FEUILLETON. DE KLEINE LUYDEN VAN '86 ZENDING* In het mij toegezonden nummer wordt uitvoe rig geschreven over de institueering van de kerk te Mecelen op 1 Maart j.l. Thans is er een kleine groep Protestanten. Vroeger is dat heel anders geweest. In den Re- formatietijd was de stad Mechelen vrijwel geheel voor het gezuiverde Evangelie gewonnen, zoodat er zelfs Zondagen waren, dat er in de St. Rom- boutscathedraal meer dan duizend Avondmaal- gangers waren. Uitnemende predikanten (o.a. de beroemde Plancius) hebben deze kerk gediend. Spoedig brak echter een felle geloofsvervolging uit. Velen stierven als martelaren, maar ook vluchtten velen, vooral naar de Noordelijke Ne derlanden. „Onder de uitgewekenen behoorde de bloem van Vlaanderen en onder het bestel des Heeren zijn het vooral de Zuid-Nederlanders ge weest, die het Noorden tot bloei brachten. Ver scheidene overzetters van de Statenvertaling wa ren Vlamingen, een groot aantal der professoren van de Leidsche Universiteit was uit het Zuiden afkomstig, terwijl de Nederlandsche Geloofs belijdenis te danken is aan den Zuid-Nederlander Guido de Brés." Gedurende langen tijd bleef het Roomsch- Katholicisme oppermachtig in Mechelen en po gingen, om het zuivere Evangelie weer ingang te doen vinden, waren vruchteloos. Van Gereformeerde zijde werd in 1924 de ac tie begonnen. In overleg met den kerkeraad van Antwerpen begon Ds. Barkey Wolf in Mechelen Bijbellezingen te houden. Hiermede trad een nieuwe periode in. Er waren slechts een paar Gereformeerde ge zinnen in deze stad, maar schrijft het Maand blad van stonde aan werd de noodzakelijkheid van geestelijke verzorging gevoeld en de roeping het Evangelie ook aan hen, die buiten zijn te verkondigen, verstaan. Toen Ds. Barkey Wolf vertrokken was, werd de arbeid niet stopgezet, maar werd in de week ten huize van een der gemeenteleden door een ouderling van Antwerpen een preek gelezen. Weer een stap verder ging men, toen besloten werd 's Zondags samen te komen in het kantoor lokaal van br. Zwaan. Meestal werd een preek gelezen, een enkele maal ging een predikant of een candidaat voor. „Nog aldus Ds. Win ter gewagen de Mechelaars van veel geeste lijken zegen in dien tijd genoten, het was alles zoo intiem en vertrouwd. Echter men zag het telkens weer, het was onmogelijk ook maar één Roomsche in een particuliere huis te krijgen bovendien was men reeds tot enkele tientallen uitgegroeid. De behoefte aan een eigen kerkgebouw werd dringend gevoeld. God neigde de harten tot vrij gevigheid en Januari 1932 kon onder groote be langstelling uit België en Nederland het kerk gebouw in gebruik genomen worden. Dan wordt de arbeid der Evangelisatie begon nen enj werkt br. ter Haar vijf jaar lang met grooten ijver in Mechelen. Eerst schijnt 't ploegen op rotsen, maar op Gods tijd komt de vrucht. Het Maandblad zegt Zondag aan Zondag is de kerk geheel vol en reeds klom het ledental tot over de tachtig. In Januari 1936 kon zelfs een klein Evangelisatie lokaal geopend worden op den Leuvenschen steenweg. Thans arbeidt dagelijks een hulppredi ker in kerk en evangelisatie. Een prachtige school werd in gebruik genomen, jeugdvereenigingen op gericht, enz. „Kortom, de Heere heeft ruim baan gemaakt voor de verkondiging van de Zaligheid in Jezus Christus. In de schijnbaar onneembare vesting is een geweldige bres geslagen." In Maart van dit jaar kwam 't zelfs tot zelf standige, kerkelijke formatie en werden de amb ten ingesteld. Ook in Gent gaat de arbeid rustig voort en is er groei. Ik herinner me, dat ik enkele jaren geleden in Gent den dienst des Woords ver vulde. 