FEUILLETON. DE BOER VAN „LEVENSSTRIJD" KERKNIEUWS. OFFICIEELE BERICHTEN. uitgewezen, dat menschen, die ontrouw zijn in het kerkbezoek, tenslotte ontrouw worden in al les. En de natuur leert ons, dat wie ontrouw is in het ontvangen van spijze, tenslotte verzwakt en sterft. Die Woordverwerpers lijden dan ook spoedig aan ondervoeding. Het is een onmogelijk heid, dat ze evenals trouwe christenen, stevig blijven staan in hun Gereformeerde schoenen. En is het wonder, dat dezulken dan ook wel eens afzwerven naar allerlei richtingen Hier één, waar men „zwaarder" is, d.w.z. waar men eigen willige godsdienst duldt, daar één, die de tucht lasting vindt en een asyl vindt in een huis zonder tucht. Laten we toch met die zonde breken. En laten de vrouwen eens beginnen met te zeggen ik wil mij schikken naar den eisch des Heeren en niet omgekeerd de Heere moet zich maar schikken naar mijn gezin. En laat de mannen eens beginnen met te zeggen Ik zal gehoorzaam zijn aan Gods eisch en niet omgekeerd Ik zoek eerst mijn eigen wenschen te vervullen en daarna zal ik gehoorzaam zijn. Tenslotte geldt ook hier: wie een vermaak heeft in den dienst des Heeren, zal alles in het werk stellen om met de gemeente Gods op te gaan en zal zeggen Ik en mijn huis wij zullen den Heere dienen. Laten we dus den roep Gods om op te gaan beantwoorden en niet tegenspreken. Laten we trouwe Christenen zijn in deze tijden van woordbreuk. Laten we gehoorzaam zijn als we den stem van Onzen Vader hooren. A. H. OUSSOREN. DE VERKIEZING ZOOALS CALVIJN HAAR BESCHRIJFT. V. De grond van verkiezing en verwerping. Vóórverordineering of vóórwetenschap. De vorige keer hebben wij de wilsbesluiten Gods naar beide zijden omschreven, zoowel ver kiezing als verwerping, zooals Calvijn en de va deren in Dordrecht het gedaan hebben. Nu rijst de vraag wat is nu de grond van deze besluiten Gods Calvijn antwoordtZijn wil, Zijn welbehagen en niets anders. Het woord vóór-verordineering drukt dit reeds uit. Hij heeft alle dingen tevoren verordineerd, vastgesteld. En als men dan verder gaat vragen naar den grond vobr die verordineering. Gaat vragen Waarom verkiest de Heere hier en verwerpt Hij daar, dan antwoordt Calvijn daarop alweer dit eene omdat Hij het gewild heeft. Niets meer. Hij wordt zelfs heftig tegen die menschen die daar niet mee tevreden zijn en naar de „oor zaken" van Gods wil onderzoeken, „laat ze be denken, hoe onbeschaamd het is, de oorzaken van Gods wil te onderzoeken, daar Gods wil zelf de oorzaak is en terecht moet wezen van alles wat is". „Want", zoo gaat hij verder, „indien Gods wil eenige oorzaak heeft, moet er aan hem iets voor afgaan, waaraan hij als het ware gebonden is en het is niet geoorloofd zich dat te verbeelden." Gods wil is zoozeer de hoogste regel der recht vaardigheid, dat al wat Hij wil voor rechtvaar dig gehouden moet worden, juist omdat Hij het wil. Nogmaals geven wij Calvijn zelf het woord „Wanneer dus gevraagd wordt, waarom de Heere zoo gedaan heeft (als Hij gedaan heeft) moet er geantwoord wordenomdat Hij het ge wild heeft. En indien gij verder gaat en vraagt, waarom Hij het gewild heeft, dan vraagt gij naar iets, dat grooter en hooger is dan Gods wil, en dat niet gevonden kan worden." J) Dat niet be staat, en dat onvindbaar is. Op dit punt loopt de scherpe grens tusschen het pelagianisme en het schriftuurlijk belijden. De pelagianen ontkennen dat de wil Gods, de eenige en laatste en absolute grond is voor ver kiezing en verwerping. Zij hebben in plaats van de wil het weten van God geschoven. Dit lijkt maar een kleine verschuiving, maar heeft gewel dige gevolgen. De pelagianen spreken daarom bij voorkeur niet over vóórverordineering, maar van vóór-wetenschap. In het eerste woord zit 't woord ordineeren in, dat is bepalen-met-eigen- wil. In het laatste woord vóór-wetenschap (of praescientia) staat op den voorgrond het we ten van God omtrent het gedrag en het geloof der menschen. En, zoo zeggen de pelagianen