FEUILLETON.
DE KLEINE LUYDEN
VAN '86
ZENDING*
In het mij toegezonden nummer wordt uitvoe
rig geschreven over de institueering van de kerk
te Mecelen op 1 Maart j.l.
Thans is er een kleine groep Protestanten.
Vroeger is dat heel anders geweest. In den Re-
formatietijd was de stad Mechelen vrijwel geheel
voor het gezuiverde Evangelie gewonnen, zoodat
er zelfs Zondagen waren, dat er in de St. Rom-
boutscathedraal meer dan duizend Avondmaal-
gangers waren. Uitnemende predikanten (o.a. de
beroemde Plancius) hebben deze kerk gediend.
Spoedig brak echter een felle geloofsvervolging
uit. Velen stierven als martelaren, maar ook
vluchtten velen, vooral naar de Noordelijke Ne
derlanden. „Onder de uitgewekenen behoorde de
bloem van Vlaanderen en onder het bestel des
Heeren zijn het vooral de Zuid-Nederlanders ge
weest, die het Noorden tot bloei brachten. Ver
scheidene overzetters van de Statenvertaling wa
ren Vlamingen, een groot aantal der professoren
van de Leidsche Universiteit was uit het Zuiden
afkomstig, terwijl de Nederlandsche Geloofs
belijdenis te danken is aan den Zuid-Nederlander
Guido de Brés."
Gedurende langen tijd bleef het Roomsch-
Katholicisme oppermachtig in Mechelen en po
gingen, om het zuivere Evangelie weer ingang te
doen vinden, waren vruchteloos.
Van Gereformeerde zijde werd in 1924 de ac
tie begonnen. In overleg met den kerkeraad van
Antwerpen begon Ds. Barkey Wolf in Mechelen
Bijbellezingen te houden. Hiermede trad een
nieuwe periode in.
Er waren slechts een paar Gereformeerde ge
zinnen in deze stad, maar schrijft het Maand
blad van stonde aan werd de noodzakelijkheid
van geestelijke verzorging gevoeld en de roeping
het Evangelie ook aan hen, die buiten zijn te
verkondigen, verstaan.
Toen Ds. Barkey Wolf vertrokken was, werd
de arbeid niet stopgezet, maar werd in de week
ten huize van een der gemeenteleden door een
ouderling van Antwerpen een preek gelezen.
Weer een stap verder ging men, toen besloten
werd 's Zondags samen te komen in het kantoor
lokaal van br. Zwaan. Meestal werd een preek
gelezen, een enkele maal ging een predikant of
een candidaat voor. „Nog aldus Ds. Win
ter gewagen de Mechelaars van veel geeste
lijken zegen in dien tijd genoten, het was alles
zoo intiem en vertrouwd. Echter men zag het
telkens weer, het was onmogelijk ook maar één
Roomsche in een particuliere huis te krijgen
bovendien was men reeds tot enkele tientallen
uitgegroeid.
De behoefte aan een eigen kerkgebouw werd
dringend gevoeld. God neigde de harten tot vrij
gevigheid en Januari 1932 kon onder groote be
langstelling uit België en Nederland het kerk
gebouw in gebruik genomen worden.
Dan wordt de arbeid der Evangelisatie begon
nen enj werkt br. ter Haar vijf jaar lang met
grooten ijver in Mechelen.
Eerst schijnt 't ploegen op rotsen, maar op
Gods tijd komt de vrucht. Het Maandblad zegt
Zondag aan Zondag is de kerk geheel vol en
reeds klom het ledental tot over de tachtig. In
Januari 1936 kon zelfs een klein Evangelisatie
lokaal geopend worden op den Leuvenschen
steenweg. Thans arbeidt dagelijks een hulppredi
ker in kerk en evangelisatie. Een prachtige school
werd in gebruik genomen, jeugdvereenigingen op
gericht, enz. „Kortom, de Heere heeft ruim baan
gemaakt voor de verkondiging van de Zaligheid
in Jezus Christus. In de schijnbaar onneembare
vesting is een geweldige bres geslagen."
In Maart van dit jaar kwam 't zelfs tot zelf
standige, kerkelijke formatie en werden de amb
ten ingesteld.
