No, 28
Vrijdag 15 Juli 1938
52e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND,
UIT HET WOORD,
DADERS DES WOORDS.
VAN VERRE EN NABIJ.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIEDs. A. C. HEI] en Ds. A, H, OUSSOREN.
MEDEWERKERSD.D. W, M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W, M, KOK, F, STAAL Pzn., A, SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W, H. v, d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
VAN KRACHT TOT KRACHT.
Zij gaan van kracht tot kracht
Ps. 84:8a.
Uit het gemis wordt de rijkdom van het bezit
gekend.
In dagen van krankheid ziet men eerst recht,
welk een schat de gezondheid is. Wie werkloos
werd, ziet, meer dan vroeger, den zegen van den
arbeid. En wie langen tijd verstoken is van het
opgaan met de Gemeente des Heeren tot den
Dienst des Woords, die beseft eerst diep hoe
heerlijk het voorrecht is, om op den Zondag met
de gemeente te kunnen samenkomen.
Zoo ging het den dichter van dit lied. Onder
bepaalde omstandigheden die hem bonden aan
eigen woning, brandde in zijn ziel het verlangen
naar de gemeenschap der heiligen in het Huis
des Heeren.
Één dag in Uwe voorhoven is mij beter dan
duizend elders.
Maar de reis naar de woningen des Heeren
was voor velen een zware en moeilijke tocht,
waarop het menigmaal ging van kruis tot kruis,
doch dan niet van klacht tot klacht, maar o won
der, van kracht tot kracht.
Die reis naar Sion is den dichter een beeld
van den levensweg van Gods vromen.
Dan is in dezen psalm gegeven dat de weg
van den dienst des Heeren, de levensweg van
Gods volk, niet altijd een gemakkelijken- en
menigmaal een moeilijken weg is. Een weg, waar
op menige zucht wordt geslaakt, menige traan
wordt geschreid en menige benauwdheid wordt
doorleden. Een weg, waarop wordt gezongen
maar de Heer zal uitkomst geven maar ook de
klacht wordt gehoord mijn Steenrots
Waarom vergeet Gij mij En dan zou het
toch zijn een gaan van kracht tot kracht. Wie
kan ons het geheim daarvan leeren kennen
Welnu, de sleutel van dit geheim geeft de
dichter in de voorwaarde, dat onze sterkte in
den Heere moet zijn. Dat we Hem, niet het minst
in de moeiten en donkerheden van het leven,
stellen tot eene Fontein. Dat de Heere onze
kracht en Licht en Troostbron is.
Doch nog meer. Wie het geheim wil kennen
om te gaan van kracht tot kracht, in diens hart
moeten de gebaande wegen zijn waarover ons
begeeren, denken en willen gaan kan, om naar
's Heeren geboden, inzettingen en rechten te
leven.
Dan moet onze voet gewillig gaan over de
wegen die God met ons houdt, hoe stijl en moei
lijk begaanbaar die ook wezen mogen, omdat het
Gods wegen zijn. Wegen die leiden tot het groo-
te doelde gemeenschap met Hem. Want niet
om dit of dat, maar om Hem moet het ons te
doen zijn in alle dingen van het leven. Hij, moet
ons groote levensdoel zijn. En dan kan het wor
den een gaan van kracht tot kracht, óók, ja juist,
wanneer het gaat van kruis tot kruis. Wanneer
beter, dan in den druk, leeren we verstaan dat
wonder-spreukige woord wanneer ik zwak ben,
dan ben ik machtig.
Daar valt nog wel iets meer te zeggen over
dat gaan van kracht tot kracht. Het was de er
varing van den vromen jood, wanneer hij optrok
naar Sion, naar de woningen des Heeren. Want
God zelf had dezen berg begeerd ter woning,
om, aldaar geëerd, zijn heerlijkheid te toonen.
