No* 7
Vrijdag 17 Februari 1939
53e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS-
VAN VERRE EN NABIJ.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
LEZERS VAN DE KERKBODE
STRAKS UW HALF GELEZEN KERK
BODE TE MOETEN WEGBRENGEN
ALS ZEEUW UW ZEEUWSCHE
KERKBODE SLECHTS HALF GELEZEN
TE HEBBEN
ZULK SAMEN-LEZEN VINDT U
VOORTDUREND ONAANGENAMER.
BESLUIT DAN OOK ALLÉÉN-LEZER
TE WORDEN, OPDAT U ZELF OVER
UW EIGEN KRANT BESCHIKKEN
KUNT EN OOK IN DIE HUIZEN DE
KERKBODE KUNT BEZORGEN, WAAR
MEN VAN HET EVANGELIE VER
VREEMD IS.
ZEGT DIEN VOS.
„En Hij zeide tot hen Gaat heen en
zegt dien vos Zie, Ik werp duivelen uit
en maak gezond, heden en morgen en
ten derden dage worde ik voleindigd.''
Luc. 13:32.
Wij gaan nu overdenken het lijden van den
Zoon des Menschen. We gaan volgen den Man
van Smarten op zijn bangen lijdensweg, waar Hij
om onze overtredingen is verwond, om onze on
gerechtigheden verbrijzeld de straf, die ons den
vrede aanbrengt was op Hem, en door zijne
striemen is ons genezing geworden.
Wij mogen daarbij niet vergeten, dat Hij den
ganschen tijd zijns levens op de aarde den toorn
Gods tegen de zonde van het gansche mensche-
lijk geslacht gedragen heeft en dat zijn lijden
dus niet eerst aanvangt, wanneer de zwarte scha
duwen van den dood gaan vallen over zijn le
vensweg.
Maar dat lijden wordt toch banger en zwaar
der, naarmate de voltooiing van zijn ambtswerk
in vernedering nadert. De toorn van den recht
vaardigen God moet uitwoeden tegen den ge
liefden Zoon de vloek Gods moet neerkomen
op Hem, Die de zondelooze was, maar door God
als schuldige moest worden behandeld. En daar
om moet dat lijden steeds zwaarder en banger
worden, totdat het culmineert in die bittere
klacht aan het kruis, wanneer al Gods golven
en al Gods baren over Hem heenslaan.
Komt, laat ons hooren, hoe Christus Jezus
zich schikt tot den dood.
Jezus is aan het werk in Galilea.
Hij is daar aan het werk als de Christus, de
door God, den Vader tot zijn heilige ambten,
verordineerde en gezalfde Messias. Ziet Hem
daar werken in zijn drievoudig ambt van Profeet,
Priester en Koning. Hoog staat Hij op zijn pro-
fetenbergzijn koningskroon schittert op zijn
hoofd en het lange priesterlijk gewaad golft over
zijn schouders.
Hij is aan het werk in Galilea om zijn volk te
redden van den dood om zijn kerk te vergade
ren, om de zijnen te rukken uit de macht van
den Booze om de gegevenen des Vaders uit de
macht der duisternis te bevrijden om het gan
sche scheppingsleven te herstellen en te voeren
tot de vrijheid van de kinderen Gods.
En als Hij daar werkt in Galilea dan is zijn
bruid Hem geen oogenblik uit de gedachten
want om haar kwam Hij in deze ellendige wereld,
om te lijden en te sterven en dan is zijn Vader
Hem geen oogenblik uit de gedachten v/ant Hij
komt om de geredde wereld straks te leggen aan
de voeten van den Vader.
Hij is gekomen om het welbehagen des Vaders
te doen en in ongeschonden gehoorzaamheid zijn
ambtswerk te volbrengen. Doch men doet al zijn
best om Christus daarin te hinderen. Ja, men
zag niets liever, dat Hij dat werk geheel staakte.
We hooren in dit verband van eenige Fari-
zeërs, die Jezus op sluwe wijze uit Galilea zoe
ken te krijgen. Ze komen tot Jezus als vrienden,
die erg bezorgd voor Hem zijn. Herodes zoekt u
te dooden. Vertrek toch van hier, Jezus, en breng
u in veiligheid. En bedank ons, dat wij u tijdig
hebben gewaarschuwd. Zij willen Jezus bang
maken bang maken met de dreiging van den
dood. En ze leven in de verwachting, dat Jezus
wel het hazenpad zal kiezenziet Hem daar
gaan, die bange, bleeke Jezus
Maar Jezus gaat niet.
