No. 50
Vrijdag 16 December 1938
52e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD,
DADERS DES WOORDS*
VAN VERRE EN NABIJ*
ZEEUWSCHE
REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COENTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F, STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN cn W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ G OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ G
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
ADVENTSGELOOF.
,,En Maria zeide Zie, de dienstmaagd
des Heeren mij geschiede naar uw Woord."
Luc. 1 38a.
God eischt voor Zijn heilsopenbaring geloof,
onvoorwaardelijk geloof. Het Evangelie zegent
ons niet, maar vloekt ons en zal ons oordeelen,
wanneer we niet gelooven. Hier komen wij niet
klaar met een vraagteeken, met een voor moge
lijk en waarschijnlijk houden, maar is 't eenige,
wat een mensch doen moetaanvaarden, ook
onbegrepen aanvaarden, en in dat aanvaarden,
dat voor waarachtig houden van wat God zegt,
daarin ligt zaligheid.
Want het Evangelie van Christus is een kracht
Gods tot zaligheid, eerst den Jood en ook den
Griek. Maar daar staat bij een iegelijk, die ge
looft.
Het is een heel wonderlijke weg, die de hemel-
gezant Gabriël, die voor God staat, nu moet
gaan. Hij wordt niet gedirigeerd naar een paleis
met marmer en tapijten, en niet naar hooge tem
pelgewelven met wierook en luchters. Maar zijn
instructie voert hem naar een huisje van een
achteraf-stadje in een achteraf-gewest, naar een
eenvoudig ongehuwd meisje.
Daar moet hij z'n boodschap doen en zie, gij
zult bevrucht worden en eenen zoon baren en
zult zijn naam heeten Jezus.
Zonderlinge weg. Is dat nu de entourage, die
God voor Zijn machtig heilswerk gebruiken wil?
Moet daar nu de redding der wereld vandaan
komen Gaat de almachtige God, Die hemel en
aarde geschapen heeft, nu dit hutje van Nazareth
uitzoeken als centraal punt van Zijn herschep
pingswerk
Dan kan men tegenwoordig voor groote zetten
op het wereldschaakbord toch anders enscenee-
ren.
Ja, hier is de weg Gods in 't geheel niet naar
den mensch. De goddelijke openbaring loopt hier
lijnrecht tegen menschelijk verwachten in.
Stel u Maria maar voor als een vroom meisje,
dat den Heere vreest en ook de vertroosting Is-
raëls verwacht. Maar dat ze ineens midden tus-
schen haar dagelijksche bezigheid van een hemel
bode hooren moet, dat zij, als maagd, die met een
timmerman verloofd is, een kindeke zal ontvan
gen, dat Zoon des Allerhoogsten zal heeten, dat
gaat al haar denken en vermoeden te boven. Dac
is haast voor een mensch in één oogenblik te
veel om te verwerken.
Wat zal ze nu doen Zal ze haar gezicht tot
een lach vertrekken, zooals indertijd Sara achter
haar tentzeil Zal ze zeggen dat moet ik eerst
eens zién, dat is mij té wonderlijk Zal ze als
Zacharias vol twijfel vragen Waarbij zal ik dat
weten
Neen, de Schrift leert ons Maria, die wel aan
den grond genageld moet gestaan hebben bij al
dit vreemde, dat ze niet kan doorgronden, ze
buigt zich onder Gods boodschap en zegtZie,
de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar
Uw Woord ik begrijp 't wel niet en 't is mij
wonderlijk te moede, maar wat Gij zegt, Heere,
dat is waar, dat moet ik als waar aanvaarden,
ik ben bereid Uw weg te gaan.
Maria heeft kinderlijk geloof en dat onvoor
waardelijk buigen voor Gods boodschap, al is die
nog zoo vreemd, dat is haar zaligheid zalig is
zij, die geloofd heeft, want de dingen, die haar
van den Heere gezegd zijn, zullen volbracht wor
den.