Ook in Gent gaat de arbeid rustig voort en
is er groei. Ik herinner me, dat ik enkele jaren
geleden in Gent den dienst des Woords ver
vulde. 's Namiddags preekte ik in de (gehuurde)
St. John's Church, 's Morgens in een zaal dicht
bij Hotel Wilson. Den vorigen avond en nacht
was er bruiloft gevierd, zoodat het interieur met
z'n versiering minder geschikt was voor 'n gods
dienstoefening. Met vereende krachten werd aan
de zaal een meer stemmig uiterlijk gegeven. En
nueen eigen predikant, een eigen kerkge
bouw en een eigen school.
Ook in Noord-Frankrijk groeit het werk. In
Parijs zelfs wordt 's Zondagsmorgens dienst ge
houden in La Chapelle de l'église reformée dc
Passy. Ontroerend is 't dat daar op geregelde
tijden ook het Heilig Avondmaal gevierd wordt.
Zeker er zijn in de Gereformeerde wereld
van onzen tijd verontrustende verschijnselen.
D
O R o m a n uit den
O Doleantietijd
R
FRED. VAN MEERTEN
32)
Haar man had de daad van piëteit gezien en
haar lachend gevraagd of voor dezen avond
grootvadersstoel wel gebruikt mocht worden.
„Ja man. vadertje zou het er van harte mee
eens geweest zijn. Hij heeft traantjes genoeg ge
schreid om de verwording van de kerk. Als hij
nog leefde, zou hij in dien stoel gezeten hebben
en God gedankt hebben voor dezen avond."
Van den Berg wist dit wel. Onder de vele ge
sprekken, die hij met zijn schoonvader gehad had,
waren zijn oogen langzamerhand opengegaan
voor wat de kerk zijn moet en wat ze geworden
was.
Langzaam aan liep de kamer vol. Dezelfde
menschen, die den laatsten keer bij Pronk ge
weest waren, kwamen ook hier en nog enkele
anderen. Er kwamen er zelfs, die niet genoodigd
waren, maar van de samenkomst gehoord had
den en nu verzochten er ook bij te mogen zijn,
omdat ze van harte met de bezwaren tegen de
kerk instemden.
Van den Berg kende ze wel en liet ze gaarne
Maar dwars door onze dwaasheid heen vol
brengt God Zijn werk.
Er zijn ook hoopvolle teekenen.
Ijverige jonge predikanten doen zonder veel
ophef prachtig werk.
Vergeten wij echter nietdoor de ontwikke
ling van den arbeid is onze krachtige steun noodig.
Ik eindig met een woord van Ds. Winter uit
zijn artikel over Mechelen „Neige de Heere dan
de harten van de kerken in Nederland op wie
een beroep zal worden gedaan om geldelijken
steun.
De Nederlandsche kerken hebben zooveel aan
Vlaanderen, aan Mechelen in 't bijzonder, te dan
ken. O, dat zij dan beginnen iets af te lossen van
die oude schuld aan ons dierbaar Vlaanderen,
welks grond doordrenkt is van het bloed der
martelaren.
A. B. W. M. KOK.
UIT EEN BRIEF VAN MEJ. BAARBÉ VAN
12 JULI.
Mag ik U hierbij enkele mededeelingen aan
bieden over mijn arbeid gedurende het tweede
jaar mijner werkzaamheid op Uw Zendingster
rein.
Met groote blijdschap kan ik U melden, dat
het werk onder Inheemsche en Chineesche vrou
wen en meisjes zich in gestadigen voortgang mag
verheugen. Wij oogsten telkenmale zulk een
overvloedigen zegen, dat het voor mijn helpsters
en mij wel heel duidelijk is, dat de Heere Zijn
goedkeuring hecht aan ons werk. Wij gevoelen,
dat wij geroepen werden voor dezen bijzonderen
tak van Zendingsarbeid, toen de tijd er rijp voor
was. God had alles voorbereid, zoodat wij onze
taak duidelijk aangewezen voor ons zien.
Als ik U nu van alles een korte samenvatting
geef, wil ik gaarne onderscheiden tusschen het
werk onder Javanen en dat onder Chineezen. De
arbeid onder Javanen weer te splitsen in werk
onder priaji's en onder de dessa-bevolking, het
geen alles weer bijzondere eischen stelt en ook
een bijzondere wijze van bearbeiding vraagt.