Zou Hij het werk, van den Vader Hem opge
dragen in de steek laten Zal Hij zich laten op
houden in zijn snelle loop tot het einde
Hij zal zich door den dood laten binden, om
hem te overwinnen en de boeien te breken.
Hij ziet den dood in het aangezicht en roept
Ik kom, o Vader, om Uwen wil te doen, en Uwe
wet is in het midden mijns ingewands.
Zegt dien vos Ik ga door ik werp duivelen
uitik maak gezond ik doe dat vandaag en
morgen en den derden dag, na zeer korten tijd,
ben ik klaar.
Dan zal Ik mij laten binden door den dood.
Maar Galilea, voegt Hij er scherp ironisch aan
toe, zal de eer niet genieten van den moord op
Mij, profeet. Jeruzalem heeft altijd nog de eer
gehad slachtplaats der profeten te zijn en zoo
zal het weer gaan. Jeruzalem, Jeruzalem
Jezus wijst de verzoeking af.
Hij blijft gehoorzaam zijn ambtswerk verrich
ten.
En daardoor is Hij onze Zaligmaker en Redder!
Zoo aanbidden we Hem dan in dit woord tot
den vos Herodes. Want ook wij, waren in zijn
gedachten, toen Hij dit woord sprak. Wij, die
geloovig zijn Woord aanvaarden, en achter Hem
schuilen voor Gods grooten toorn.
We danken U, Jezus, dat Gij geen oogenblik
geaarzeld hebt, al uw werk te volbrengen en dat
Gij zoo kunt zijn onze Zaligmaker en volkomen
Verlosser.
En we bidden tevens, als ambtsdragers, door
Hem evenzeer getrouw gemaakt te worden in al
ons ambtswerk, ook bij doodsdreiging.
En wij bidden allen, als geloovigen, staande
in ons ambt van koning, profeet en priester, dat
de HEERE Jezus Christus, ons geve, dat wij ons
door niets laten ophouden en verhinderen, maar
dat wij allen, ons ambt en plicht, o Heer
getrouw verrichten tot uw eer
dat uwe gunst ons werk bekroon'
Uw Geest ons leid' en in ons woon'.
Door Christus den hoogsten ambtsdrager bij
God en de menschen.
Krabbendijke. M. ROS.
HET VLEESCH GEKRUISIGD.
Gal. 5 19—24 (I).
Tot vrijheid is de Christen geroepen. Alleen
maar, hij mag die vrijheid niet gebruiken tot een
dienen van het vleesch. Er moet zijn een dienen
van elkander door de liefde.
De vrijheid van de wet is niet een algeheel-
los-zijn van de wet. Vrij is de geloovige van den
vloek der wet, omdat Christus hem van den vloek
der wet heeft verlost. Vrij is hij ook van den
eisch der wet om haar te onderhouden en alzoo
zich de gerechtigheid en het leven te verwerven.
Hem wordt toegerekend de gerechtigheid van
Christus en daardoor is hij een erfgenaam van
het eeuwige leven. Maar de wet van welker
vloek en eisch hij verlost is, werd door den H.
Geest dan geschreven op de vleezen tafel des
harten. Is het dat het vleesch in den geloovige
begeert tegen den Geest, de Geest begeert dan
tegen het vleesch. Door den Geest is er zelfs
een kruisigen van het vleesch. In vers 24 schrijft
Paulus En die van Christus Jezus zijn hebben
het vleesch gekruisigd met de driften en de be
geerlijkheden.
Het vleesch kruisigen wil zeggen het vleesch
aan het kruis slaan. Zij, die het vleesch kruisigen,
doen daarmee wat men oudtijds met een kruise-
ling deed.
Om te verstaan, wat Paulus met deze uitdruk
king bedoelt, moet ge letten op de handeling van
hen, die iemand aan een kruis sloegen. Wat die
menschen dan deden met zulk een kruiseling,
doet die van Christus is met het vleesch.
Dat kruisigen nu was een overgeven van den
kruiseling aan den dood. Het was niet een hem
aanstonds dooden. Die kruiseling bleef nog eeni-
gen tijd aan het kruis leven. Maar wel werd zulk
een kruiseling dan overgegeven aan den dood,
aan den zekeren dood. Wie aan een kruis hing,
mocht nog eenige uren blijven leven, zijn dood
was onherroepelijk.
Als dus gezegd wordt, dat degenen, die van
Christus zijn het vleesch gekruisigd hebben, houdt
dat in, dat zij het vleesch overgegeven hebben
aan den dood. Daar ligt dan niet in, dat ze het
vleesch al radicaal gedood hebben, want het ge
kruisigde vleesch kan nog eenigen tijd blijven le
ven. Daar ligt dit in, dat tot den dood van het
vleesch onherroepelijk besloten werd.
