FEUILLETON.
DE KLEINE LUYDEN
VAN '86
ZENDING.
KERKNIEUWS.
heden ten dage niet een vaststaande, afgeronde
leer omtrent het verbond bestaat. (Kerkbode van
1 Juli).
Dat is op zichzelf niet verontrustend en niet
vreemd ook.
Een lezer schrijft mij heel vriendelijk de vraag,
of de eenheid in de leer bij de Chr. Gereformeer
den niet benijdenswaardig is. Wanneer hij het
oog heeft op hetzelfde, waarop wij het oog heb
ben, n.l. op de leer des verbonds, dan is mijn
antwoord de eenheid van de Chr. Geref. broe
ders inzake de leer van het genadeverbond, moet
nog bewezen worden. In het kleine deel, dat in
het rapport-antwoord aan het genadeverbond
wordt gewijd, zijn o.i. sporen aanwezig van uit-
eenloopende gedachten in dezen, om van andere
uitingen te zwijgen.
Trouwens, indien de Chr. Geref. broeders een
duidelijke, schriftuurlijke, allen bevredigende leer
des verbonds bezaten, dan zouden zij in dezen
verder gevorderd zijn dan de Gereformeerde
theologie ooit is geweest. Wij willen maar zeg
gen, dat die eenheid, meer een vermeende dan
een werkelijke eenheid zal zijn. De Chr. Geref.
zijn het eens in de bestrijding van, wat zij noe
men, de verkeerde verbondsleer der Gerefor
meerden. Maar wanneer men het eens is in de
bestrijding van anderen, wil dat nog gansch niet
zeggen, dat men het ook eens is in de positieve
opbouw van eigen leer. Pas indien men daarmee
begint, komen de concrete moeilijkheden aan
den dag, de zwakheden van ons denken, de be
perktheid van ons inzicht, en dientengevolge blij
ven de verschillen niet uit.
De groote moeilijkheid bij het verbond, zit in
de verhouding tusschen verkiezing en verbond.
Beide zijn te onderscheiden. Maar hoe Niet zóó,
dat de verkiezing uitsluitend als particulier wordt
beschouwd en het verbond als universeel (over
allen gaande), ook niet zóó, dat de verkiezing
den wil uitschakelt (dat de mensch 'n stok en
een blok is), terwijl het verbond den mensch als
een willend en verantwoordelijk schepsel op
neemt, zoodat verkiezing en verbond een tegen
stelling vormen.
Hier zit een groote misvatting. Voor veler be
sef vormen beide een tegenstelling. Wanneer
naar de Schrift de heerlijke werkelijkheid van het
verbond onverzwakt wordt beleden, komt men
naar veler meening in gedrang met het stuk der
verkiezing, daar wij toch zoo maar niet mogen
zeggen, zoo zegt men, dat de genade der ver
nieuwing en wedergeboorte voor de bondelingen
werkelijk en zonder voorbehoud is. Liever maakt
men een voorbehoud en zegthet is voor allen,
maar op conditie van geloof en bekeering, of
m.a.w. het is voor de uitverkorenen in de kerk,
want allen die zullen gelooven en zich bekeeren.
Zoo komt men er dan toe om de beloften des
verbonds als echte en werkelijke beloften voor
alle bondelingen te beschouwen, doch uitsluitend
als echte en werkelijke beloften voor de uitver
korenen, voor de anderen, die niet aan het be
ding van geloof en bekeering voldoen, beteeke-
nen zij eigenlijk niets. Zoo komt men er verder
toe, om eenvoudig te zeggen, dat een bondeling
„dood" is, zoodat hij „het verbond noch kan
houden noch kan verbreken".
Maar aldus is het verbond krachteloos ge
maakt, en men houdt alleen de verkiezing over,
waarbij de zondaar inderdaad „dood" is, dat wil
hier zeggen passief, geheel lijdelijk. Men heeft de
verhouding tusschen verbond en verkiezing ge
zien als een tegenstelling, en van die tegenstelling
heeft men praktisch het eerste lid (het verbond)
geschrapt, om uitsluitend het tweede (de ver
kiezing) over te houden. Zoo is de praktijk veelal
bij onze Christelijk Geref. broeders en niet al
leen bij hen. Doch in orde is deze leer niet.
Verkiezing en verbond vormen geen tegen
stelling.
