No* 38 Vrijdag 23 September 1938 52e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD, DADERS DES WOORDS* VAN VERRE EN NABIJ* ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A* SCHEELE, R. J, VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ G OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE LIEFDE VAN CHRISTUS. En bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat. Ephese 3:19. In de liefde van Christus ligt de zaligheid van Gods volk. Die liefde is overweldigend. De gan- sche H. Schrift staat vol van haar. Onder de drijving des H. Geestes wedijveren psalmisten en profeten, evangelisten en apostelen met elkander om die liefde te verheffen, van haar te roemen en haar in al haar glorie en heerlijkheid voor oogen te stellen. Hierin is de liefde, zeggen ze, niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons eerst heeft liefgehad. Een aanvang heeft die liefde nietin oorsprong is zij onbegonnen, want Christus heeft zijn volk liefgehad vóór de tijden der eeuwen. Zij open baart ons den hoogsten vorm van zelfverlooche ning, want Christus heeft door haar den hemel verlaten en ons vleesch aangenomen, om hier op aarde als een dienstknecht te dienen en zich over te geven in den vervloekten dood van het kruis. Niet naar het heerlijke, maar naar het ellendige strekte zij zich uit, naar wat voor God verach telijk is, naar booze en goddelooze zondaren, naar wat verloren is en onder den vloek ligt. En zoo vermag zijn liefde, wat niets buiten haar zou kunnen zij verlost van zonde en dood, zij brengt gerechtigheid en leven, zij maakt zalig en heilig, zij stelt wie van nature kinderen des duivels wa ren tot kinderen Gods. En wat voor Gods kind altijd weer een oorzaak van verwondering en bewondering blijft, is haar vastheid en trouw. Zij is van eeuwigheid tot eeuwigheid. Al worden wij ook ontrouw, Hij blijft getrouw, Hij kan zich zei ven niet verloochenen. Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. Geen wonder, dat Paulus van deze liefde zegt, dat zij de kennis te boven gaat. Als wij ons met dien heiligen apostel nederzetten om de liefde van Christus in te denken, dan wordt ons dit te machtig en het meetsnoer valt ons uit de hand. Dan roemen wij, als hij, de breedte en de lengte, de diepte en de hoogte der liefde van Christus. Hare diepte, want tot het allerellendigste buigt zij zich neder, tot wat weggezonken is in de diep ten van goddeloosheid, van vijandschap en ver vreemding van God. Hare hoogte, want door haar wordt de mensch, de gevallene, de zondaar tot de glorie van God zelf opgevoerd, met Chris tus gezet in de hemelen en een erfgenaam ge maakt der eeuwige heerlijkheid. Hare breedte, want zij omvat alle volken, tongen, talen, natieën en geslachten, opdat de gansche aarde kome om den Allerhoogste te geven de eere der aanbid ding, Hare lengte, want zij volmaakt zich naar het eeuwige voorbeeld Gods, zij strekt zich uit tot in der eeuwen eeuwigheid. O, wat sterveling zou die liefde van Christus doorgronden Wie zou tot in haar diepste diepte de vernedering verstaan, waarin Hij wilde neder dalen Het lijden, dat Hij wilde smaken De zegeningen, die Hij wilde aanbrengen Neen, nooit zal onze kennis omvatten, wat in zich zelf onmetelijk is. De natuurlijke mensch verstaat hier niets, aan hem denkt de apostel in 't geheel niet. Maar ook Gods kind, al is hij de meest begena digde en de diepst ingeleide van allen, hij kent hier slechts de aanvangen en de eerste beginse len der wegen Gods. Wat is wonderlijker dan de liefde Gods in Christus „Niets kon minder vooruit berekend worden, dan dat wij zoo zouden worden bemind Hij, die ons zoo bemint, moet God zijn, geen schepsel kan ons met zulk een liefde beminnen. God is liefde ziedaar het eenige wat wij kunnen zeggen, als wij Christus zien, de gave zijner liefde, Hem, wiens liefde beeld en afdruk der zijne is. Wat verdient meer voorwerp van ons naden ken te zijn dan deze liefde Is het niet betamc - lijk, dat wij alle kracht inspannen om te weten te komen met hoe groote liefde wij bemind zijn 7 De kinderen der wereld trachten de zichtbare dingen te kennen dat wij het meetsnoer aan de liefde Gods aanleggen, totdat wij bekennen, dat zij niet te meten is. Zoo