No* 34
Vrijdag 26 Augustus 1938
52e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD*
VAN VERRE EN NABIJ*
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regel bij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
HOOREN EN VOLGEN.
Mijne schapen hooren Mijne stem...
en zij volgen Mij.
Johannes 10 27.
II.
De innige verhouding tusschen Christus en Zijn
gemeente blijkt allereerst hieruit, dat de geloovi-
gen als schapen Zijner kudde de stem van den
Goeden Herder hooren, zooals we dat de vorige
week hebben gezien.
Deze teedere relatie komt echter voorts ook
treffend uit in een ander kenmerk ,,en zij volgen
Mij".
Het is bekend, dat de herder in het Oosten
voor de kudde uitloopt en zoo zijn schapen den
weg wijst, dien zij hebben te gaan. Zoodra de
herder zich aan de deur van de schaapskooi stelt
en zijn schapen roept, dan volgen zij hem, gaarne
en gewillig, waar hij ook henengaat. Instinctmatig
weten de schapen, dat de herder het goede met
hen voorheeft, dat zij in zijn nabijheid veilig zijn,
dat hij hen, al moge de weg ook moeilijk zijn,
voeren zal naar grazige weiden. Brengt hij hen
op steile hellingen, die zij moeizaam moeten be
klimmen zij volgen leidt hij hen langs vele
wendingen en kronkelige wegen naar diepe dalen
zij volgen zij gaan volgzaam op nooit betre
den paden, zij gaan gemoedigd een onbekende
toekomst tegen, want de herder gaat hen voor.
Zoo zijn ook de geloovigen de trouwe volge
lingen van Christus den Heere. Achter Jezus aan,
dan weten zij zich veilig temidden van vele ge
varen. Achter Jezus aan, dan kunnen zij zich
rustig op Hem verlaten. Als Hij voorgaat, kan
geen blijvend kwaad hen overkomen. Als God
vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn Achter
Jezus aan, dan is het einde zeker.
De geloovigen zijn Jezus' volgelingen, niet al
leen wanneer de weg gebaand en het pad ge-
effend is, ook als zorgen hen benauwen, als droef
heid hen kwelt, als druk en kruis hen ten deel
valt, Jezus volgen. Door Hem zich laten leiden,
onder alle omstandigheden, berusten in Zijn wil,
daarin komt het meest en het zekerst uit, dat men
een schaapske van de kudde van den Goeden
Herder is.
Jezus volgen. Meen niet, dat dit altijd gemak
kelijk is. Menigmaal kost het strijd en zelfverloo
chening. Van nature wandelt de mensch gaarne
op eigen gekozen wegen. Van nature geeft hij
gaarne zelf het tempo aan, de mensch gunt zich
veelal geen tijd om Gods tijd af te wachten. Met
inspanning van alle krachten zoekt hij zich zelf
een weg door dit leven te banen.
Jezus volgen Wij moeten vooruit Laten wij
ons haasten Voort, voort op den levensweg.
Zonder ophouden jaagt en jakkert de mensch
van dezen tijd voort tot steeds grootere arbeids
prestatie, alles in hem is in spanning om steeds
resultaten te verkrijgen. Het is één rustelooze
marathonloop naar eer en roem en rijkdom
steeds sneller, steeds sterker, steeds hooger en
de ongelukkige, die niet mee komen kan, wordt
meedoogenloos onder den voet geloopen, zooals
een kudde wilde beesten, opgejaagd door een
prairiebrand, over de afgetobde lichamen der
zwakkere dieren heen, zoekt te ontkomen. Alle
middelen schijnen soms geoorloofd, elke actie
toelaatbaar, als de mensch maar vooruit komen
kan. En in ongeëvenaarde activiteit holt de we
reld door op het hellend vlak van denkbeeldigen
voorspoed en gewaanden vooruitgang, tot ze
te laatbemerkt, dat de huiveringwekkende
afgrond van goddeloosheid en troosteloosheid
niet meer te vermijden is. Het ééne drama volgt
het andere op in steeds sneller tempo. Tijd om
te bezinnen gunt men zich nietmen wil altijd
maar vooruit, voort
Daartegenover nu geldt van de geloovigen het
eenvoudige, het rustige ,,en zij volgen Mij".
Als Jezus voorgaat en wij volgen zal het
ons zeker goed gaan. Voert de weg over steile
hellingen de berghoogten van het leven op
wij volgen Jezus, geen kwaad zal ons genaken
en moeten we de diepe diepten in van tegenspoed
en druk, wij volgen Jezus.
