No. 3
Vrijdag 20 Januari 1939
53e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
DADERS DES WOORDS.
VAN VERRE EN NABIJ.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIEDs. A. C. HElJ cn Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regel bij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
SYNODALE RAPPORTEN.
(Over de leergeschillen.)
't Is niet onze bedoeling een volledig overzicht
te geven van alle rapporten, die op de volgende
Synode verwacht worden. Maar er is één rap
port, dat we niet onvermeld mogen laten, omdat
het wel als het belangrijkste kan beschouwd
worden.
De inhoudsopgave van de Acta vermeldt het
onder den naam „Leergeschillen", zoodat we het
ook hier wel zoo mogen noemen, zonder dat men
ons zou mogen verdenken van een verkeerde
keuze tusschen de woorden meeningsverschillen
of leergeschillen.
Het werd Woensdag 23 September 1936 voor
dat het besluit, om daarvoor deputaten te benoe
men, zijn definitieven vorm verkreeg.
Dat was dan niet omdat deze zaak eerst laat
aan de orde gesteld werd. Reeds op Woensdag
9 September kwam in bespreking een voorstel
Polman-Van der Vegt, dat benoeming van de
putaten voor de leergeschillen beoogde. De po
lemieken in de kerkelijke pers, die de Synodale
aandacht hadden gevraagd door een voorstel van
de Classis Bolsward, gaven den voorstellers
daartoe aanleiding.
De behandeling van dit voorstel kon op dien
dag niet ten einde gebracht en werd voortgezet
op 10 September. Dan zijn er, blijkens art. 263
der Acta, twee voorstellen van de commissie uit
de Synode, die prae-advies had uit te brengen,
één van de meerderheid en één van de minder
heid dier commissie. Nog een derde voorstel
wordt ingediend, (art. 265 Acta), zoodat beslo
ten wordt, die zaak weer naar de commissie terug
te zenden.
Op de vergadering van 11 September wordt
door den praeses meegedeeld, dat de samenspre-
king op de vergadering der commissie nog niet
mocht leiden tot een gemeenschappelijk voorstel,
dat deze besprekingen zullen worden voortgezet
in de hoop, dat men alsnog tot een gemeenschap
pelijk voorstel zal kunnen komen.
Als op 23 September de behandeling wordt
hervat blijkt, dat die hoop niet in vervulling ging.
Verschillende voorstellen worden der Synode
voorgelegd en door haar verworpen. En ten
slotte wordt dan het voorstel aangenomen, dat
we hier laten volgen.
Het luidt
de Synode,
gelet op het feit, dat er in onze kerken opvat
tingen worden voorgedragen, welke van de tot
nog toe gangbare leeringen afwijken,
en dat eenerzijds de voorstanders dezer op
vattingen gelooven en verzekeren, dat ze geheel
conform Schrift en belijdenis zijn, terwijl ander
zijds door menigeen in onze kerken de vraag is
gesteld, of deze voorgedragen opvattingen wel in
overeenstemming zijn met Schrift en belijdenis
van oordeel, dat zulk een onzekerheid niet mag
worden bestendigd
besluit
1°. ten minste zeven deputaten ad hoe te
benoemen
2°. dezen deputaten op te dragen
a. de bedoelde opvattingen, welke betrekking
hebben op de onderwerpen in alfabetische orde
Algemeene genade, Genadeverbond, Onsterfelijk
heid der ziel, Pluriformiteit der kerk, Vereeniging
van de beide naturen van Christus, Zelfonder
zoek, naar hare zakelijke beteekenis te onder
zoeken en te toetsen aan Schrift en belijdenis en
b. daarover op de volgende Synode rapport
uit te brengen en haar met advies te dienen.
Deze deputaten zijnDs. J. L. Schouten, Prof.
Aalders, Ds. G. Diemer, Prof. Hepp, Prof. Schil
der, Dr. J. Thijs en Prof. Vollenhoven.
Dat aan deze deputaten een heel belangrijke
taak werd opgedragen komt ons weer helder
voor den geest te staan, wanneer we dat lijstje
van onderwerpen weer overzien.
Over veel van deze onderwerpen is de pole
miek in de kerkelijke pers nog gaande.