groot toch is deze liefde, dat God zelf onze oogen voor haar moet openen, wijl geen hart haar vermoeden kan dat God zelf het wantrouwen van ons moet wegnemen, dat in ons hart, ontwend als het is aan liefde, juist door hare grootte wordt opgewekt." Laat het onze gedurige bede tot God zijn, dat Hij onze harten voor de grootheid dezer liefde ontsluite, opdat wij die liefde bekennen en zij ons behoude en zalig make. Met begrijpen zal 't niet gaan, wij moeten die liefde onbegrepen aan vaarden. Christus moet door geloof in onze har ten wonen. Daarom roept God ons in zijn Woord altijd op tot geloof, tot ootmoedig, kinderlijk, vertrouwend geloof, en uit kracht van dat geloof tot blijmoedig en Godverheerlijkend belijden. De liefde van Christus bekennen, dat doen wij als over ons de genade des Drieëenigen komt, als wij bij het licht van Gods Woord en Geest de zonde leeren kennen en belijden, als wij van den Heere onderricht worden dat wij zonder Christus voor eeuwig verloren zijn en door zijn bloed al leen behouden worden. En als onze ziel de liefde van Christus mag kennen, dan bekennen, dan belijden wij haar ook voor God en menschen, dan roepen wij haar uit met mond en hart, op dat Christus verheerlijkt worde, dan bewonderen en aanbidden wij in wederliefde Hem, die ons alzoo heeft liefgehad. B. VAN DER VEEN. GECOHAMA. Dit vreemde woord is een saamstelling van afkortingen, die nu in de mode zijn, en ook wel gemakkelijk hanteerbaar. Maar men moet de be- teekenis ervan dan ook kennen. Volledig luidt de naam Ge(reformeerd) co- (mité) ha(ndels) ma(rine). Dat Comité stelt zich ten doel de behartiging der geestelijke belangen van hen, die bij de handelsmarine hun beroep hebben. Zulken zijn er nu in ons gewest niet weinigen. De hier beoogde belangen zijn die van vele leden onzer kerken. Daarom is wel noodig, dat wij allen hieraan de noodige belangstelling geven en willen we een deel van de door dit Comité ver spreide circulaire hier opnemen. Die circulaire luidt aldus Er heerscht groote geestelijke nood onder onze broeders die bij de handelsmarine hun beroep hebben. Zij varen her- en derwaarts uit, ver van ge liefden en vaderland en dolen weken en maan den, soms jaren in den vreemde rond over de wijde wereld als verstrooide schapen eener kud de, uit het gezicht van hun herder, d.w.z. totaal aan hun lot overgelaten. Zij zijn gedurende hun geheelen vaartijd of zij willen of niet dagelijks aangewezen op den omgang met wereldschgezinden, die vaak van God noch gebod (willen) weten en dikwijls vij andig staan tegenover het Christelijk geloof. Zij leiden daar een leven, dat slechts omlaag drukt en in den afgrond sleurt, altijd verdrukking lijdende om Christus' wil, missende alle geeste lijke steun en gemeenschap, verstoken van alle geestelijk voedsel. Zij vallen ten prooi aan talrijke soorten van verleiding, die hen van alle kanten toelonken, b.v. op zedelijk gebied alle aanvechtingen van den Booze. O, wij beseffen niet half, hoe geweldig moeie- lijk het hun valt om hun geloof aan boord te beleven Op hen zijn van toepassing de woorden uit Ezech. 34 vs. 5 en 6 „Alzoo zijn zij verstrooid, omdat er geen her der is en zij zijn al het wild gedierte des velds tot spijze geworden, dewijl zij verstrooid waren. Mijne schapen dolen op alle bergen en op al len hoogen heuvel, ja, mijne schapen zijn ver strooid op den ganschen aardbodem, en er is niemand die er naar vraagt, en niemand die ze zoekt". Zou ons vader- en moederhart niet ineenkrim pen van smart, wanneer wij onzen varenden zoon geestelijk en/of lichamelijk (door de zonde) als een wrak van een zeereis zagen thuiskomen Wie zal ze tellen al degenen die reeds veron gelukt zijn en die nog immer te gronde gaan Moeten wij ouders en alle meeelevende oudere en jongere leden onzer Gereformeerde Kerken dan niet onze liefde voor die lijdende en strij dende mede-broeders toonen en hun tot een hand en een voet zijn En als gij de harde noodzaak hiervan beseft hetgeen God geve en er is de wil om te helpen, dan is er ook een weg Wij stellen ons voor om evenals zulks ook reeds bij de oorlogs-marine bestaat (de dienst van den vlootpredikant) voor deze verstrooide bondskinderen Gods zoo spoedig mogelijk een