Moog ons de weg vermoeien,
Oneffen zijn de baan,
Waar scherpe distels groeien,
En telkens kruisen staan
Daar is geen and're weg
Wij volgen, altijd verder,
Als schapen onzen Herder,
Door struiken heen en heg.
Soms is, eer we het weten, ons met vasten
tred vertrouwend gaan, achter Jezus aan, ver
traagd tot een volgen met verbazing en vrees
soms ook gaat het ons te langzaam en willen ook
wij sneller vooruit, Jezus voorbij. „En zij volgen
Mij", achter Jezus aan, op den weg, waar Hij
gaat, in het tempo, dat Hij aangeeft, dan alleen
is onze gang zeker.
„Hij gaat voor als een licht in duisteren nacht,
wijzend den weg door het donker van den angst
en door den nevel der verbazing. En in de zwart
ste diepte en in het donkerst leed cirkelt Zijn
licht een kring van veiligheid rondom den voet,
die Hem volgt."
Wat deert het ons dan, als de weg moeilijk is
en de tocht zwaar Dan weten we immers, dat
we het einde zullen bereiken, dat onze weg voert
naar omhoog „wij gaan ten hemel in en erven
koninkrijken".
Laten wij dan onzen weg met blijdschap rei
zen. Laten wij dan gemoedigd voorwaarts gaan
met een lach in het hart, met een licht in het oog
en met een lied op de lippen
Ik zet mijn treden in Uw spoor,
Opdat mijn voet niet uit zou glijden
Wil mij voor struikelen bevrijden,
En ga mij met Uw heillicht voor.
Serooskerke (W.) W. F. M. LINDEBOOM.
EEN BOLWERK VAN HET CALVINISME
BEZWEKEN VOOR HET BARTHINISME.
Dr. J. W. Marmelstein schreef voor eenige
jaren „De worsteling welke zich afspeelt
tusschen de meer behoudende en etisch gekleurde
richting om The Princeton Seminary, vervult ons
met bange vrees
Thans nu we een tiental jaren verder zijn,
kunnen we schrijven tenzij God de oogen opent,
is deze strijd beslist en zal Brunner het oude
Calvinisme bannen van deze invloedrijke school.
Wat toch is het geval. In de Vereenigde Sta
ten van Noord-Amerika werd op 12 Augustus
1812 te Princeton een Hoogeschool geopend, die
naar de plaats genaamd werd Princeton Semi
nary. Dit zou zijn een school ter opleiding van
predikanten in de Presbyteriaansche kerken. Tot
dien tijd werden de dienaren des Woords opge
leid door vooraanstaande predikanten. In dat
zelfde jaar werd een hoogleerarencorps gevormd.
Vooral drie mannen zetten hun stempel op de
Princeton SchoolAlexander, Samuël en Hodge.
Met trouwe handhaving der Gereformeerde
waarheid, zooals die vervat was in de Westmin-
stersche belijdenisschriften, werd gedoceerd.
Later is er wel verandering in het bestuur ge
komen, maar de aloude naam bleef en wat meer
is het bleef een bolwerk van het Calvinisme.
Internationaal was en is zij bekend. Zoo waren
er b.v. voor den cursus 19221923 ingeschreven
215 studenten uit niet minder dan 18 verschil
lende landen.
Eén der oorzaken van de huidige situatie is de
president Dr. John A. Mackay. Hij was
het, die twee hoogleeraren benoemde, die de
Barthiaansche theologie verdedigen. Geen van
beiden toch hield de Bijbel meer als het onfeil
bare Woord van God. Eén er van sprak zelfs
uit, dat het wenschelijk zou zijn, dat moderne
predikanten op hun plaatsen zouden blijven en
niet meer vervangen werden door orthodoxe.
En nu zal binnen enkele weken Dr. Emil Brun
ner zijn voorlezingen beginnen. Eens heeft daar
de beroemde Hodge de lessen in de Dogmatiek
verzorgd, wiens standaardwerk nog door iedere
theoloog geraadpleegd wordt, die het Calvinisme
dierbaar is. Thans zal zijn plaats worden ingeno
men door Brunner. En dat beteekent een substi
tutie, een plaatsvervanging, van het oude Gere
formeerde geloof voor een ander, nieuw geloof.
Neen, niet zoo openlijk. Ware dat het geval
maar Dan zouden nog tal van studenten schrik
ken. Neen, Brunner dient zijn geloof aan als een
voortzetting van het oude Reformatorische be
ginsel. Dat juist maakt het zoo gevaarlijk.