's Namiddags preekte ik in de (gehuurde) St. John's Church, 's Morgens in een zaal dicht bij Hotel Wilson. Den vorigen avond en nacht was er bruiloft gevierd, zoodat het interieur met z'n versiering minder geschikt was voor 'n gods dienstoefening. Met vereende krachten werd aan de zaal een meer stemmig uiterlijk gegeven. En nueen eigen predikant, een eigen kerkge bouw en een eigen school. Ook in Noord-Frankrijk groeit het werk. In Parijs zelfs wordt 's Zondagsmorgens dienst ge houden in La Chapelle de l'église reformée dc Passy. Ontroerend is 't dat daar op geregelde tijden ook het Heilig Avondmaal gevierd wordt. Zeker er zijn in de Gereformeerde wereld van onzen tijd verontrustende verschijnselen. D O R o m a n uit den O Doleantietijd R FRED. VAN MEERTEN 32) Haar man had de daad van piëteit gezien en haar lachend gevraagd of voor dezen avond grootvadersstoel wel gebruikt mocht worden. „Ja man. vadertje zou het er van harte mee eens geweest zijn. Hij heeft traantjes genoeg ge schreid om de verwording van de kerk. Als hij nog leefde, zou hij in dien stoel gezeten hebben en God gedankt hebben voor dezen avond." Van den Berg wist dit wel. Onder de vele ge sprekken, die hij met zijn schoonvader gehad had, waren zijn oogen langzamerhand opengegaan voor wat de kerk zijn moet en wat ze geworden was. Langzaam aan liep de kamer vol. Dezelfde menschen, die den laatsten keer bij Pronk ge weest waren, kwamen ook hier en nog enkele anderen. Er kwamen er zelfs, die niet genoodigd waren, maar van de samenkomst gehoord had den en nu verzochten er ook bij te mogen zijn, omdat ze van harte met de bezwaren tegen de kerk instemden. Van den Berg kende ze wel en liet ze gaarne Maar dwars door onze dwaasheid heen vol brengt God Zijn werk. Er zijn ook hoopvolle teekenen. Ijverige jonge predikanten doen zonder veel ophef prachtig werk. Vergeten wij echter nietdoor de ontwikke ling van den arbeid is onze krachtige steun noodig. Ik eindig met een woord van Ds. Winter uit zijn artikel over Mechelen „Neige de Heere dan de harten van de kerken in Nederland op wie een beroep zal worden gedaan om geldelijken steun. De Nederlandsche kerken hebben zooveel aan Vlaanderen, aan Mechelen in 't bijzonder, te dan ken. O, dat zij dan beginnen iets af te lossen van die oude schuld aan ons dierbaar Vlaanderen, welks grond doordrenkt is van het bloed der martelaren. A. B. W. M. KOK. UIT EEN BRIEF VAN MEJ. BAARBÉ VAN 12 JULI. Mag ik U hierbij enkele mededeelingen aan bieden over mijn arbeid gedurende het tweede jaar mijner werkzaamheid op Uw Zendingster rein. Met groote blijdschap kan ik U melden, dat het werk onder Inheemsche en Chineesche vrou wen en meisjes zich in gestadigen voortgang mag verheugen. Wij oogsten telkenmale zulk een overvloedigen zegen, dat het voor mijn helpsters en mij wel heel duidelijk is, dat de Heere Zijn goedkeuring hecht aan ons werk. Wij gevoelen, dat wij geroepen werden voor dezen bijzonderen tak van Zendingsarbeid, toen de tijd er rijp voor was. God had alles voorbereid, zoodat wij onze taak duidelijk aangewezen voor ons zien. Als ik U nu van alles een korte samenvatting geef, wil ik gaarne onderscheiden tusschen het werk onder Javanen en dat onder Chineezen. De arbeid onder Javanen weer te splitsen in werk onder priaji's en onder de dessa-bevolking, het geen alles weer bijzondere eischen stelt en ook een bijzondere wijze van bearbeiding vraagt. Voor een Hollandsche levert het niet zooveel moeilijkheden op, in aanraking te komen met Ja vanen van zeker standing. Buren- en vriend- schapsbezoeken, kennismakingen op recepties, cursussen voor ontwikkeling, uitnoodigingen voor feesten in de eigen woning (met name Kerstfeesten, die zeer in trek zijn)geven ruim schoots aanleiding tot contact met Inheemsche dames. Tot mijn groote spijt kan ik de gelegen heden tot meer nauwere aanraking met dezen