No, 32
Vrijdag 12 Augustus 1938
52e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND,
UIT HET WOORD,
DADERS DES WOORDS,
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTIEDs. A. C HEI] en Ds. A, H. OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d, ENDE, A, B. W. M. KOK, F, STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
OVERVLOED VAN ZEGEN.
Is er een handvol koren in het land
op de hoogte der bergen, de vrucht
daarvan zal ruischen als de Libanon.
Ps. 72 16a.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ 8 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 8
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
mogelijkheden. Zoo, zegt God, zoo zal ik het
maken. Dat wonder zal komen uit mijn hand.
Het zal ruischen als de Libanon. De toppen der
halmen zullen ruischen als die van de cederen,
als de wind daarover gaat.
Maar ook een bemoedigend en inspireerend
woord voor de gemeente om geloovig optimis
tisch met dat werk voort te gaan. Om bij alle
klein begin niet moedeloos te worden, maar te
vertrouwen op de heilsbeloften Gods. Dan komt
er wat tot stand. Dan zal de gemeente, die leeft
uit het gebod, verrast staan over de goddelijke
uitkomst.
Ruischen als de Libanon. En dat gaat ook door
voor alle klein begin in uw eigen leven. Alle
geestelijke begin. God begint met ons doorgaans
niet groot. Hij legt een klein zaad in het hart.
Maar Hij voegt er de belofte bij van overvloe
dige groei en bloei. Wat Hij in ons aanvangt,
zal Hij door Zijn genade tot een zee van rui-
schende halmen doen worden. Verbondsbelofte
is zwanger van overvloedige zegen. Waar ge
rechtigheid beoefend wordt in het geloof, daar
gaat het ook bij U groeien. Van het heel kleine
begin tot de groote voleinding. Dit zegt God om
U te troosten. In Christus, den gekomen Verlos
ser opent Hij dit verschiet voor allen, die op
Zijn genade hopen. Christus doet het kleine
zaad groeien in U, die in Hem gelooft. De vrucht
van Zijn genade wil Hij doen komen in ieder,
die geloovig in de toekomst blikt. Het zal, ook
al denkt gij er soms heel gering over, ruischen
als de Libanon. Ruischen ook in geestelijke op
gewektheid, ruischen in vreugde en blijdschap
voor God.
Schoondijke. DE VRIES.
HET UNIE-BLAADJE.
Er is een tijd geweest, dat het Unie-blaadje
allerwege op groote schaal werd verspreid. Soms
werden ze huis aan huis bezorgd en in de Chris
telijke gezinnen werd het met groote blijdschap
ontvangen.
In dien tijd kon het overbodig geacht worden
het op te nemen in de Kerkbode, daar allen im
mers den inhoud kenden. Nu zijn er echter tal
van plaatsen, waar de Unie-collecte niet meer
gehouden wordt. Wel begint er de laatste jaren
hierin weer eenige verbetering te komen en wordt
het aantal plaatsen, waar de Unie-collecte ge
houden wordt, weer grooter, maar de goede oude
gewoonte is nog niet overal hervat. En, natuur
lijk, als de Unie-collecte niet wordt gehouden,
blijft de verspreiding van de aankondiging daar
van, het Unie-blaadje, ook achterwege.
Om te prikkelen tot de lezing daarvan, willen
we hier enkeld dingen daaruit releveeren. Er
wordt op gewezen, dat deze collecte een jubi
leumcollecte is immers de zestigste. Op den der
den Augustus van het jaar 1878 werd het smeek
schrift aan Koning Willem III aangeboden met
de bede, zijn handteekening niet te zetten onder
het wetsontwerp, dat over de scholen met den
Bijbel zulke fnuikende bepalingen bevatte. En
toen de Koning, hoewel ongaarne, dat wetsont
werp bekrachtigde, werd de strijd voor de scho
len met den Bijbel met grooter veerkracht voort
gezet en één van de middelen, daarbij gebruikt,
was de jaarlijks terugkeerende Uniecollecte.
Ook wordt meegedeeld, wat een kapitale som
in die jaren door deze collecte werd ingezameld.
Die bedraagt niet minder dan 5.696.354,01,
bijna vijf millioen zevenhonderd duizend gulden.
Dit jubileum-Unieblaadje stelt dan niet voor
om de zaak maar te liquideeren, als zou de Unie
nu wel op haar lauweren kunnen gaan rusten,
omdat ze genoeg gedaan heeft.
Het bevat integendeel een krachtige opwekking
om in deze collecte te bewijzen, dat de oude
liefde nog leeftgeen enkele stad of dorp mag
achterblijven en plaatsen, waar de Uniecollecte
niet meer gehouden werd, moeten ontwaken.
Als men vraagt waarvoor de gelden, die door
de Unie-collecte worden ingezameld, worden ge
bruikt, lette men op het N. B. aan het slot van
het Unieblaadje, en men zal zien, dat ze goed
besteed worden.
