No* 52 Vrijdag 30 December 1938 52e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN EST ZEELAND* UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS* VAN VERRE EN NABIJ* ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIEDs. A. Q HEI] en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COENTRE, F. v* d* ENDE, A. B. W. M. KOK, F* STAAL Pzn„ A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 8 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 8 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 OUDEJAAR. Kinderkens, het is de laatste ure. 1 Joh. 2 18a. De jaarwisseling op 31 December 12 uur 's nachts is in zichzelf van geen beteekenis. De voortgang van den tijd wordt er niet door onder broken. Een oud jaar moge afgesloten worden om plaats te maken voor een nieuw, in feite ge beurt er niets en wordt er niets afgesloten. Mor gen zal zijn als heden. Het nieuwe jaar zal boven het oude niet uitgaan. Toch is er iets in dat we aangrijpen willen Kinderkens, het is de laatste ure. Jezus Christus sluit den tijd af. Hij werkt daar reeds aan. Dat geldt van ieder uur, van eiken dag. We willen dat bedenken op dezen oudejaarsdag Christus is bezig de geschiedenis af te sluiten. Straks staat de tijd stil. De laatste ure, hoeveel eeuwen is 't geleden, dat Johannes dit woord neerschreef Heeft de apostel zich niet vergist in zijn be rekening Neen, de apostel berekent niet. Hij spreekt niet over de toekomst, maar van het heden, waarin hij leeft. Hij kent zijn tijd en her kent hem als die wereldperiode, die door geen andere, geen nieuwe meer kan worden gevolgd. Elk uur van den grooten dag der wereldgeschie denis vroeg om een vervolg, dat den eindstrijd en de einduitslag zou brengen in de worsteling van God en Satan. Het laatste uur behoeft zulk een vervolg niet meer. Want de Antichrist komt, vele Antichristen zijn reeds geworden (vs. 18b). Daaruit kennen we, dat het nu het uur van eind beslissing geworden is. De Antichrist, dat is de machtsconcentratie, het tot het uiterste gespan nen krachtsapparaat, waarmee Satan alles op alles zetten gaat. Daar heeft de apostel Johannes het begin van gezien, de frontvorming, van waar uit de eindstrijd zich ontwikkelen zal. Dat begin zag de apostel niet in vijandschap of vervolgin gen van de kant van Joden of heidenen. Neen, de Antichrist komt op in de gemeente van Chris tus. In die menschen, die het Evangelie kennen, maar niet gehoorzaam zijn, die welbewust kiezen tegen den Christus en Zijn kerk. In de kerk wor den de gevechtslinie's bepaald. Daar werkt Jezus Christus. Vandaaruit ontwikkelt Hij Zijn wereld actie. Maar Satan ook. Christus' actie wekt Sa tans reactie. Waar Christus door Zijn Kerk grijpt naar de lengte en breedte der aarde, daar groeit ook het verzet tegen het Evangelie in ongeloof. Dat is de afsluitende arbeid van Christus, die Satan tot den eindstrijd dwingt en elk mensch tot een keuze. Kinderkens, het is de laatste ure. Dat woord maakt onzen oudejaarsavond be langrijk. Wij sluiten niets af. Wij kunnen met het nieuwe jaar niet nieuw beginnen. Wij kunnen niets in het oude jaar achterlaten. Ons kruis niet. Zorgen en droefheid niet. We gaan er het nieuwe jaar mee in. Maar wij mogen getroost zijn. Jezus Christus sluit af. Elk nieuw jaar wordt van meer gewicht dan het vorige, brengt ons verder, nader tot het doel, dat Christus Zich stelt, den dag Zijner Overwinning. Hij maakt onze uren, dagen, maanden en jaren zoo belangrijk door Zijn Woord. Hij roept ons tot geloof. Hij dwingt ons tot een keuze. Hij brengt in dien weg Zijn Ko ninkrijk nader. Maar ook de Antichrist komt openbaar. Ge denkt aan Rusland, aan Duitsch- land, aan Spanje, misschien, aan revolutionaire actie's in eigen land de Antichrist komt. Maar de apostel vermaant„Kinderkens, kin derkens, het is de laatste ure". De Antichrist komt uit de kerk en 't eenige, wat hem als kerk ganger ontbrak, was het geloof. Houden we dan bij het einde van het jaar het uitzicht vrij op Hem, Die Zichzelf gereed houdt voor Zijn Wederkomst en elk jaar, eiken dag, elk uur gebruikt om de geschiedenis der wereld af te