FEUILLETON. DE KLEINE LUYDEN VAN '86 ZENDING. KERKNIEUWS. heden ten dage niet een vaststaande, afgeronde leer omtrent het verbond bestaat. (Kerkbode van 1 Juli). Dat is op zichzelf niet verontrustend en niet vreemd ook. Een lezer schrijft mij heel vriendelijk de vraag, of de eenheid in de leer bij de Chr. Gereformeer den niet benijdenswaardig is. Wanneer hij het oog heeft op hetzelfde, waarop wij het oog heb ben, n.l. op de leer des verbonds, dan is mijn antwoord de eenheid van de Chr. Geref. broe ders inzake de leer van het genadeverbond, moet nog bewezen worden. In het kleine deel, dat in het rapport-antwoord aan het genadeverbond wordt gewijd, zijn o.i. sporen aanwezig van uit- eenloopende gedachten in dezen, om van andere uitingen te zwijgen. Trouwens, indien de Chr. Geref. broeders een duidelijke, schriftuurlijke, allen bevredigende leer des verbonds bezaten, dan zouden zij in dezen verder gevorderd zijn dan de Gereformeerde theologie ooit is geweest. Wij willen maar zeg gen, dat die eenheid, meer een vermeende dan een werkelijke eenheid zal zijn. De Chr. Geref. zijn het eens in de bestrijding van, wat zij noe men, de verkeerde verbondsleer der Gerefor meerden. Maar wanneer men het eens is in de bestrijding van anderen, wil dat nog gansch niet zeggen, dat men het ook eens is in de positieve opbouw van eigen leer. Pas indien men daarmee begint, komen de concrete moeilijkheden aan den dag, de zwakheden van ons denken, de be perktheid van ons inzicht, en dientengevolge blij ven de verschillen niet uit. De groote moeilijkheid bij het verbond, zit in de verhouding tusschen verkiezing en verbond. Beide zijn te onderscheiden. Maar hoe Niet zóó, dat de verkiezing uitsluitend als particulier wordt beschouwd en het verbond als universeel (over allen gaande), ook niet zóó, dat de verkiezing den wil uitschakelt (dat de mensch 'n stok en een blok is), terwijl het verbond den mensch als een willend en verantwoordelijk schepsel op neemt, zoodat verkiezing en verbond een tegen stelling vormen. Hier zit een groote misvatting. Voor veler be sef vormen beide een tegenstelling. Wanneer naar de Schrift de heerlijke werkelijkheid van het verbond onverzwakt wordt beleden, komt men naar veler meening in gedrang met het stuk der verkiezing, daar wij toch zoo maar niet mogen zeggen, zoo zegt men, dat de genade der ver nieuwing en wedergeboorte voor de bondelingen werkelijk en zonder voorbehoud is. Liever maakt men een voorbehoud en zegthet is voor allen, maar op conditie van geloof en bekeering, of m.a.w. het is voor de uitverkorenen in de kerk, want allen die zullen gelooven en zich bekeeren. Zoo komt men er dan toe om de beloften des verbonds als echte en werkelijke beloften voor alle bondelingen te beschouwen, doch uitsluitend als echte en werkelijke beloften voor de uitver korenen, voor de anderen, die niet aan het be ding van geloof en bekeering voldoen, beteeke- nen zij eigenlijk niets. Zoo komt men er verder toe, om eenvoudig te zeggen, dat een bondeling „dood" is, zoodat hij „het verbond noch kan houden noch kan verbreken". Maar aldus is het verbond krachteloos ge maakt, en men houdt alleen de verkiezing over, waarbij de zondaar inderdaad „dood" is, dat wil hier zeggen passief, geheel lijdelijk. Men heeft de verhouding tusschen verbond en verkiezing ge zien als een tegenstelling, en van die tegenstelling heeft men praktisch het eerste lid (het verbond) geschrapt, om uitsluitend het tweede (de ver kiezing) over te houden. Zoo is de praktijk veelal bij onze Christelijk Geref. broeders en niet al leen bij hen. Doch in orde is