predikant te doen beroepen, die zich belasten zal met het behartigen van hun geestelijke belangen. Als nu wij allen hun de reddende hand toeste ken, dan kost dat slechts voor elk onzer een ge ring offer een klein drie-maandelijksch bedrag van 10 cent of een kwartje en degene die kan, wat meer, om daarmede de onkosten voor boven bedoelden arbeid te dekken. En voor dat geringe offer laten wij, die zoo heerlijk rustig en geregeld onder de beademing van Gods Woord leven te midden van familie kring en geloofsgenooten, een lichtstraal vallen in het donkere geestelijk bestaan dier verstrooide broeders, meer nog bewaren wij hen mogelijk van den ondergang in het eeuwig verderf. En wij doen daarmee slechts een klein staaltje van onzen plicht in dienst van Koning Jezus, Die vlak voor Zijn kruisiging tot den Vader gebeden heeft„Ik bil voor hen Ik bid niet voor de we reld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uwe". Ter toelichting zij vermeld, dat ons Comité (Gereformeerd Comité Handelsmarine of ver kort Gecohama) op de Generale Synode te Amsterdam in 1936 een krachtige aanbeveling verkreeg voor haar arbeid. Het Gereformeerd Comité Handelsmarine be staat uit Ds. J. Versteegt, Nieuw Loosdrecht, Voorzitter. Ds. F. Tollenaar, Den Helder, Secretaris. Ds. J. Kremer, Ede, Penningm. Giro no. 203461. G. de Vries, gepensioneerd kapitein bij het N. I. leger, Santpoort (N.H.), Litslaan 1. Ds. Herm. Knoops, Delfshaven. Ds. J. Feenstra, Scheveningen. Dr. P. Prins, Deventer. Correspondentie-adres J. Versteegt, Geref. pre dikant, Nieuw Loosdrecht. Van den heer G. de Vries, die inmiddels secre taris werd, ontvingen we de meedeeling, dat er hier en daar in Zeeland enkele zich bereid had den verklaard voor deze zaak propaganda te maken. Zoo voor Vlissingen Cand. Pijlman, voor Arnemuiden Ds. Scholing, terwijl Mej. Geertje Wonderghem de meisjes van de verschillende dor pen op Walcheren voor dit werk wilde opwek ken. Hier is een goed en noodig werk te verrichten. We hopen, dat allerwege het belang van dezen arbeid zal worden ingezien en daaraan de ge vraagde steun van harte zal worden geboden. HEIJ. GEREFORMEERD-ZIJN. Één van de dingen, die den laatsten tijd ons aller aandacht heeft getrokken, is de behandeling van het reorganisatie-voorstel in de Hervormde „Kerk". Dit voorstel werd door velen onzer, ook door ondergeteekende met gejuich begroet. Dit voorstel toch zoo het werd aangenomen door de classicale besturen zou de mogelijk heid geopend hebben weer een brug te slaan tot eenheid met de Hervormde broeders en zusters. Wat toch was de quintessens van dit voorstel? Dat de tucht weer zou worden ingevoerd. Tucht dan verstaan in den zin van liefdesmaatregel tot behoud van hetgeen dreigt verloren te gaan. Tucht, zooals wij in de practijk van het Gerefor meerd leven die altijd wenschen te zien. Eigenaardig doet het aan, maar een feit is het, dat tal van broeders en zusters, ook in onzen kring, altijd nog maar weer aan dat woord tucht een anderen inhoud geven dan de Schrift. Velen zien de tucht als een stok. Als een roede, in han den van onbarmhartige broeders kerkeraadsleden, die waar het hun behaagt, slagen uitdeelen. Ze beschouwen den kerkeraad in verband daarmee als een college van rechters, dat oordeelen moet over boozen en goeden. Het is zeer jammer, maai de practijk leer het telkens weer, dat in breede kringen deze voorstelling nog gehuldigd wordt. En tochniets is minder waar. Tucht is lief desmaatregel. Tucht wil behouden. Tucht dient tot bewaring van het organisme. En we danken den Heere, dat vele Hervormde broeders dit zijn gaan inzien. Dat ze begrepen hebben, dat de hui dige organisatie de kerk vernielt. Dat deze des tructief in plaats van constructief werkt. En het is dan ook zeer jammer, dat het reorganisatie voorstel niet door de classes is aangenomen. Ontzaggelijke consequenties zou de aanneming met zich hebben meegebracht. We denken alleen maar aan de ultras de Vrijzinnigen en de „Bon ders". Voor sommigen zou het blijven binnen het synodale lichaam een onmogelijkheid geworden zijn. Eenvoudig, omdat ze van tucht niets willen weten. Wellicht zou een dergelijke secessie geen verlies beteekenen, eerder uitzuivering. Maar hoe