Hoe moeten wij hun verhouding ons dan voor
stellen
Bavinck heeft gezegd (het is een bekend beeld,
en wordt ook met instemming gebruikt in het
antwoord-rapport der Chr. Geref. Kerk), dat het
genadeverbond is de bedding, waarin de stroom
der verkiezing zich voortbeweegt, dat het ver
bond den weg beschrijft, waarlangs de verkore
nen tot hunne bestemming zullen geraken.
Maar met dit beeld, hoe prachtig en duidelijk,
is de verhouding nog niet bepaald. In concreto
zit hier de moeilijkheid, dat de Heere aan al de
D
O Roman uit den
O Doleantietijd
R
FRED. VAN MEERTEN
30)
Job was al vroeg op het kerkhof, waar altijd
veel menschen de plechtigheid bijwoonden. Men
kende elkaar allen, wist elkanders familie-omstan
digheden en leefde met elkaar mee. En vooral
het treffend sterfgeval van vrouw Vos had groote
belangstelling getrokken.
Job drong zich tusschen de menschenmassa
heen en zocht een verborgen plekje vlak bij de
groeve. Hij rilde, toen hij de donkere aarde op
gehoopt zag liggen en daarachter den diepen kuil.
Brokstukken van gesprekken ving hij op, mede
lijden sprak er uit met het gezin, waar nog jonge
kinderen waren. Over Geert hoorde hij niet en
dat verwonderde hem. Waren ze hem nou al
weer vergeten
Langzaam naderde de stoet en de politie maak
te ruimte voor de zwarte baar en de familie.
Met ingehouden adem zag Job het aan. Dood
gaan vond hij vreeselijk. Toen de kist bij den
kuil stond, zag hij Kees Vink naar voren treden.
Plechtig nam hij den hoogen hoed in de handen
en keek rondom zich heen. Kees Vink sprak veel
bondelingen in het eerste deel genade beloofd
en toezegd geen soort algemeene of uitwendige
genade, doch de bizondere genade, welke God
in Christus door den Heiligen Geest schenkt.
Doch in 't tweede deel (den eisch des verbonds)
wordt gevraagd een nieuwe gehoorzaamheid,
een waarachtig afsterven van de oude natuur en
voortbrengen van vruchten uit den Heiligen
Geest. Vruchten die wij niet uit ons zelf, maar
alleen uit Christus kunnen voortbrengen.
Wij zien nu in de praktijk voor onze oogen
en hooren uit de Schrift, dat er bondelingen zijn,
die deze toezegging en de teekenen des verbonds
ontvingen, maar die het tweede deel niet vol
brengen, die als onverschilligen en onbekeerden,
soms als vijanden leven en zoo ook heengaan V
Zijn zij niet verkoren geweest Neen, wij kun
nen niet anders. En waren zij toch in het ver
bond Ja. Was het verbond voor hen zonder
beteekenis Of was het verbond wel echt en
wezenlijk, maar hebben zij het verbroken Zoo
ja, kan dat
Hier moeten wij bevestigend antwoorden, wie
verkoren is tot de eeuwige zaligheid zal door
God bewaard worden, onfeilbaar zeker, maar
wie in het verbond is, waarachtig en echt, kan
toch verloren gaan en de schatten van het Ko
ninkrijk der hemelen verliezen.
Zoo moet de verhouding tusschen verbond en
verkiezing worden bepaald. Het verbond is tijde
lijk, in deze aardsche bedeeling en bediening, en
neemt ook zulken in zich op, die innerlijk on-
geloovig blijven. Met het oog daarop hebben de
Gereformeerde theologen uit vroegere eeuwen
gepoogd te onderscheiden tusschen een inwendig-
en uitwendig verbond, tusschen verbond en ver-
bondsbedeeling, tusschen een absoluut en condi
tioneel verbond, enkelen gingen zoover, dat zij
twee verbonden aannamen, het eene met de uit
verkorenen en ware geloovigen, het andere met
de niet oprecht geloovende uitwendige kerk
leden, schrijft Prof. Bavinck.
Maar hij laat er op volgen en dat moeten
wij niet vergeten „ons ontbreekt het recht
en de macht om tusschen beide (de verkorenen
en niet-geloovige bondelingen) scheiding te ma
ken God zelf zal dat doen in den dag des oog-
stes".
