No. 45 Vrijdag 11 November 1938 52e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. cL ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentlën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 Gij Lezers van de Kerkbode, die medelezers hebt, vindt gij 't aangenaam dikwijls ongele zen Uw krant te moeten overgeven 1 Gij medelezers, vindt gij 't aangenaam tweede lezer te zijn of zelfs derde? Neen LEEST DAN ALLEN ZELF DE KERK BODE Proefnummers worden gaarne toegezonden. Daarom, opschortende de lendenen uws verstands, hoopt volkomenlijk op de genade, die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. 1 Petrus 1:13. Een kracht die het leven der wereld in de ellendigste omstandigheden instandhoudt, is de hoop. Heel het menschdom hoopt. Daarom varen revolutiestormen over de wereld. Daarom zien millioenen vol verwachting op naar dictatorfigu ren als Mussolini en Hitier. Heel het menschdom hoopt. Zonder die hoop zou het immers het leven niet meer levenswaard achten. Ook Gods volk wordt tot hopen aangespoord. „Hoopt op den Heer gij vromen" zingt immers de verloste gemeente, zelfs als ze het lied uit de diepte doet hooren. „Wij zijn door hope zalig geworden", roept Paulus de Romeinen toe. En ook Petrus wekt de verstrooide Christenen van Klein-Azië op tot hopen, in het woord, dat we overdenken. En voor die opwekkingen bestaat alle reden. Ook Christus' vrijgekochte gemeente kan zonder hoop niet leven. Dat heeft men met de wereld gemeen. at 4» En toch draagt die hoop waartoe Petrus de Kerk des Heeren opwekt een geheel ander ka rakter. De wereld hoopt op menschen. Wij ech ter moeten hopen op iets geheel anders. Wij moeten hopen „op de genade, die ons wordt toe gebracht in de openbaring van Jezus Christus". Wat wordt met die openbaring van Jezus Christus bedoeld 't Is niet Zijn komst in het vleesch. Die is eenmaal geschied, en is dus geen voorwerp van hopen meer. Neen, de apostel be doelt hier de wederkomst van Christus op den jongsten dag. Naar die wederkomst moet immers de verwachting der gemeente uitgaan. Op die komst van Christus in de voleinding der eeuwen moet ook onze hoop gevestigd zijn. De apostel drukt zich heel eigenaardig uit. „Hoopt volkomenlijk" zegt hij. Wat wil hij daar mee zeggen Hij wil zeggen „Hoopt met uw gansche hart." Ge weet, hoe de Heiland ons geleerd heeft God den Heere lief te hebben met ons geheele hart. Welnu, zoo moet het ook met uw hoop ge steld zijn. Al de krachten van uw leven moeten daarin betrokken zijn. In al wat ge doet, in al wat ge nalaat moet blijken, dat ge Christus' komst verwacht. Want ge moet het nooit ver geten, door al wat ge doet, ook door uw dage- lijksche arbeid wil God de wederkomst van Zijn Zoon voorbereiden. Al wat er geschiedt in hemel of op aarde, dient naar Zijn Raad tot bevorde ring van Zijn Godsrijk, en dus ook tot voorbe reiding van Christus' wederkomst. En daarom hoopt volkomenlijk Geeft ge inderdaad aan die opwekking gehoor? Hoopt ge volkomenlijk op Christus' komst Er zijn verschijnselen, die dit doen betwijfelen, 't Schijnt, dat velen heimelijk hopen dat Christus nog geruimen tijd wegblijft. En waarom koesteren ze die stille hoop Omdat ze voor Zijn komst vreezen. Ze houden vast aan zonden, aan hun karakterzonden. Ze houden vast aan hun geld gierigheid, zoodat ze weinig of niets over hebben voor 't Koninkrijk Gods. Ze houden vast aan hun veeten met medebroeders of zusters, en heb ben zelf natuurlijk altijd gelijk. En als Christus hen overwint in die zonden, zouden ze niet vree zen Hoe geheel anders was het in de dagen der apostelen. „Kom Heere Jezus luidt de bede van den ziener op Patmos. „Daarom verwachten wij dien grooten dag des Heeren met groot ver langen", beleden onze vaderen in. de Nederland- sche Geloofsbelijdenis. God geve, dat dit verlan gen ook in ons hart ontwake. Dan hopen wij „volkomenlijk" op de genade die ons toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. Daartoe is 't noodig, dat „de lendenen