Vandaag komt dat Evangelie van het vleesch-
geworden Woord ook tot ons. We weten er ook
heel wat meer van dan Maria. Het gansche Nieu
we Testament ligt voor ons.
Maar 't blijft een Evangelie, dat onze men-
schelijke bevatting ver te boven gaat en dat ook
vandaag niet is naar den mensch. Dat de eeuwige
Zoon Gods, God uit God, Licht uit Licht, uit
een vrouw mensch worden moest door den Hei
ligen Geest, en dat dat de eenige weg is tot be
houd der wereld, naar Gods eeuwig bestek, dat
is niet te verklaren, niet te begrijpen of te be
wijzen. Het lijkt voor een natuurlijk mensch zelfs
dwaas.
En velen, ook wel religieuze menschen hebben
daaraan dan ook getornd, en deze waarheid wil
len ombuigen en pasklaar maken voor mensche
lijk begrip.
En anderen zeggen die liefde Gods en die al
macht Gods en vrede op aarde en dan de
ellende, die er in de wereld is, oorlog en sociale
misère, dat klopt niet.
En wat moeten wij nu
Wij moeten, wat Maria deed buigen, aan
vaarden, gelooven, terwijl 't ons denken ver te
boven gaat, ons toch geheel gevangen geven
onder Gods Woord. Daarin moet de professor
denzelfden weg gaan als den ramenwasscher.
God stelt aan allen Zijn eisch onvoorwaardelijk
Amen zeggen de dienstknecht, de dienstmaagd
des Heeren, ik versta niet alles, van uw Evange
lie niet, en van Uw leiding in de wereld en in
mijn leven ook niet, maar wat Gij zegt, wat Uw
Woord zegt, Heere, is waar, dat aanvaard 'k.
Zoo moet de kerk en de christen ook met ad
vent en Kerstfeest gelooven, bukken voor en
bouwen op Gods getuigenis, en dat gelooven in
de ondoorgrondelijke waarheid Gods, dat is heil
en zaligheid.
Den Grieken dwaasheid, den Joden ergernis,
Maar 't dwaze Gods wijzer dan de menschen,
Opdat een iegelijk, die gelooft, niet verderve.
Baarland. GIJSB. LEENE.
„ZOO GIJ U LAAT BESNIJDEN."
Gal. 5:2—4.
Met Gal. 5 2 begint het laatste stuk van het
groote hoofddeel van den brief, dat loopt van
3 1 5 12. Dat deel zou men kunnen noemen
het antithetische deel. Daarin zet Paulus uiteen
de tegenstelling tusschen het ware zuivere Evan
gelie, gelijk het door hem werd verkondigd én
de dwaalleer, die door de ingekropen valsche
broeders in de gemeenten van Galatië was ge
propageerd en verbreid.
In 3:114 heeft hij aangetoond, dat de mensch
niet door werken der wet, maar alleen door het
geloof kan zalig worden. Niet door de wet, want
die komt met haar vloek voor een ieder, die niet
blijft in al hetgeen in haar geschreven is, maar
alleen door het geloof in dien Christus, die, om
dat Hij een vloek werd voor ons, ons van den
vloek der wet verloste.
In 3 15 4:7 ging hij in den breede betoo-
gen, hoe er een voortschrijding is in de heils
openbaring. Het was Gods bedoeling niet om
zijn geloovigen altijd onder voogden en verzor
gers te houden, als onvolwassen kinderen. Ze
moesten daartoe komen, dat ze als volwassen
kinderen vrij zouden worden van de voogdij en
als erfgenamen leven in de vrijheid.
In 4 820 heeft Paulus dan uiting gegeven
aan de klacht, dat heel zijn arbeid onder de Ga
laten vruchteloos dreigde te worden door het
drijven der verleiders. Dit was toch het doel van
dien arbeid, dat Christus een gestalte in hen zou
krijgen en niet dat zij door onderhouding van
de wet zouden zoeken zalig te worden.