priaji-stand lang niet alle uitbuiten door gebrek aan tijd. Het is een groote vreugde voor mij, dat er thans ook jongere schouders onder dit werk gezet worden. Mevrouw van Nes had in Holland reeds contact met meer ontwikkelde Ja vanen het lokt haar zeer aan, hier mede te ar beiden aan de komst van het Rijk van Christus ook in deze tot nog toe zoo gesloten kringen. Mevrouw van Nes heeft reeds alle Evangelisatie werk, dat in de Hollandsche taal geschiedde, van mij overgenomen. Rest dus voor mij het Ja- vaansche en Maleische werk. Van de dessa-bevolking stond ik als Holland sche verder af. Ik heb U reeds iets geschreven over de „Wi- doeri"-actie, het humane streven van enkele Hol landsche en Javaansche dames, om op het voet spoor van Raden Adjeng Kartini iets te doen voor de arme en onontwikkelde dessa-bevolking. Het idealisme van deze dames heb ik bewonderd en ik heb mij afgevraagd, of we de gedachte van de ,,Widoeri"-beweging ook niet zouden kunnen uitwerken in Zendingsgeest. We zouden dan het geestelijke aan het materiëele doel kunnen paren. De uitkomst van dit alles heeft wel bewezen, dat er in de Zending plaats was voor dit werk, dat er als het ware op gewacht werd. In één jaar tijd hadden wij op een 12-tal schooltjes meer dan 500 dessa-vrouwen en -meisjes verzameld. Op alle cursussen begonnen we na enkele maan den het Evangelie te brengen en het meerendeel der leerlingen toonde zich niet afkeerig. Nu, na twee jaar ongeveer hebben we 23 dessa-naai-cursussen, waar we de leerlingen met het Evangelie in aanraking mogen brengen en ook gezamenlijk zingen en voor de volgende maand staan er weer 4 nieuwe opgericht te worden. Drie handwerkonderwijzeressen, meisjes die op een Huishoudschool zijn opgeleid en in mijn wo ning verder onderwijs ontvangen voor meer gees- binnen. In zijn scheersalon stak hij zijn meening nooit onder stoelen en banken en hij wist op welke man hij rekenen kon, als 't noodig was. Maar op deze manier kwamen er tenslotte stoelen te kort en moesten verschillende broeders zich vergenoegen met een plaatsje tegen de muur. Vrouw van den Berg had een paar bedsteeplan ken uit de bedsteden gehaald en die op twee stoelen gelegd, waardoor weer een stoel of wat werden uitgespaard, maar ook dit was niet vol doende en het deed haar genoeg leed, dat ze ten einde raad was. Maar toen Kees Vink de samenkomst opende, werd deze bijomstandigheid spoedig vergeten. Er was stille aandacht voor hetgeen hij te zeg gen had, nadat hij een kapittel gelezen en ge beden had. In zijn klare en zakelijke taal, zette hij uiteen, wat het doel van deze samenkomst was. Er moest een adres aan het kerkbestuur gericht worden, waarin het verval der kerk werd uiteengezet en waarin gevraagd werd om zich los te maken van het synodale juk en de plaatselijke reformatie ter hand te nemen. Dat adres moest door al de broe ders onderteekend worden en met die handteeke- ning verbonden zij zich om ook de gevolgen, die dit schrijven met zich zou brengen, ten volle te aanvaarden. Toen hij gesproken had en vragend in het rond zag, was er een algemeen gemompel van instem ming. „Maar denken de broeders er niet te licht over vroeg Vink. „Er kan heel wat aan vast- zitte. De broeders leze de krante toch en weten wat er op andere plaatsen gebeurt. Het kan voor telijk werk, nemen de dienst waar op al die schooltjes. Deze naaicursussen zijn van buitengewoon be lang als contactpunten voor de Zending op plaat sen, waar het Evangelie nog geen toegang had. In een streek, waar tot nog toe de officiëele goe- roe's indjil weggekeken werden, hebben we kort geleden een naaicursus mogen openen, waar meer dan 60 vrouwen en meisjes onderwijs ontvangen. En daar er in dat dorp geen enkele Christen woont, houden