Misschien vraagt iemand of dan Brunners theo
logie zoo verschillend is van het Gereformeerde
geloof. Hebben Brunner en Barth niet beiden
geroepen, dat we terug moeten naar de erken
ning van de souvereiniteit Gods. Dat we niet
langer vertrouwen moeten stellen in het men-
schelijk redeneeren, maar in de openbaring van
den levenden God
Ons antwoord isJa, inderdaad. Maar
ook dithet zal moeilijk zijn om één
kettersche richting te noemen, waarin niet iets
goeds schuilt. Zelfs Calvijn komt soms voor
Rome op. Maar het gaat niet om wat hier en
daar voor goeds schuilt in iets of iemand, het
gaat om het grondbeginsel. Als het fundament
van een huis niet deugt, verzakt het. Een huis
op een steenrots gebouwd dat deugt. Is nu dat
fundamenteele principe van BarthBrunner deug
delijk of niet (Hoewel er verschil is tusschen
Barth en Brunner neem ik ze hier maar samen.)
Laten we dan herhalen mogen wat we reeds
zeiden Brunner aanvaart niet de Heilige
Schrift als Gods onfeilbaar Woord. Ja, hij aan
vaardt die Schrift zelfs niet als een betrouwbaar
historisch verslag. Als ge over Adam en Eva
denkt en ge stelt u die zóó voor, als het Paradijs-
verhaal het doet, dan zijt ge de plank mis. We
moeten de historie van de H. S. niet ons voor
stellen als handelende over voorbije gebeurtenis
sen in den gewonen zin van het Woord. Er
wordt iets geheel anders mee bedoeld. In zijn
boek: der Mensch in Widerspruch, pag. 411,
staat „we moeten hier een onderscheiding ma
ken, als we n.l. over de historie van de Schrift
spreken. De dimensie of het rijk van het Worden
moet gecontrasteerd worden met een ander rijk
de dimensie van de geschiedenis in de ware zin
van het woord. Wat wij natuur noemen, heeft
eigenlijk geen historie. De natuur ontwikkelt en
verandert in den loop der jaren. Dieren behoo-
ren niet tot de historie. Als we zeggen de his
torie van de zoogdieren, is dat maar een taal
figuur. Alleen heeft de mensch historie. Neen,
toch ook weer niet, niet de mensch als zoodanig.
Het uiterlijk aspect van den mensch, zijn licha
melijk leven, valt onder de dimensie van het
worden. Dit heeft dus ook geen historie. Echte
historie handelt over de daden der menschen
niet over hun physische en psychische groei.
Welnu wetenschap handelt over de dimensie
van het Worden. De Schrift over de dimensie
van de historie. Daarom moeten die twee niet
met elkaar strijden. De Bijbelsche leer wedijvert
niet met de wetenschappelijke bewering van de
evolutie. De wetenschap handelt over oorsprong,
zoover als dat die oorsprong zichtbaar voor ons
is. Maar de historie van de Schrift ligt in een
geheel andere dimensie.
Doordat de kerk dat niet zag, heeft ze zich
dikwijls belachelijk gemaakt door op het terrein
van de wetenschap te treden. De kerk heeft zich
afgetobt over de vraag, wanneer Adam leefde
och, we zijn alle Adam. Nooit was er een wer
kelijk specimen van het menschelijk ras op aarde.
Niet dus een of andere man, die in een duister
verleden leefde, die geschapen zou zijn naar Gods
beeld, maar gij zijt Adam, ik ben het, iedereen
is het. Nergens kunnen we uit concludeeren, dat
de eerste mensch hooger zou gestaan hebben dan
het dier" (pag. 75).
Misschien dat deze enkele uitspraken vol
doende zijn om te zien, dat we hier niet alleen
maar sterk afbuigen van het Calvinistische pad,
maar dat hier Gods Woord in het hart wordt
aangetast. Immers hier belanden we bij de vraag:
wat heeft de Heere te maken met dat gewone
dagelijksche leven van ons. Met school en poli
tiek, sociaal en économisch leven. Kort gezegd
Lijnrecht tegenover Kuypers uitspraak, dat er
geen duimbreed gronds is of Christus zegt mijn
staat dit systeem.
Is het niet opmerkelijk, dat in ons vaderland,
waar een Prof. Dr. K. Schilder gestreden heeft,
gevochten heeft tegen dit opkomende verderfe
lijke streven, wij over het algemeen nog geen
concessies gedaan hebben, zooals in Amerika
Wel is dikwijls critiek geleverd op zijn strij
den. Hij zou tegen windmolens vechten, tegen
openstaande deuren. Het zou niet noodig zijn
enz. We meenen nu te mogen zeggen, dat in ons
vaderland duizenden zijn wakker geschud door
zijn optreden. En we danken den Heere, dat dit
geschied is. Amerika is in dezen ons een schrik
beeld. A. H. OUSSOREN.