En die heerlijkheid werd openbaar van uit het
heilige der heilige, waar het bloed der verzoening
werd binnen gedragen en van waaruit God, door
zijn priesters, het volk zegenen liet. Waar de
dienst werd afgebeeld van Hem, die met zijn
eigen bloed het binnenste heiligdom is ingegaan
om een schuldig volk met den heiligen God te
verzoenen. Om vrede te maken tusschen God
en den mensch.
Want reeds in den dienst van het oude Sion
lag de sprake van het kruis en lag de heenwijzing
naar voller, beter, rijker tijd, wanneer dit aard-
sche heiligdom zou hebben afgedaan en de Heere
van zijn Kerk, onder de nieuwe bedeeling zou
maken een woonstede Gods, in den Geest.
In dien tijd mogen wij leven.
En nu moet het ons om God te doen zijn,
Hem moeten we stellen tot een Fontein, maar
dan vooral, om God in Sion.
Nergens op aarde rijker en voller dan in zijii
kerk, onder den schoonen dienst van Woord en
Sacrament, openbaart God zich in zijne genade
door Christus Jezus, als de Fontein des leven.s.
Daar vooral doet Hij zich kennen als de Licht
bron, in Wiens licht wij het licht zien.
Bij niet zoo weinigen schijnt het in 't geloofs
leven te gaan van klacht tot klacht en schijnt
er meer een verachteren dan een opwassen in de
genade te zijn, maar wilt ge daarvan genezen
worden, wilt ge kennen dat geheim om te gaan
van kracht tot kracht, waarbij ge uw sterkte in
den Heere vindt, zoekt dan vooral uw God in
Sion.
Laat Hij daar uw leven voeden, uw kracht
vernieuwen, uw geloof versterken, door de mid
delen der genade onder den dienst der ambten.
Dan zal het voor U worden een gaan van
genade tot genade, van gebed tot gebed, van
kracht tot kracht, van geloof tot geloof, ja, van
geloof tot aanschouwen. Dan is het doel bereikt.
Wolphaartsdijk. VAN HEININGEN.
DOOR CHRISTUS VERLOST VAN DEN
VLOEK DER WET.
Gal. 3:13, 14.
Tegenover de wet stelt Paulus het geloof en
leert, dat het heil niet komt door de onderhou
ding der wet, maar door het geloof in Jezus
Christus.
En hun, die het heil ook door wetsonderhou-
ding zouden willen verwachten, houdt hij voor,
dat van de wet alleen maar vloek te wachten is.
Vervloekt is immers een iegelijk, die niet blijft
in al hetgeen geschreven is in het boek der wet
om dat te doen.
Niet door wetsonderhouding kan een zondaar
het heil deelachtig worden, maar alleen door het
geloof in Jezus Christus, want door Hem is er
verlossing van den vloek der wet. Christus heeft
ons verlost van den vloek der wet, een vloek
geworden zijnde voor ons (wat daar is geschre
ven vervloekt is een iegelijk, die aan het hout
hangt)
Het is een heerlijke, maar ook een schrikkelijke
waarheid, die Paulus hier uitspreekt.
Jezus' dood was een vloekdood, een dood door
den vloek, waarmee God Hem vloekte. Die
vloekdood kan er dan alleen zijn, wanneer die
geëischt werd door Gods recht. Zou de Rechter
van hemel en aarde geen recht doen
Voor de handhaving van dat recht moest er
dan ook een goede reden zijn. Er wordt, ook
in de Schrift, gesproken van recht, dat men beter
doet niet te handhaven. In 1 Cor. 6 7 vermaant
Paulus Waarom lijdt gij niet liever ongelijk
En 1 Petri 2 19 leert Petrus, dat het roeping kan
zijn, zwarigheid te verdragen, lijdende ten on
rechte.
Er is dus een onafwijsbare reden voor, dat
God Zijn recht aan den zondaar handhaaft.
