No. 8 Vrijdag 24 Februari 1939 53e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A, C HEIJ cn Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE» A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzm, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 ALS EEN KEISTEEN „Daarom heb Ik mijn aangezicht gesteld als een keisteen." Jesaja 50 7m. Hij, Die dit woord spreekt, is de lijdende Knecht des HEEREN. Hij zegt in het voorafgaande van dit hoofd stuk, dat de Heere HEERE Hem een tong der geleerden gegeven heeft, opdat Hij wete met de moeden een woord ter rechter tijd te spreken. En Hij getuigt vervolgens van Zichzelf,,Ik geef mijn rug dengenen, die mij slaan, en mijn wangen dengenen, die mij het haar uitplukken mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel". Hij geeft zich geheel vrijwillig aan het lijden over. En hoe is Hij onder dat bittere lijden gesteld Hij zegt het hier, dat Hij heeft geleden met een keisteenen aangezicht. Daarover hebben sommigen een geheel andere gedachte gehad. En vooral de krachtmenschen van tegenwoor dig, die nog altijd zweren bij Nietsche, hebben gespot met den lijdenden Jezus, Die als een schaap ter slachting werd geleid. Als een schaap, dat is niets voor hem, die het krachtelooze veracht en zingt bij de overwinning van de macht. Gesmaald heeft men op Jezus, Die blijkbaar geen macht heeft zich te verzetten. Moet dat nu de verlosser der wereld zijn, die moedelooze en machtelooze Jezus, Die almaar klaagt Hij is blijkbaar zoo levensmoe. Hij laat zich maar meevoeren Hij wórdt meer geleefd, dan Hij wel leeft. Hij is te zwak om zich te verzetten Hij laat de golven maar over zich heenslaan. Hij laat met zich spelen. Ieder mag met Hem doen, wat hij wil. Hij verzet zich toch niet men kan over Hem heenloopen, over dien zwakken, bleeken, mach- teloozen Jezus. Voortgedreven wordt Hij naar Golgotha. Een speelbal is Hij van de priesterschare. En zooals een bal gespeeld wordt van den éénen speler naar den anderen, zoo wordt Jezus heengeworpen van Kajafas naar Pilatus en van Pilatus naar Herodes en van Herodes weer naar Pilatus Hij kan zich niet verzetten Hij doet niets dan lijdelijk ondergaaneen schaap ter slachting. O, die moede, bleeke Jezus, dat schaap Als dat waar was, dat Jezus geweest is een willoos werktuig in de hand zijner moordenaren, Hij zou onze Verlosser niet kunnen zijn. Als we zóó op Golgotha moesten gaan staan, in die gedachte, dat daar de Martelaar hangt, die eigenlijk te moe was om te leven, en die niets anders kon doen, dan zich maar laten meevoeren met den stroom, hoe ongetroost moesten we dan niet van Golgotha heengaan. Als Hij alleen maar was de zwakke Jezus, Die slechts klagen kan, de machtelooze, die geen kracht heeft tot verzet, een willoos werktuig in de handen der machthebbers, hoe zou dan die mensch, die zelf niet sterk was, anderen kunnen sterken Maarzoo is Jezus niet. Het is een caricatuur van den lijdenden Knecht des HEEREN. Zijn lijden is maar niet een lot, dat over Hem komt, maar is een daad, een daad van een reus- achtigen wil tot lijden. Hij trotseert alles in standvastigheid en blij moedigheid. Hij heeft zijn aangezicht gesteld als een steen, als een keisteen. Moet Hij niet dragen den last van Gods eeuwigen toorn Moest in Hem niet schuilen goddelijke kracht, om die last te kunnen dragen en anderen daar van te kunnen verlossen Zijn ziel stelt een schuldofferHij heeft zijn ziel uitgestort in den dood Hij liet zich met overtreders tellen. Ik kom, o Vader, om Uwen wil te doen. Hij komt in deze wereld, waaruit de walm der hel Hem tegenslaat, maar Hij aarzelt niet. Hij wil die ellendige, door de zonde verwoeste wereld herstellen, van de zonde bevrijden en van de ge volgen der zonde. Hij verlangt er naar, zijn heils werk te kunnen voltooien Hij jaagt naar het einde Hij loopt in snellen loop Hij