Daar ligt nog meer in.
Een kruisdood was alleen rechtvaardig na een
rechtvaardig vonnis en wel na zulk een vonnis,
dat naar Israëls zede een vloekdood eischte.
De gehangene was Gode een vloek. De kruisi
ging was dan een openlijke manifestatie, dat de
kruiseling naar het recht den vloekdood verdiend
had.
Aan datzelfde is te denken bij de kruisiging
van het vleesch. Die kruisiging mag niet haar
oorzaak vinden in willekeur of levensmoeheid,
maar moet zijn een uitvoeren van den door Gods
wet geëischten vloekdood.
In de derde plaats is hier ook te letten op die
daad, het overgeven van het vleesch aan den
dood.
Als de menschen lijdelijk toezagen, wanneer
iemand gekruisigd werd, bleek niet wat zij zelf
over dat doodvonnis dachten dan kon het nog
wel zijn, dat ze dien dood onrechtvaardig acht
ten. Alleen wanneer zij zelf vrijwillig actief daar
aan deelnamen, bleek daaruit, dat ze dit vonnis
voor rechtvaardig hielden en het daarom mee ten
uitvoer wilden leggen.
Wanneer dan zij, die van Christus zijn, het
maar niet lijdelijk aanzien, dat het vleesch ge
kruisigd wordt, maar zelf dat vleesch kruisigen,
blijkt daaruit, dat zij zelf met dien door het recht
gevorderden vloekdood van het vleesch ten volle
instemmen.
Zoo kruisigen zij dan het „vleesch". Dat wil
niet zeggen, dat ze het lichaam kruisigen. Ze
mogen niet het lichaam kruisigen en dooden. Dan
zouden ze zondigen tegen het zesde gebod, dat,
naar de verklaring van den Catechismus, zelfs
verbiedt om ons zelf moedwilliglijk in eenig ge
vaar te begeven.
Wat ze kruisigen is het vleesch, d.w.z. de oude
mensch. In Rom. 6 6 zegt Paulus dat duidelijk
dit wetende, dat onze oude mensch met Hem
gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde teniet
gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde die
nen. Evenzoo in Ef. 4 22, dat gij zoudt afleg
gen, aangaande den vorigen wandel, den ouden
mensch, die verdorven wordt, door de begeer
lijkheid der verleiding.
De kruiseling is dus de oude mensch, de oude
verdorven natuur. Die wordt, naar den eisch van
Gods wet, tot den vloekdood overgegeven.
En dat geschiedt dan door hen, die van Chris
tus zijn.
Dat kruisigen van het vleesch wordt niet bij
alle menschen gevonden. Zelfs niet bij al die
menschen, die op een of andere wijze tegen de
begeerlijkheden van het vleesch ingaan. Dat in
gaan tegen vele begeerlijkheden des vleesches
wordt bij vele menschen gevonden, maar dat is
nog niet een kruisigen van het vleesch.
Tot dat kruisigen van het vleesch is de mensch
zonder meer niet in staat en ook niet geneigd.
Dat overgeven van den ouden mensch aan den
dood komt alleen bij degenen, die van Christus
zijn, en eerst met Christus gekruisigd zijn.
Breeder schrijft Paulus daarover in Rom. 6 6,
7, dat onze oude mensch met Christus gekruisigd
is, opdat het lichaam der zonde teniet gedaan
worde, opdat wij niet meer de zonde dienen,
want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van
de zonde.
Wanneer we vragen, hoe we dit moeten ver
staan vinden we het antwoord in Zondag 16 van
den Catechismus. Wat verkrijgen wij meer voor
nuttigheid uit de offerande en den dood van
Christus aan het kruis Dat door Zijne kracht
onze oude mensch met Hem gekruisigd, gedood
en begraven wordt, opdat de booze lusten des
vleesches in ons niet meer regeeren, maar dat
wij onszelven Hem tot een offerande der dank
baarheid opofferen.
Zal het zijn dat de booze lusten des vleesches
in ons niet meer regeeren, zoo is noodig, dat onze
oude mensch eerst met Christus gekruisigd is.
Het kruisigen van het vleesch kan alleen ge
schieden in gemeenschap met Christus. Alleen
door hen, die den Geest van Christus ontvingen
en die nu, in Zijn voetstappen wandelend, de
zonden, en dus ook den ouden mensch leeren
veroordeelen naar Gods wet, om hem den vloek
dood over te geven.
