No. 29 Vrijdag 22 Juli 1938 52e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. VAN VERRE EN NABIJ* ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE GODDELIJKE ROEPSTEM TE JERICHO En als Jezus aan die plaats kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem, en zeide tot hem Zacheüs haast u en kom af, want Ik moet heden in uw huis blijven. En hij haastte zich en kwam af, en ontving Hem met blijdschap. Lukas 19 5 en 6. I. Zacheüs heeft al menigmaal op de goederen en bezittingen der Joden beslag geiegd, waartoe hij als tollenaar het recht had. Als nu Jezus tot hem zegt, dat Hij heden in zijn huis moet blijven, legt de Middelaar beslag op zijn goederen en bezittingen Tot deze in-beslag-neming heeft Hij het volste recht. Misschien zijn er menschen, bij wie Zijn woord: ,,Ik moet heden in uw huis blijven" een gevoel van weerstand opwekt. Ons huis is toch van ons? In ons eigen huis zijn wij toch de heeren en meesters Het behoort toch zeker tot de rech ten van een mensch een eigen huis te hebben En is het niet in strijd met alle rechten van den mensch en in strijd met alles wat wij denken van privaat-bezit en persoonlijk eigendom, als Jezus beslag gaat leggen op ons huis, en niet zegt, dat Hij in ons huis wil zijn, maar moet zijn Maar toch, niemand kan betwisten, dat Hij het requisitie-recht heeft. Hij is de Koning van 't heelal, de Heer der heeren, het diepst van 's aardrijks ingewand en het hoogst gebergte zijn in Zijn hand, en alles is gehoorzaam op Zijn wenken. Heeft Hij, voor Wien alle deuren en harten open moeten gaan, er geen recht op, dat ook onze deuren en harten voor Hem opengaan, en heeft Hij er niet het volste recht toe beslag te leggen op onze eigendommen, op onze bezit tingen, op ons lichaam, op onze ziel, op ons huis en huisgezin En waar deze tollenaar dikwijls op onrechtvaardige wijze beslag heeft gelegd op de bezittingen van zijn medemenschen en zelf ook straks erkennen zal door bedrog veel ontvreemd te hebben, heeft Christus er niet alle recht toe, en is Hij daarbij niet volmaakt rechtvaardig, het huis van dezen zondaar voor Zich op te eischen? Neen, tegen deze in-beslag-neming is geen pro test. Het zou ook niet baten, want als Jezus komt en Zijn woord spreekt, is het uit met alle ver zet, als Hij door Zijn Geest werkt, wie zal dan keeren Dan is het „Ik kan Uw wil niet meer weerstreven, Ik kan Uw macht niet meer weerstaan, Ik moet mij aan U overgeven". „Ilc moet heden in uw huis blijven." Nog een andere beteekenis heeft dit moeten. Van nature heet ons huis huis der rampzalig heid. Zal het nu een huis der zaligheid kunnen heeten, zooals Zacheüs' huis later mocht worden genoemd, dan moet Jezus daarin intrek nemen. Hij moet daarin zijn om onze schuld te bedek ken, om onze zonden te vergeven, om onze ban den der ongerechtigheid los te maken, om ons uit onze rampzaligheid te verlossen. Alleen waar Hij is, wordt de duisternis licht, de rampzaligheid gelukzaligheid en de wanhoop tot blijde hoop des eeuwigen levens. En daarom is de bede zoo noodig „Kom in, mijn Heer en Koning, Vorm Zelf, o Jezus mijn, Mijn harte tot een woning, Die Uwer waard kan zijn". Oud-Vosmeer. C. A. VREUGDENHIL. BLOEMLEZING. De V.U. dagen, ditmaal gehouden in Assen, liggen weer achter den rug. We hadden helaas geen gelegenheid daarheen te gaan en weten er dus niet meer van dan de verslagen in de dag bladen er van hebben gemeld. Maar dat is dan, omdat we in De Standaard een zeer uitvoerig .verslag vonden, nog heel veel. Daaruit willen we hier een en ander, dat meer bijzondere aandacht verdient, releveeren. We beginnen met de algemeene meedeeling. dat deze dagen goed geslaagd zijn. De eigenlijke V.U. dag was niet zoo massaal als anders wel het geval is, maar daaraan was dit voordeel ver bonden, dat het er gemoedelijker was, meer in tiem. In de wetenschappelijke samenkomst op Woensdag 13 Juli, waar Prof. Dooijeweerd en Dr. Karsemeyer refereerden, kwamen onderwer pen aan de orde, die stof gaven tot geleerde dis puten. Met name bleek de spellingskwestie, die door Dr. Karsemeyer aan de orde werd gesteld, stof te geven tot uitvoerige bespreking. Het Comité „Vrouwen V.U.