Conclusie wij mogen terwille van een logisch
sluitend geheel, de heerlijke werkelijkheid van
het verbond voor alle bondelingen niet het aller
minste verzwakken door het stuk der verkiezing.
Wij kunnen niet positief en beslist genoeg over
die werkelijkheid spreken. Maar daarnaast moe
ten wij ernstig naar het Woord Gods waarschu
wen tegen valsche vleeschelijke gerustheid en
onbekeerdheid in de gemeente.
Brouwershaven. J. MEESTER.
Ontvangen van een onbekenden gever uit Sou
burg 100.(honderd gulden) om een tweeden
Ds. naar Magelang te kunnen zenden.
We hadden Maandag 18 Juli lang vergaderd
om te spreken over de noodzakelijkheid van een
tweeden Ds. voor het Zendingswerk te Mage
lang. Alle Zendingsdeputaten en leden van het
Zendingscomité van Middelburg, voelden de
noodzakelijkheid. Het mag niet langer, dat de
eene Ds, daar zoo overbelast is. Maar, maar, die
gelden. Het kost weer zooveel en we waren allen,
behalve van de noodzakelijkheid ook doordron
gen van de moeilijkheid om de noodige middelen
bij elkaar te krijgen.
Ik voelde die moeilijkheid mee toch was ik
door al dat zoeken naar wegen en middelen niet
somber gestemd geworden. God is een rijk en
een verrassend God. Als wij geen weg, zelfs
geen weggetje meer zien, komt God langs konink
lijke wegen om middelen te geven en wegen te
banen.
Den volgenden morgen lag er zoo'n bekende
envelop van het Centrale postgirokantoor in de
bus, met de mededeeling, dat een onbekende ge
ver uit Souburg 100.had gestort, waarvan
ik ten behoeve van de Zending de nadere be
stemming mocht bepalen. Nu ik stelde onmiddel
lijk vastvoor den tweeden Ds. want boven
alle zichtbare, voelbare nooden van het Zen
dingsterrein staat bovenaan een tweede Ds.
Onze God is een verrassend God.
Hij zal zeker geven wat er in zijn wijngaard
te Magelang noodig is, als wij het geloovig be-
geeren.
A. MERKELIJN.
aan de graven der Scheveningers. Men hoorde
hem liever dan den dominé.
„Mensche, we staan hier weer bij het prooi
van de dood. Die alverslinder, die laatste vijand,
waar we allemaal mee te doen krijge. Stof zijt
gij en tot stof zult gij wederkeeren, zegt het
Woord des Heeren. Dat wordt ook hier weer
bewaarheid. Maar gelukkig staan we hier niet
als degenen, die geen hope hebben. We hebbe
haar getuigenis moge beluistere. Zij mocht ingaan
in de rust. die er overblijft voor het volk van
God. Daarom zeggen wij hier is de dood, ja,
maar daar (en hij wees plechtstatig naar boven)
is de aanvang van het leven. Zoo is ook deze
dood weer een laatste vijand, die teniette gedaan
moest worde. En daarom verlangt vrouw Vos
ook niet meer terug naar dit tranendal. Zij is
verlost en eeuwig gelukzalig, door haar geloof
in het alles reinigende Bloed van Jezus Christus,
Die ook haar Heere en Heiland was
Hier pauzeerde Kees even en keek den kring
nog eens rond. Toen ging hij verder
„Maar van dit graf gaat ook weer een sprake
uit tot ons menschen, die nog voor het graf en
nog voor de poorten des doods staan, die nog
verkeeren mogen in het heden der genade. Er
gaat een roepstem van dit graf tot ons allen, oud
en jong uitbereid uw huis, want gij zult sterve.
Het is nou maar de vraag, wat wij met die roep
stem der liefde doen. Stoppe we onze ooren toe
of geve we gehoor aan de kloppende Heiland en
laten we Hem binne, dan zal Hij komen en met
ons Avondmaal houden, maar zoo niet, dan zal
het eenmaal ons in de ooren klinken gaat weg
van Mij, Ik heb je nooit gekend. Vreeselijk zal
RUSTHUIS-MIDDELBURG.
Begunstigd door prachtig zomerweder, had op
19 Juli 1938 in een achttal auto's de rijtoer plaats.
We begonnen met autopech, n.l. een tweetal
auto's waren niet verschenen en daardoor was
het ruim half drie eer we konden vertrekken.