Wat die polemiek aangaat, nam de Synode dit
besluit„er bij hen, die meenen polemiek jegens
medebroederen te moeten voeren of anderzins
de gemeente in de pers voor te lichten, in den
Naam van Hem, die ons zoo uitnemend heeft
liefgehad en zich tot den dood heeft vernederd,
op aan te dringen, dat zij in hun schrijven zoo
zeer de broederlijke liefde laten uitschijnen, dat
niemand daaraan met reden kan twijfelen in al
hun perswerk blijken zullen geven van biddend
onderzoek en grondige studie, met name ook van
het verleden en de waarheid boven alles dienen
de, in alles de geboden bescheidenheid, teeder-
heid, voorzichtigheid en zelfbeheersching zullen
betrachten."
Dat besluit is blijkbaar niet geheel zonder uit
werking gebleven, de polemiek is wat rustiger
geworden, maar ze duurt nog voort omdat de
gewenschte overeenstemming nog niet bereikt
werd.
Zou het gevraagde rapport er in slagen die wel
te bereiken, dan zou dit heerlijk zijn En reeds
dan, wanneer het rapport bevorderen zou, dat
er wederzijds meer helderheid kwam, zou er re
den van dankbaarheid zijn, omdat dan zou vol
daan zijn aan de eerste voorwaarde, om aan de
hand van Schrift en belijdenis tot overeenstem
ming te komen.
Zou dit rapport nu spoedig mogen verwacht
worden
In het eerste voorstel Polman-Van der Vegt
stond, dat het daar gevraagde rapport op zijn
minst een half jaar tevoren ter kennis van de
kerken zou worden gebracht. In het eindelijk ge
nomen besluit ontbreekt zulk een tijdsbepaling.
We hopen, dat dit niet zöö moet worden uit
gelegd, dat de Synode den deputaten de volle
vrijheid liet.
Maar in dat geval kan worden gezegd, dat
deze deputaten er zich van verzekerd kunnen
houden, dat wanneer zij onverplicht in het
begin van dit jaar hun rapport ter kennis van de
kerken brengen, zij daarmee aan den wensch van
zeer velen voldoen.
KERKELIJK JAARBOEK 1939.
Het opschrift is eigenlijk niet heelemaal juist.
Dan zou er moeten staan „Jaarboek ten dienste
van de Gereformeerde Kerken in Nederland
1939". Zoo staat op den omslag en op de titel
pagina. Evenwel is dat ook niet heelemaal pre-
coes. Het jaarboek geeft ook de gegevens voor
de kerken in de Classis Batavia en de Oud-
Geref. Kerken in de Classis Oost-Friesland en
Graafschap Bentheim. De Classis Batavia heeft
de rechten van een Particuliere Synode, en de
twee Classes in Pruisen vormen saam ook een
Particuliere Synode. Strikt genomen is dus dat
„in Nederland" onvolledig.
Hier is nog bij te voegen, dat onder Zuid-
Holland-Zuid, onder de Classis Rotterdam wordt
melding gemaakt van de Classis Buenos Aires in
Zuid-Amerika, waarin 4 kerken gevonden wor
den.
In de wandeling wordt echter doorgaans ge
sproken van „het kerkelijk jaarboek", meer nog,
van „het jaarboekje", zoo kan dus het opschrift
wel blijven staan.
De uitgeefster, Oosterbaan le Cointre N.V.
te Goes, zorgde, dat het weer tijdig verscheen,
onder redactie van Ds. Meijster en Prof. Schilder.
Bijzondere belangstelling hebben allereerst dan
de statistische gegevens, om die te vergelijken
met die van een vorig jaar. Als we daar iets van
zeggen, laten we de kerken in de Classis Batavia
en in Pruisen buiten beschouwing.
Als totaal der kerken wordt genoemd het ge
tal 759, het vorig jaar was dat 755. Vier kerken
werden geïnstitueerd, n.l. te Schagen, Soest,
Bennebroek en Mechelen. Die laatste kerk is er
ook al ééne in het buitenland, evenals die van
Antwerpen, Brussel en Gent, die alle behooren
tot de Classis Dordrecht.