dit ook zij, jammer is het, erg jammer, dat nu dit reorganisatie-ontwerp verworpen is, er wel weer heel wat water door de Schelde zal vloeien voor er weer een nieuw ontwerp op stapel staat. Nu moeten we echter voor één gevolgtrekking ons wachten. We moeten nu niet gaan zeggen Nu blijkt het dan wel meer dan tijd, dat om deze verwerping de Gereformeer de broeders en zusters het synodale ge nootschap gaan verlaten. Dat is onjuist. Prof. Grosheide heeft voor eenigen tijd, naar ik meen, in denzelfden geest geschreven. Want hierom zou dit onjuist zijn de organisatie van de Hervormde Kerk is tenslotte het ergste niet. Hoe onschrif tuurlijk die ook zijn moge, en hoe vele fouten er ook mogen aankleven, onze Vaderen zijn niet teruggekeerd naar de oude beginselen, omdat de organisatie niet deugde. Onze vaderen van 1834 en 1866, ja zelfs in 1517, zagen wel het onschrif tuurlijke van die organisatie. Maar tenslotte zou deze door strijden verbeterd kunnen worden. Neen, het was iets anders waarom ze terugkeer den naar de beginselen van Dord, waarvan an deren afgescheiden hadden. Dit is de groote zonde, dat aan de uitgespro ken eischen van Gods Woord niet gehoorzaamd wordt. Om slechts enkele te noemen de zuivere bediening van het Woord, de rechte viering van het Heilig Avondmaal. Niemand werpe hiertegen, dat er toch wel goeie dominees zijn in de Her vormde „Kerk". Och, misschien wel veel beter dan bij ons. Misschien zijn daar wel trouwer en meelevender menschen dan bij de Gereformeerde Kerken. Maar daar gaat het niet om. Het blijft nooit een vraag van dominees. Maar altijd een vraag wordt er gehoorzaamd aan Gods Woord en de belijdenis. En als hier en daar dan eens een pastor is die „goed preekt", dan is daarmee de onzuivere bediening van vele anderen en het niet-heilig-houden van het avondmaal niet goed gepraat. Het gaat niet om menschen, maar het gaat om het Woord. Of we buigen voor Zijn eischen, vragen naar Zijn wil. En daarom is het, dat voor Gereformeerden geen plaats is in de Hervormde „Kerk". Want boven het Woord Gods staan in de Hervormde „Kerk" de reglementen. Niet wie het Woord ver kracht wordt afgezet, maar wie tegen de regle menten ingaat. Tevreden is men, ja moet men zijn, als het reglement maar gehoorzaamd wordt, terwijl het gebod Gods secundair is. Dus niet de organisatie als zoodanig is het groote bezwaar, maar de wijze van handhaving door niet te bui gen voor de Schrift. Achter de huidige organisatie staat niet de Schrift, maar gedachten van menschen, die zon dig zijn. En men werpe hier niet tegen, dat er bij ons ook wel vele zwarte schapen zijn en dat er veel is dat niet deugt. We zijn de eersten om dat eiken dag weer te zien en te erkennen. Neen, de vraag is niet wat deze of gene broeder of zuster, predikant of ouderling is of doet. De groote vraag is wordt de Schrift gehandhaafd, wordt de belijdenis beleefd. De vraag is niet in welke winkel men de beste gidsen kan krijgen naar den hemel. Dan verlaagt men de kerk tot een instituut om menschen zalig te maken. De groote vraag is altijd weer is alles ter eere Gods. En als er dan menschen zijn, die ingaan tegen de geboden Gods, dan zal de kerk, die de belijdenis handhaaft, dezulken censureeren, wie het ook zij. Maar de kerk, die de belijdenis verkracht, zal ze stil laten gaan. Zie en dat is de dood in de pot. Dat is de patiënt niet opereeren, en omdat 't pijn doet, maar stil laten sterven. Zeker, het operatie mes is ons ook niet lief. Maar om het behoud van het lichaam van Christus, Zijn kerk, om het be houd van den zieke, om den eisch dien God stelt, moet er worden opgetreden in den Naam des Heeren. Niemand leidde hieruit af, dat we ons hoog hartig en Farizeïstisch verheffen willen boven onze Gereformeerde broeders en zusters in de Hervormde Kerk. We kunnen zoo begrijpen, dat ze gehecht zijn aan de traditioneele gebouwen, aan de „oude Vaderlandsche kerk". Inderdaad, ook wij gevoelen, dat in deze liefde voor het oude, iets moois schulit. Maar de vraag is niet weer of we hen kunnen, begrijpen, of we dat mooie wel zien, neen, de vraag is weer verstaat de Schrift zich, verstaat de belijdenis zich met

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1938 | | pagina 1