En eindelijk in 4 21 5:1 heeft hij de his
torie van Abrahams twee zonen laten spreken
van Ismaël, de zoon van de slavin Hagar en van
Izak, de zoon van de vrije Sara, om in 't licht
te stellen, dat alleen de zonen als Izak, Abra
hams kinderen en erfgenamen zijn. Na dit alles
zou men kunnen meenen, dat het thema van de
antithese nu wel voldoende was toegelicht.
Toch voor hij in 5 13 begint met een the-
tische, stellige, rustige uiteenzetting van de roe
ping der gemeente in het gebruik van de vrij
heid houdt hij nog even de antithese vast om
nog een laatste en ernstige waarschuwing te doen
hooren.
In 5 24 stelt hij den Galaten voor oogen
wat de schrikkelijke consequentie is van de
dwaalleer, waaraan zij het oor begonnen te lee-
nen. Daardoor zouden ze van Christus los wor
den en van de genade vervallen.
Ze begonnen in de Galatische gemeenten er
blijkbaar over te denken, om zich te laten be
snijden, omdat de dwaalleeraars daar sterk op
aandrongen, zeggende, dat ze anders niet zalig
konden worden.
Maar daartegenover stelt Paulus dan de krach
tige uitspraakik zeg u, zoo gij u laat besnijden,
dat Christus u niet nut zal zijn.
De besnijdenis kon ook beschouwd als een
teeken van het behooren tot het Joodsche volk
als natie en op grond daarvan geschieden. Zoo
is Timotheüs besneden. Een zoon was hij van
een Griekschen vader en een Joodsche moeder.
Omdat de nationaliteit naar de moeder bepaald
werd was Timotheüs dus een Jood (Hand. 16:3).
Er was alzoo geen bezwaar, dat deze Timotheüs
besneden werd dat hij, die een Jood was, ook
het teeken ontving, dat hij tot de Joodsche natie
behoorde. Paulus had tegen zijn besnijdenis
geenerlei bezwaar.
Maar die beteekenis kon de besnijdenis niet
hebben voor de geloovigen uit de Galaten. Zij
waren geen Joden en zij konden dus de besnijde
nis niet ontvangen als een teeken, dat zij door
geboorte tot de Joodsche natie behoorden.
Voor hen zou die besnijdenis een anderen zin
hebben en wel deze, dat zij, hoewel geen Joden
door geboorte, ook Joden wilden zijn, en dan
wel zulke Joden, als de dwaalleeraars van hen
wilden maken, die hun zaligheid zochten door
onderhouding van de wet.
Maar dan zouden ze de bedoeling van de wet
miskennen. De wet wilde een tuchtmeester zijn
tot Christus om de zaligheid alleen in Hem te
zoeken. Wie naast Hem nog iets anders zoekt
om zalig te worden, erkent Hem niet ten volle,
maar die verloochend Hem dan ook en voor hem
is Christus niet van nut.
Ze moeten goed verstaan, dat, als zij zoo de
besnijdenis zoeken, om te behooren tot het volk,
dat de wet ontving om door wetsonderhouding
de zaligheid te verdienen, zij dan ook de heele
wet moeten onderhouden. Dat zij zich dan daar
toe verplichten.
Maar dan houdt dat in, dat zij den Christus,
die kwam om de wet te vervullen en den vloek
der wet te dragen, loslaten. Dan is Hij hun ijdel
geworden. Dan zijn ze van Christus losgemaakt.
Dan is alle band van hen aan Hem verbroken.
.Dan zijn ze van de genade -vervallen,-uitge
vallen uit de genade, die God in Christus ge
geven heeft.
„Als gij u laat besnijden." In dat woord werd
de tegenstelling wel scherp geteekend.