hijgt naar het oogenblik, dat Hij zijn ziel tot een schuld offer stellen kan Hij ziet Paschen en Hemel vaart Hij doorleeft den laatsten werelddag cn legt, den duivelen ten spijt, den vernieuwden he mel en de vernieuwde aarde, in paradijs-heerlijk heid aan de voeten van den Vader. Hij verlangt naar het einde van zijn verlos singswerk. Hij rust niet, voordat Hij dat einde heeft be reikt. Hoe lang zal het nog duren, dat Ik de wereld verlost zal hebben van de zonde en van de ge volgen der zonde Hoe lang zal het nog duren, dat Ik de wereld verlost zal hebben van kerkhoven, ziekenhuizen, sanatoria, gevangenissen, van pijn en smart, van armoede en honger, van wee en jammer Hoe lang nog Ik kom, o Vader, om Uw wil te doen Hier zijn mijn handen bind ze en voer mij in den nacht. Waar is mijn volk Ik kom mijn aangezicht is als een keisteen Wie zal Mij hinderen in mijn heerlijk verlossings werk Als een keisteen. Als een keisteen. En daarom kunnen we nu zingen door 't geloof: „Gods vriendelijk aangezicht Heeft vroolijkheid en licht, Voor alle oprechte harten, Ten troost verspreid in smarten". Krabbendijke. M. ROS. CIJFERS, DIE ONS AANSPREKEN. Van bevriende zijde werd ons de opmerking gemaakt, dat de conclusie inzake de cijfers van Zeeland niet geheel en al juist zou zijn. Deze op merking had ik echter bij het neerschrijven van mijn vorig artikel ook reeds voor me zelf ge maakt. Wat is immers in onzen tijd het geval. Dat er zoovelen zijn die wel zouden gaan huwen, maar door de tijdsomstandigheden gedwongen zijn maar uit te stellen. Tal van voorbeelden lig gen voor het grijpen. Dit feit zou dan een der oorzaken zijn, waardoor het geboortecijfer zoo laag is. Een andere opmerking kan voorts gelanceerd worden, om het lage geboortecijfer te verklaren als we wijzen op het feit door zoovele jonge ge zinnen uit onze provincie vertrekken. Met het gevolg, dat het aantal geboorten in onze pro vincie zeer laag is. Ook kan worden opgemerkt, dat de leeftijds grens der menschen in onzen tijd aanmerkelijk hooger ligt dan voor enkele decennia terug. Ge volg dus, dat er meerdere oudere menschen ko men, en dat naar verhouding het percentage jonge menschen geringer is. Zoo zouden we nog wel enkele factoren kun nen noemen, die op het geboorte-aantal ongunstig inwerken. Maar dit alles raakt niet de kern van de zaak. En die kern is het, waartegen we in het vorig artikel optraden. Want laten we dan nu maar eens enkele feiten noemen. Hoe staat het in onze Gereformeerde kringen met de ach ting voor de groote gezinnen. Is dat zoo, dat ieder verlangend uitziet naar een groote schare kinderen, als gaven Gods, waardoor hij zijn ver bond in stand houdt in den middellijken weg, of is het zóó, dat er tal van weerstanden op dit terrein werken. Dit laatste is zeer zeker het ge val. Lachend, spottend, schertsend wordt ver haald van deze en gene, dat de zooveelste ver wacht wordt. En deze scherts komt niet voort uit een hart, dat achting heeft voor hetgeen de Heere doet in zijn kerk, maar komt voort uit het vlee- zcn hart, dat echt wereldsch denkt, dat geen kinderen begeert. Dat lacht om groote kinder zegen. Dat niet vertrouwt op des Heeren belof ten als Hij zegtzijt niet bezorgd, zeggende wat zullen wij eten of drinken, want alle deze dingen zoeken de heidenen. Wat is de mentaliteit, die wordende is in onze dagen. Deze een klein huisje, met een paar ka mers, net genoeg voor vader en moeder met één of twee kindertjes, mooie meubeltjes, op afbeta ling gekocht en dan zorgen, dat het gezin niet al te spoedig uitbreidt, anders worden de lasten te zwaar. Neen, hier leg ik geen smaad op diegenen, die niet direct in de gelegenheid zijn alles aan te schaffen (wat ook niet noodig is), maar wel leg ik den vinger op een wondeplek van onzen tijd, waarbij men eerst zichzelf zoekt en dan vraagtwat wil de Heere van mij. De