des ver stands worden opgeschort". Daartoe is 't noodig, dat we „nuchteren" zijn. Het is een echt Oostersch beeld, dat de apos tel hier gebruikt. Als men in het Oosten op reis ging, werd door middel van een gordel het lange neerhangende kleed, dat men droeg, opgetrokken. Anders zou dit den reinigen hinderen in 't gaan. Zoo moeten de lendenen van ons verstand wor den opgeschort, d.w.z. ons verstand moet zoo worden toegerust, dat alle onhelderheid, alle geestelijke beneveling wijke, opdat we klaar en helder mogen weten, hoe we naar Gods Woord ons gedragen moeten. Is ons verstand zoo toegerust Zijn de lende nen van ons verstand waarlijk opgeschort Er ontbreekt nog heel wat aan. Zoo was het ook bij de „vreemdelingen" tot wie de apostel zich richtte. Tijdelijke dingen hadden hun oogen ver blind, belemmerden hen in 't hopen, zooals het kleed van den reiniger een belemmering was in 't gaan. En zoo is het bij ons ook. Het heden met zijn vreugde en zorgen speelt zoo'n groots rol, dat we vergeten de toekomst die het volk Gods wacht. En daarom, brengt uw verstand in gereedheid Maakt het reinvaardig Dan wordt weggenomen al wat U belet „volkomenlijk" te hopen op de genade, die U toegebracht wordt in de verschij ning van Christus. Dan spreekt ge die hoop uit in uw gebed „Houd ons gemoed voor U bereid Opdat het blij Uw komst verbeid' Daar 't in een stil vertrouwen leeft Dat Gij ons onze schuld vergeeft Oostburg. TH. P. POTMA. EENIGSZINS TEVERGEEFS GEARBEID. Gal. 4:8—20 (III). De bange vraag, die bij Paulus rees ten op zichte van de Galaten, of hij misschien tevergeefs aan hen gearbeid had, is een vraag, waaraan wij maar niet zoo mogen voorbijgaan. Hoeveel is er aan ons gearbeid door den dienst van het Evangelie. Gearbeid, niet om ons een slavenkleed om te hangen en het pad van de vrees op te drijven, maar om ons voor te stellen de rijke beloften in Christus en ons begeerig te maken die beloften aan te grijpen, en in het licht daarvan te wandelen als erfgenamen, die moch ten ingaan tot het volle bezit van de erfenis, en uitkomen als kinderen Gods. Gearbeid is er aan ons, niet opdat we het heil zouden zoeken door verdienste van werken der wet, maar opdat we zouden wandelen door het geloof en Christus in ons een gestalte zou krijgen en in ons iets van Zijn beeld worden gezien. Van nature dragen we het beeld van Adam in zijn ongeloof, ongehoorzaamheid, hoogmoed, ver- duisterdheid. Gearbeid is er aan ons, opdat we het beeld van Christus zouden dragen in Zijn geloof, gehoorzaamheid, ootmoed en ware kennis van God. Gearbeid is er aan ons, opdat wij zouden af leggen den ouden mensch, die verdorven wordt door de begeerlijkheid der verleiding en zouden vernieuwd worden in den geest onzes gemoeds en den nieuwen mensch aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heilig heid (Ef. 4:22—24). Heeft die arbeid nu vrucht gedragen En als we dit Schriftdeel goed verstaan hebben, dan be grijpen we, dat een wettisch leven hierdoor ge oordeeld is, en dat een wettisch standpunt bijv. ten opzichte van den sabbat geen kenmerk is van geloofsleven. Toch wordt het daarvoor wel gehouden. Er zijn menschen, die in een wettisch houden van den sabbat een voornaam kenmerk van het ge loofsleven zien. Die dan den arbeid tot minder dan het minieme beperken, misschien zelfs de luiken naar de straat alleen op een kier laten openstaan, gelden voor de meest ernstige Chris tenen. En van. wie een andere practijk volgt wordt ten zeerste betwijfeld of hij wel een Chris ten is. Evenwel dacht de apostel Paulus daar anders over. Als dat een kenmerk was van het echte geloofsleven, had hij de Galaten moeten prijzen. En juist, dat zij dagen onderhielden, brengt hij tegen hen in als een verwijt en als symptoom van een verkeerde geestesgesteldheid, omdat ze het deden uit een verkeerd beginsel en met een verkeerd doel. Omdat ze zoo deden in de ge dachte, dat de wet van Mozes en de schaduw- dienst nog van kracht was en met het doel, door