„Als gij u laat besnijden" zoo zeide de val
sche leeraars dan zet die besnijdenis de kroon
op alles wat voorafging, dan zijt ge ten volle
Joden en hebt ge deel aan de weldaden van Gods
volk. En zoo stelden ze die besnijdenis voor als
iets heel begeerlijks.
„Als gij u laat besnijden" zoo zei Paulus
dan hebt ge den dwaalweg tot het einde toe af-
geloopen, dan hebt ge den band met Christus
volkomen doorgesneden, dan is Hij u niet nut,
dan zijt ge van de genade vervallen.
EEN VERZOEK AAN DE KERKERADEN.
Aan alle kerkeraden werd door het Geref.
Comité handelsmarine een verzoek gedaan, waar
op we hier de aandacht willen vestigen.
Elders in onze Kerkbode nemen we het schrij
ven op, dat uitvoerig over het werk van dit Co
mité inlichtingen geeft.
Dat Comité vraagt nu van de kerkeraden op
gave van namen en adressen van leden, die een
plaats hebben op de koopvaardij en kustvaart.
De bedoeling van deze enquête is, gegevens te
verzamelen voor de a.s. Generale Synode onzer
kerken, waar de zaak van de geestelijke verzor
ging der koopvaardij-menschen ter sprake zal
komen.
We hopen, dat alle kerkeraden aan dat ver
zoek zullen voldoen. En laten de ouders en de
familieleden hierin den kerkeraden hulp bieden.
Het zou kunnen zijn, dat de kerkeraad iemand
over 't hoofd zag of niet het juiste adres zou
weten.
Alles moet worden gedaan om deze enquête
volledig te doen slagen. De meestal jonge men
schen, die op de koopvaardij werkzaam zijn,
staan daar aan groote gevaren bloot en daarom
te meer is het noodig, dat ze geestelijk verzorgd
worden.
HEIJ.
BOYCOT VAN PROF. Dr. K. SCHILDER?
In een hoofdartikel van „The Banner" heeft
Ds. H. J. Kuiper van „The Banner" iets geschre
ven over de komst van Prof. Dr. K. Schilder,
Hoogleeraar aan de Theol. School.
Zooals de lzers weten, ontving Prof. Schilder
de vereerende uitnoodiging een serie lezingen in
Amerika voor het Hollandsch Gereformeerde
volk te houden.
Begin 1939 denkt Prof. Schilder uit het vader
land te vertrekken en naar Amerika te reizen.
Ieder, ook in ons land, die kerkelijk meeleefde,
verblijdde zich over dit feit. Het wil toch iets
zeggen, dat onze voormannen gezocht worden
in het buitenland en zij iets kunnen laten zien
van den rijkdom, die God ons gegeven heeft.
Er was blijdschap, ook in Amerika. De Man-
nenvereeniging van Grand Rapids heeft verschil
lende regelingen getroffen, om Dr. Schilder te
laten optreden.
Nu weet men, dat er in Amerika in de met ons
correspondeerende Christelijk Gereformeerde
Kerken een strijd is inzake het stuk der gemeene
gratie.
Maar niemand was bevreesd, dat Prof. Schilder
de zijde van de één of de andere partij zou kie
zen. En stel, dat hij de ééne of andere partij zou
bijvallen, dan zou dit nog niet zoo erg zijn,
schreef één der redacteuren van een bekend
Amerikaansch blad, want dan zouden wij ons wel
verdedigen.
We willen juist gaarne, dat Prof. Schilder zich
zoo vrij mogelijk uit. Of we het met hem eens
zijn of niet, doet er weinig aan toe. We zullen
ons houden aan Schrift en belijdenis en met dien
norm oordeelen.
Dat de strijd, die Prof. Schilder in ons land
voert, in Amerika in het middelpunt van belang
stelling staat, blijkt wel uit dit feit, dat Ds. Hoek-
sema door verschillende Vrouwenvereenigingen
aldaar, verzocht werd eens nadere inlichtingen te
geven over hetgeen in ons landje de gedachten
bezig houdt.