Over den Veerschen Weg, waar reeds spoedig
een der achtergebleven auto's ons inhaalde en
we wat ruimer konden zitten (blijkbaar had deze
niet met den Zomertijd gerekend), reden we naar
Veere om over den zeedijk naar Vrouwenpolder
en verder over de buitenplaatsen „Zeeduin" en
„Westhove" naar Domburg.
Wat een genot voor onze oudjes was het. De
zee met al die visschersschuitjes, het hertenkamp
en niet te vergeten de schoone natuur.
In Domburg werd gepauzeerd. Er was een
echt prettige stemming. De aankomst van een
20-tal boerenwagentjes gaf nog aanleiding aan
een onzer verpleegden om bij het afspannen der
paarden de behulpzame hand te bieden, echt een
kolfje naar zijn hand. Reeds spoedig brak de
tijd aan, dat we moesten vertrekken en over den
Westkapelschen zeedijk gingen we via Zoute-
lande, Biggekerke, Koudekerke naar Vlissingen,
waar op den Boulevard nog even werd uitgestapt
en een zitje werd genomen bij „Oosterhuis".
Reeds spoedig moesten we weder weg, want de
tijd vorderde snel en gingen we huiswaarts toe,
waar om half zeven de aankomst plaats had.
Het is een dag geweest, waarop allen met ge
noegen terugzien en woorden van zeer hartelijken
dank door onze verpleegden aan de autobezitters
en hen, die ons met hun gave en giften steunden,
bleven door het geven van vele handdrukken dan
ook niet uit.
Jammer was het echter, dat een onzer ver
pleegden door een zeer ernstige ziekte dezen
middag, waarop hij zoo gerekend had, niet mede
kon maken.
Na een kort woord van dank namens het Rust-
huisbestuur werd dezen onvergetelijken middag
met een hartelijk hoera en een tot weerziens be
sloten.
J. J. ORNÉE.
VIERTAL TE
Hijken W. de Graaf. Cand. te Groningen.
W. Loopstra, Cand. te Groningen.
J. van Nieuwkoop, Cand. te Rijnsburg.
R. W. Popma, Cand. te Heenvliet.
TWEETAL TE
Baarn (2e pred. plaats): J. Bos te Rijssen.
H. Vogel te Loppersum.
Wissenkerke J. Bos, Cand. te Schermerhorn.
A. A. Oostenbrink, Cand. te Kampen.
Oud-LoosdrechtCand. G. Th. Koopman
te Utrecht.
Cand. W. Loopstra te Groningen.
BEROEPEN TE
Vrijhoeve-'s-Grevelduin-Capel!e
Cand. E. J. Dijk te Zwolle.
Wissenkerke A. A. Oostenbrink,
Cand. te Kampen.
Oud-LoosdiechtCand. G. Th. Koopman
te Utrecht.
Oosterbierum Cand. K. Talsma te Veenwoude.
KolhornCand. D. Visch, hulppred. aldaar.
Mechelen (België): W. Fijn van Draat,
hulppred. aldaar.
Baarn J. Bos te Rijssen.
AANGENOMEN NAAR
den Bommel Cand. Ph. Laardman te Amsterdam
KolhornCand. D. Visch, hulppred. aldaar.
Javaansche Synode der Geref. Kerken.
Hierover staat te lezen in de Rotterdammer
d.d. 18-7-1938:
Op het Zendingsterrein van de Geref. Kerken
op Midden-Ja va vergaderde van 47 Juli de
Javaansche Synode te Keboemen.
Na uitvoerige besprekingen werd door de Sy
node op grond van uitgebracht rapport ingevolge
opdracht der vorige Synode het besluit genomen,
om met eigen Zending aan te vangen in het Ja-
vaansch kolonisatigebied de Lampoengs in Zuid-
Sumatra. De kerk te Poerworedjo werd aange
wezen als zendende kerk. Deze zal met de an
dere kerken overleggen over een acte van sa
menwerking, waarna het werk beginnen kan.
Inzake een voorstel om aan volwassen, onge
huwde, belijdende vrouwelijke leden der kerk het
stemrecht te verleenen, werd, nadat op het be
sluit der Synode van Arnhem in 1930 gewezen
het zijn te vallen in de handen van een levend
God
Kees Vink had nog veel meer gezegd, maar
Job kon niet alles in zich opnemen. Langzaam aan
verslapte zijn aandacht en dwaalden zijn gedach
ten naar Geert, die nu onder de Engelsche kust
zat en die gezegd had, als ik op zee ben en me
moeder sterft, dan spring ik in zee en zwem
naar den wal. Hij zal dat natuurlijk niet doen.