Predikanten nu 784, het vorig jaar 783.
Vacatures nu 87, het vorig jaar 77.
Verschillende van deze vacatures zijn echter
sinds de vaststelling van deze statistiek al weer
vervuld of zullen spoedig vervuld worden. Voor
de Classis Middelburg wordt opgegeven 4 vaca
tures. Dat zal niet lang duren. Die van Vrouwe
polder en Gapinge staan spoedig te verdwijnen,
doordat een beroep van deze kerken werd aan
genomen. Blijft één vacature te Middelburg en
één te Grijpskerke.
Zielental nu 633600, het vorig jaar 626877,
alzoo een vooruitgang van 6723, dat is heel wat
minder dan in 1937. Toen was er een toename
met 9034 zielen.
Aantal belijdende leden 320727, het vorig jaar
315238, een toename alzoo van 5489, dat is ook
minder dan het vorig jaar, toen er een vermeer
dering was van 6637.
Voor Zeeland de volgende getallen. Het aan
tal kerken bleef gelijk, n.l. 53. Het aantal predi
kanten is nu 44, was 48. Spoedig zal die achter
stand wel weer zijn ingehaald. Vacatures nu 9,
toen 5. Hiervan geldt wat we boven reeds op
merkten. Het zielental is nu 28310, het was
28227, er is dus nog een toename, maar die is
al heel gering, niet meer dan 83. Belijdende le
den nu 14971, was 14802. Dit is iets gunstiger.
Een toename van 169. Maar het is toch wel heel
weinig.
In de verschillende Classes zijn de cijfers voor
wat het zielental betreft deze Cl. Axel nu 5448,
vorig jaar 5425, een toename van 23. Cl. Goes
nu 4805, vorig jaar 4805, bleef stationair. Cl
Middelburg nu 11678, vorig jaar 11584, toename
94. Cl. Tholen nu 2530, vorig jaar 2528, achter
uitgang met 2. Cl. Zierikzee nu 3849, vorig jaar
3885, achteruitgang met 36.
Het kerkelijk overzicht 1938 werd weer ge
schreven door Prof. Schilder. Het is heel wat
langer dan dat van het vorig jaar. Telde het toen
10 bladzijden, nu nam het met 50 toe en werd
15 bladzijden groot. Belangrijke zaken passeeren
hier de revue.
De rubriek „In Memoriam" geeft een kort le
vensbericht van 18 overleden predikanten, waar
van 9 emeriti, 1 die buiten bediening was en 8
dienstdoenden. Van de em. predikanten C.
Lindeboom, G. Broekhuizen, C. Zwaan, H. Deth-
mers, C. van Mourik, A. Mulder, G. H. de Jonge,
W. Maan en C. W. E. Ploos van Amstel, van
Ds. R. van Giffen, die buiten bediening was en
van de dienstdoende predikanten G. H. Schup-
pert, K. Prins, J. S. Schaafsma, F. W. K. Bra-
mer, J. D. Wielenga, H. van der Zanden, K.
Veen, D. de Wit. Hiervan hebben F. W. H.
Bramer, J. D. Wielenga, K. Veen en G. H. de
Jonge enkele jaren in Zeeland doorgebracht.
Wie kerkelijk wil meeleven kan dit jaarboek
eigenlijk niet missen. Ons kerkelijk meeleven mag
zich toch niet beperken tot onze eigen kerk, maar
daarin moeten we al onze Gereformeerde Kerken
betrekken. En velen zullen zich de uitgave van
1.voor dit jaarboek nog wel kunnen ver
oorloven.
HEIJ.
WOORDVERWERPERS.
Neen, we willen hier niet spreken over de
onkerkelijke kleurloozen. Over de onkerkelijke
windhanen, die met alle richtingen meedraaien.
Dergelijke menschen zijn tenslotte beklagens
waardige schepselen. Ze hebben geen ruggegraat.