HET ANTWOORD (Slot)
De Praktische bezwaren (IV).
Het derde bezwaar uit deze groep raakt de
kwestie van de Zondagsheiliging. De Chr. Geref.
Kerk heeft blijkbaar een aantal bepalingen en
voorschriften gemaakt, waarin is vastgelegd wat
op den Zondag mag en niet mag, en zij zou van
ons vragen naleving van die door haar gemaakte
sabbatsbepalingen.
Dit is wel een heel bizonder terrein. Nooit
hebben de Gereformeerde Kerken in de vorige
eeuwen zich gewaagd aan het aanleggen van of-
ficieele lijsten van wat mag en niet mag op den
Zondag. En wij hopen, dat het dien kant ook
nooit zal opgaan, om de eenvoudige reden, dat
men aldus de veruitwendiging van de sabbats
heiliging in de hand werkt om niet te schrijven
invoert, en in de tweede plaats, wijl men nooit
zulk een lijst kan aanleggen die af is. En wat
alles afdoet, wij mogen de gewetens niet binden.
Laten de Chr. Geref. broeders eens lezen wat
Calvijn schrijft over de Christelijke vrijheid in
zijn Instutitie.
Het vierde bezwaar raakt de uitbreiding van
den bundel „Eenige gezangen". In ons eerste ar
tikel over deze groep bezwaren hebben wij jeeds
gehandeld over dit bezwaar, zoodat wij nu ko
men tot het vijfde en laatste.
Dat vijfde bezwaar betreft eigenlijk een we
tenschappelijke kwestie n.l. de opvatting van de
theologie, de vraag wat theologie Godge
leerdheid) eigenlijk is.
Dr. A. Kuyper heeft in zijn Encyclopaedic der
Godgeleerdheid over de wetenschap der God
geleerdheid en haar voorwerp van onderzoek,
uitvoerig en wetenschappelijk gehandeld. De Chr.
Geref. Kerk is het met de bepaling van God
geleerdheid, die hij gemaakt heeft niet eens, zou
het anders willen. Natuurlijk staat haar dat vol
komen vrij, doch wat onze kerken daar nu als
kerken mede te maken hebben, is niet duidelijk.
Dat is toch een zaak voor de beoefenaars der
wetenschap, die in de zalen der hooggeleerden
behoort. Neen, antwoorden zij, die leer van Dr.
A. Kuyper heeft beteekenis voor de praktijk. En
zij is door de Synodes van de Geref. Kerken niet
veroordeeld en derhalve concludeeren wij, dat
gij deze leer omtrent de wetenschap der theologie
en haar voorwerp handhaaft.
Het is duidelijk, dat dit geen serieus bezwaar
tegen onze kerken inhoudt. Er is onder ons ruim
te en vrijheid voor kritiek op wetenschappelijke
constructies ook van een groot en geniaal man
als Kuyper. Maar onze kerken moeten beoor
deeld worden naar haar belijdenis, en omtrent
hetgeen daarin, naar Gods Woord klaar staat
uitgedrukt. Voor het overige is er vrijheid van
gevoelen, vrijheid om van meening te verschillen,
ook in diep ingrijpende kwesties, vrijheid om
eigen inzicht te verdedigen en anderer inzicht te
bestrijden met de wapens van het Woord, om
zóó den zin der Schriften steeds beter te leeren
verstaan door wrijving (en soms door botsing
der gedachten) heen. Dat is o.m. het goede in
de polemiek.
Wij zijn nu aan het einde van onze bespreking
der vijf bezwaren uit deze groep gekomen en
onze slotconclusie moet zijn, dat zij deels niet
beantwoorden aan de gewekte verwachtingen,
deels van weinig gewicht blijken te zijn, wanneer
wij in aanmerking nemen het groote belang van
de hereeniging van allen, die den Heere Jezus
Christus belijden naar de Schriften.
Tenslotte blijkt in sommige bezwaren, dat tel
kens uit het oog wordt verloren, dat de Geref.
Kerken beoordeeld willen worden naar haar eigen
belijdenis en niet naar uitlatingen of leerbegrip
pen van bepaalde personen, wat voor plaats die
personen ook hebben ingenomen binnen den
kring onzer kerken.
Dit laatste geldt in nog sterker mate ten aan
zien van de groep leer-bezwaren, waarover wij
eerst geschreven hebben. De Geref. Kerken wil
len beoordeeld worden naar haar eigen belijde
nis, die zij nog altijd gepoogd hebben te hand
haven.
Wanneer naar deze maatstaf van de belijdenis
geoordeeld wordt, bij het doorlezen van dit rap
port, dan moet ons de verzuchting van het hart