-plan 1937" is, nadat het vorig jaar z'n actie kon eindigen met het aanbieden van het bijeengebrachte kapitaal, geworden „Vrouwen V.U. hulp", een organisatie van meer blijvenden aard tot sterking van de financien, bijzonder van de execte faculteiten. Bij de opening van de vergadering dezer or ganisatie sprak de presidente Mevr. S. Verdam- Okma dit goede woord „Want de V.U. is een zaak niet enkel van hoogleeraren, niet enkel van mannen, ze is een gave Gods voor geheel ons volk. Zoo zijn ook wij vrouwen geroepen om voor haar welzijn te bidden en te werken. Dat werken geschiedt dan niet om deugden in de Universiteit zelve gelegen, niet om eenig per soon, maar omdat die Universiteit een stichting is, die God aan ons volk gegeven heeft, waar door Hij ons volk wil voorlichten en leiden naar Zijn Woord". In den bidstond wees de voorganger Ds. B. A. Bos van Assen er op. dat de bestaans- en ont wikkelingsmogelijkheid van de V.U. ligt in den band aan Christus. De inleiding op het gebed werd alzoo ontleend aan Jezus' Woord Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Matth. 28: 18b. Prof. G. J. Sizoo, die de leiding der vergade ring had, zei, dat men er zich telkenmale over verwonderen kon, dat mannen en vrouwen uit alle rang en stand, van alle ambt en beroep uit alle oorden van het land opkwamen naar een vergadering, waarin het gaat om belangen van hooger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Toch is er een verklaring wat ons samendrijft is de erkenning, dat er een eisch is tot weten schapsbeoefening in gebondenheid aan en bij het licht van Gods openbaring. Interessante meedeelingen deed hij over de faculteit, waaraan hij zelf verbonden is. Sinds de oprichting, van de natuur- en wiskundige fa culteit 20 Oct. 1930, werden in totaal bij haar ingeschreven circa 150 studenten, waaronder 90 voor de volledige studie en 60 voor bijzondere lessen. Het aantal candidaatsexamens bedroeg 30, dat der doctorale examens 14, dat der promo ties 4. De afgestudeerden vonden allen een plaats. Het bestaansrecht en de bestaansmogelijkheid van deze jonge faculteit is door de practijk be wezen en aan de gedachte van uitbreiding met nieuwe afdeelingen moet zoowel om redenen van beginsel als van practijk onverbiddelijk worden vastgehouden. In dit verband werd de actie van „Vrouwen V.U. hulp" zeer aanbevolen. Uit de rede van Ds. IJ. K. Vellenga zij dit gememoreerd. Achter het bestaan en werken der V.U. ligt de zekerheid, dat eens op alle dingen de Naam Gods in Christus geschreven zal staan, tot op de bellen der paarden toe. Dan zal er geen neu traliteit meer zijn. Alles wat het ongeloof dient en uit de ontkenning van Gods Vadernaam leeft, gaat voorbij. Wat den Naam des Heeren noemt, blijft. De V.U. verricht als alles wat door Chris tus' Geest geleid en beheerscht wordt, werk voor de eeuwigheid. Daarom moet er volharding zijn in het steunen dezer Universiteit in gebed en gaven en in het kunnen nemen een ieder in zijn mate van de vruchten harer studies. Prof. Dr. D. Nauta herinnerde aan de oprich ting voor 400 jaar van de Universiteit te Straats burg, waar in de eerste jaren Calvijn college gaf over het Nieuwe Testament. Wij zijn geheel in de historische lijn, wanneer onder ons het uitnemend belang der V.U. wordt bepleit en wij voor haar instandhouding alle krachten wenschen in te spannen. Het moet als één der vele verdiensten van Dr. A. Kuyper worden beschouwd, dat hij het contact tusschen de Gereformeerde en de Universiteit opnieuw heeft hersteld. Zoolang het besef van de nood zakelijkheid daarvan niet algemeen onder ons volk is doorgedrongen, mag het pleit voor de V.U. niet worden gestaakt. Prof. Rutgers sprak over „De rangorde onzer behoeften" en merkte op, dat wij ook behoefte hebben aan een Gereformeerde Universiteit. Zij is niet alleen een instituut voor opleiding (stu denten) en voor wetenschapsbeoefening (door de hoogleraren) doch vooral heeft zij voor het Geref. volksdeel beteekenis, omdat dit van haar veelszins krijgt het „officierencorps", dat het noodig heeft. Ds. Overduin bedoelde met z'n onderwerp „Tusschen voorhoede en achterhoede" er op te wijzen, dat bij den ommegang van Israël om Jericho, de ark in 't midden meegevoerd werd. In de tegenwoordigheid Gods lag de zekerheid der overwinning van Israël. De Vrije Universiteit is aller zaak, omdat het de zaak van Christus is. De strijders in de voor hoede moeten zóó strijden, dat de achterhoede kan gelooven, dat het een heilige strijd is. Chris tus moet in dit alles openbaar worden, anders is alles ijdelheid. De ark des Heeren, God onder de menschen, het Woord is vleesch geworden, dit is het criterium van alles. Een slotwoord werd gesproken door den pre sident-directeur Dr. H. Colijn, die kon meedee- len, dat het Comité „Vrouwen V.U. hulp" hem beloofd had alles te willen doen, opdat het hem, als hij z'n zeventigsten verjaardag zal mogen vie ren, zal kunnen meedeelen, dat 40.000 vrouwen in Nederland werken voor de V.U. Voor deze toezegging is hij zeer dankbaar. Alleen ernstige volharding kan ons de V.U. doen brengen, waar zij komen moet. God zelf heeft ons die taak op gelegd. Wij mogen Zijn mede-arbeiders zijn en kunnen met lichtend oog de toekomst zien, want de eindoverwinning is zeker. God zal Zijn werk niet doen mislukken. Een bijzondere meedeeling was nog deze, dat de Senaat (het college van hoogleer aren) beslo ten had Minister J. J. C. van Dijk te promovee- ren tot doctor in de rechten, honoris causa, welke promotie D.V. zal geschieden op den Diés der V.U. in October a.s. Die meedeeling werd door de vergadering met groote instemming ontvangen, zich uitend in een daverend applaus. Kon de voorzitter, Prof. Sizoo, Minister van Dijk, die ter vergadering was, nog niet geluk- wenschen met z'n promotie, omdat die later volgt, wel kon hij er hem op wijzen, hoe de vergadering dit besluit toejuichte. Minister van Dijk, die nog niet bedanken kon voor de gelukwenschen, betuigde zijn dank voor de instemming van de vergadering met het Se naatsbesluit. Met dat besluit willen we ook hier onze groo te ingenomenheid betuigen. Minister van Dijk is in onze provincie een goede bekende. Als lid van de Tweede Kamer interesseerde hij zich bijzon der voor de belangen van ons gewest. Als voor zitter van „Vrederust" heeft hij jarenlang met groote bekwaamheid de belangen van die stich ting behartigd. We verheugen ons over de hem toegedachte eer. Moge van deze dagen de blijvende vrucht zijn, dat de liefde voor de V.U. werd versterkt en de roeping om bij volharding voor haar te ar beiden in trouw worde gevolgd. HEIJ. OVER EEN NOODZAKELIJKHEID EN GROOTE MOEILIJKHEID. Het was een mooie vergadering, j.l. Maandag, in de consistoriekamer van de Hofpleinkerk te Middelburg. Het Middelburgsche Zendingscomité met Deputaten mocht niemand minder in zijn midden hebben dan onzen Missionairen Dienaar des Woords, Ds. Merkelijn Den geheelen mor gen hebben we met gespannen aandacht mogen luisteren naar de wegen Gods in Indië. Van het vele, dat door hem gezegd is, wil ik noemen dat de kerk van Magelang met zijn 200 leden één en al actie is voor het Zendingswerk. Dat aan de scholen in Magelang niet minder dan 59 krachten werken. Dat de Chineezenarbeid zoo gezegend wordt, dat de kerk vergroot moet wor den. Dat de arbeid onder de Chineezen op dit oogenblik in handen is van Ds. Pos, omdat onze Zendeling Ds. van Nes onmogelijk dezen arbeid er bij kan doen. Dat er niet minder dan 16 plaat sen zijn waar een goeroe, een inlandsche Zende ling, woont. Dat het hospitaal een rijken zegen is voor ons Zendingsterrein. Dat de arbeid in Blon- do het blindenwerk een prachtwerk is, dat de belangstelling trekt van de hoogsten uit 's lands kringen. Zie, dat zijn maar enkele tips van het vele, dat we gehoord hebben. Maar één ding was zeker aan het eind van d emorgenvergadering, dat al len, zoowel de leden van het Zendingscomité als van de Deputaten, overtuigd waren van de nood zakelijkheid van het uitzenden van een tweeden missionairen dienaar des Woords. Zelfs al zou Ds. Merkelijn niet op de vergade ring geweest