we ons schooltje in de kaloera- han 1) Op een ander plek had de Zending al wel vaste voet gehad, maar door allerlei ongelukkige om standigheden was het contact weer verstoord. Het betrof de Zending onder Chineezen. Toen wij daar enkele menschen polsten over de op richting van een naai- en knipcursus voor groo- tere meisjes, bleek men daar waar wel ooren naar te hebben. „Maar geen Zondagsschool", was het beding. We hebben hier de „agama koena" 2) en dus is er geen plaats voor nieuwig heden." We hebben er in toegestemd om het Zondagsschool-onderricht van de cursus af te laten in het geloof, dat de Heer der Zending op Zijn tijd plaats zou maken voor het Evangelie des Koninkrijks. Wie en wat is bestand tegen Zijn macht, wanneer er geloovig en volhardend om de openbaring van die macht gebeden wordt? Na drie maanden was de stemming omgesla gen en was er plaats voor het Woord des Hee ren. Het is tenslotte niet onze zaak, te zorgen, dat het Evangelie ingang krijgt. Wij hebben al leen wegen te zoeken, in gehoorzaamheid aan onze roeping. Achteraf zien we dan, dat Jezus ze ons gewezen heeft. Hoe dit zich steeds uitbreidende werk gefinan- cieerd wordt Er is een kring van dames in Magelang alle landaarden doen er aan mee die deze arbeid met mij dragen. Zij verstaan haar roeping als Christenvrouwen om mee te helpen de lamp des Evangelies te doen stralen in de wereld van on- en bijgeloof, waarin de dessa-bevolking zich nog beweegt. Zij hebben mee haar krachten ingespan nen, om mij het oprichten van twee dagschooltjes mogelijk te maken, één voor eenvoudige Javaan sche en één voor arme Chineesche meisjes, waar deze kinderen grondiger dan op de naai-cursussen geschiedt, de allereerste begrippen van zindelijk heid en hygiëne, verzorging van huis en erf, be handeling van zieken en zuigelingen, naaien en koken, zullen worden bijgebracht. U kent de wantoestanden, die nog vaak in de dessa heer- schen Ziekten, die aan de inwerking van booze geesten worden toegeschreven, babies, die in de eerste levensweek naast de moedermelk al een stevige portie rijst in het mondje gepropt krijgen de doktoren kunnen U zeggen hoe groot de zuigelingensterfte in Indië is -barbaarsche be handeling van kraamvrouwen, vuil drinkwater algemeen is de gewoonte onder vele dorps bewoners om zich te baden in de kali, waarvan men het water ook gebruikt om het eten te be reiden en de mond te reinigen. Op die schooltjes zal de meisjes ook geleerd worden, hoe met haar gezin later rond te komen van 10.of 15. in de maand, hoe haar erf met voedzame groen ten te beplanten, haar eigen kleeren en die van haar kinderen te naaien wat ze nu vaak aan Chineezen en Arabieren uit handen geven En boven dit alles zullen we trachten, de meis jes, in de moeilijkste jaren van haar ontwikkeling, n.l. van 1215 jaar, te leiden tot den Heiland der wereld, bij Wien vervulling is voor elke nood, stoffelijke zoowel als geestelijke, als men die geloovig zoekt. Twintig uren in de week werk ik onder Chi neezen. In Blabak, Grabag, Temanggoeng, Para kan, heb ik samenkomsten voor vrouwen, die goed bezocht worden en waarbij Gods Woord haar „bescheidenlijker" wordt uitgelegd. Een haast onmisbaren steun voor mij zijn twee Chineesche vrouwen, die mij altijd vergezellen op mijn huisbezoeken en samenkomsten en die met recht den naam van „bijbelvrouwen" verdienen. Haar bijbelkennis is wel niet groot hoewel die nu met den dag toeneemt maar zij weten met een zeldzame slagvaardigheid de abstracte waar heden midden in het Chineesche leven te zetten, zoodat niemand zich aan den klem van Gods Woord onttrekken kan. In Magelang zelf geef ik wekelijks onderricht aan een 20-30 tal vrouwen en meisjes uit den Bij bel. Er is veel belangstelling. Onder