De Catechismus zegt daarvan in Zondag 4, dat
die te zien is in de oneindige majesteit Gods. De
zonde, die tegen de hoogste Majesteit Gods be
dreven werd, moest ook met de hoogste, dat is
met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft
worden.
Zoo licht denken we van Gods Majesteit ge
ring. Voor die Majesteit, blinkende in de werken
van Gods handen, is ons oog zoo vaak gesloten.
We hebben dan wel een oog voor de grootheid
van den mensch, die bijv. de aethergolvingen
ontdekt en dienstbaar maakt aan het menschelijk
leven in de radio, maar niet voor de oneindige
grootheid van Hem, die dit alles schiep.
Maar in Jezus' vloekdood komt God ons dan
leeren, dat Zijn Majesteit zóó groot is, dat de
schending van Zijn recht vorderde, dat die zonde
gestraft werd in den vloekdood van den zondaar.
De vloekdood van Christus, waarvan vers 13
spreekt, is de dood door den vloek, waarvan in
vers 10 gezegd is, dat die komt over een iegelijk,
die niet blijft in al hetgeen geschreven staat in
het boek der wet om dat te doen.
Dit moet ons leiden tot de erkenning van de
grootte onzer zonden en de schuld onzer zonden.
Als toch Christus een vloek werd, werd Hij
een vloek voor ons. Dan werd Hij gevloekt, niet
om Zijn eigen zonden, want alle zonde was van
Hem verre. Dan werd Hij gevloekt, omdat Hij
in onze plaats trad, omdat onze zonden op Hem
waren. In Zijn dood is te zien hoe groot onze
zonden zijn.
Het besef van de grootte dezer zonden hangt
saam met het besef van de grootte der Majesteit
Gods. En de dood van Christus wil ons doen
verstaan, dat onze zonden maar niet zijn een
min of meer verschoonbare onvolkomenheid,
maar een schrikkelijk ons inzetten tegen den hoo-
gen God, die ons daarom doemwaardig maken.
En door die groote zonden is er dan groote
schuld. En schuld, die de vordering inhoudt van
verbintenis tot de eeuwige straf.
Het woord van vers 10, dat vervloekt is een
iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven
is in het boek der wet om dat te doen, wordt
in zijn schrikkelijke realiteit voor ons gezet in
den vloekdood van Christus, die een vloek werd
voor ons.
Die realiteit wordt daarin ons getoond, dat
Jezus' dood was een dood aan het kruis. En dat
kruis moet dan bezien in het licht van het Schrift
woord in Deut. 21 23, dat vervloekt is een iege
lijk, die aan het hout hangt.
Maar die schrikkelijke waarheid van den vloek
dood van Christus is dan ook een heerlijke waar
heid.
Omdat Christus een vloek werd voor ons, heeft
Hij daarmee ons van den vloek der wet verlost.
Door de wet zijn we onder den vloek verlost
van dien vloek zijn we alleen door Christus, die
den vloek voor ons droeg. Maar dan is er ook
alleen maar verlossing door Christus.
In die verlossing door Christus ligt dan ook
de zegening Abrahams, de zegen, waarin Abra
ham mocht deelen, en waarin hij tot een zegen
zou gesteld worden. En dat wel voor de volke
ren, ook de heidenen. In Abraham zouden alle
geslachten des aardrijks gezegend worden. De
aan Abraham en in hem aan de volkeren beloof
de zegen, zou gelegen zijn in Christus Jezus. En
die zegen zou inhouden, dat ze den beloofden H.
Geest zouden ontvangen. Die H. Geest zou hen
leeren roepen Abba, Vader. Door dien H. Geest
zouden ze deelen'in den vollen zegen van Chris
tus.
En de vervulling van die belofte aangaande
den H. Geest zouden ze verkrijgen door het ge
loof. Alleen door het geloovig aannemen van die
belofte zouden ze dien H. Geest ontvangen, die
hen in de waarheid zou leiden, opdat ze Christus
en Zijn heil zouden kennen.