verachting waarin groote gezinnen moeten deelen, het met den rug aanzien van diegenen, die op edele wijze zorgen, dat hun talrijke kroost gevormd wordt, en door de wereld komt, het laat dunkend neerzien op die vrouwen, die als eerste taak zien hun huishouden, dat is de kanker die gaat woekeren in het lichaam, dat naar zijn we zen heilig moet zijn. En nu kunnen we wel goedsmoeds zeggen het valt wat mee, wie midden in de practijk staat ziet het anders. Die ziet als oorzaak van deze niet te weerspreken feiten aanwezig kleingeloof, wantrouwen in de verbondsbeloften. Een ja zeg gen bij het doen van belijdenis en een neen- zeggen in de practijk van het leven. Wie waarachtig leeft naar den eisch des verbonds, verstaat zijn heilige roeping in dezen. En dan weet ik zeer goed, dat hier allerlei voet angels en klemmen liggen. Dat er gevallen zijn, waarin de kinderzegen ons voor moeilijkheden plaatst. Maar dat zijn slechts individueele geval len. Die in vertrouwen met een dienaar des Woords en een arts kunnen worden opgelost. Maar over speciale gevallen gaat het hier niet. We spreken over een opkomende mentaliteit en die mentaliteit is deze zooveel mogelijk lusten en zoo weinig mogelijk „lasten". Met opzet plaats ik dit woord „lasten" tusschen aanhalingstee- kens. Want kinderen zijn geen lasten. Heerlijk is het kinderen te mogen zien opgroeien. Rijk is het leven door God gezegend, waar kinderen zijn. Als eersten zullen zij dit erkennen, die God deze zegen onthoudt, maar ook zij die naar den eisch des Verbonds hun kinderen onderwijzen willen. Niets is heerlijker dan het gezin. Dat is de maat schappij in het klein. In dat gezin ziet ge als in een spiegel de betrekking tusschen den Heere en zijn volk. Die Vader-kind verhouding is zoo te der en zoo veelzeggend. En zeker, dan kunnen er zich moeilijkheden voordoen. Maar worden juist niet in de grootste gezinnen de kinderen het meest gevormd voor het leven? Zijn niet daar kerels met ruggegraat vandaan gekomen, waar men elkander vormde, schaafde, snoeide En is het ook juist niet in die groote gezinnen, waar men leert dragen en verdragen En wat heerlijk is het dan als vader en moeder ouder zijn gewor den en zij zien mogen op kinderen, die in de voetstappen des Heeren wandelen. Stel zelfs, dat dit ideaal niet bereikt werd, en dat kinderen niets dan lasten meebrengen en dat de ouders zich wat minder luxe kunnen permitteeren door 'n talrijke kroost, dan nog ligt 't gebod daar vermenigvuldigt u. En dat gebod kunnen we niet straffeloos overtreden. Of zegt het niets, dat Nederland bezig is te verroomschen. In de laag ste klassen van de lagere scholen zitten verhou dingsgewijs meer kinderen van Roomschen dan in de hoogere klassen. Er is dus een toename van kinderen bij Rome en een afname van kinderen bij protestanten. Indien het aantal geboorten in onze kringen blijft dalen, zal de toekomst niet meer ver zijn of Nederland is geworden een Roomsch land. Van 19201930 steeg het percen tage der Roomsche kinderen beneden tien jaar van 38.28 tot 41.69 En deze krachtige stijging zet zich nog voort. Van de honderd wet tige kinderen geboren in 1935 hadden er 45 een Roomsche vader. In 1935 bedroeg het Roomsche percentage der geborenen 45.1 en dat was in 1920 38.28 We zouden nog wel meer van dit cijfermate riaal kunnen geven, waaruit ook b.v. blijkt, dat de vruchtbaarheidscijfers der Roomsche gehuwde vrouw beneden 50 jaar beduidend hooger is dan dat der Gereformeerden. Per 1000 gehuwde vrouwen bedroeg dit aantal geboorten bij de Roomschen 208.83 bij de Gereformeerden 167.93. Uit dit alles blijkt nu wel zeer duidelijk, dat we niet in de lucht sloegen met ons beweren, dat het een verontrustend iets is, dat zeker de aandacht moet hebben van alle leiders en van alle gezinnen. De diepste oorzaak van dit alles is, dat we niet gehoorzaam zijn en dat we den Heere