deze leer niet. Verkiezing en verbond vormen geen tegen stelling. Hoe moeten wij hun verhouding ons dan voor stellen Bavinck heeft gezegd (het is een bekend beeld, en wordt ook met instemming gebruikt in het antwoord-rapport der Chr. Geref. Kerk), dat het genadeverbond is de bedding, waarin de stroom der verkiezing zich voortbeweegt, dat het ver bond den weg beschrijft, waarlangs de verkore nen tot hunne bestemming zullen geraken. Maar met dit beeld, hoe prachtig en duidelijk, is de verhouding nog niet bepaald. In concreto zit hier de moeilijkheid, dat de Heere aan al de D O Roman uit den O Doleantietijd R FRED. VAN MEERTEN 30) Job was al vroeg op het kerkhof, waar altijd veel menschen de plechtigheid bijwoonden. Men kende elkaar allen, wist elkanders familie-omstan digheden en leefde met elkaar mee. En vooral het treffend sterfgeval van vrouw Vos had groote belangstelling getrokken. Job drong zich tusschen de menschenmassa heen en zocht een verborgen plekje vlak bij de groeve. Hij rilde, toen hij de donkere aarde op gehoopt zag liggen en daarachter den diepen kuil. Brokstukken van gesprekken ving hij op, mede lijden sprak er uit met het gezin, waar nog jonge kinderen waren. Over Geert hoorde hij niet en dat verwonderde hem. Waren ze hem nou al weer vergeten Langzaam naderde de stoet en de politie maak te ruimte voor de zwarte baar en de familie. Met ingehouden adem zag Job het aan. Dood gaan vond hij vreeselijk. Toen de kist bij den kuil stond, zag hij Kees Vink naar voren treden. Plechtig nam hij den hoogen hoed in de handen en keek rondom zich heen. Kees Vink sprak veel bondelingen in het eerste deel genade beloofd en toezegd geen soort algemeene of uitwendige genade, doch de bizondere genade, welke God in Christus door den Heiligen Geest schenkt. Doch in 't tweede deel (den eisch des verbonds) wordt gevraagd een nieuwe gehoorzaamheid, een waarachtig afsterven van de oude natuur en voortbrengen van vruchten uit den Heiligen Geest. Vruchten die wij niet uit ons zelf, maar alleen uit Christus kunnen voortbrengen. Wij zien nu in de praktijk voor onze oogen en hooren uit de Schrift, dat er bondelingen zijn, die deze toezegging en de teekenen des verbonds ontvingen, maar die het tweede deel niet vol brengen, die als onverschilligen en onbekeerden, soms als vijanden leven en zoo ook heengaan V Zijn zij niet verkoren geweest Neen, wij kun nen niet anders. En waren zij toch in het ver bond Ja. Was het verbond voor hen zonder beteekenis Of was het verbond wel echt en wezenlijk, maar hebben zij het verbroken Zoo ja, kan dat Hier moeten wij bevestigend antwoorden, wie verkoren is tot de eeuwige zaligheid zal door God bewaard worden, onfeilbaar zeker, maar wie in het verbond is, waarachtig en echt, kan toch verloren gaan en de schatten van het Ko ninkrijk der hemelen verliezen. Zoo moet de verhouding tusschen verbond en verkiezing worden bepaald. Het verbond is tijde lijk, in deze aardsche bedeeling en bediening, en neemt ook zulken in zich op, die innerlijk on- geloovig blijven. Met het oog daarop hebben de Gereformeerde theologen uit vroegere eeuwen gepoogd te onderscheiden tusschen een inwendig- en uitwendig verbond, tusschen verbond en ver- bondsbedeeling, tusschen een absoluut en condi tioneel verbond, enkelen gingen zoover, dat zij twee verbonden aannamen, het eene met de uit verkorenen en ware geloovigen, het andere met de niet oprecht geloovende uitwendige kerk leden, schrijft Prof. Bavinck. Maar hij laat er op volgen en dat moeten wij niet vergeten „ons ontbreekt het recht en de macht om tusschen beide (de verkorenen