Dat de Unie-collecte op zooveel plaatsen niet
meer gehouden wordt, behoeft op zichzelf nog
niet beschouwd als een symptoom, dat de liefde
voor de School met den Bijbel daar ter plaatse
zou ingezonken zijn.
Al betreuren we wel, dat er niet genoeg geest
kracht was, om die collecte in een of anderen
vorm voort te zetten, we kunnen er in komen,
dat men, gezien de gewijzigde omstandigheden,
voor de bezwaren, die aan het houden van die
collecte verbonden zijn, uit den weg ging.
Toch is te wijzén op symptomen, die doen
vreezen, dat niet meer overal goed verstaan
wordt, wat de schoolstrijd ons heeft geleerd en
dat de meening begint ingang te vinden alsof de
gevaren van vroeger voor goed voorbij zouden
zijn.
Daarom willen we, in verband met de Unie
collecte, wijzen op enkele gedachten, die oud-
Minister Terpstra ontwikkelde in zijn rede op
de 75ste algemeene vergadering van Chr. Natio
naal Schoolonderwijs, 9 Juni j.l., over de moreele
defensie onzer scholen. Het verslag daarvan
stond in De Standaard van 10 Juni. Daaraan
ontleenen we een en ander.
Hij begon met er aan te herinneren, dat men
bij de verdediging van het land onderscheid pleegt
te maken tusschen de moreele en de militaire de
fensie. De eerste, naar binnen gericht en in hoofd
zaak bestaande in versterking van het nationaal
gevoel, wordt terecht onmisbare voor
waarde voor de militaire verdediging geacht.
Op gelijke wijze nu dient ook onze arbeid
voor de Christelijke scholen een tweeledig karak
ter te dragen. Daar is allereerst de strijd naar
buiten, met de tegenstanders, om het recht der
vrije Christelijke school te handhaven en te ver
sterken. Er dient in de tweede plaats te zijn de
moreele defensie voor onze scholen, d.i. de voort
durende versterking van het Christelijk onderwijs
naar binnen, de nimmer-aflatende zorg voor het
innerlijk zuiver houden en krachtiger maken on
zer Christelijke scholen, zoowel wat leerplan als
wat de interne verhoudingen betreft.
Deze laatste arbeid is even onmisbaar voor hef
welwezen van ons Christelijk onderwijs als de
versterking van het nationaal gevoel noodzake
lijke voorwaarde is voor de handhaving van onze
nationale zelfstandigheid.
In de latere jaren is, naar zijn oordeel, aan dit
gewichtig onderdeel van onzen arbeid te weinig
aandacht geschonken. Hiervoor zijn verschillende
oorzaken aan te wijzen, waarvan spreker er twee
nader bespreektde strijd naar buiten heeft, tot
in den laatsten tijd toe, zeer veel van onze aan
dacht en inspanning gevergd, en de finantiëele
gelijkstelling, hoe zegenrijk ook, heeft helaas een
zekere emanicipatie der Christelijke school van
ons Christenvolk tengevolge gehad.
Wat door hem werd opgemerkt over den ach
teruitgang der geboortecijfers, laten we, hoe be
langrijk ook op zichzelf, in ons verband rusten.
Eveneens zijn waarschuwing, dat men voorzich
tig moet zijn met het toelaten van leerlingen uit
niet-Christelijke gezinnen, wanneer daardoor het
karakter van de school gevaar zou loopen.
Maar wel willen we hier opnemen wat, blij
kens het verslag, door dezen ervaren school-
aütoriteit werd gezegd over wat z.i. verkeerd is,
dat n.l. de schoolbesturen het innen van de
schoolgelden overlaten aan de gemeentebesturen.
Hij betreurt in hooge mate, dat zoo
vele schoolbesturen, ook besturen van
Christelijke scholen, de inning van
schoolgelden aan de gemeentebesturen
hebben overgelaten.
De redenen, welke hiervoor gewoonlijk wor
den aangevoerd, acht spreker allerminst afdoend.
Uit een onderzoek, door het bureau van den
Schoolraad ingesteld bij 29, meest groote, ge
meenten, is gebleken, dat van de 1151 gesubsi
dieerde bijzondere scholen aldaar slechts 84 zelf
de schoolgelden nog innen van 558 Chr. scho
len slechts 60. 90 van deze schoolbesturen
trekken zich derhalve van de schoolgelden niets
meer aan. De gemeente stelt ze vast, aan den
gemeente-ontvanger worden ze als schoolbelas-
ting betaald. Het eigenaardig verloop dezer ge
schiedenis is, dat, terwijl één der redenen vóór
de overdracht van de inning was het groote ge
mak, thans de hoofden der Chr. scholen soms
krachtens de Wet verplicht worden bij de inning
hulp te bieden, maar nu in dienst van het ge
meentebestuur. Hij haalt uitspraken van verschil
lende voormannen aan, die het innen van het
schoolgeld door de schoolbesturen steeds als een
belangrijke zaak beschouwd hebben. De ouders
hebben in dezen met de gemeente niets te maken.
