VAN VERRE EN NABIJ* FEUILLETON. DE KLEINE LUYDEN VAN '86 denken, maar allereerst aan de patient, die in een ziekenhuis blijven moet, soms enkele weken lang. En voor het voorrecht, dat die zieke in Bethes- da" zich bevindt in een Christelijke omgeving als thuis, moet men het offer willen brengen van die meerdere moeite. Blijkt het dan helaas, dat de propaganda voor deze gedachte nog noodig is, laat er hierin geen verslapping komen en moge die dan spoedig lei den tot het gewenschte doel. COLLECTE VOOR WERKLOOZENZORG. In de volgende week, tusschen 30 Mei en 4 Juni, zal weer door het geheele land de collecte gehouden worden, die georganiseerd wordt door de Centrale voor werkloozenzorg en beoogt gel den bijeen te brengen voor instandhouding van de werkkampen, waar vooral jeugdige werkloo- zen eenige weken arbeiden kunnen. Het is een zaak van groot belang, dat die werkloozenkampen nog blijven. Na al wat daar over in de bladen geschreven is. kan het over bodig geacht worden daarover uit te weiden. In N. Brabant wordt te Chaam bij Breda een werkkamp ingericht, dat bijzonder ook de werk- loozen uit Zeeland wil helpen. Wanneer dan de vraag komt om voor dit goede doel een gave te offeren, hopen we, dat daaraan met vreugde zal worden voldaan. HEIJ. HET HEILIG AVONDMAAL. III. We zagen in ons vorig artikel, wat God doet met de Sacramenten zien we nu wat de mensch doet. Ie. Door het gebruik van de Verbondszege - len bevestigen wij onze belijdenis. Zoowel Doop als Avondmaal, toch prediken ons deze vol- komene zaligheid in de eenige offerande van Christus aan het kruis geschied. Ieder, die zijn kind ten doop houdt en zijn „Ja" uitspreekt, en een ieder, die ten Avondmaal komt en daarmee belijdt, dat hij zijn zaligheid buiten zichzelven zoekt, verklaart, dat hij aan de geopenbaarde waarheid vasthoudt. Iedere doopsbelofte en iedere Avondmaalsgang is een daad, waardoor men zich onderscheidt van den ongeloovige. Het is op-een-andere-manier weer doen van belijdenis. We spreken voor God en t de gemeente uit, dat we van den Heere Jezus zijn. We herhalen, dat we alleen steunen op Zijne Verbondsbeloften. Dat we het niet van den mensch verwachten, maar van Hem alleen Welzalig hij, die al zijn kracht en hulp van U alleen verwacht. Calvijn zegt„De Sacramenten zijn van onze kant merkteekenen van onze belijdenis profes sions notae), zij dienen dat wij van onzen kant zoo voor God en de Engelen als bij de menschen getuigenis geven van ons geloof en onze Gods vrucht". 2e. Door het gebruik der Verbondszegelen geven wij de gelofte en gehoorzaamheid. (Cal vijn „Door de verbondszegelen zweren wij openlijk in den naam Gods, dat wij ons verbinden aan Hem tot trouw".) Die belofte ligt in den aard der Sacramenten besloten. De Sacramenten toch verzegelen het genadeverbond. God zegt Ik geef Mij aan U, maar dan tevens (in elk ver bond zijn twee deelen begrepen): Geef u bij ver nieuwing aan Mij, God zegtIk zal u tot een God zijn maar ook gij zult Mij tot een volk zijn. Van Godszijde gezien is dit Verbond een zijdig, maar zooals Calvijn weer zegt„Wij verbinden ons wederkeerig aan Hem tot een hei lig leven (illi nos vicissim obligamus)". Het is dan ook uitgesloten, dat we niet met nieuwe energie zouden ingaan tegen onze zon den na de viering van het Heilig Avondmaal en Doopsbediening of het moet vorm geweest zijn. We zijn verplicht tot nieuwe gehoorzaamheid, om naar alle geboden Gods oprecht te wandelen. In de derde plaats openbaren wij onze eenheid