en niet-geloovige bondelingen) scheiding te ma ken God zelf zal dat doen in den dag des oog- stes". Conclusie wij mogen terwille van een logisch sluitend geheel, de heerlijke werkelijkheid van het verbond voor alle bondelingen niet het aller minste verzwakken door het stuk der verkiezing. Wij kunnen niet positief en beslist genoeg over die werkelijkheid spreken. Maar daarnaast moe ten wij ernstig naar het Woord Gods waarschu wen tegen valsche vleeschelijke gerustheid en onbekeerdheid in de gemeente. Brouwershaven. J. MEESTER. Ontvangen van een onbekenden gever uit Sou burg 100.(honderd gulden) om een tweeden Ds. naar Magelang te kunnen zenden. We hadden Maandag 18 Juli lang vergaderd om te spreken over de noodzakelijkheid van een tweeden Ds. voor het Zendingswerk te Mage lang. Alle Zendingsdeputaten en leden van het Zendingscomité van Middelburg, voelden de noodzakelijkheid. Het mag niet langer, dat de eene Ds, daar zoo overbelast is. Maar, maar, die gelden. Het kost weer zooveel en we waren allen, behalve van de noodzakelijkheid ook doordron gen van de moeilijkheid om de noodige middelen bij elkaar te krijgen. Ik voelde die moeilijkheid mee toch was ik door al dat zoeken naar wegen en middelen niet somber gestemd geworden. God is een rijk en een verrassend God. Als wij geen weg, zelfs geen weggetje meer zien, komt God langs konink lijke wegen om middelen te geven en wegen te banen. Den volgenden morgen lag er zoo'n bekende envelop van het Centrale postgirokantoor in de bus, met de mededeeling, dat een onbekende ge ver uit Souburg 100.had gestort, waarvan ik ten behoeve van de Zending de nadere be stemming mocht bepalen. Nu ik stelde onmiddel lijk vastvoor den tweeden Ds. want boven alle zichtbare, voelbare nooden van het Zen dingsterrein staat bovenaan een tweede Ds. Onze God is een verrassend God. Hij zal zeker geven wat er in zijn wijngaard te Magelang noodig is, als wij het geloovig be- geeren. A. MERKELIJN. aan de graven der Scheveningers. Men hoorde hem liever dan den dominé. „Mensche, we staan hier weer bij het prooi van de dood. Die alverslinder, die laatste vijand, waar we allemaal mee te doen krijge. Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeeren, zegt het Woord des Heeren. Dat wordt ook hier weer bewaarheid. Maar gelukkig staan we hier niet als degenen, die geen hope hebben. We hebbe haar getuigenis moge beluistere. Zij mocht ingaan in de rust. die er overblijft voor het volk van God. Daarom zeggen wij hier is de dood, ja, maar daar (en hij wees plechtstatig naar boven) is de aanvang van het leven. Zoo is ook deze dood weer een laatste vijand, die teniette gedaan moest worde. En daarom verlangt vrouw Vos ook niet meer terug naar dit tranendal. Zij is verlost en eeuwig gelukzalig, door haar geloof in het alles reinigende Bloed van Jezus Christus, Die ook haar Heere en Heiland was Hier pauzeerde Kees even en keek den kring nog eens rond. Toen ging hij verder „Maar van dit graf gaat ook weer een sprake uit tot ons menschen, die nog voor het graf en nog voor de poorten des doods staan, die nog verkeeren mogen in het heden der genade. Er gaat een roepstem van dit graf tot ons allen, oud en jong uitbereid uw huis, want gij zult sterve. Het is nou maar de vraag, wat wij met die roep stem der liefde doen. Stoppe we onze ooren toe of geve we gehoor aan de kloppende Heiland en laten we Hem binne, dan zal Hij komen en met ons Avondmaal houden, maar zoo niet, dan zal het eenmaal ons in de ooren klinken gaat weg van Mij, Ik heb je nooit gekend. Vreeselijk zal RUSTHUIS-MIDDELBURG. Begunstigd door