mijn toe hoorsters zijn gedoopten en niet-gedoopten. Voor enkele andere vrouwen (om en bij de 70 jaar) heb ik een apart godsdienstuurtje bij een der oud jes aan huis. verschillende broeders onder ons schadelijke ge volgen hebben. Weten we dat allemaal goed Ja, ze wisten het wel. Ze hadden er allen wel van gehoord en verschillende der aanwezigen hadden familie, die het zeer aan den lijve onder vonden hadden. „Ik weet er één onder ons, die groot gevaar loopt uit zijn brood gestoote te worde", zei Pronk. Er was plots stilte. „Wie is dat werd er gevraagd van verschil lende kanten. „Wel, dat is Vink zelf", zei Pronk. „Hij is wel de beste afslager, die we kennen, maar de heeren reeders zijn geen vrinde van de dollejan- sie. Als ze hooren, dat Vink onzen leider is, zullen ze het hem benauwd genog maken." „Dat is in Gods hand, broeder Pronk", zei Vink. „Hij neigt, als Hij wil, de harten der ko ningen als waterbeken en als Zijn wil anders is, dan zal Hij wel zorgen, dat ik in dure tijd en hongersnood niet omkom. Ik waag het er op." Toen verrees Van Duin van zijn zetel. Hij was gezeten naast Kees Vink, aan diens rechterhand. Niemand had hem zich op een an dere plaats kunnen voorstellen. Kees en Frans hoorden bij elkander. Hij had zijn zwarte jas aangetrokken voor de zen avond. Het stond hem ongewoon, en hij voelde zich er ook niet in thuis. Het helderwitte, stijfgesteven halfhemd met het kleine zwarte das je, zat een beetje scheef en als zijn vrouw hier geweest was, zou ze het dadelijk hebben opge merkt en zich geschaamd hebben voor deze kleine slordigheid. Maar nu was er niemand, die het zag. Van Duin was gaan staan en dat beteeken- Dit jaar hebben in het geheel 15 Chineesche vrouwen en meisjes uit mijn leerlingenkring den Heiligen Doop ontvangen. Het Evangelie maakt snelle vorderingen onder de Chineezen. Er is een toenemend contact onder de Peranakans :J) met het moederland, dat thans uit zoovele wonden bloedt. De 7e Juli, de vasten- en gebedsdag, door Chiang Kay Shek uitgeschre ven, is hier ook door de heele Christengemeen schap gevierd. Dat de Generalissimus en zijn vrouw vrome Christenen zijn, die vrijmoedig voor hun geloof uitkomen, werkt ook menschelijker- wijs gesproken de meerdere belangstelling voor het Christendom in de hand. Er is een halfjaar geleden een Chineesche vrouwenvereeniging opgericht „Ketjintaan"4) geheeten, waarvan men Uw arbeidster tot presi dente gekozen heeft. Waar de Chineesche dames nog zoo weinig ervaring hebben van een Chris telijke vereeniging, heb ik maar in die keuze be rust. De Javaansche vrouwen zijn in dit opzicht verder van haar „Karoekoenan Wanita Kris ten" r') ben ik slechts adviseur. De Gereformeerde Gemeente van Bandoeng komt ook mij tegemoet in mijn uitgaven voor hei- Zendingswerk in het regentschap Temanggoeng. Ik ben zeer blij, zulk een mooie levenstaak gevonden te hebben op het Zendingsterrein van de kerken van Zeeland, Noord-Brabant en Lim burg. De arbeid valt mij af en toe zwaar zoo als pioniersarbeid altijd is hoofdzakelijk omdat er zooveel ongedaan blijft. Dat beklemt mij meer malen. Er zouden gemakkelijk twee vrouwelijke krachten op mijn plaats kunnen staan, één onder de Javaansche vrouwen, ééne onder Chineesche vrouwen arbeidende. De nood van dit werk is groot, niet alleen hier, maar op alle terreinen. U hebt onlangs het roerende stukje wel in „De Standaard" gelezen, de klacht van een Javaan sche vrouw, omdat een der Zendingszusters in Solo wegens geldgebrek niet meer uitgezonden kon worden. Hoeveel gretige handen blijven nu ongevuld, hoeveel hongerigen worden nu ledig weggezonden. Ds. Breukelaar, die dit stukje in het Zendingsblad overnam, schreef er onder, dat de nood op alle terreinen dringt en dat zoo