van allerlei nuanceering, op grond van dat vooruit- 2) En daar ligt dan de ruim vier K.M. breede zeearm, die de eilanden van elkaar scheidt. Bij helder weer ziet ge de contouren van het eiland in het Zuiden. Doch die eenzame boerderij trekt uw aandacht. Ze ligt daar beneden. En op haar hek is geschilderd „Levensstrijd". En ge peinstwaarom die naam Kenden de vroegere of kennen de tegenwoordige bewoners in bizonderen zin den strijd des levens Heeft die hen zóó afgemat óf gestaald, dat zij, onder den indruk gekomen, de hoeve „Levensstrijd" heb ben genoemd Ziet ge daar, op het erf, die korte, breede ge stalte Dat is de boer van „Levensstrijd". Job Louwerse. Vraag hem, wat die woorden op het hek be- teekenen. Hij zal de schouders ophalen en zeg gen „Het is altijd zóó geweest". En als ge u dan min of meer onbevredigd af wendt, neem dan maar aan en dan zijt ge dicht bij de waarheid dan hebt ge die bena derd dat het woord op het hek een zinrijke beteekenis heeft. weten, hoe de menschen zich zullen gedragen, bepaalt God hun lot. Hij bepaalt de eeuwige zaligheid voor hen van wie Hij vooruit hun ge loof en volharding heeft gezien en de eeuwige verwerping voor hen, wier booze wil en onge loof Hij tevoren heeft gezien. Doch door deze verschuiving wordt niet maar een weinig tekort gedaan aan de souvereiniteit Gods, maar eigenlijk wordt zoo alles tekort ge daan. Aldus wordt de menschelijke wil de hoog ste souverein, die zelf z'n lot bepaalt en Gods wil komt achteraan hinken om te bekrachtigen wat de menschen hebben goed gevonden en ver kozen. Onze Gereformeerde Kerken hebben een conflict met deze dwaling beleefd in de remon- strantsche twisten. Maar dit pelagianisme is nog altijd geweldig breed en wijd vertakt en wij zul len goed doen ons daar rekenschap van te ge ven bij het beoordeelen van allerlei lectuur uit roomsche, humanistische, algemeen christelijke en methodistische kringen. Niemand minder dan Prof. Bavinck schrijft in zijn Dogmatiek, dat deze voorstelling is ingedrongen in de belijdenis van alle Grieksche, Roomsche, Luthersche, Remon- strantsche, Anabaptistische, Methodistische chris tenen en van vele anderen. Wij zullen goed doen ons daar rekenschap van te geven. De kracht van de kerk ligt niet in het naloopen van allerlei zoogenaamde frissche geesten, maar in het ver staan van het Woord en in het buigen van het Woord en het leven bij den vollen raad Gods. Kunstmiddelen hebben wij dan niet noodig voor het geloof te werken, het zal in diepte en kracht vanzelf groeien wanneer wij opwassen in de ken nis des Heeren. Niet voor niets heeft men deze belijdenis van de souvereiniteit Gods het „hart der kerk" genoemd. Calvijn heeft het pelagianisme krachtig bestre den. Hij vond het in Rome. Bij Thomas van Aquino. In een zeer verfijnden vorm. Thomas leerde, dat, van de zijde Gods gezien, het vooruit weten van de verdiensten van de menschen de oorzaak van de verkiezing niet was, maar bezien van onze menschelijke kant, konden wij het wel zoo noemen. Maar Calvijn zegt„wij bekommeren ons niet om deze scherpzinnigheid van Thomas. Naar waarheid is oudtijds door een kerkleeraar gezegd, dat zij, die de verkiezing Gods aan de verdien sten toeschrijven, wijzer zijn dan behoort." 2) In de Dordtsche Leerregels zijn de redeneerin gen der pelagiaansche remonstranten ook heel schriftuurlijk scherp afgewezen. In hoofdstuk I, art. 9 staat (wij laten een en ander vet drukken): „dat de verkiezing is geschied, niet uit vooruit gezien geloof en de gehoorzaamheid des geloofs, uit heiligheid of eenige andere goede hoedanig heid of geschiktheid, als een oorzaak of voor waarde, tevoren vereischt in den mensch, die verkozen zou worden, maar tot het geloof en de gehoorzaamheid des geloofs enz." En wat betreft de grond voor de verkiezing, hebben onze vaderen in volledige overeenstem ming met Calvijn beleden, Dordtsche Leerr. hoofdst. I, art. 10 „De oorzaak van deze genadige verkie zing is eeniglijk het welbehagen