De betaling aan het schoolbestuur helpt krachtig
mede om den band tusschen ouders en school
sterk te houden de betaling aan den gemeente
ontvanger dringt te sterker de gedachte in, dat
de Chr. school, door de Overheid geheel betaald
en waarover zij reeds zooveel zeggenschap be
zit, toch eigenlijk een Overheidsschool is, waar
aan slechts enkele afzonderlijke rechten toege
kend zijn.
Vervolgens gaat spreker de verhou
ding schoolbestuuronderwijzers na en
bespreekt hierbij de geschiedenis van
den kweekeling met akte. Er komen,
wat dit laatste betreft, ook aan Chr.
scholen soms toestanden voor, waarvoor
men zich moet schamen. Particulier ini
tiatief, dat alleen kan teren op de schat
kist, verdient niet veel waardeering
meer.
Het veronachtzamen in den laatsten tijd van
de normale defensie heeft tot gevolg gehad ver
sterking van het heilloos roepen om steeds meer
regeling door de Overheid van hetgeen in eigen
kring tot oplossing gebracht moest zijn, doch bij
gebreke van dien scheef groeide. Het heeft er
voorts toe geleid, dat sinds eenige tientallen van
jaren de groei van het organisatie-leven onzer
Chr. scholen nagenoeg stilstond, hoewel bij de
zóózeer gewijzigde verhoudingen ontwikkeling en
uitbouw mogelijk en wenschelijk was. Het heeft
tot gevolg gehad, dat belangrijke vraagstukken
als die van de scholenbonden, eigen inspectie,
enz. niet tot een wettelijke regeling konden ko
men, omdat het ons aan de innerlijke kracht ont
brak om ze van binnen uit daarvoor rijp te maken.
De strijd voor onze scholen naar buiten die
nimmer eindigen zal zal in de toekomst slechts
volgehouden kunnen worden, als ons Chr. onder
wijs innerlijk sterk en gezond blijft. Spreker ein
digt met den hartelijken wensch uit te spreken,
dat allen, die het Chr. onderwijs lief hebben, ook
aan de moreele defensie ten behoeve van dit
onderwijs hun groote belangstelling en activiteit
zullen wijden.
Tot zoover het verslag. Wat in het boven
staande gezegd wordt over de behandeling van
den kweekeling met acte op sommige scholen,
hebben we laten staan, omdat het misschien zijn
nut kan hebben, dat men hier en daar ook aan
dat gedeelte de noodige aandacht wijdt.
We hopen, dat de waarschuwing van Mr.
Terpstra door alle betrokkenen ernstig ter harte
zal genomen worden en de moreele defensie onzer
Scholen met den Bijbel zal blijven of weer zal
worden, zooals die zijn moet.
HEIJ.
HET ANTWOORD.
De Praktische bezwaren (II).
De tweede soort bezwaren, welke betrekking
hebben op de levenspraktijk in onze Kerken,
raken „enkele artikelen door genoemde Geref.
Kerken in de Kerkorde opgenomen".
Vijf punten worden dan genoemd. Wij laten
ze hier volgen
le. de Christelijke Gereformeerde Kerk wil ge
handhaafd zien 't admissie-examen, dat dient
om hen, die tot predikant opgeleid willen
worden, te onderzoeken in betrekking tot
roeping en genadestaat, en bekwaamheid tot
het ambt.
2e. De Chr. Geref. Kerk heeft bezwaar tegen
de tweede vraag welke bij de openbare ge
loofsbelijdenis in onze Kerken wordt gesteld.
3e. De Chr. Geref. Kerk wil streng sabbatshei
liging gehandhaafd zien en daartoe naleving
van haar bepalingen. Zij staat niet op het
standpunt, dat het vierde gebod een meer
Joodsch dan Christelijk karakter heeft.
4e. De Chr. Geref. Kerk heeft principiëele en
praktische bezwaren tegen invoering der
„menschelijke" gezangen, zooals ook door
de Geref. Kerken is geschied.
5e. De Chr. Geref. Kerk kan niet voor haar
verantwoording nemen de opvatting der
theologie, zooals die door Dr. A. Kuyper
geleerd is. Waar de Geref. Kerken deze op
vatting noch op de Synode van 1896, noch
later veroordeeld hebben, acht de Chr. Geref.
Kerk, dat de Geref. Kerken deze leer hand
haven.
Dat zijn de bezwaren „in betrekking tot enkele
artikelen door de Geref. Kerken in de Kerken
ordening opgenomen", aldus luidt het opschrift
blz. 36.