hoog noodig de oogen daarvoor moesten open gaan. Prachtig is het, dat de Bond van Gereformeer de Meisjesvereenigingen haar Jubileum-collecte geheel aan dezen arbeid gewijd heeft, waarvan ook Magelang 1000.is toebedacht. Wij zijn heel blij met deze gift, niet alleen ondergeteeken- de, als leidster van de Zending onder de vrouwen, maar ook Dr. Dreckmeier en Ds. en Mevrouw van Nes blij, dat voor de vele nooden van het vrouwenwerk nu een begin van voorziening gaat komen. Uit dezen brief van Mej. Baarbé blijkt wel, hoe haar arbeid door den Heere rijk gezegend wordt. Dat deze zegen ook voor ons een roeping meebrengt is wel duidelijk. Moge die roeping worden gezien en gevolgd. HEIJ. Woning van het dorpshoofd. 2) Oude godsdienst. :1) Chineezen van gemengd bloed. „Liefde". 5) „Eendracht der Christen-Vrouwen". WERK IN ZWITSERLAND. Onze dagen zijn hierin wel bijzonder gezegend, dat wij niet alleen werken voor eigen kring om te bouwen en te bewaren, maar naar de opdracht van Christus ook letten op wat in de wereld dè nood is. Zending en Evangelisatie gaan onze Gereformeerde Kerken zeer ter harte. Maar óók hierin zijn wij bevoorrecht, dat ons werken voor eigen kring niet zóó beperkt is, dat we maar alleen aandacht hebben voor wat in eigen plaats te doen valt. Sedert enkele 10-tallen van jaren is het z.g. verstrooidenwerk aangevat, eerst in Oost-Indië, nu ook in de West en in enkele landen van Europa (in België, Frankrijk en Engeland). Het is te hopen, dat het zoo moge doorgaan en we ambtelijke verzorging krijgen van alle Nederlandsch-Gereformeerden in heel de wereld in Europa ook in Duitschland, Zwitser land, Italië enz. In Zwitserland is er een flink begin, o.a. in Davos, waar enkele tientallen Gereformeerden verpleegd worden. Enkele keeren per jaar wordt aan deze patiënten, die ver van huis moeten ku ren, door een onzer predikanten een bezoek ge bracht om hen, die het kerkelijk leven soms maandenlang moeten missen, te doen gevoelen, dat ze als leden van Christus' Kerk niet vergeten worden, bovenal door Christus niet. de, dat hij iets gewichtigs zou gaan zeggen. An ders ging je zoo maar in een kamergezelschap niet van je stoel oprijzen. Vink had ook zittend ge sproken. En wat hij had mede te deelen, was ook belangrijk. Hij begon met terug te wijzen naar de vorige bijeenkomst bij broeder Pronk. En hij herinnerde er aan, dat er toen geweest waren, die het hem kwalijk namen, dat hij het werk der doleantie in Scheveningen in den weg stond. Hij vertelde van het gesprek, dat hij dien avond met zijn vriend Vink had gevoerd langs het strand, en hoe alle argumenten waren afgestuit op zijn be zwaar om de oude vaderlandsche kerk uit te gaan. Van Duin vertelde dit alles gebrekkig en stotterend. Maar dat hinderde in dit gezelschap niemand. Men kende hem, vond het gewoon, dat hij zijn oogen telkens stevig dichtkneep en wor stelde om de woorden geregeld en onverminkt uit te spreken. Daarom had men er ook geen eens erg in, dat hij onder het spreken langzaam aan de woorden vlotter ging zeggen en dat hij tenslotte vloeiend ging spreken, zooals hij sprak wanneer hij den Bijbel las, of in het gebed voor ging. Zelf bemerkte hij het misschien ook niet. Dat kwam, omdat zijn woorden een getuigenis werden. Een ontzettende getuigenis van eigen zonde en kortzichtigheid en een inroepen van Gods genade over zooveel dwaling van zijn hart. Zijn gezicht verbleekte, toen hij ging vertellen van de ziekte van zijn vrouw en de bange dagen en nachten, die hij toen doorgemaakt had. Hij vertelde, dat hij er nooit van gehouden had om met zijn persoonlijke bevindingen en zielservarin gen bij anderen te koop te loopen, dat moest een

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1938 | | pagina 2