verdienste gerechtigheid bij God te verwerven. Laat iemand zich dan niet tevreden stellen, wanneer hij precies zou zijn op het stuk van den sabbat. Laat hij dan zich afvragen, waaruit dat opkomt en wat daarbij het doel is. En als dan z'n preciesheid op het stuk van den sabbat bij hem zou voortkomen uit datzelfde wettische be ginsel en zich uitstrekken naar hetzelfde doel, dan moet hij bedenken, dat die preciesheid een blijk geeft van een heel verkeerd staan voor God en dat hem niet minder dan den Galaten, de snijdende vraag kan gedaan worden, of er ook tevergeefs aan hem gearbeid is Heeft die arbeid vrucht gedragen Die vraag is ook zoo te stellen heeft Christus in u een gestalte gekregen Wordt in uw leven iets ge zien van Christus Als men uw leven nagaat, is er dan iets in u, dat aan Christus doet denken? Als dat niet zoo zou zijn, dan is wel noodig te letten op de vrees, waarmee Paulus vreesde voor de Galaten en in die vrees te zien, hoe ern stig kwaad dat zou zijn. Zij dan niemand tevreden met een schijn van Godzaligheid, maar zoeke hij, dat de arbeid aan hem verricht leide tot het eenig goede doel het geloof in Christus Jezus en het voortbrengen van werken uit Hem, werken des geloofs. Zalig die mensch, bij wien de arbeid des Evan gelies niet tevergeefs was, die leerde gelooven in den Heere Jezus Christus, zoodat deze in hem gestalte kreeg. Paulus vreesde, dat hij tevergeefs aan de Ga laten gearbeid had, omdat hij hen zag opgaan den weg van het zoeken van gerechtigheid door ver dienste van wetswerken. Die vrees mocht ook onder ons veel meer gevonden worden. Laat ons als ouders en opvoeders niet tevreden zijn, wanneer er bij onze kinderen en leerlingen gevonden wordt een soort godsdienst en vroom heid, maar waarin Christus ontbreekt. Dan heb ben we nog tevergeefs gearbeid. Dan wordt nog meer arbeid van ons gevraagd. Moeilijke en smar telijke arbeid, arbeid als van een moeder, die ar beidt om kinderen te baren. Maar laat ons dan dien arbeid niet schuwen, maar aanvaarden. Laat dien arbeid aanvaarden ook als we zwak zijn. Hoe zwak was Paulus als hij onder de Galaten in zwakheid des vleesches de eerste maal het Evangelie verkondigde. En toch, wat een rijke vrucht droeg aanvankelijk die arbeid, want Gods kracht werd in die zwakheid volbracht. Laat ons dien arbeid aanvaarden, want vergeefsch zou al onze arbeid zijn, wanneer niet dat doel werd be reikt. En hoe smartelijk zou het zijn tevergeefs gearbeid te hebben. En als we dat leeren zoeken, dan zien we hier bij Paulus, dat er naar het hart meer dan één weg is. Daar is de weg van het verstand en die is de beste. Die weg werd door Paulus veelvuldig be treden ook in dezen brief. Zware stukken zelfs durfde hij zijn lezers voorleggen. Stukken, die hooge eischen stelden aan hun nadenken, want een goed onderlegd man, die goed verstaan heeft, kan een vast man worden. Die weg mag door ons dan ook niet verzuimd worden. Door kennis der Schriften te kweeken, zullen we zoeken te vormen een geslacht, dat vast staat in zijn over tuiging. Maar, is er de weg, waarop het verstand do mineert, er is ook de weg, waarop het gemoed meer spreekt. Als een verstandig geargumenteerde vermaning niet helpt, kan het gebeuren, dat een vader ge moedelijk z'n hand legt op den schouder van z'n zoon en zegt„maar m'n jongen, laat dat nu toch, doe me toch niet zoo'n verdriet aan" en dat dit gemoedelijk woord het hart van den jon gen raakt en hem tot inkeer brengt. En wat we zoo doen in het natuurlijk leven, dat mag ook Paulus' voorbeeld leert het hier voor het geestelijk leven. Ook het gemoedelijke heeft z'n recht en z'n waarde, als het gebruikt wordt als middel om iemand, die dreigt af te dwalen, op het rechte spoor te houden. Laat dan ook het gemoed zich uiten, als het maar geschiedt als bij Paulus, om te bewegen tot het geloof in den Heere Jezus Christus. In alles moet leiden de bezielende gedachte, dat Christus meer en meer een gestalte krijge in hen, die Zijn naam