Nu schijnt hier een kleine vergissing te zijn.
Dit opschrift drukt niet nauwkeurig de bedoeling
en den inhoud van dit gedeelte van het rapport
uit. Slechts één van de vijf bezwaren raakt n.l.
een artikel door onze Kerken in haar Kerken
ordening opgenomen, of nog juister, raakt de
wijziging van een artikel in de Kerkenordening.
Dat ééne bezwaar is het 4e., het bezwaar tegen de
wijziging van Art. 69 der Kerkenordening, welke
wijziging eerst op de Synode van Middelburg,
1933, is tot stand gebracht. Vóór 1933 luidde
Art. 69In de Kerken zullen alleen de 150
Als er gerechtigheid zal heerschen in het land,
zal de vrucht daarvan niet uitblijven in het land.
Gerechtigheid brengt zegen, voorspoed, over
vloed. Zoowel in het geestelijke als in het na
tuurlijke.
Als in het land de ongerechtigheid heerscht en
het oordeel niet kan uitblijven, zullen er komen
stormen, hongersnood en aardbeving. Maar als
daarentegen de gerechtigheid weer opbloeit, komt
God ook met Zijn bondszegen in de natuur. Dan
zullen de weiden overdekt zijn met kudden en
het bezaaide land zal overvloedig vrucht voort
brengen. Daatvan profeteert hier de dichter. Hij
ziet die schoone tijd dagen, dat in Israël (onder
Salomo) de bergen vrede zullen dragen en de
heuvels recht, maar dit heeft zijn uitwerking ook
in de natuur. Ook daar, gelijk overal, in het land,
wordt dan de kennelijke zegen van den God des
Verbonds genoten. Het leven voor God brengt
zegen, overvloedige zegen. Dan bloeit de aarde
en wordt zelfs de woestijn een paradijs. Beken
zullen te voorschijn springen in de wildernis en
watertochten in het dorre land.
Het rijk der natuur en der genade staan met
elkaar in nauw verband. Wij moderne menschen
scheiden dat wel eens teveel. Wij onttrekken het
stoffelijke wel eens aan Gods regiment. In Israëls
bewustzijn en voorstellingswijze was dat nog niet
zoo het geval.
De Heere, onze God, is één. Hij schenkt ons
in het verbond en bij het beleven van het ver
bond ook in de natuur weelderige groei en over
vloedige zegen.
Is op de hoogte der bergen een handvol koren.
De bergen van graniet en kale rots behooren
niet tot de vruchtbaarste plekken. Daar groeit
anders niet zoo veel. Maar ook die zullen, als
Israël weer in Gods weg wil wandelen, overdekt
worden met een zee van wuivende halmen die,
als de wind er over waait, zullen ruischen, als
de ruischende cederen van den Libanon. Ja, een
v/einig koren, een handvol koren, het zal dan
worden, o Israël, als ge weer naar Gods wet
wilt wandelen, een wuivende zee van goudgeel
graan.
Doet daaraan ook deze zomer niet denken l
Is de aanblik van de velden met rijp, geel graan
overvloedig bedekt, niet een vervulling van Gods
beloften? Doet de Heere zoo nog niet verras
send wel aan Zijn volk Opent Hij niet de
voorraadschuren van Zijn verbond ook daarin
En ja, dan spreekt dit woord ook van blijde
vreugde, daarover en van opgewekte dankbaar
heid, die God wil prijzen.
Het zal ruischen als de Libanon. In dat rui
schen beluisteren we ook de ruischende stemmen,
die voortkomen uit dankbare harten. God is het,
die het geeft. Scheiden wij dan ook natuur en
genade niet te veelWorden we niet overgees-
telijk Maar brenge ook het ruischen van het
goudgele koren, overvloed en zegen op het veld,
ons tot de dankstemming van dezen psalmist.
Maar die profetie van rijken zegen spreekt ons
van meer. Ze is ook altijd opgevat van de over
vloedige zegen in de uitbreiding van Gods ko
ninkrijk in den tijd van Vorst Messias. Als Hij
zal komen, die Gods gerechtigheid weer op aarde
zal prediken en handhaven, zal er ook komen
die groote, ongewachte uitbreiding van Zijn Rijk
op de Zendingsvelden. Dan zal het nietige mos
taardzaadje worden tot een boom, in welks tak
ken de vogels des hemels nestelen. Een handvol
koren maar in het begin en nog wel op de kale
toppen der bergen. Zoo klein is vaak onze ar
beid in de Zending, in het begin. Maar God zal
het doen wassen. Het zal ook daar worden tot
een overvloedige oogst. Die handvol koren zal
ruischen als de Libanon. Dit is een beschamend
woord voor ons klein geloof, als we in het Zen
dingswerk meer bezwaren zien dan Goddelijke