sluiten. Aardenburg. JOH. A. TIEMENS. OUDEJAARSAVOND. Onze Oudejaarsavondgedachten moeten ge dachten zijn ook over Christus. En ze moeten dan daarop uitloopen, dat we zien op den zegen, waarmee God ons in Christus gezegend heeft, opdat we Zijn naam verheerlijken (Ef. 1:3). Wie Christus vergeet kan niet den rechten blik hebben op de zegeningen, die hij in dit jaar ontving. En als hij die weldaden niet recht ziet, kan hij ook niet komen tot het rechte loven van Hem, van Wiens weldaden wij er niet één mo gen vergeten. Hij aanvaardt dan die weldaden als had hij daarop recht en Gode wordt ont houden de eer die Hem voor Zijn genade toe komt. En zeker ontbreekt dan de dankbaarheid, wan neer het jaar ons veel leed bracht en zorg veel, dat we kwaad noemen. Allicht was er dat in veler leven. Ook in dit jaar ging de dood rond, die onver biddelijke vijand, en velde menig leven neer. Hij nam een man weg of een vrouw, een kind of een vader of moeder, een broeder of zuster. En als de dood dan een smartelijke wonde sloeg, dan gaat die wonde op den Oudejaarsdag weer vlij men. De dagelijksche metgezel van het hart, de smart, begint dan zeer luide te spreken. Onder drukte vragen beginnen dan weer dringender een antwoord te vorderen. Waarom Waarom dat alles Er was misschien tegenslag in zaken. De eco nomische toestand is nog maar somber. Zijn er, die zich alleen met groote moeite konden staande houden, er zijn er ook, die zelfs met groote moei te zich niet staande konden houden. En hoe zal er dan kunnen zijn een eindigen van het jaar met dankzegging aan God Dat kan maar alleen als we denken aan on zen Heere Jezus Christus. Alleen, als we denken aan Hem, die ons van God geschonken is, opdat wij in Hem zouden hebben wat ons tot het leven en de Godzaligheid van noode is. Alleen, als we denken aan den Christus, die Zich, om ons die weldaden te verwerven, wilde overgeven tot in den dood om onze zonden te verzoenen, opdat ons met Hem alle dingen zou den geschonken worden. Alleen als we denken aan den Christus, door Wien God onze Vader werd, Wiens wegen, ook als ze donkere wegen zijn, leiden tot onze zalig heid. Dan is te verstaan het woord van Paulus in Ef. 1 3. Gezegend zij de God en Vader van on zen Heere Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den hemel in Christus. De vertaling in onzen bijbel„gezegend" zou ook kunnen luiden „geloofd". Met die laatste vertaling zou echter de woordspeling van den apostel teloor gaan. Paulus gebruikt hier met opzet hetzelfde woord om aan te duiden, wat God ons doet en wat wij God moeten doen. Als God ons zegent is dat omdat Hij over ons goede dingen spreekt. Goede dingen moeten wij dan van God spre ken. De wereld denkt kwaad van God en spreekt kwaad van God. De wereld misbruikt het woord om God te lasteren en te smaden. Maar daarom moet de geloovige en van God gezegende het woord gebruiken om goed te spre ken van Hem en Hem te loven en te prijzen. Zij dit dan ons jaareinde. Bracht het jaar U veel leed, zie dan op Chris tus, die meer leed, dan ooit één menschenkind op aarde geleden heeft. Zie op Hem, die al dat leed zwijgend droeg. Bracht dit jaar U ook vele zegeningen, zie dan op Hem, die ze U verwierf, opdat Uw laatste woord in dit jaar zij, een woord van dank en aanbidding. CATECHISATIE AAN SCHIPPERSKINDEREN. Aan de redactie werd toegezonden de missive, die door de deputaten voor den geestelijken ar beid onder de schippers gezonden werd aan alle kerkeraden. Gaarne willen we voor die missive de volle aandacht vragen van die kerkeraden, die hier een roeping hebben. GIJ WIJ. Gal. 5:2—12. De apostel maakt in dit stuk een onderscheid tusschen die hij aanspreekt met „gij" en die hij aanduidt met „wij". Die „gij" waren zij, die er over dachten zich te laten besnijden om alzoo de rechtvaardigheid te zoeken door de wet. Die „wij" waren degenen, die door den Geest uit het geloof verwachtten de hope der recht vaardigheid. Op die onderscheiding is ook nu te letten. Er is nu wel niemand, die omloopt met de gedachte, zich te laten besnijden. Maar daarmee is niet gezegd, dat het zondige beginsel, dat de Galaten tot dat voornemen dreef nu niet