Ze hebben geen vast standpunt. Ze leven niet
van uit een vast fundament. Maar ze zoeken het
overal zonder het ergens te kunnen vinden. Ze
zoeken niet hun belijdenis te beleven, integen
deel, breken hun belijdenisbelofte met evenveel
gemak als ze een stukje brood breken. Ze zien
niet meer de fundamenteele verschillen tusschen
de ware wettige kerk des Heeren en de valsche
kerk en de scheurkerken. Wat ze zoeken is
zichzelf. Wat ze verlangen is niet het Evangelie,
maar een Evangelie. Ze leven niet meer uit het
beginsel als onze vaderen. Die goed en bloed
offerden, om maar het Evangelie te kunnen hoo-
ren. Ze zien niet meer de machtige beteekenis
van Afscheiding en Doleantie, maar verloochenen
met hun daden, wat God gedaan heeft voor de
kerk der Reformatie. Dergelijke menschen willen
we laten rusten. We willen hier over anderen
spreken.
Wie de historie van ons land en volk nagaat,
ziet als achtergrond één groote worsteling voor
de waarheid, tegen de leugen. De worstelstrijd
tegen Spanje, de worstelstrijd in de 17e eeuw te
gen de Remonstranten, de worstelstrijd tegen het
rationalisme, de worstelstrijd in de vorige eeuw
tegen de „verlichten", de worstelstrijd van Kuy-
per tegen het humanistisch liberalisme ze heb
ben allen tot achtergrond de liefde vóór de waar
heid, tegen de leugen.
En opmerkelijk ishoe meer er gestreden
moest worden, des te grooter was de liefde voor
de waarheid. Des te meer had men er voor over.
Dan liep men in den tijd van de hagepreeker.
gaarne gevaar voor lijf en leven, om maar Gods
Woord te hooren. Dan trotseerde men in de
vorige eeuw gaarne smaad en vervolging, om
maar het Evangelie te beluisteren. Dan liep men
uren en nog eens uren om de Cock te beluiste
ren. Dat kwam, omdat men leefde uit liefde
tot de waarheid.
Hoe gemakkelijker het belijden wordt, des te
slapper de Christenen in den regel worden. Prof.
Bouwman van Kampen zeide nog al eens tegen
zijn studenten „Het is weer noodig, dat we eens
vervolgd worden. Dan zal de liefde wel weer
gaan bloeien".
Opmerkelijk was dan ook het verschijnsel
dat tijdens de wereldoorlog, vooral in het begin,
zoovele menschen weer grepen naar het Evan
gelie, dat ze verworpen hadden. En opmerkelijk
was het in de Septembermaand van het vorige
jaar, hoe vol ineens de kerken waren. Vervol
ging, honger, zwaard, scheidt niet alleen het kaf
van het koren af, maar heiligt ook het volk van
God. Doet de liefde weer oplaaien. Stelt weer
helder voor het bewustzijn, welke waarden men
bezit in het kunnen opgaan met Gods volk, in
het bezitten van de belijdenis in het mogen be
lijden van den Naam des Heeren. Vraag aan
onze geloofsgenoten in het Oosten, wanneer ze
al die waarden het meest waardeeren hun ant
woorden zal zijn: Thans, nu we ze missen moeten.
Zie, hier ben ik bij het punt, waar ik wezen
wil. De weinige waardeering voor Gods Woord
van sommigen, de bedilzucht van elkaar, het cri-
tiseeren, ook in onze kerken, komt mede voort
uit het feit, dat we in zulk een weeldetijd leven.
Zeker heb ik een open oog voor de waarde der
wetenschappelijk polemiek. Maar het persoon
lijke element, dat hierin telkens naar voren komt,
bedroeft velen. Inzinking zien we ook in het
kerkgaan als we letten op de practijken van man
nen, en vrouwen. Is er bij allen dat élan, dat
vuur, die liefde en bezieling, die onze strijdende
vaderen hadden, om naar Gods Woord te gaan
luisteren Of is het feit, dat we in vrijheid en
rust leven ook de oorzaak er van, dat sommigen
het tot gewoonte maken des Zondagsmorgens
„uit te rusten" Als het Woord eens schaarsch
zou zijn, zouden ze zich dan niet meer haasten
om het te beluisteren, terwijl ze nu het roepen
Gods door middel van den kerkeraad op den
dag des Heeren gemakkelijk in den wind slaan.
