefde.
Als hij dan bevinden mag, dat er in zijn leven
wat is, dat met die wet overeenstemt, dan zal
hij aan zichzelven alleen roem hebben en niet
aan een ander. Dan zal hij niet noodig hebben
zich te vergelijken met een ander, die minder is,
om zoo nog te kunnen roemen, dan zal hij den
grond voor dien roem vinden in zichzelf.
Maar als hij dien vinden mag zal die toch
klein zijn. Mag er dan zijn in z'n leven, dat aan
den eisch van die wet beantwoordt, dan zal hij
vinden zooveel meer, dat daarmee in strijd is,
waarvoor hij zich diep moet verootmoedigen en
hij zal afleeren zich te beroemen boven anderen.
En tot dat onderzoeken van eigen werk moet
hij zich schikken, want hij moet en dat is het
derde -bedenken, dat een iegelijk zijn eigen
pak zal dragen.
Ieder zal z'n eigen pak, dat is wat hij zelf ge
daan heeft, moeten dragen en wel voor God,
opdat God daarover oordeele.
En dat oordeel Gods zal dan niet een verge
lijkend examen zijn. In dat oordeel zal niet ge
vraagd worden of iemand beter, d.w.z. wat min
der slecht geweest is dan een ander. Gevraagd
zal worden of wat hij zelf daar voor Gods troon
brengt, beantwoordt aan den eisch van Gods wet.
Dat de geloovigen zich dan schikken tot dat
beproeven van z'n eigen werk, om zich de vraag
te stellen of hij voor Gods aangezicht zal kun
nen bestaan.
Als hij dat maar doet, zal hij betreden den weg
van zelfvernedering, dan zal hij Ieeren verstaan
eigen nood en ellende en zonde en in die ken
nis van eigen nood en ellende zal hij die van
een ander leeren verstaan, dan zal hij niet boven
den ander zich verheffen, maar gaarne mee de
hand uitsteken om diens last te helpen dragen,
opdat deze niet bezwijken zou.
Zal dit alles er kunnen zijn, zoo is boven alles
noodig te bedenken en dat is het vierde
dat alleen zij door den Geest kunnen wandelen,
die door den Geest leven. Noodig is, dat de
Geest van Christus bekwaamt tot het uitdoen
van den mensch der zonde, tot het afleggen van
de liefdeloosheid en het betoon der ware liefde.
Daartoe bekwaamt alleen die H. Geest, die
Christus deed wandelen op dienzelfden weg, die
Hem deed inleven in onzen nood en ellende, die
Hem de zondaren deed zoeken, die Hem be
kwaamde tot het offer om al den last onzer zon
den te dragen, alleen te dragen, opdat Hij ons
van den dood verlossen zou en leiden op den
weg des levens.
En als die Geest van Christus in ons werkt,
dan leeren we dat ook, dan leeren ook wij in
leven in den nood onzer broeders en zusters, dan
leeren we hen dragen ondanks hun zonden, dan
worden wc bereid tot het offer der dankbaar
heid, om hen te sterken als zij zouden bezwijken,
dan dragen we hun last, opdat zij met ons in
het gelid zouden blijven wandelen op den weg
des levens ten einde toe.
In dat alles blijkt dan de heerlijkheid van de
vrucht des Geestes.
Deze dingen leert de wereld niet. De wereld
spreekt ook van de gemeenschap. Daarvan
spreekt alles wat socialist is. Maar terwijl men
spreekt van gemeenschap geeft men zonder me-
dedoogen den enkele prijs. Denk aan Rusland,
waar de gemeenschap van het communisme mil-
lioenen enkelingen liet ondergaan. De wereld
spreekt ook van de beteekenis van den enkele
en van de roeping om voor den enkele te zor
gen. Maar dezen bekommeren zich niet om de
gemeenschap, ook hen laat het vrijwel koud of
iemand van ellende omkomt.
Zoo blijft de wereld worstelen zonder ooit te
komen tot de harmonie van gemeenschap en en
kelen. Of de gemeenschap wordt opgeofferd aan
den enkele, of de enkele aan de gemeenschap.
Die harmonie te geven is het werk alleen van
den H. Geest. Die harmonie wordt alleen gevon
den in den wandel van hen, die leven door den
Geest.
Ziet, daar schrijden ze voort in gesloten ge
lederen, een heilige gemeenschap, die den enkele
niet loslaat maar zoekt te behouden. Ziet, daar
wankelt er een onder den last, die hem te zwaar
wordt, 't schijnt dat hij niet meer mee zal kun
nen maar de liefde der anderen duldt niet, dat
hij zou achterblijven, dat hij den dood ten prooi
zou vallen. Als de last hem dan te zwaar wordt,
zullen ze hem dien helpen dragen, opdat ook hij
kan meegaan op den weg des levens.
Ze dragen elkanders lasten, alzoo vervullende
de wet van Christus.
HEIJ.