het vertrouwen opzeggen. En als dit aanwezig is, dan volgt de rest vanzelf. Dan gaan we we reldsch denken, wereldsch doen. Dan verachten we de groote gezinnen, dan zoeken we middelen als de wereld, om Gods zegen tegen te gaan. Dan verdwijnt de teederheid des geloofs. En der liefde. Als ergens de zesde bede ons past, dan is het wel hier leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den Booze, die ons overal, maar ook in het huwelijksleven belaagt. En reeds in zijn greep heeft. VOOR WIE IS DE VRIJE UNIVERSITEIT. Uit „De Heraut" neem ik het volgende over, dat deze weer uit het V. U.-blad gelicht heeft „Voor den cursus 1938/1939 zijn 22 Hervorm de studenten ingeschreven, 7 uit de Geref. Ker ken H.V. en nog 8 van andere kerkformatie. Gelukkig blijkt ook, dat steeds meer niet-kerke- lijke Gereformeerden het hooge belang van een Universiteit op Gereformeerden Grondslag in zien en zich daarom als lid of begunstiger laten inschrijven. Hun aantal is nog wel veel te klein, maar dat er toename is, mag zeker als verheu gend en moedgevend worden aangemerkt." Inderdaad, het is goed, dat „De Heraut" en het V. U.-blad deze dingen publiceert. Immers, zoo dikwijls treft men ook in onze kringen nog de gedachte aan ja, de Theologische School en de V. U. dat zijn twee inrichtingen, die naast elkan der staan en die we beiden moeten steunen. Nu is die laatste conclusie wel juist. Beiden moeten door ons gesteund worden met gebed en gaven. Maar de verhouding tot de eerste de Theolo gische School is een geheel andere dan tot de tweede. Ieder lid van de Gereformeerde Kerken is verplicht krachtens het feit, dat hij lid is, de School der Kerken te steunen. Immers, die School gaat uit van de Kerken zelf. Dat is een School, die in 1892 bij het beding tusschen de Christelijk Gereformeerde Kerk en de Kerken uit de Do leantie, als de School voor de opleiding van pre dikanten erkend is. Ieder lid van de Gerefor meerde Kerken staat in zijn qualiteit van lid, in zeer nauwe relatie tot die School. Geheel anders staat het met de Vrije Universi teit. Om alle misverstand af te snijden, willen we eerst zeggen, dat we allen als Gereformeerde menschen, die de Gereformeerde belijdenis lief hebben, ook deze Vereeniging voor Hooger On derwijs moeten steunen. Dat doen we ook gaar ne. Maar deze Vereeniging is niet kerkelijk. De Vrije Universiteit gaat niet uit van de kerken. Maar van een Vereeniging. Zooals zoovele in richtingen in ons land van een Vereeniging uit gaan. Daar zit dus het principieele verschil tus schen de School der Kerken en de Vereeniging voor Hooger Onderwijs. En uit dit verschil vloeit dan ook voort, dat tal van niet-Gerefor- meerden wat meer die Vereeniging moesten steu nen. Omdat ze ook de Gereformeerde belijdenis liefhebben. Daarom zijn er ook zoovele niet- Gereformeerden student aan de V.U. Met de School der Kerken staat dit anders. Deze ontvangt geen studenten, die niet lid zijn van één der Gereformeerde Kerken. Deze vraagt geen steun stel U ook voor bij Hervorm den, Lutherschen en Haaveëers. Dat zou onze eer als Kerken te na komen. Dat de V. U. dit wel doet, is geen schande. Zoovele Vereenigingen die dit eveneens doen en mogen doen. Omdat ze staan op een andere basis. Wie dit verschil nu in het oog houdt, zal dankbaar zijn, dat we zoo rijk gezegend zijn met deze twee inrichtingen. Beiden steunen we met hartelijke liefde. Maar uit verschillend standpunt. De School, omdat we lid der Kerk zijn. De V.U., omdat we de Gereformeerde belijdenis liefhebben, zooals zoovele niet-Gereformeerden. En we zien steeds meer, hoe rijk ons land gezegend is met deze twee inrichtingen, die steeds meer zulk een machtigen invloed uitoefenen en die en dat is ook van belang bij herhaling corrigeerend op elkander kunnen inwerken. A. H. OUSSOREN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 1