Wie dan leeren, het vleesch met z'n driften en
begeerlijkheden te kruisigen, zijn van Christus.
En, of wij van Christus zijn en door Hem ver
lost van den vloek en eisch der wet, zal hieruit
blijken of wij kwamen tot dat kruisigen van het
vleesch.
HEIJ.
NIEUW KERKRECHT.
In „De Wachter" gaf Ds Rietberg een rake
typeering van het verschil tusschen het Oude
en Nieuwe Kerkrecht.
„De kwestie van het gezag en de macht der
meerdere vergadering is voor het leven van onze
kerken van de grootste beteekenis.
Wij moeten goed weten hoe het daarmede
staat.
Tot voor enkele jaren is ons altijd geleerd, dat
dit het echt Schriftuurlijke kerkrecht is dat de
meerdere vergaderingen geen eigen gezag in zich
zelf hebben, waardoor zij in het leven van de
plaatselijke kerk kunnen ingrijpen.
Dat hebben Dr A. Kuyper Snr, Dr H. Bavinck
en Dr F. L. Rutgers ons geleerd.
Dat heeft Dr H. H. Kuyper ons vroeger ook
geleerd, 'k Herinner slechts aan wat hij schreef
tijdens de procedure-Netelenbos.
Dat heeft Ds Jansen ons voorheen ook ge
leerd, zelfs nog in den lsten druk van zijn Korte
Verklaring der K.O.
Dat heeft Dr Bouwman ons ook geleerd. Al
heeft deze tijdens de Asser-Synode ook een an
der standpunt ingenomen dan voorheen, toch
schrijft hij nog in zijn groot kerkrechtelijk hand
boek, dat 8 jaar na de Synode van Assen ver
scheen „Deze drieërlei macht komt niet toe aan
de meerdere vergadering, maar aan de ambtsdra
gers der plaatselijke kerk" (deel II, pag. 21).
Nu schrijft Prof. Dr H. H. Kuyper, dat „deze
opvatting grootendeels op een misvatting berust"
(De Heraut, 18 Dec. '38). Het is hem in zijn ar
tikelen echter niet gelukt ons dit te bewijzen.
Terwijl het afdoend Schriftbewijs geheel ont
brak.
Daarom is er geen reden om los te laten het
geen onder ons als het goede, Gereformeerde,
Schriftuurlijke kerkrecht gegolden heeft.
M. R."
Inderdaad, steeds meer nijgen ook wij naar
handhaving van hetgeen onder ons tot nog toe
als Gereformeerd Kerkrecht gold. Dan alleen
willen we het oude loslaten, als het blijkt niet
goed te zijn. Maar dit kunnen we vooralsnog
niet inzien.
CIJFERS, DIE ONS AANSPREKEN.
Beter dan lange vertoogen, spreken cijfers soms
duidelijke taal. Ik vergelijk de jaarboekjes 1938-
1939 voor het zielental en belijdende leden van
de provincie Zeeland.
Dat geeft me het volgende resultaat
Aantal doopleden en belijdende
leden 28310 voor 1939
Aantal doopleden en belijdende
leden 28227 voor 1938
Vooruitgang 83
Aantal belijdende leden voor 1939 14971
Aantal belijdende leden voor 1938 14802
Vooruitgang 169
Wat blijkt hieruit Dat het aantal belijdende
leden in onze provincie in veel sterkere mate is
toegenomen dan het aantal doopleden. Dat dus
de begeerte om het 2e Sacrament te ontvangen,
het Heilig Avondmaal, nog aanwezig is, maar dat
het aantal van diegenen, die het eerste Sacrament
ontvangen, veel en veel minder is.
Bezien we deze cijfers voor ons land.
Aantal doopleden en belijdende
leden in 1939633.600
Idem in 1938 626.877
Toename 6.723
Belijdende leden in 1939 320.727
Belijdende leden in 1938 315.238
Toename
5489
Kerkelijke bladen niet alleen wijden aan dit
droef verschijnsel hun aandacht. Ook andere bla
den. En we moeten ons over deze cijfers, die ons
aanspreken, wel bezinnen. Hier moet iets scheef
zitten.
In de eerste plaats zeggen die cijfers van Zee
land ons, dat in onze provincie de geboorten af
nemen. Immers de oorzaak van het feit, dat het
totaal der leden slechts met 83 vooruitging, be
hoeven we niet te zoeken in het feit, dat som
mige ouders hun kinderen niet zouden laten doo-
pen. Hoe komt het dan, dat men nog wel belij-