Voor een Hollandsche levert het niet zooveel
moeilijkheden op, in aanraking te komen met Ja
vanen van zeker standing. Buren- en vriend-
schapsbezoeken, kennismakingen op recepties,
cursussen voor ontwikkeling, uitnoodigingen
voor feesten in de eigen woning (met name
Kerstfeesten, die zeer in trek zijn)geven ruim
schoots aanleiding tot contact met Inheemsche
dames. Tot mijn groote spijt kan ik de gelegen
heden tot meer nauwere aanraking met dezen
priaji-stand lang niet alle uitbuiten door gebrek
aan tijd. Het is een groote vreugde voor mij,
dat er thans ook jongere schouders onder dit
werk gezet worden. Mevrouw van Nes had in
Holland reeds contact met meer ontwikkelde Ja
vanen het lokt haar zeer aan, hier mede te ar
beiden aan de komst van het Rijk van Christus
ook in deze tot nog toe zoo gesloten kringen.
Mevrouw van Nes heeft reeds alle Evangelisatie
werk, dat in de Hollandsche taal geschiedde,
van mij overgenomen. Rest dus voor mij het Ja-
vaansche en Maleische werk.
Van de dessa-bevolking stond ik als Holland
sche verder af.
Ik heb U reeds iets geschreven over de „Wi-
doeri"-actie, het humane streven van enkele Hol
landsche en Javaansche dames, om op het voet
spoor van Raden Adjeng Kartini iets te doen
voor de arme en onontwikkelde dessa-bevolking.
Het idealisme van deze dames heb ik bewonderd
en ik heb mij afgevraagd, of we de gedachte van
de ,,Widoeri"-beweging ook niet zouden kunnen
uitwerken in Zendingsgeest. We zouden dan het
geestelijke aan het materiëele doel kunnen paren.
De uitkomst van dit alles heeft wel bewezen,
dat er in de Zending plaats was voor dit werk,
dat er als het ware op gewacht werd. In één
jaar tijd hadden wij op een 12-tal schooltjes meer
dan 500 dessa-vrouwen en -meisjes verzameld.
Op alle cursussen begonnen we na enkele maan
den het Evangelie te brengen en het meerendeel
der leerlingen toonde zich niet afkeerig.
Nu, na twee jaar ongeveer hebben we 23
dessa-naai-cursussen, waar we de leerlingen met
het Evangelie in aanraking mogen brengen en ook
gezamenlijk zingen en voor de volgende maand
staan er weer 4 nieuwe opgericht te worden.
Drie handwerkonderwijzeressen, meisjes die op
een Huishoudschool zijn opgeleid en in mijn wo
ning verder onderwijs ontvangen voor meer gees-
binnen. In zijn scheersalon stak hij zijn meening
nooit onder stoelen en banken en hij wist op
welke man hij rekenen kon, als 't noodig was.
Maar op deze manier kwamen er tenslotte
stoelen te kort en moesten verschillende broeders
zich vergenoegen met een plaatsje tegen de muur.
Vrouw van den Berg had een paar bedsteeplan
ken uit de bedsteden gehaald en die op twee
stoelen gelegd, waardoor weer een stoel of wat
werden uitgespaard, maar ook dit was niet vol
doende en het deed haar genoeg leed, dat ze ten
einde raad was.
Maar toen Kees Vink de samenkomst opende,
werd deze bijomstandigheid spoedig vergeten.
Er was stille aandacht voor hetgeen hij te zeg
gen had, nadat hij een kapittel gelezen en ge
beden had.
In zijn klare en zakelijke taal, zette hij uiteen,
wat het doel van deze samenkomst was. Er moest
een adres aan het kerkbestuur gericht worden,
waarin het verval der kerk werd uiteengezet en
waarin gevraagd werd om zich los te maken van
het synodale juk en de plaatselijke reformatie ter
hand te nemen. Dat adres moest door al de broe
ders onderteekend worden en met die handteeke-
ning verbonden zij zich om ook de gevolgen, die
dit schrijven met zich zou brengen, ten volle te
aanvaarden.
Toen hij gesproken had en vragend in het rond
zag, was er een algemeen gemompel van instem
ming.
„Maar denken de broeders er niet te licht
over vroeg Vink. „Er kan heel wat aan vast-
zitte. De broeders leze de krante toch en weten
wat er op andere plaatsen gebeurt. Het kan voor
telijk werk, nemen de dienst waar op al die
schooltjes.
Deze naaicursussen zijn van buitengewoon be
lang als contactpunten voor de Zending op plaat
sen, waar het Evangelie nog geen toegang had.
In een streek, waar tot nog toe de officiëele goe-
roe's indjil weggekeken werden, hebben we kort
geleden een naaicursus mogen openen, waar meer
dan 60 vrouwen en meisjes onderwijs ontvangen.