„Door het geloof" het staat in vers 14 achter
aan, maar om juist daardoor den vollen nadruk
te krijgen.
Dat wilde de apostel in dit geheele redebeleid
in het licht stellen, dat alleen door het geloof de
weldaden van Christus ons deel worden, de wel
daad ook, dat we door Hem verlost worden van
den vloek der wet.
Aan wat een zondige dwaasheid maken zich
dan die dwaalleeraars schuldig, als zij beweren,
dat een mensch niet door het geloof alleen zalig
kan worden, maar dat daartoe ook noodig zou
zijn verdienste door onderhouding der wet.
En wat dwaas, wat onzinnig handelen de Ga
laten, als ze aan zulk een dwaalleer nog het oor
leenen en zich laten aftrekken van den weg des
geloofs.
Door de wet is er alleen maar vloek. En ver
lossing van dien vloek is er alleen maar door het
geloof in Hem, die een vloek wilde worden voor
ons die zich liet leiden tot den dood aan het
kruis, opdat Hij ons zqó van dien vloek verlossen
zoude.
De zonde van de Galaten, waarom Paulus ze
zoo ernstig moest bestraffen, hoe dwaas ook, is
een zonde, die ook nu ons altijd weer belaagt,
en waartoe we ons zoo licht laten verleiden.
Zij er dan een waken tegen deze zonde, opdat
we wandelen door het geloof. Dat geloof kan z'n
adelbrief toonen. Door het geloof en niet door
wetswerken ontvangen we den H. Geest. Door
het geloof en niet door wetswerken worden we
kinderen van Abraham. Door de wet is er alleen
maar vloek te wachten, maar door het geloof
deelen we in den zegen van Christus, die ons,
door Zijn eigen vloek, van den vloek der wet
verloste.
HEIJ.
DE THEOLOGISCHE HOOGESCHOOLDAG
DE MIDDAGVERGADERING.
Rede Dr. J. Schelhaas.
Nadat Prof. Schilder heeft opgegeven om te
zingen Ps. 27 7, gaat Dr. Keizer voor in gebed.
Nog even wordt herinnerd aan de middagcollecte
voor het Hospitium, waarna het woord gegeven
wordt aan Dr. J. Schelhaas van Tzummarum, die
spreekt over
De kerk des Heeren en de af
gebeden arbeiders in Zijn oogst.
Spr. begint met aan te geven, hoe op het ge
bed, naar eisch van Matth. 9 38 opgezonden,
onder Gods bestier op Zijn tijd de behoefte aan
predikanten werd veranderd in overvloed van
candidaten tot den heiligen dienst. Hij wijst erop.
dat deze candidaten afgebeden arbeiders in
's Heeren oogst zijn, waardoor tevens aangegeven
wordt, dat er bij overeenkomst met de andere
werkloozen toch dit verschil bestaat, dat om deze
werkkrachten gebeden is, en dat zij kostelijke
gaven Gods zijn voor Zijn ambtelijken dienst. Is
alle onbewogenheid en onaandoenlijkheid ten
aanzien van de werkloosheid verwerpelijk, waar
tegen ook de kerk met kracht moet opkomen in
de bediening van het Woord Gods, bijzonder
moet worden veroordeeld de nalatigheid in hef
tewerkstellen van de opgeleiden tot den dienst
des Woords. Spr. noemt het een verontrustende
en vernederende aanklacht voor de kerk des
Heeren, dat de Heere vele tot den arbeid in Zijn
kerk en koninkrijk toegerusten geeft, terwijl de
kerk ze niet aan het werk zet en zoo Gods goede
gaven renteloos laat liggen. Het is een teeken van
ingezonkenheid en oververzadigdheid, verslap
ping en veruitwendiging. De kerk, die eigen eere-
dienst en armen verzorgt, de Zending door haar
offers in stand houdt, stichtingen van hooger on
derwijs en barmhartigheid onderhoudt of steunt,
wordt verootmoedigd door de vele werklooze
arbeiders in 's Heeren oogst.