Maar het was toch wel vreeselijk, dat hij er niet
bij mocht zijn. Jammer vond Job het vooral ook,
omdat Geert nou niet hooren kon wat Kees Vink,
de afslager allemaal gezegd had. Dan zou hij nou
geweten hebben, dat zijn moeder naar den hemel
was, dan zou hij ook weer gelooven in den hemel
en in alles wat de bijbel zegt.
's Avonds schreef Job dezen brief, dien hij
Geert zou geven zou gauw hij weer aan den wal
was
„Geert Vos,
Omdat jij op zee was en dus niet bij je moeder
haar begrafenis kon weze, heb ik opgeschreve,
wat ik er van gezien heb. Der ware een heeleboel
mensche, jö, zooveel as ik er nog nooit bij elkaar
gezien heb. En Kees Vink, de afslager, heit bij
het graf zoo mooi gesproke. Hij vertelde, as dat
je moeder naar de hemel was en dat ze vast niet
meer terug wou en dat wij ook motte geloove,
anders kom je nooit bij je moeder. Dat zou ik
nou maar doen, jó, lees de bijbel, want daar staat
ommers alles in Je mot geloove, dat dee je moe
der ook, en as je 't niet doet, zal ze dat vast niet
goed vinde. Daarom mot je maar nooit meer zeg
ge as dat je niet in hemel of in God gelooft, want
dat zou je moeder nog erger vinde asdat je niet
was om zulk een kiesrecht niet toe te kennen,
besloten een studiecommissie in te stellen.
Een moeilijkheid leverde de Psalmboekkwestie
op, ook in Nederland niet onbekend. De vorige
Synode (te Poerwokerto) nam het besluit om in
beginsel over te gaan tot de aanvaarding van den
Psalmbundel van Ds. K. van Dijk en benoemde
een commissie van drie leden om in overleg met
Ds. van Dijk de noodige verbeteringen aan te
brengen. Deze commissie rapporteerde thans niet
geslaagd te zijn er waren zeer vele en zeer in
grijpende wijzigingen noodig en Ds. van Dijk
bleek niet in die mate tot wijzigingen bereid te
zijn. Inmiddels had Ds. van Dijk thans, gebruik
makende van een voor het Zendingswerk ont
vangen gift van 1000.zijn Psalmbundel on
gewijzigd in een oplage van 4000 exemplaren la
ten herdrukken. Gratis exemplaren hiervan wa
ren ter Synode aanwezig. In het voorwoord ver
klaarde Ds. van Dijk, dat de uitgave geschiedde
„in overeenstemming met den wil der Synode
van Poerwokerto 1936".
De Synode betreurde dezen gang van zaken,
besloot om op geen nieuw overleg met Ds. van
Dijk in te gaan en noodigde hen, die daartoe ga
ven hadden, uit om eigen Psalmberijmingen bij
de roepende kerk voor de volgende Synode in
te dienen.
Het doel blijft om te komen tot één bundel
voor alle Javaansche kerken van alle 150 Psalmen
met een selectie uit de in gebruik zijnde gezan
gen. Over deze selectie zal overlegd worden met
de kerken van Oost- en Noord-Java. Gedurende
den tijd, dat de beoogde bundel nog niet tot
stand gekomen is, zal het aan de kerken vrij
staan om het gezangboek „Kidoengipoen Pasa-
moean" en de Psalmberijming van Ds. van Dijk
te gebruiken.
Inzake de liturgische formulieren werd beslo
ten de voorloopig in gebruik zijnde formulieren
voorloopig te blijven gebruiken en inmiddels een
studiecommissie te benoemen voor het vaststellen
van definitieve teksten.
„Pro Veri Tate."
Evangelisatie-maandblad voor het Zuiden.
Naar wij vernemen zal op initiatief van het
Evangelisatiebureau „Het Zuiden" te Breda met
ingang van 1 Oct. a.s. verschijnen. „Pro Veri
Tate", maandblad tot verbreiding van de kennis
van het Evangelie in Noord-Brabant en Limburg.