En daar er in dat dorp geen enkele Christen
woont, houden we ons schooltje in de kaloera-
han 1)
Op een ander plek had de Zending al wel vaste
voet gehad, maar door allerlei ongelukkige om
standigheden was het contact weer verstoord.
Het betrof de Zending onder Chineezen. Toen
wij daar enkele menschen polsten over de op
richting van een naai- en knipcursus voor groo-
tere meisjes, bleek men daar waar wel ooren
naar te hebben. „Maar geen Zondagsschool",
was het beding. We hebben hier de „agama
koena" 2) en dus is er geen plaats voor nieuwig
heden." We hebben er in toegestemd om het
Zondagsschool-onderricht van de cursus af te
laten in het geloof, dat de Heer der Zending op
Zijn tijd plaats zou maken voor het Evangelie
des Koninkrijks. Wie en wat is bestand tegen
Zijn macht, wanneer er geloovig en volhardend
om de openbaring van die macht gebeden wordt?
Na drie maanden was de stemming omgesla
gen en was er plaats voor het Woord des Hee
ren. Het is tenslotte niet onze zaak, te zorgen,
dat het Evangelie ingang krijgt. Wij hebben al
leen wegen te zoeken, in gehoorzaamheid aan
onze roeping. Achteraf zien we dan, dat Jezus
ze ons gewezen heeft.
Hoe dit zich steeds uitbreidende werk gefinan-
cieerd wordt
Er is een kring van dames in Magelang alle
landaarden doen er aan mee die deze arbeid
met mij dragen. Zij verstaan haar roeping als
Christenvrouwen om mee te helpen de lamp des
Evangelies te doen stralen in de wereld van on-
en bijgeloof, waarin de dessa-bevolking zich nog
beweegt. Zij hebben mee haar krachten ingespan
nen, om mij het oprichten van twee dagschooltjes
mogelijk te maken, één voor eenvoudige Javaan
sche en één voor arme Chineesche meisjes, waar
deze kinderen grondiger dan op de naai-cursussen
geschiedt, de allereerste begrippen van zindelijk
heid en hygiëne, verzorging van huis en erf, be
handeling van zieken en zuigelingen, naaien en
koken, zullen worden bijgebracht. U kent de
wantoestanden, die nog vaak in de dessa heer-
schen Ziekten, die aan de inwerking van booze
geesten worden toegeschreven, babies, die in de
eerste levensweek naast de moedermelk al een
stevige portie rijst in het mondje gepropt krijgen
de doktoren kunnen U zeggen hoe groot de
zuigelingensterfte in Indië is -barbaarsche be
handeling van kraamvrouwen, vuil drinkwater
algemeen is de gewoonte onder vele dorps
bewoners om zich te baden in de kali, waarvan
men het water ook gebruikt om het eten te be
reiden en de mond te reinigen. Op die schooltjes
zal de meisjes ook geleerd worden, hoe met haar
gezin later rond te komen van 10.of 15.
in de maand, hoe haar erf met voedzame groen
ten te beplanten, haar eigen kleeren en die van
haar kinderen te naaien wat ze nu vaak aan
Chineezen en Arabieren uit handen geven
En boven dit alles zullen we trachten, de meis
jes, in de moeilijkste jaren van haar ontwikkeling,
n.l. van 1215 jaar, te leiden tot den Heiland
der wereld, bij Wien vervulling is voor elke
nood, stoffelijke zoowel als geestelijke, als men
die geloovig zoekt.
Twintig uren in de week werk ik onder Chi
neezen. In Blabak, Grabag, Temanggoeng, Para
kan, heb ik samenkomsten voor vrouwen, die
goed bezocht worden en waarbij Gods Woord
haar „bescheidenlijker" wordt uitgelegd.
Een haast onmisbaren steun voor mij zijn twee
Chineesche vrouwen, die mij altijd vergezellen op
mijn huisbezoeken en samenkomsten en die met
recht den naam van „bijbelvrouwen" verdienen.
Haar bijbelkennis is wel niet groot hoewel die
nu met den dag toeneemt maar zij weten met
een zeldzame slagvaardigheid de abstracte waar
heden midden in het Chineesche leven te zetten,
zoodat niemand zich aan den klem van Gods
Woord onttrekken kan.