prachtig zomerweder, had op 19 Juli 1938 in een achttal auto's de rijtoer plaats. We begonnen met autopech, n.l. een tweetal auto's waren niet verschenen en daardoor was het ruim half drie eer we konden vertrekken. Over den Veerschen Weg, waar reeds spoedig een der achtergebleven auto's ons inhaalde en we wat ruimer konden zitten (blijkbaar had deze niet met den Zomertijd gerekend), reden we naar Veere om over den zeedijk naar Vrouwenpolder en verder over de buitenplaatsen „Zeeduin" en „Westhove" naar Domburg. Wat een genot voor onze oudjes was het. De zee met al die visschersschuitjes, het hertenkamp en niet te vergeten de schoone natuur. In Domburg werd gepauzeerd. Er was een echt prettige stemming. De aankomst van een 20-tal boerenwagentjes gaf nog aanleiding aan een onzer verpleegden om bij het afspannen der paarden de behulpzame hand te bieden, echt een kolfje naar zijn hand. Reeds spoedig brak de tijd aan, dat we moesten vertrekken en over den Westkapelschen zeedijk gingen we via Zoute- lande, Biggekerke, Koudekerke naar Vlissingen, waar op den Boulevard nog even werd uitgestapt en een zitje werd genomen bij „Oosterhuis". Reeds spoedig moesten we weder weg, want de tijd vorderde snel en gingen we huiswaarts toe, waar om half zeven de aankomst plaats had. Het is een dag geweest, waarop allen met ge noegen terugzien en woorden van zeer hartelijken dank door onze verpleegden aan de autobezitters en hen, die ons met hun gave en giften steunden, bleven door het geven van vele handdrukken dan ook niet uit. Jammer was het echter, dat een onzer ver pleegden door een zeer ernstige ziekte dezen middag, waarop hij zoo gerekend had, niet mede kon maken. Na een kort woord van dank namens het Rust- huisbestuur werd dezen onvergetelijken middag met een hartelijk hoera en een tot weerziens be sloten. J. J. ORNÉE. VIERTAL TE Hijken W. de Graaf. Cand. te Groningen. W. Loopstra, Cand. te Groningen. J. van Nieuwkoop, Cand. te Rijnsburg. R. W. Popma, Cand. te Heenvliet. TWEETAL TE Baarn (2e pred. plaats): J. Bos te Rijssen. H. Vogel te Loppersum. Wissenkerke J. Bos, Cand. te Schermerhorn. A. A. Oostenbrink, Cand. te Kampen. Oud-LoosdrechtCand. G. Th. Koopman te Utrecht. Cand. W. Loopstra te Groningen. BEROEPEN TE Vrijhoeve-'s-Grevelduin-Capel!e Cand. E. J. Dijk te Zwolle. Wissenkerke A. A. Oostenbrink, Cand. te Kampen. Oud-LoosdiechtCand. G. Th. Koopman te Utrecht. Oosterbierum Cand. K. Talsma te Veenwoude. KolhornCand. D. Visch, hulppred. aldaar. Mechelen (België): W. Fijn van Draat, hulppred. aldaar. Baarn J. Bos te Rijssen. AANGENOMEN NAAR den Bommel Cand. Ph. Laardman te Amsterdam KolhornCand. D. Visch, hulppred. aldaar. Javaansche Synode der Geref. Kerken. Hierover staat te lezen in de Rotterdammer d.d. 18-7-1938: Op het Zendingsterrein van de Geref. Kerken op Midden-Ja va vergaderde van 47 Juli de Javaansche Synode te Keboemen. Na uitvoerige besprekingen werd door de Sy node op grond van uitgebracht rapport ingevolge opdracht der vorige Synode het besluit genomen, om met eigen Zending aan te vangen in het Ja- vaansch kolonisatigebied de Lampoengs in Zuid- Sumatra. De kerk te Poerworedjo werd aange wezen als zendende kerk. Deze zal met de an dere kerken overleggen over een acte van sa menwerking, waarna het werk beginnen kan. Inzake een voorstel om aan volwassen, onge huwde, belijdende vrouwelijke leden der kerk het stemrecht te verleenen, werd, nadat op het be sluit der Synode van Arnhem in 1930 gewezen het zijn te vallen in de handen van een levend God Kees Vink had nog veel meer gezegd, maar Job kon niet alles in zich