Het bestuur van het Evangelisatiebureau zal de
redactie vormen. Ds. J. de Vries te Tilburg zal
als eindredacteur optreden. Het blad dat evenals
„De open Poort" in België speciaal het oog heeft
op verbreiding van het Evangelie onder een over
wegend Roomsch-Katholieke bevolking, zal wor
den uitgegeven door de N.V. W. D. Meinema te
Delft. Hiermede gaat een lang gekoesterde
wensch van velen, die in de Zuidelijke provin
cies hun krachten aan den Evangelisatie-arbeid
geven, in vervulling.
Dr. W. G. Harrenstein, Gereformeerd
predikant te Santpoort, die als Nederlandsch af
gevaardigde de groote Zendingsconferentie te
Tambaram bij Madras hoopt mede te maken,
doet van te voren een reis naar Nederlandsch-
Indië. Dr. Harrenstein hoopt 1 September van
Holland te vertrekken, twee weken op Sumatra
te verblijven (zijn vroeger arbeidsveld was Me-
dan) en zeven weken op Java. Zijn aanwezig
heid zal zooveel mogelijk productief gemaakt
worden voor het leven der Gereformeerde Ker
ken in Indië.
Strandzending. Nu het werkelijk zomer is
geworden en velen hun vacantie en rusttijd aan
het strand doorbrengen, meent het Strandcomité,
dat het haar plicht is aan die vele duizenden het
Evangelie te brengen in geschrifte. Want hoe-
velen zijn er onder die duizenden, die nooit van
de dingen der eeuwigheid gehoord hebben, die
zonder God en zonder den Heiland hun weg
gaan. Wilt U ons helpen bij dezen arbeid Door
Uw gebed en Uw gaven Ge begrijpt wel, dat
het uitreiken van gratis lectuur biddend moet
geschieden en ook onkosten meebrengt. Juist ont
vingen wij nog een schrijven van een ruim tach
tigjarige, die al duizenden geschriften uitdeelde
en nu vroeg om zoo mogelijk een nieuwe zending
„geestelijke voedsel" te mogen ontvangen. „We
loopen van Scheveningen naar Katwijk en naar
Kijkduin, alles te voet", merkt hij nog op. Wat
een ijver om 's Heeren wil op zulk een leeftijd 1
Het adres van den secretaris-penningmeester
is A. Roest, Sophiastraat 16, Voorburg (giro
301845). Tot deze kan men zich ook wenden als
men lust heeft, om om 's Heeren wil mee te ar
beiden. De ingekomen gelden worden verant
woord in het Chr. weekblad „Timotheüs".
bij der begrafenis geweest was. Nou weet ik niet
meer. Gedag van je vrind,
die zich noemt je Job."
Deze brief vouwde hij voorzichtig in een enve
lop en stopte hem weg in het kastje, dat zijn va
der eens voor hem gemaakt had. Zoo gauw Geert
aan den wal was, zou hij hem geven.
In de schoenmakerswerkplaats van Van Duin
klopte de hamer weer met haar ouden vasten en
vroolijken slag.
Van Duin sloeg de spijkers met een paar tik
ken in de zolen. Dat was in lang niet gebeurd.
Toen zijn vrouw ziek lag, deed hij het werk met
groote omzichtigheid, de hamer duwde ze er meer
in, dan dat hij ze er in sloeg. Dat hoefde nu niet
meer.
Vrouw Van Duin lag nog wel te bed en Jan-
nigje verzorgde het huishouden nog, maar het
werd met de dag beter. Haar pijnen waren na de
operatie weg gebleven en ze voelde zich veel
beter, dan ze in jaren geweest was. Soms mocht
ze het bed uit en als ze een uurtje aan tafel zat
in den rieten leunstoel van Van Duin met een
kussen in den rug, dan leek het net of alles weer
was zoo als vroeger. Dan zong het in Van Duin
al maar in eindelooze refreinen, brokstukken van
lofpsalmen, zooals Psalm 116: „Wat zal ik met
Gods gunsten overlaan, dien trouwen Heer voor
Zijn gena vergelden Het neuriede dan maar
zacht in hem, tusschen zijn lippen, waarin hij de
kleine spijkertjes geklemd hield door, kwam het
zangerige geluid en Job verwonderde er zich
over, dat dit nooit ophield.
(Wordt vervolgd)