Gods, niet daarin bestaande, dat Hij eenige hoedanig heden of werken der menschentot een voorwaarde der zaligheid heeft uitgekozen, maar hierin dat Hij eenige zekere personen uit de gemeene menigte der zondaren zich tot een eigendom heeft aangenomen." En in de „verwerping der dwalingen" sommen zij al de pelagiaansche ketterijen met groote nauwgezetheid op om ongerept te handhaven de belijdenis, dat God alleen souverein is en dat de verkiezing èn de verwerping rusten alleen en uitsluitend in Zijn souvereine wil. De beweegredenen van Zijn wil liggen alleen in Hem zelf. De diepste grond der verkiezing is Zijn vrije genade. De volgende keer zullen wij de beteekenis van het woordje „vrij" in de termen „vrije genade" en „vrijmacht" bezien. Brouwershaven. J. MEESTER. 1) Calvijn Institutie. Boek III, 23, 2. 2) Idem, Boek III, 22, 9. Hier is en hier wordt gestreden, in den vollen zin van het woord, om het leven. Want zie nu eens naar rechts, als ge daar staat op de kruin van den breeden zeedijk, nog ver hoogd door een betonnen muur. Ziet ge daar niet een breeden inham Vindt ge niet, dat het eiland een vreemden vorm heeft Zoo is het niet altijd geweestWaar nu op het oogenblik de zee kabbelt, was in vroeger ja ren vruchtbaar land. Daar lagen een aantal dor pen. Maar op een zekeren nacht stak de storm op, beukte de toen nog niet zware dijken, sloeg er gaten in en juichend stroomde de zee naar binnen, zich niet bekommerend over angstge- schrei en gretig in zich opnemend de dorpelingen, mannen, vrouwen en kinderen, die later terug gevend als lijken. Dat is gruwelijke historie. Daarom is „Levensstrijd" zoo zinrijk. Want die boerderij, al is zij meermalen ver bouwd en herbouwd, staat daar al eeuwen. Uit den grooten watersnood is zij gered. Maar strij den, kampen, vechten moet zij altijd om het leven. „Levensstrijd." Ze ligt daar zoo rustig en vredig aan den voet van den „slaper". Maar, al worden de dijken nog zoo goed on derhouden erë worden er geen kosten aan ge spaard, daar het leven op het spel staat, het kan toch gebeuren, dat het element spot met al wat dijk is, den „waker" op zij werpt en den „slaper" belacht. Dat kan. Want al kunnen de menschen veel, God kan nóg meer. Hij beveelt. En de historie van toen TWEETAL TE Middelburg Dr. N. J. Hommes te Ijlst. Ds. H. J. Riphagen te Schoonebeek. Wezep G. van Dooren te Mussel. F. A. Hofman te Waarder. BEROEPEN TE Rijnsburg G. F. Hajer te Ede. AANGENOMEN NAAR Oude- en Nieuwe-Bildtdijk Cand. H. de Wit, hulppred. te Noordwolde (Fr.). BEDANKT VOOR Wapenveld F. E. Hoekstra te Zwartebroek. Rijnsburg A. Dercksen te Rotterdam-Feyenoord. Voor de Zending van de Geref. Kerk van Amsterdam en de met haar samenwerkende ker ken werd een lgaat ontvangen van wijlen den heer K. v. d. V. te Amstelveen, groot 500. De financieele commissie van de Geref. Kerk van Kampen ontving van een bejaard echt paar aldaar een gift van 1000.voor de Kerk. In de collecte voor de Diaconie van de Geref. Kerk van Scheveningen werd op Oude jaarsavond een bankbiljet van 1000.gevon den. Voorts ontving de Diaconie dezer Kerk per giro een gift, groot 1000.van N.N. 15 Februari zal het 25 jaar geleden zijn, dat Dr B. A. Knoppers in den dienst des Woords werd bevestigd. Dr Knoppers diende de kerken van Kapelle- Biezelinge, Almelo en Amsterdam. Het verslag van den kerkeraad van Leeu warden meldt „Het verzoek der Zendingscommissie, om inplaats van één, voortaan vier collecten per jaar te doen houden, wordt ingewilligd met dien verstande, dat de Zendingscommissie po gingen in het werk zal stellen de contributiën te verhoogen, zoodat voor de Zending een blijvende meerdere inkomst te boeken zij." Geref. Kerk van Amsterdam. Diaconie sluit zonder tekort. In 1938 ruim 80.000 bijeengebracht. Nog in de laatste maand van 't vorig jaar liet het zich aanzien, dat de Diaconie der Geref. Kerk van Amsterdam haar jaarrekening met een aanzienlijk tekort zou moeten sluiten. In de laatste diaconale vergadering