zou gevonden worden. Dat zondige beginsel was dat der werkheilig heid, zij het dan een gematigd beginsel van werk heiligheid. Het was in de Galatische gemeenten niet zóó, dat ze Christus geheel wilden verloo chenen. Christus zoo werd hun door de dwaal leeraars voorgehouden -was ook noodig ter zaligheid. Alleen maar, men had aan Hem niet genoeg. Zijn werk moest aangevuld worden door de werken der geloovigen. Dat zondige beginsel had destijds zóó groote bekoring voor de Galaten, dat zij, die wel liepen én wandelden op den weg des geloofs, zich daar door lieten verhinderen om der waarheid blijvend gehoorzaam te zijn. We zouden dan zeker dwa len, als we meenden, dat nu geenerlei gevaar dreigde van dat onheilig beginsel. Het is tegen datzelfde zondige beginsel, dat de Catechismus waarschuwt in Zondag 11Daar ordt gevraagd gelooven ook die aan den eenigen Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelven of ergens elders zoeken En het antwoord luidt Neen zij, maar zij verloochenen met de daad den eenigen Heiland Jezus, ofschoon zijmet den mond in Hem roemen want van tweeën één óf Jezus moet géén volkomen Zaligmaker zijn, óf die dezen Zaligmaker met waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben, dat tot hunne zaligheid van noode is. Het gevaar is groot den eenigen Zaligmaker te verloochenen, omdat men meent niet alles in Hem te hebben, dat tot de zaligheid van noode is. Zoo zou het kunnen zijn, dat iemand ook nu wandelde op dien weg van de werkheiligheid, die zooveel aangenaams heeft voor het vleesch, omdat er waarde wordt toegekend aan de wer ken der wet. Maar als het zóó met iemand zou staan, hij lette dan op de waarschuwing, die de apostel hier geeft. Hij late dan door Paulus met hoogen ernst zich betuigen, dat Christus hun ijdel is ge worden, als hij zoekt door de wet gerechtvaar digd te worden, dat hij dan van de genade ver vallen is. Wie door de wet wil behouden worden moet bedenken, dat hij dan schuldig is de heele wet te doen, maar dat die wet, omdat hij dat niet kan, hem dan vervloekt. Hij bekeere zich dan van den weg van doode werken tot het wan delen op den weg des geloofs. Heel anders dan met die „gij" die gewaar schuwd moeten worden, staat het met de „wij", waarover Paulus het ook heeft. Bij die „wij" denkt hij met insluiting van zichzelf aan hen, die niet wandelen naar het vleesch, maar door den Geest, die zich niet laten leiden door vleeschelijke overwegingen in het zoeken van eigen roem, maar door den Geest, die kwam om van Christus te getuigen, Zijn heerlijkheid te doen kennen als van den alge- noegzamen Middelaar. Die „wij" zijn degenen, die wandelen door het geloof in dien Christus die het heil niet zoeken door eigen gerechtigheid en eigen verdienste, maar door de genade Gods in Christus. Zij willen belijdenZoo gij in 't recht wilt treden, o Heer en gadeslaan onze ongerechtigheden, ach, wie zal dan bestaan Zij verstaan ook Paulus' klachtik, ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? (Rom. 7:24). Maar zij mogen dan ook met Paulus vervol gen ik dank God door Jezus Christus onzen Heere (Rom. 7:25). Zij kennen dan ook een heerlijke verwachting. Zij verwachten door den Geest uit het geloof de hope der rechtvaardig heid. Zalig die mensch, die zoo leerde wandelen door het geloof, dat door de liefde werkende is. Maar die mensch zij dan ook op z'n hoede. Hem bedreigt nog hetzelfde gevaar als de Ga laten. Ook zijn vleesch begeert nog tegen den Geest. En dat vleesch zoekt de eere van den mensch door werken der wet. Dat vleesch zoekt hem te belemmeren op den weg der gehoorzaam heid des geloofs. Hij zij dan op z'n hoede en late zich altijd door den Geest prediken de heerlijkheid van Christus, die een volkomen Zaligmaker is. Dan zal hij in het licht wandelen, om hoe donker ook uitwendig zijn weg moge zijn door den Geest uit het geloof te verwachten de hope der rechtvaardigheid. HEIJ. JAARWISSELING. Wederom ligt een jaar achter ons. 