zijn, dan lag er toch een schrijven van Ds. van Nes, waarin hij als het ware drin gend ons toeriep „Help me toch, ik kan het niet alleen af. Ik moet reeds veel arbeid laten liggen, maar vrees, dat als het zoo door gaat, dat ik alle arbeid neer moet leggen". Toen' was het gemakkelijk om aan het eind van de morgenvergadering met algemeene stem men te besluiten Het Zendingscomité met Depu taten spreken uit de noodzakelijkheid van het uitzenden van een tweeden missionairen dienaar des Woords. Er bleef ons dus over, om op de middagvergadering te spreken over de mogelijk heid, de wegen en de middelen. Nu wil ik hier niet in details treden. Maar ik wil wel zeggen, dat we dien middag hebben ge worsteld. Dat we eenerzijds gevoelden kunnen we, durven we aan de kerken vragen is het mogelijk, dat ge nog meer doet En anderzijds lag daar de noodzakelijkheid we moeten. Laat nu niemand zeggen, dat het maar gemak kelijk is, om een besluit te nemen en dat „de goe-gemeente" maar de rest moet doen. Neen, we hadden dit probleem voor ons de velden, die daar ginds wit zijn om te oogsten, roepen om arbeiders. God verhoort kennelijk de gebeden der broeders en zusters. En God geeft hier een over vloed van dienaren des Woords, die gaarne wil len arbeidenmaar we zien geen wegen. Zie in het zoeken naar die wegen, naar die middelen, vraag ik, namens die vergadering de hulp van alle kerken in Zeeland, Brabant en Limburg. En ik ben overtuigd, dat als we deze zaak bid dend voor onzen God brengen, die wegen en middelen zullen gevonden worden. Laat er van de kansels gesmeekt worden, dat de Heere hier uitkomst geeft en laat de kerkera den deze zaak in hun vergaderingen biddend be spreken. Als de liefde aanwezig is, als de harten ge opend zijn, o dan kan er zooveel gebeuren. Voor- loopig vragen we dan ook niets anders dan dit dat men zich indenke de moeilijkheden, waarmee het Zendingscomité met Deputaten worstelen. En als er kerken of kerkeraden zijn, die gaarne eens iets meer willen hooren van dit prachtwerk in Indië, laat die eens een brief sturen naar Co- lumbusstraat 256, het adres van Ds. Merkelijn in Den Haag. Dat adres is echter na Augustus Lorentskade 36, Leiden. Ds. M. wil gaarne komen. Tenslotte op de eerstvolgende Classicale ver gaderingen zullen de Deputaten wel nader ver slag uitbrengen over hetgeen ik hier in het kort heb aangegeven. Ze zullen dan ook wellicht mededeelen, hoeveel men zou moeten opbrengen, om een tweeden dienaar des Woords uit te zen den. Dan kunnen de kerkeraden daarna op hun vergaderingen biddend overwegen of dit mogelijk is. En als van nu af aan ieder bewust meeleeft, meebidt en meestrijdt, om deze zaak tot een goed einde te brengen, dan kan ik me niet voorstellen, dat Koning Jezus ons zou laten bidden en niet ons middelen aan de hand doen. A. H. OUSSOREN. HET ANTWOORD. Het genadeverbond (VII). In ons vorig artikel wezen wij er op, dat tus schen de werkelijkheid van het verbond en de leer omtrent het verbond te onderscheiden valt wij hebben toen uit onze belijdenis die verbonds- werkelijkheid in enkele duidelijke uitspraken naar voren gehaald, en eindigden met de uit spraak, dat de verschillen openbaar worden in de leer. Indien althans onze Chr. Geref. broeders deze hunne en onze belijdenis van het verbond ook waarlijk onverzwakt willen vasthouden, en er bij hen geen sprake is van een gedeeltelijke verzwakking en loslating van de Geref. belijdenis in dezen, dan zitten de verschillen tusschen hen en ons uitsluitend in de leer en niet in de be lijdenis. Het lijkt ons wel gewenscht, dat er ook van hunne zijde maar uitvoerig en duidelijk ge schreven worde over deze dingen, opdat wij el- kaars gevoelen zuiver leeren kennen. Thans ont breekt daar veel aan. Nu willen wij over de moeilijkheden van de leer omtrent het verbond iets schrijven. Tevoren hebben wij reeds afgewezen de beschuldiging der Chr. Geref., dat bij ons genadeverbond en ver kiezing vereenzelvigd zouden worden en daaraan vastgeknoopt de opmerking, dat er onder ons

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1938 | | pagina 1