van 1938 kon echter, zooals in de Amsterdamsche Kerk bode wordt medegedeeld, tot aller verwondering worden vastgesteld, dat evenals de beide voor gaande jaren een sluitende rekening was ver kregen. Daartoe hebben bijgedragen de verrassende opbrengst der Najaarscollecte, het vrijkomen van een legaat, de extra Kerstcollecte, die ruim 1100.opbracht, en plm. 4000.aan giften, verzameld door een kring van broeders. Blijkens de regelmatig in de Kerkbode gepubli ceerde staten heeft deze Kerk alleen voor de Diaconie in 1938 ruim 80.000 bijeengebracht, waarbij alle restituties in mindering zijn gebracht. Ook dit bedrag geeft nog onvolledig weer wat ter voorziening in de nooden der behoeftigen is gedaan, omdat daarbij de steun van de Kleeding- commissie, van „Ziekenzorg" en „Zusterhulp" e.d. buiten rekening zijn gelaten. Hoewel een groot aantal leden, en juist de meer welgestelden, naar de randgemeenten ver trokken zijn, zijn de inkomsten der Diaconie on geveer gelijk gebleven aan die van 1937. (Standaard) Wereldgelijkvormigheid. Hierover zegt Ds. van der Woude in het „Leeuw. Kerkblad" o.a. „Er zijn menschen, die bij „wereldgelijkvor migheid" alleen denken aan kort geknipt haar of geverfde lippen aan een gang naar de bioscoop of een bezoek aan het tooneel. Ongetwijfeld kan zich daarin wereldgelijkvormigheid openbaren. Maar in een van de laatste woorden, die Prof. H. Bavinck indertijd op de Synode te Leeuwar den tot de kerken sprak, heeft hij terecht ge waarschuwd, om de wereldgelijkvormigheid niet te beperken tot dans, spel en tooneel, maar ook te letten op de tallooze andere vormen, waarin deze zonde zich openbaart. Wereldgelijkvormig zijn we evengoed, wanneer onze conversatie op hetzelfde peil als in wereldsche kringen staat we onze zaken drijven op wereldsche manier herhaalt zich. En dan wordt in een punt des tijds de groote boerderij van Job Louwerse weggevaagd van den aardbodem. Dan spoelt er de zee. Dat kan. En dat verklaart„Levensstrijd". Maar Job Louwerse weet dat niet óf hij wil het niet zeggen. Het interesseert hem ook niet. 't Is altijd zóó geweest. En daarom blijft het zoo. 't Is zeer wel mogelijk, dat hij nooit denkt aan het feit, dat zijn hoeve op een vrij gevaarlijke plaats staat. Tenzij de orkaan buldert. Misschien. Misschien. Want Job Louwerse verwacht alles van menschen. Die hebben zware dijken gelegd. Met een betonnen muur hebben zij die dijken ver hoogd. Kundig zijn de menschen. Zij beteugelen de zee. In elk geval zal het zijn tijd wel duren. De nazaat moet dan verder maar zorgen. Hij doet het voor het tegenwoordige. Om de toekomst bekommert Job Louwerse zich niet. In geen enkei opzicht. Want Job Louwerse, de man met den bijbel- schen naam, is een boer zonder God. Méér nog. Hij is niet alleen onverschillig, hij is een vijand van God en allen godsdienst. Hij zou aan zijn boerderij niet den naam „Le vensstrijd" hebben gegeven. Hij weet van geen strijd. Je leeft je leven, royaal of niet royaal, en dan komt de dood. En dan is het uit. Het is zoo eenvoudig mogelijk. Maar als de orkaan buldert en Job Louwer- we met elkanders goede eer en goede naam om springen op eenzelfde wijze als de wereld doet. Wereldgelijkvormigheid is overal, waar het on derscheid tusschen dien die God vreest en die Hem niet vreest, niet meer wordt gezien. Paulus' vermaan „wordt deze wereld niet ge lijkvormig", is dus hierop gericht, dat de geloo- vigen zich niet zullen aanpassen aan de beschou wingen en gewoonten, die in het onwedergebo ren, van God losgeraakte menschenleven heer- schen, maar dat zij leven zullen uit een eigen beginsel en naar een hoogere wet." Ds. v. d. Woude keert zich terecht tegen de beperkte, eenzijdige opvatting van wereldgelijk vormigheid. Bovendien, wereldgelijkvormigheid is hetgeen niet moet, maar dan komt nog het positieve, hetgeen wel moetaan Christus gelijk vormig worden, Hem dienen van ganscher harte en met alle krachten, positief leven uit het eigen christelijk