opnemen. Langzaam aan verslapte zijn aandacht en dwaalden zijn gedach ten naar Geert, die nu onder de Engelsche kust zat en die gezegd had, als ik op zee ben en me moeder sterft, dan spring ik in zee en zwem naar den wal. Hij zal dat natuurlijk niet doen. Maar het was toch wel vreeselijk, dat hij er niet bij mocht zijn. Jammer vond Job het vooral ook, omdat Geert nou niet hooren kon wat Kees Vink, de afslager allemaal gezegd had. Dan zou hij nou geweten hebben, dat zijn moeder naar den hemel was, dan zou hij ook weer gelooven in den hemel en in alles wat de bijbel zegt. 's Avonds schreef Job dezen brief, dien hij Geert zou geven zou gauw hij weer aan den wal was „Geert Vos, Omdat jij op zee was en dus niet bij je moeder haar begrafenis kon weze, heb ik opgeschreve, wat ik er van gezien heb. Der ware een heeleboel mensche, jö, zooveel as ik er nog nooit bij elkaar gezien heb. En Kees Vink, de afslager, heit bij het graf zoo mooi gesproke. Hij vertelde, as dat je moeder naar de hemel was en dat ze vast niet meer terug wou en dat wij ook motte geloove, anders kom je nooit bij je moeder. Dat zou ik nou maar doen, jó, lees de bijbel, want daar staat ommers alles in Je mot geloove, dat dee je moe der ook, en as je 't niet doet, zal ze dat vast niet goed vinde. Daarom mot je maar nooit meer zeg ge as dat je niet in hemel of in God gelooft, want dat zou je moeder nog erger vinde asdat je niet was om zulk een kiesrecht niet toe te kennen, besloten een studiecommissie in te stellen. Een moeilijkheid leverde de Psalmboekkwestie op, ook in Nederland niet onbekend. De vorige Synode (te Poerwokerto) nam het besluit om in beginsel over te gaan tot de aanvaarding van den Psalmbundel van Ds. K. van Dijk en benoemde een commissie van drie leden om in overleg met Ds. van Dijk de noodige verbeteringen aan te brengen. Deze commissie rapporteerde thans niet geslaagd te zijn er waren zeer vele en zeer in grijpende wijzigingen noodig en Ds. van Dijk bleek niet in die mate tot wijzigingen bereid te zijn. Inmiddels had Ds. van Dijk thans, gebruik makende van een voor het Zendingswerk ont vangen gift van 1000.zijn Psalmbundel on gewijzigd in een oplage van 4000 exemplaren la ten herdrukken. Gratis exemplaren hiervan wa ren ter Synode aanwezig. In het voorwoord ver klaarde Ds. van Dijk, dat de uitgave geschiedde „in overeenstemming met den wil der Synode van Poerwokerto 1936". De Synode betreurde dezen gang van zaken, besloot om op geen nieuw overleg met Ds. van Dijk in te gaan en noodigde hen, die daartoe ga ven hadden, uit om eigen Psalmberijmingen bij de roepende kerk voor de volgende Synode in te dienen. Het doel blijft om te komen tot één bundel voor alle Javaansche kerken van alle 150 Psalmen met een selectie uit de in gebruik zijnde gezan gen. Over deze selectie zal overlegd worden met de kerken van Oost- en Noord-Java. Gedurende den tijd, dat de beoogde bundel nog niet tot stand gekomen is, zal het aan de kerken vrij staan om het gezangboek „Kidoengipoen Pasa- moean" en de Psalmberijming van Ds. van Dijk te gebruiken. Inzake de liturgische formulieren werd beslo ten de voorloopig in gebruik zijnde formulieren voorloopig te blijven gebruiken en inmiddels een studiecommissie te benoemen voor het vaststellen van definitieve teksten. „Pro Veri Tate." Evangelisatie-maandblad voor het Zuiden. Naar wij vernemen zal op initiatief van het Evangelisatiebureau „Het Zuiden" te Breda met ingang van 1 Oct. a.s. verschijnen. „Pro Veri Tate", maandblad tot verbreiding van de kennis van het Evangelie in Noord-Brabant en Limburg. Het bestuur van het