belijden. HEIJ. WAARHEID EN WIJSHEID. Er wordt, als men zoo onder de menschen komt, nog al wat gezeuld met het begrip waar heid. Holle frasen als deze de waarheid mag toch gezegd worden, de waarheid gaat toch voor alles, enz. enz., wijzen duidelijk uit, dat lang niet ieder weet wat men onder waarheid verstaat. Ook is het niet zoo eenvoudig, om maar één, twee, drie te zeggen wat waarheid is. Voor een kind moge het zoo staan waarheid is de over eenkomst tusschen wat ik gehoord heb en zeg, wie even dieper denkt, begrijpt dat zelfs de Heilige Schrift het begrip waarheid kent in meer dan één beteekenis. Laat ik allereerst daarover iets mogen zeggen. Eén der eerste beteekenissen van waarheid in de Heilige Schrift is deze de zuivere leer der ver lossing van zondaren uit ellende. De geopen baarde kennis Gods. Wilt ge hiervan enkele voorbeelden Ge zegt en zingt Leid mij in uw waarheid, Heer. Leer ijverig mij Uw wet be trachten. Als Jezus tot geloovig geworden Joden spreekt, dan zegt Hij En gij zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrijmaken. Ieder gevoelthier gaat het over een waarheid, die ligt op het terrein van ons bewustzijn, van ons denken. Een waarheid, die God aan ons gegeven heeft. Een geheel andere beteekenis kan het woord waarheid echter ook nog hebben in de Heilige Schrift. In het Oude Testament was alles scha duw. Heel het Oude Testament wees heen naar Hem, die komen zou. Heel de tempeldienst met priesters en Levieten ze waren niets dan typen van den Christus. Maar daar komt de Heiland. Daar ineens valt heel die Oud Testamentischen eeredienst weg, omdat ze vervuld is geworden. Wat eerst slechts afbeelding was, is nu waarheid geworden. En daarom zegt Johannes Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden. Hier heeft dus waarheid de beteekenis van vervulling van de ceremoniën en voorbeelden van het Oude Testament. Lag het eerste begrip waarheid op het terrein van ons bewustzijn, de derde beteekenis van waarheid in de Heilige Schrift ligt op het terrein van den wil. Hiervan ook een voorbeeld. Onze Heiland spreekt over de weduwvrouw, die Elia verzorgd heeft. Zoo juist is Hij zelf uit Nazareth verdreven. En nu zegt onze Heiland Maar ik zeg u in der waarheid Er waren vele weduwen in Israël en tot gene werd Elia gezonden dan naar Sarepta Sidonis. Ge gevoelt, wat de Heiland zeggen wil daar kunt ge op aan, daar kunt ge op bouwen. Zóó is het. Daar kunt ge staat op maken. Hier heeft men dus waarheid in dezen zin betrouwbaarheid van een persoon of zaak, waarop men zich ver laat. Nu is het dus wel duidelijk, dat de Heilige Schrift in meer dan één beteekenis het woord waarheid bezigt. Nu mag men met deze onderscheiding echter niet zoover gaan, dat men er een scheiding van maakt. De objectief buiten ons geopenbaarde waarheid, en de waarheid die tot ons wilsleven behoort die een deugd is, dus de waarheid die ligt op het terrein van het verstand en op het terrein van den wil, zijn één. Ze behooren bij elkaar. We merken dit met nadruk op, omdat er men schen zijn geweest, die de waarheid alleen ge zien hebben als een kwestie van betrouwbaar heid, die dus alleen aan de waarheid een etisch karakter gaven. Dat mag niet. Zoowel de objec tief buiten ons geopenbaarde waarheid als de subjectief in ons liggende deugd van waarheid, betrouwbaarheid, zijn één. Dit is nu nog maar hetgeen de Heilige Schrift ons leert aangaande de waarheid en ieder gevoelt alzóó eenvoudig is het niet. Nog moeilijker wordt het, indien we even verder zien en vragen wat onze voormannen zeggen van het begrip waarheid. In de eerste plaats zien ze waarheid hierin, dat iemand is, wat tot zijn wezen behoort. We noe men dat de wezenheid der dingen. Van eeuwig heid en dus reeds voor de schepping zijn alle dingen in het denken Gods., En zooals zij in dat eeuwige denken bestaan, zoo is hun wezen. Voor ons kan de schijn bedriegen. Er kan groot ver-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1938 | | pagina 1