beginsel en niet blijven „zeuren" mag dit en mag dat, alsof men toch eigenlijk het liefst zoover mogelijk met de wereld wil meegaan en zooveel mogelijk kruimpjes begeert te eten, die van de tafel der wereld vallen. De Christen moet zijn eigen levensstijl hebben en hierin zijn vreugde vinden, want anders is heel het leven en vooral ook het hart wereldgelijkvormig. (Gron. Kerkbode) Debrecen. De Hongaarsche bladen dee- len mede, dat het wegens de politieke crisis uit gestelde jubileumfeest van het 400-jarig bestaan der Stephan-Tisza-Hoogeschool te Debrecen in Hongarije, thans gesteld is op 3 en 4 Juni 1939. De rijksbestuurder Horthy heeft toegezegd, daar bij tegenwoordig te zullen zijn. K. B. S. Middelburg. VERGADERING van den Kerkeraad-Breed, 19 Januari 1939. Praeses Ds. A. H. Oussoren. Aanwezig 44 broeders. De Praeses opent de vergadering, laat zingen Ps. 43 3, leest Ps. 101 en gaat voor in gebed. Ingekomen Stukken Meisjesvereen. op Geref. Grondslag „Meisjes vreugd" wenscht zich te stellen onder opzicht van den Kerkeraad. Toegestaan. Een schrijven van Ds. A. Merkelijn, doorge zonden aan de Commissie van Beheer. Berichten van br. Mulder en br. van Tuinen, dat zij hun benoeming tot lid van de Commissie van Beheer aannemen. Kennisgevingen van overlijden van een broeder en zuster, reeds door den Scriba beantwoord. Een verzoek om steun in handen van de Com missie ad hoe. Een schrijven van een broeder in verband met het beroepingswerk, wordt aangehouden tot het betrokken punt in behandeling komt. Commissie voor doopaanvragen 2 doopaan- vragen toegestaan. Rapport Hoorcommissie. Rapport Beroepingscommissie. Besloten wordt het volgende tweetal aan de gemeente voor te stellen Dr. N. J. Hommes te Ijlst en Ds. H. J. Riphagen te Schoonebeek. Vergadering met de belijdende leden zal ge houden worden Maandag 23 Januari a.s. des avonds om 8.15 uur in de Hofpleinkerk. Zij, die des avonds verhinderd zijn, ontvangen gelegen heid om des middags tusschen 1 en 2 uur hun stem uit te brengen. Rapport bezoek jaarvergadering Geref. Man- nenver. „Dr. Herman Bavinck" wordt uitgebracht. Rondvraag. Br. I. de Wolf deelt mede, dat hij zijn benoeming tot lid van de Commissie voor het Archief aanvaardt. Dankzegging. Sluiting. DE KERKERAAD. In verband met de gemeentevergadering zal de Bijbellezing a.s. Maandagavond niet door gaan. Wel zullen mededeelingen worden gedaan over de Bijbellezing en zijn op deze gemeente vergadering de zusters hartelijk welkom. KORT VERSLAG van de vergadering der Classis Axel, gehouden 17 Jan. 1939. 1. Opening. De Praeses der roepende kerk, Ds. Vink, opent de vergadering op de gebruike lijke wijze. Hij spreekt een hartelijk woord van welkom naar aanleiding van de intrede van 't nieuwe jaar. 2. De credentiebrieven worden nagezien. Alle se bevindt zich op den zeedijk, met moeite zich staande houdend, gaat er dan niets door zijn ziel Heeft hij dan niet besef van een hoogere macht Of als de bliksem langs het inktzwarte firmament vliegt, zijn hoeve in gloed zet, en de donder ratelt door het zwerk, wordt Job Lou werse dan niet anders En als in het voorjaar en in den zomer de zon haar milde stralen zendt, koesterend het gezaaide en dat doet opschieten tot welige, goudgele aren, een lust voor zijn boe- renoog, laat ook dat Job Louwerse koud Voelt hij dan niet diep in zijn ziel, dat daar iets achter zit Het laat hem koud. Of hoogstens zegt hij dat zijn alle natuur krachten. Dat die natuurkrachten een Schepper, een Formeerder, een Onderhouder hebben, de boer van Levensstrijd weet het niet of wil het niet weten. Neen, hij weet het wél. Maar hij verzet zich. Als het er op aankomt, dan vloekt Job Lou werse den Schepper van hemel en aarde. Dat is de boer van „Levensstrijd". I. De dood waart rond. De korte Novemberdag donkere wolken, zoo nu en dan zich ontlastend, joegen langs den hemel en al meer stak de wind op spoedde ten einde. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1939 | | pagina 2