Evangelisatiebureau zal de redactie vormen. Ds. J. de Vries te Tilburg zal als eindredacteur optreden. Het blad dat evenals „De open Poort" in België speciaal het oog heeft op verbreiding van het Evangelie onder een over wegend Roomsch-Katholieke bevolking, zal wor den uitgegeven door de N.V. W. D. Meinema te Delft. Hiermede gaat een lang gekoesterde wensch van velen, die in de Zuidelijke provin cies hun krachten aan den Evangelisatie-arbeid geven, in vervulling. Dr. W. G. Harrenstein, Gereformeerd predikant te Santpoort, die als Nederlandsch af gevaardigde de groote Zendingsconferentie te Tambaram bij Madras hoopt mede te maken, doet van te voren een reis naar Nederlandsch- Indië. Dr. Harrenstein hoopt 1 September van Holland te vertrekken, twee weken op Sumatra te verblijven (zijn vroeger arbeidsveld was Me- dan) en zeven weken op Java. Zijn aanwezig heid zal zooveel mogelijk productief gemaakt worden voor het leven der Gereformeerde Ker ken in Indië. Strandzending. Nu het werkelijk zomer is geworden en velen hun vacantie en rusttijd aan het strand doorbrengen, meent het Strandcomité, dat het haar plicht is aan die vele duizenden het Evangelie te brengen in geschrifte. Want hoe- velen zijn er onder die duizenden, die nooit van de dingen der eeuwigheid gehoord hebben, die zonder God en zonder den Heiland hun weg gaan. Wilt U ons helpen bij dezen arbeid Door Uw gebed en Uw gaven Ge begrijpt wel, dat het uitreiken van gratis lectuur biddend moet geschieden en ook onkosten meebrengt. Juist ont vingen wij nog een schrijven van een ruim tach tigjarige, die al duizenden geschriften uitdeelde en nu vroeg om zoo mogelijk een nieuwe zending „geestelijke voedsel" te mogen ontvangen. „We loopen van Scheveningen naar Katwijk en naar Kijkduin, alles te voet", merkt hij nog op. Wat een ijver om 's Heeren wil op zulk een leeftijd 1 Het adres van den secretaris-penningmeester is A. Roest, Sophiastraat 16, Voorburg (giro 301845). Tot deze kan men zich ook wenden als men lust heeft, om om 's Heeren wil mee te ar beiden. De ingekomen gelden worden verant woord in het Chr. weekblad „Timotheüs". bij der begrafenis geweest was. Nou weet ik niet meer. Gedag van je vrind, die zich noemt je Job." Deze brief vouwde hij voorzichtig in een enve lop en stopte hem weg in het kastje, dat zijn va der eens voor hem gemaakt had. Zoo gauw Geert aan den wal was, zou hij hem geven. In de schoenmakerswerkplaats van Van Duin klopte de hamer weer met haar ouden vasten en vroolijken slag. Van Duin sloeg de spijkers met een paar tik ken in de zolen. Dat was in lang niet gebeurd. Toen zijn vrouw ziek lag, deed hij het werk met groote omzichtigheid, de hamer duwde ze er meer in, dan dat hij ze er in sloeg. Dat hoefde nu niet meer. Vrouw Van Duin lag nog wel te bed en Jan- nigje verzorgde het huishouden nog, maar het werd met de dag beter. Haar pijnen waren na de operatie weg gebleven en ze voelde zich veel beter, dan ze in jaren geweest was. Soms mocht ze het bed uit en als ze een uurtje aan tafel zat in den rieten leunstoel van Van Duin met een kussen in den rug, dan leek het net of alles weer was zoo als vroeger. Dan zong het in Van Duin al maar in eindelooze refreinen, brokstukken van lofpsalmen, zooals Psalm 116: „Wat zal ik met Gods gunsten overlaan, dien trouwen Heer voor Zijn gena vergelden Het neuriede dan maar zacht in hem, tusschen zijn lippen, waarin hij de kleine spijkertjes geklemd hield door, kwam het zangerige geluid en Job verwonderde er zich over, dat dit nooit ophield. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1938 | | pagina 2