'n Jaar vol deining en beweeg. Óp alle terrein des levens. Als we in vogelvlucht zoo ons rondzien naar het geen gebeurd is, dan valt ons in de eerste plaats op, hoe de Heere in Zijn gunst ons in 't begin van dit jaar gezegend heeft met den kroon op het vorstelijk huwelijk in de geboorte van Prinses Beatrix. Dat was een nationale gebeurtenis bij uitstek. Dat was een moment, dat duizenden deed ontroeren. Nog zie ik, gezeten in den trein tus schen Utrecht en Den Bosch, de vlaggen op de fabrieken hijschen. Nog zie ik, hoe vrouwen en mannen ontroerden. Toen viel ineens weg die scheiding tusschen allerlei politieke groepen en één voelden we ons om Óranje. En welk een enthousiaste vreugde was er aanwezig in de kerkgebouwen. Plaats tekort. Zooals niemand verwacht had. Oplaaiende vreugde, die zich uitte in gloedvolle woorden en warm gezongen liede ren. Van geheel anderen aard was de gebeurtenis, die ons allen onze kleinheid deed verstaan, toen op een morgen de aarde beefde. Vreeze en angst greep velen aan. Sommigen snelden naar buiten. Anderen liepen te hoop. Ieder gevoelde toen iets van de vergankelijkheid van dit aardsche leven en van de waarheid van het Woord des Heeren. dat Hij het is, die door Zijn Almachtige hand alles onderhoudt en regeert. Des Zondagsmid dags in de Hofpleinkerk het Woord brengende, bemerkten we het wederom, doch niet in die mate als tevoren. Heeft die aardbeving velen tot nadenken gebracht Kleiner gemaakt Hebben de menschen gevoeld, beseft, dat ze stof en asch zijn of leven ze maar weer daarheen, alsof ze altijd zullen leven en deze wereld zal blijven be staan Bij het verglijden van het jaar 1938 is het zeker wel op zijn plaats, daar een persoonlijk antwoord op te geven. Toen kwam het geweldige regeeringsjubileum van onze geliefde Vorstin. Dat was een echt na tionaal feest. Dezer dagen las ik nog eens, hoe er gestreden en geleden is in ons landje van de graven van het Hollandsche huis af tot aan het begin van de vorige eeuw. Wat een stroomen bloeds zijn er gevloeid en wat een strijd en on rust is dat steeds maar geweest. En als we daar tegenover dan een stellen de rustige regeering van onze Vorstin, hoe dankbaar zijn we dan je gens den Heere, dat we onder haar „een stil en gerust leven leiden mogen". Er was waarlijk alle reden om echt blij te zijn als Nederlander, als Zeeuw. Zeeland en Oranje zijn nauw verbonden met elkaar. Dat is gebleken. Daarna kwam eind September. Spanning aller wegen. Bange tijden. Hamsteren van de bezorg den. Gedeeltelijke mobilisatie. Troepen in onze steden en dorpen, ja zelfs manschappen in onze woningen. Als een Damocles' zwaard hing boven ons hoofd het gevaar van den oorlog. Toen heb ben duizenden, millioenen, wederom hun kleinig heid gevoeld. Gebeden hebben ze, gezucht heb ben ze naar den troon der genade om uitredding. Ze dachten terug aan al de ellende en smart van de jaren 19141918. En God de Heere liet zich verbidden. Hij heeft althans voor het oogenblik verlichting gegeven. En geve de Almachtige, dat het een duurzame vrede zijn moge, opdat we niet opnieuw verschrikt worden. Maar leere hij ons ook bidden niet onze, maar Uwe wil geschiedde. In onze eigen omgeving hadden groote veran deringen plaats. Er zal nauwelijks één classis zijn aan te wijzen, waar de veranderingen zóó vele en zóó ingrijpend zijn als de classis Walcheren. In de kerken Oostkapelle, Grijpskerke, Veere, Vrouwenpolder, Middelburg en Serooskerke, kwamen of komen veranderingen, die niemand aan het begin van 1938 voorzien had. Dus in de helft van het aantal kerken in de classis Wal cheren. Dat die veranderingen allerlei eigenaardige moeilijkheden met zich medebrengen, zal een ieder, die in kerkelijke zaken ingewijd is, gemak kelijk verstaan. Toch mogen we den Heere dan ken, dat Hij in Zijn genade en gunst ons nog zoovele onverdiende zegeningen gaf. We moch ten in onze provincie, evenals in ons geheele vaderland, in vrijheid en rust het Evangelie ver kondigen. Denken we even aan een man als Ds Niemöller en zoovele anderen in Duitschland en Rusland, en de zoovele gedooden en vervolgde Christenen in andere landen, dan kunnen we al leen maar zeggen „wat zullen wij den Heere vergelden voor al die weldaden aan ons bewezen".

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1938 | | pagina 1