Slechts weinig is tot wegneming van dezen mis
stand gedaan. Enkele nieuwe predikantsplaatsen
werden gesticht, eenige kleine kerken werden tot
beroeping in staat gesteld. Maar meer dan 100
candidaten zien den weg tot het ambt nog niet
geopend. Met eere moet, spijt de groote bezwa
ren tegen het hulppredikerschap in zijn huidigen
vorm en uitgebreidheid, het Comité Grosheide
Schouten worden genoemd, omdat het actie ont
wikkelde en den nood tracht te lenigen. Hoewel
het niet in den zuiver kerkelijken weg werkt, is
het als crisis-instituut te waardeeren, en moet
het ook als zoodanig worden gezien.
De kerk moet zelf tot daden komen en dit
Comité overbodig maken. De eerste eisch ten
aanzien van de zaak, die ons bezighoudt, is wel,
dat het ambt heilig wordt gehouden. Worden
de candidaten tot den heiligen dienst achteloos
en onwaardig door de kerkeraden behandeld, dan
brengt men aan de heiligheden des Heeren door
de krenking van den eerbied voor het ambt groo
te schade toe. De overvloed bergt ernstige ge
varen voor die krenking in zich.
Spr. waarschuwt tegen het laten optreden van
reeks na reeks candidaten zonder tot beroeping
over te gaan uit vrees, dat men nog den meest
weisprekenden prediker niet heeft gehoord, tegen
het voorbijgaan van den hulpprediker in een
candidatenplaats, als zijn hulppredikerschap
wordt opgeheven, omdat tot beroeping kan wor
den overgegaan, tegen alle verleiding tot simonie,
die uitgaat, als de candidaat, die „het minst kost",
het meest welgevallig is, tegen verwereldlijking
van de beroeping door ze te behandelen als een
benoeming met sollicitatie en aanbevelingsbrie
ven, tegen het stellen van vorm en schittering
voor het oogenblik boven degelijkheid van in
houd, tegen alle vleeschelijkheid in het beroe-
pingswerk. Ook de candidaten kunnen het ambt
ontheiligen. Wanneer er onder hen zouden zijn,
die de positie en de huwelijksmogelijkheid stellen
boven de heiligheid van het ambt, onheilige mid
delen niet versmaden tot verkrijging van het hei
lig ambt, de kerk des Heeren liefdeloos bejege
nen en met de ellebogen gaan werken, dan zou
den zij openbaar worden als niet te behooren tot
de afgebeden arbeiders in Zijn oogst. Ieder wake
voor de heiligheid van 's Heeren huis.
Spr. betoogt voorts, dat het lezen van een pre
dikatie behoudens noodzakelijke uitzonderingen
een einde moet nemen.
De eisch, dat alleen candidaten moeten optre
den bij afwezigheid van den predikant is te ab
soluut en rekent niet voldoende met de werkelijk
heid, maar men stelle hen voorop. Aanbevolen
wordt het stichten van een apart fonds voor
bijzondere diensten zoowel aan kleine als aan
groote kerken, opdat de uitgaven het gewone
budget niet drukken en geen enkele kerk met een
schamele vergoeding den candidaat late heen
gaan. Een schamele vergoeding beschaamt de
kerk. De arbeider is zijn loon waardig.
Een zeer belangrijk middel ter verwerking van
den overvloed is de uitvoering van het 1000 zie
lenplan. Er zijn 70 kerken met één predikant en
een zielental, dat de 1100 te boven en dikwijls
ver te boven gaat 17 kerken met twee predikan
ten eneen zielental boven de 2200 13 kerken
met drie predikanten en een zielental verre bo
ven de 3300 7 kerken met vier predikanten en
een zielental boven de 4400 enkele met plm.