als*leden van de kerk van Christus. Want gelijk uit vele graankorrels eenmaal gemalen en een brood gebakken wordt en uit vele bezien saam- geperst zijnde, een wijn en drank vliet en zich D O R o m a n uit den O Doleantietijd R FRED. VAN MEERTEN 23) Wat moest hij dan met dat gebed aanvangen, dat hij samen met zijn vrouw gebeden had en dat uit de diepste zielenood tot God was opge zonden En wat moest hij dan met die ziele- vrede, die hij daarna gesmaakt had. Was dat alles maar inbeelding geweest Maar als dat in beelding was geweest, dan was heel zijn geloofs leven inbeelding, dan had hij tevergeefs geloofd, dan was hij de ellendigste onder alle menschen... Zoo stormde de twijfel op hem af, de twijfel over eigen geloofsstaat. En de duivel voedde den kamp met zijn onheilig vuur „O God, als mijn vrouw zóó moet sterven, zonder dat ik zekerheid heb, dan is de grond ook onder mijn voeten weggeslagenHij kroop op de knieën door zijn bed, dien nacht, die gedenkwaardige nacht vol felle zielekamp, waarin hij worstelde als eenmaal Jakob gewor steld heeft aan de Jabbok En ook dezen keer vond hij zijn zielsrust terug en kon vrede hebben met den weg, dien God met hem ging, ook al was het een weg vol donker heid. ondereen vermengt, zoo zullen wij allen, die door het waarachtig geloof Christus ingelijfd zijn door broederlijke liefde te samen een lichaam zijn. Augustinus zegtDoop en Avondmaal zijn de verbindingsmiddelen der Kerkelijke gemeenschap. Zonder uitwendig teeken zegt hij, kan er geen godsdienstige gemeenschap bestaan. We zijn al len door het waarachtig geloof Christus inge lijfd, we zijn allen door een Geest, tot een li chaam gedoopt en tot een geest gedrenkt, en allen eens broods deelachtig. En we zullen zulk een eenheid niet alleen met goedkoope woorden, maar ook met de daad jegens elkander bewijzen. Het moet blijken uit onze levensopenbaring, dat de liefdesband weer gesterkt is. We moeten de gemeenschap der Heiligen, die zoowel bij Doop als Avondmaal uitkomt, belijden en in de practijk beleven. VROEGDOOP. Lezers, die met gretige handen naar dit stukje grijpen, omdat het misschien een van hun stok paardjes is, waarop ze gaarne rijden, wil ik bij voorbaat zeggen, dat we deze kwestie niet willen oprakelen, noch ook tegenspreken. En lezers, die meenen, die ik een woordje zou willen zeggen ten gunste van hen, die niet voor de „vroegdoop" zijn, wil ik bij voorbaat zeggen, dat ze hier geen voedsel voor hun meening ont vangen. Bedoeling is alléén, dat men het onderstaande eens rustig leze. Het heeft de twee uitersten mis schien veel en ons allen zeker iets te zeggen. Ds. Boeyenga plaatste het in het Kerkblad voor Haarlem en omstreken. „De geschiedenis herhaalt zichimmers niet alleen thans, maar ook ruim 30 jaar geleden (de ouderen onder ons kunnen zich dat nog levendig herinneren) was er ook veel meeningsverschil over dit onderwerp. Ter toetsing van eigen mee ning kan het goed zijn ook eens de stem van een predikant en van een professor uit die dagen te vernemen die reeds in de levensschool gerijpt waren, n.l. van wijlen Ds. T. Bos uit Dokkum, die bekend stond als een goed dogmaticus en van wijlen Prof. Dr. Bavinck, die als man van gezag mocht spreken. Ik neem daartoe uit „de Wachter" van Vrijdag 8 Januari 1904 het navolgend stuk letterlijk over. Moeten de ouders de kinderen ten doop houden of alleen de vaders Dat is ook een vraag, die tegenwoordig aan de orde is, om dat in ons doopsformulier en ook in de ker kelijke