In Magelang zelf geef ik wekelijks onderricht
aan een 20-30 tal vrouwen en meisjes uit den Bij
bel. Er is veel belangstelling. Onder mijn toe
hoorsters zijn gedoopten en niet-gedoopten. Voor
enkele andere vrouwen (om en bij de 70 jaar)
heb ik een apart godsdienstuurtje bij een der oud
jes aan huis.
verschillende broeders onder ons schadelijke ge
volgen hebben. Weten we dat allemaal goed
Ja, ze wisten het wel. Ze hadden er allen wel
van gehoord en verschillende der aanwezigen
hadden familie, die het zeer aan den lijve onder
vonden hadden.
„Ik weet er één onder ons, die groot gevaar
loopt uit zijn brood gestoote te worde", zei Pronk.
Er was plots stilte.
„Wie is dat werd er gevraagd van verschil
lende kanten.
„Wel, dat is Vink zelf", zei Pronk. „Hij is
wel de beste afslager, die we kennen, maar de
heeren reeders zijn geen vrinde van de dollejan-
sie. Als ze hooren, dat Vink onzen leider is,
zullen ze het hem benauwd genog maken."
„Dat is in Gods hand, broeder Pronk", zei
Vink. „Hij neigt, als Hij wil, de harten der ko
ningen als waterbeken en als Zijn wil anders is,
dan zal Hij wel zorgen, dat ik in dure tijd en
hongersnood niet omkom. Ik waag het er op."
Toen verrees Van Duin van zijn zetel.
Hij was gezeten naast Kees Vink, aan diens
rechterhand. Niemand had hem zich op een an
dere plaats kunnen voorstellen. Kees en Frans
hoorden bij elkander.
Hij had zijn zwarte jas aangetrokken voor de
zen avond. Het stond hem ongewoon, en hij
voelde zich er ook niet in thuis. Het helderwitte,
stijfgesteven halfhemd met het kleine zwarte das
je, zat een beetje scheef en als zijn vrouw hier
geweest was, zou ze het dadelijk hebben opge
merkt en zich geschaamd hebben voor deze kleine
slordigheid. Maar nu was er niemand, die het
zag. Van Duin was gaan staan en dat beteeken-
Dit jaar hebben in het geheel 15 Chineesche
vrouwen en meisjes uit mijn leerlingenkring den
Heiligen Doop ontvangen.
Het Evangelie maakt snelle vorderingen onder
de Chineezen. Er is een toenemend contact onder
de Peranakans :J) met het moederland, dat thans
uit zoovele wonden bloedt. De 7e Juli, de vasten-
en gebedsdag, door Chiang Kay Shek uitgeschre
ven, is hier ook door de heele Christengemeen
schap gevierd. Dat de Generalissimus en zijn
vrouw vrome Christenen zijn, die vrijmoedig voor
hun geloof uitkomen, werkt ook menschelijker-
wijs gesproken de meerdere belangstelling voor
het Christendom in de hand.
Er is een halfjaar geleden een Chineesche
vrouwenvereeniging opgericht „Ketjintaan"4)
geheeten, waarvan men Uw arbeidster tot presi
dente gekozen heeft. Waar de Chineesche dames
nog zoo weinig ervaring hebben van een Chris
telijke vereeniging, heb ik maar in die keuze be
rust. De Javaansche vrouwen zijn in dit opzicht
verder van haar „Karoekoenan Wanita Kris
ten" r') ben ik slechts adviseur.
De Gereformeerde Gemeente van Bandoeng
komt ook mij tegemoet in mijn uitgaven voor hei-
Zendingswerk in het regentschap Temanggoeng.
Ik ben zeer blij, zulk een mooie levenstaak
gevonden te hebben op het Zendingsterrein van
de kerken van Zeeland, Noord-Brabant en Lim
burg. De arbeid valt mij af en toe zwaar zoo
als pioniersarbeid altijd is hoofdzakelijk omdat
er zooveel ongedaan blijft. Dat beklemt mij meer
malen. Er zouden gemakkelijk twee vrouwelijke
krachten op mijn plaats kunnen staan, één onder
de Javaansche vrouwen, ééne onder Chineesche
vrouwen arbeidende. De nood van dit werk is
groot, niet alleen hier, maar op alle terreinen.
U hebt onlangs het roerende stukje wel in „De
Standaard" gelezen, de klacht van een Javaan
sche vrouw, omdat een der Zendingszusters in
Solo wegens geldgebrek niet meer uitgezonden
kon worden. Hoeveel gretige handen blijven nu
ongevuld, hoeveel hongerigen worden nu ledig
weggezonden. Ds. Breukelaar, die dit stukje in
het Zendingsblad overnam, schreef er onder, dat
de nood op alle terreinen dringt en dat zoo hoog
noodig de oogen daarvoor moesten open gaan.