Want laten we de zaken concreet stellen God
roept ons, en wij moeten antwoorden. God roept
ons op om te luisteren naar Zijn Woord. Wij
moeten hierop ja of neen zeggen. En is het niet
een gruwelijke zonde, dat velen dien roependen
God maar laten roepen Wat zouden ouders
zeggen van hun kind, indien het vader en moeder
maar liet roepen zonder te antwoorden Zie,
daar hebt ge het beeld van de Woordverwerpers.
Ze verwerpen met het roepen Gods, den roe
pende God.
Ik weet wel, dat dit niet zoo scherp door som
migen gezien wordt. Ook hier zijn de fijne puntjes
van het leven-met-den-Heere afgesleten. Maar
wie bij het Woord leeft kan het niet anders zien.
Die ziet in ieder, die den dienst des Heeren on-
noodig verzuimt, een tegenspreker van den Heere.
En hier moet me een opmerking van het hart
over een zondige gewoonte van woordverwer-
pen, vooral in de dorpen. Zijn er in de steden,
die des avonds den roependen God maar laten
roepen, in de dorpen zijn er velen, die dit des
morgens doen.
O neen, niet zoo opzettelijk, niet zoo bewust,
neen, door gewoonte, ik zou haast zeggen, door
een ingeroeste gewoonte zijn velen tot deze zonde
gekomen.
Natuurlijk, zijn er allerlei argumenten te
vinden om het thuisblijven goed te praten. De
vrouwen moeten des morgens het huishouden
doen, de mannen des middagsop het huis
houden passen, maar in den regel is het waken
van de wachters niet van dien aard. dat geen
vijand de stad zou kunnen binnendringen. Ja, dat
„thuiswachten" van velen zooals men dat noemt,
mag wel eens nader onder de oogen worden ge
zien.
In de eerste plaats toch kan ik van mij den
indruk niet afzetten, dat velen eerder vragen
wat komt mij het beste uit, dan dat ze vragen
wat is het gebod Gods. Met andere woorden
dat velen nu eenmaal tot gewoonte aangenomen
hebben, dat God de Heere zich moet schikken
naar hen, hun werk, dan dat zij zich willen schik
ken naar Zijn eisch. En als we hier over door
denken, dan is dit tenslotte eigenwillige gods
dienst en een directe zonde tegen het tweede ge
bod. Ik weet wel, dat er ook gevallen zijn b.v
in gezinnen met jonge kinderen, waar geen hulp
aanwezig is, dat het onmogelijk anders kan, dan
dat één der ouders thuis blijft. Maar dat zijn
maar uitzonderingen. De massa der thuiswachters
wenscht zich niet te schikken. Sluit zich liever
aan bij de gewoonte der vaderen, dan dat ze uit
gehoorzaamheid aan den Heere daarmee breken.
Naar mij werd meegedeeld, is het in sommige
kerken zóó erg geworden, dat een pastor des
morgens bijna voor banken het Woord Gods
brengt. Dat dit een verlammende invloed moet
uitoefenen op zulk een dienaar en dat de ge
meente er bijgevolg onder lijdt, spreekt vanzelf.
Elia's moed zonk tenslotte ook inéén, toen hij
voortdurend maar het Woord moest brengen en
hij zag, hoe Israël dat Woord verwierp. Maar
dat nu nog daargelaten hoe benadeelen zulke
Woordverwerpers zichzelf
Iemand, die er gewoonte van maakt om steeds
maar één keer aan de roepstem des Heeren per
Zondag gehoor te geven, moet schade ondervin
den aan zijn eigen ziel. Het is dan ook in iedere
kerk eenvoudig te constateeren, dat die christe
nen die ontrouw in het kerkbezoek zijn, lang
zamerhand aan den zelfkant der gemeente gaan
leven. En dat het volgend geslacht wegbrokkelt.
Het gaat met die gezinnen als met smeltend ijs.
Och, zoo direct merkt men het niet, dat het ijs
dunner wordt. Maar na eenigen tijd kan men er
niet meer op staan, het verliest zijn kracht, zijn
sterkte, scheuren worden openbaar en nu eens
hier, dan weer daar brokkelt er iets af, totdat
tenslotte alles vervloeid is.
Het kan ook niet anders. De historie heeft