bepalingen alleen de vader genoemd wordt. „Men heeft uit dit verzwijgen der moeder in den laatsten tijd allerlei vreemde gevolgtrekkingen afgeleid. Ten eerste, dat het zonde was voor God en minachting van zijn sacrament, als men met den doop van het kind wachtte, totdat de moeder hersteld was. Ten tweede, dat de moeder bij den Doop van haar kind niets te maken had, want de vader is het hoofd des gezins in zijne belofte is ook die der moeder begrepen; als de vrouw aan de zijde van haar man bij den doop van haar kind de belofte mede afleggen wil, dan matigt zij zich rechten aan, die haar niet toekomen en maakt zij zich aan hoogmoed schuldig. En ten derden, zelfs in geval het kind eerst gedoopt wordt, nadat de moeder hersteld is, dan mag de moeder toch niet het kind ten doop houden zij mag op de vragen niet antwoorden zij moet in de kerk op haar eigen plaats blijven zitten en den doop van haar kind uit de verte aan zien." Wanneer wij echter deze nieuwe voorstel ling beschouwen in het licht der historie, blijft er zoo goed als niets van over. Zóó redeneert Dr. Bavinck in zijne ouders of getuigen. En dan gaat de schrijver uit de historie aanwijzen dat de leer, dat de vader alleen opkomen moet en de moeder er niet bij noodig is, gezocht is. Het is niet alleen duidelijk, dat in het Formulier sprake is van de Ouders, die hunne kinderen in het op wassen van de leer des verbonds nader heb ben te onderwijzen, maar ook vele Synodes noemen de ouders. Op de Prov. Synode te Rotterdam, 1575, werd gezegd„het is behoorlijk, dat de ouders zullen tegenwoordig zijn bij den doop hunner kinderen". Op de Prov. Synode te Rotterdam 1581 De specialist kwam en adviseerde opname in het ziekenhuis. Een operatie zou wel noodig zijn. Het ging alles snel in zijn werk. De pijnen waren toegenomen, zoodat vrouw Van Duin tenslotte alles goed vond, wat er met haar gebeurde. Jannigje kwam voor enkele dagen thuis met Wim. En in de werkplaats werd de eerst volgende dagen weinig hamergeklop vernomen. Kees Kas zag zich tenslotte genoodzaakt het werk te doen, dat anders voor den baas bleef liggen. Er waren al klanten, die ongeduldig kwa men vragen, of ze soms op hun kousen maar over straat moesten. En Van Duin's ziel kwam opnieuw op den pijnbank. De dokters wilden nog even afwachten, eer ze tot de operatie overgingen. Ze durfden haar niet goed aan met het oog op het hart, dat niet zoo heel sterk meer was. lederen dag kwam Van Duin in het ziekenhuis en mocht zijn vrouw even spreken. Maar over haar geestelijken toestand sprak zij geen woord meer. Het scheen, dat de lichaamspijnen de con centratie op het geestelijke leven beletten. En weer rezen de twijfelingen als baren der zee in zijn geslingerde ziel omhoog. Hij had geen rust meer. Hij vreesde voor het allerverschrik kelijkste moment in zijn leven, dat zijn vrouw van hem zou worden weggenomen, zonder dat hij een geloofsgetuigenis van haar hooren zou. Hoe kon hij dan nog gelooven. Hij vreesde zijn eigen geloof te verliezen als God dien weg met hem ging. In dezen hoogsten nood ging hij op een avond naar Kees Vink. werd geklaagd „dat er veel wanorde bij den doop der kinderen voorkwam, omdat de ouders genomen werden". En op die van 1586 heette het„dat de ouders present zullen verschijnen bij den doop". Op die te Zutfen 1605 werd gevraagd „of men den doop niet weigeren zou aan kinderen, wieT ouders, ofschoon gezond en ter plaatse aan wezig zich lichtelijk van den doop hunner kinderen absenteerden. In 