Prachtig is het, dat de Bond van Gereformeer
de Meisjesvereenigingen haar Jubileum-collecte
geheel aan dezen arbeid gewijd heeft, waarvan
ook Magelang 1000.is toebedacht. Wij zijn
heel blij met deze gift, niet alleen ondergeteeken-
de, als leidster van de Zending onder de vrouwen,
maar ook Dr. Dreckmeier en Ds. en Mevrouw
van Nes blij, dat voor de vele nooden van het
vrouwenwerk nu een begin van voorziening gaat
komen.
Uit dezen brief van Mej. Baarbé blijkt wel,
hoe haar arbeid door den Heere rijk gezegend
wordt. Dat deze zegen ook voor ons een roeping
meebrengt is wel duidelijk. Moge die roeping
worden gezien en gevolgd.
HEIJ.
Woning van het dorpshoofd.
2) Oude godsdienst.
:1) Chineezen van gemengd bloed.
„Liefde".
5) „Eendracht der Christen-Vrouwen".
WERK IN ZWITSERLAND.
Onze dagen zijn hierin wel bijzonder gezegend,
dat wij niet alleen werken voor eigen kring om
te bouwen en te bewaren, maar naar de opdracht
van Christus ook letten op wat in de wereld dè
nood is. Zending en Evangelisatie gaan onze
Gereformeerde Kerken zeer ter harte.
Maar óók hierin zijn wij bevoorrecht, dat ons
werken voor eigen kring niet zóó beperkt is, dat
we maar alleen aandacht hebben voor wat in
eigen plaats te doen valt. Sedert enkele 10-tallen
van jaren is het z.g. verstrooidenwerk aangevat,
eerst in Oost-Indië, nu ook in de West en in
enkele landen van Europa (in België, Frankrijk
en Engeland). Het is te hopen, dat het zoo moge
doorgaan en we ambtelijke verzorging krijgen
van alle Nederlandsch-Gereformeerden in heel de
wereld in Europa ook in Duitschland, Zwitser
land, Italië enz.
In Zwitserland is er een flink begin, o.a. in
Davos, waar enkele tientallen Gereformeerden
verpleegd worden. Enkele keeren per jaar wordt
aan deze patiënten, die ver van huis moeten ku
ren, door een onzer predikanten een bezoek ge
bracht om hen, die het kerkelijk leven soms
maandenlang moeten missen, te doen gevoelen,
dat ze als leden van Christus' Kerk niet vergeten
worden, bovenal door Christus niet.
de, dat hij iets gewichtigs zou gaan zeggen. An
ders ging je zoo maar in een kamergezelschap niet
van je stoel oprijzen. Vink had ook zittend ge
sproken. En wat hij had mede te deelen, was ook
belangrijk.
Hij begon met terug te wijzen naar de vorige
bijeenkomst bij broeder Pronk. En hij herinnerde
er aan, dat er toen geweest waren, die het hem
kwalijk namen, dat hij het werk der doleantie
in Scheveningen in den weg stond. Hij vertelde
van het gesprek, dat hij dien avond met zijn
vriend Vink had gevoerd langs het strand, en
hoe alle argumenten waren afgestuit op zijn be
zwaar om de oude vaderlandsche kerk uit te
gaan. Van Duin vertelde dit alles gebrekkig en
stotterend. Maar dat hinderde in dit gezelschap
niemand. Men kende hem, vond het gewoon, dat
hij zijn oogen telkens stevig dichtkneep en wor
stelde om de woorden geregeld en onverminkt
uit te spreken. Daarom had men er ook geen
eens erg in, dat hij onder het spreken langzaam
aan de woorden vlotter ging zeggen en dat hij
tenslotte vloeiend ging spreken, zooals hij sprak
wanneer hij den Bijbel las, of in het gebed voor
ging. Zelf bemerkte hij het misschien ook niet.
Dat kwam, omdat zijn woorden een getuigenis
werden. Een ontzettende getuigenis van eigen
zonde en kortzichtigheid en een inroepen van
Gods genade over zooveel dwaling van zijn hart.
Zijn gezicht verbleekte, toen hij ging vertellen
van de ziekte van zijn vrouw en de bange dagen
en nachten, die hij toen doorgemaakt had. Hij
vertelde, dat hij er nooit van gehouden had om
met zijn persoonlijke bevindingen en zielservarin
gen bij anderen te koop te loopen, dat moest een