Ineens verschijnt me nu daar in „The Banner"
het volgende stuk
„En toch zijn er overwegingen, die ons nopen
te zeggen, zij het ook met tegenzin, dat wij ons
over die voorgenomen visite niet op ons gemak
gevoelen.
„Niemand versta ons verkeerd in deze zaak.
We hebben een onbegrensde bewondering voor
Dr. Schilder's theologische scherpheid van blik,
zijn geweldige werk-capaciteit, zijne toewijding
aan de zaak der Gereformeerde theologie. En
toch, in weerwil van dit alles, spijt het ons, dat
hij juist nu naar hier komt. Diegenen onder ons.
die op de hoogte zijn met de tegenwoordige gang
van zaken in de Gereformeerde Kerken van Ne
derland, door het lezen van zulke bladen als
„De Heraut, „Credo" en „De Reformatie", we
ten, dat onze zusterkerken verkeeren in de span
ning van een ernstige controvers over de leer.
Deze controvers betreft verschillende gewichtige
punten der leer, zooals de onsterfelijkheid der
ziel, de vereeniging der twee naturen van Chris
tus, de gemeene gratie en de pluriformiteit der
kerk. Dr. Schilder heeft, als redakteur van „De
Reformatie" een gewichtig aandeel genomen in
deze geschillen. Zij, die zijn artikelen gelezen
hebben, weten, dat hij een strijder is, die het nooit
opgeeft, een scherpe controversialist. Het is ook
bekend, dat hij er beschouwingen op na houdt
over de gemeene gratie, in sommige opzichten
gelijksoortig aan die van mannen, wier voorstel
lingen veroordeeld zijn door onze Synode van
1924, en die uit oorzake dier voorstellingen niet
langer bij de Christelijke Gereformeerde Kerken
behooren. Wat erger is, Dr. Schilder heeft, in
antwoord op een vraag van een onzer predikan
ten, die hem onlangs in Nederland gesproken
heeft, gezegd, dat hij voornemens was die ge
schillen in ons midden te bespreken.
Onze lezers verstaan nu, waarom wij ons over
die voorgenomene visite van Dr. Schilder onge
rust maken. Zou het niet veel beter zijn haar uit
te stellen tot na de vergaderingen van de alge-
meene Synode der Gereformeerde Kerken in Ne
derland in Augustus 1939, wanneer de deputaties,
die benoemd zijn om rapport uit te brengen over
de gerezen geschillen, hun conclusies en adviezen
zullen leveren Waarom moet het vuur der con
trovers ook naar onze kerken worden overgedra
gen Kan een weer-doen-opleven van het ge
meene gratie geschil anders dan schadelijk zijn
Neen, we zijn niet bevreesd, dat Dr. Schilder of
iemand anders ons geloof in de besluiten over
dit onderwerp in 1924 genomen aan het wankelen
zal brengen. Doch waarom zou deze kwestie her
opend worden onder ons Zal het den vrede en
den opbouw der kerken bevorderen Het schijnt
vreemd, dat een theoloog uit een zusterkerk, die
weet, waar onze kerken staan in deze kwestie,
zou bedoelen om iets te zeggen, dat het welzijn
onzer kerken in gevaar zou brengen, vooral als
hij als gast onder ons vertoeft.
„Wij vertrouwen, dat niet één onzer kerkera
den of instituties, als ze de feiten, die we boven
aangaven, weten, Dr. Schilder zouden verzoeken
om het voorgenomen bezoek af te leggen."
De redacteur had evengoed kunnen schrijven:
Boycot Prof. Schilder. Ds. Hoeksema in „The
Standard Bearer schrijft over dit stukje in „The
Banner het volgende
„Hij wil de zaak den kop indrukken. Daarom
moet Dr. Schilder nu reeds geboycot worden.
Dat is de toeleg.
Lees slechts het artikel. Het ligt er dik op
O, we kennen die taktiek We kennen haar