1620 werd ge klaagd over „de negligentie der ouders, die hunne kinderen jaren lang ongedoopt lieten liggen, en droeg aan de predikanten op, om zulke ouders te vermanen tot het vervuilen van hun plicht". De Friesche Synode te Dokkum van het jaar 1591 besluit, dat de ouders zullen vermaand worden, om hunne kinderen zeiven ten doop te brengen. Bewijzen genoeg, dat de Gereformeerden aan een stelselmatig uitsluiten van de moeder bij den doop van haar kind nooit hebben gedacht. „De gewoonte, om het kind zoo spoedig mogelijk na de geboorte te doopen, is opgekomen onder invloed van en hangt historisch samen met de Roomsche leer van de volstrekte noodzakelijkheid van het sacra ment voor de zaligheid", zegt Dr. Bavinck, hij toont dit duidelijk aan en komt dan tot dit resultaat„Maar in ieder geval blijkt er uit, dat de Gereformeerden bij het ten doop houden, bij het afleggen der belofte en bij het opvoeden der kinderen evengoed met de moeder als met den vader rekenden". De tegenwoordig algemeen heerschende gewoon te, om het kind in tegenwoordigheid der moeder te doopen „is niet een gevolg van de gemoedelijke overweging der Ned. Herv. Synode van 1817", maar historisch gewor den. En de „Heraut" schreef in 1901 „zoo zijn er dan jeugdige predikanten in de ker ken ingegaan, die in tal van kerkrechterlijke en liturgische aangelegenheden eene usantie vindende, waarop wel eenige critiek was te oefenen, gewaand hadden het heil der ker ken het best te dienen, door die critiek zoo scherp mogelijk tegen de bestaande usantie over te stellen en er de ware reformatie in zagen, als nu die onberispelijke usantiën op staande voet gekeerd werden". Zoo is het. En dan is ook dit waar als de „Heraut" vroeger (onder redactie van Dr. A. Kuyper Sr.) iets schreef over kerkrechterlijke en li turgische aangelegenheden, sommige van zulke „jeugdige predikanten" er aanstonds een voorstel van maakten op hun kerkeraad, om het ook zóó te doen, want dat was nu eens echt Gereformeerd. Waar wij ook uit het bovenstaand stuk zien dat er voor meer dan dertig jaar onder onze geestelijke leidslieden op dit stuk ernstig mee ningsverschil was en waar wij weten, dat dit ook thans nog het geval is, zij men toch voorzichtig elkaar niet op krenkende wijze te oordeelen door beweringen, dat de moeder bij den doop tegen woordig wil zijn om de doopsplechtigheid met een mooie doopjurk op te sieren. Evenmin oor- deele men den vader, die zonder de moeder kwam door te beweren, dat hij wil demonstree- ren de baas te zijn en zijn vrouw niet volwaardig acht. Zij dit onder ons contrabande maar geloo ven wij, dat het allen oprecht te doen is ons vol gens plicht en geweten naar de schrift te han delen. Waar hier geen concreet schriftwoord ons den weg wijst, doch afgeleide meeningen uit schrift en historie, zij men voorzichtig. Het zegt misschien wel iets, dat het eenvou dige vrome volk, dat in den regel goed schriftuur lijk reageert als regel niet den vroegdoop in prak tijk brengt. Laat ons daarom in dit stuk elkander niet veroordeelen. Men verachte den doop niet, maar begeere deze of zonder of mét de moeder zoo spoedig mogelijk w.g. Van Driel. A. H. OUSSOREN. HET SOCIALE VRAAGSTUK WEER HET MEEST CRITIEKE. Op de vergadering van Predikanten onzer Geref. Kerken dezer dagen te Utrecht gehouden, sprak Dr. Brillenburg Wurt te Rotterdam het uit, dat z.i. het sociale vraagstuk weer het meest critieke was in onzen tijd. Het komt niet zoo dikwijls voor, dat een die naar der kerk tot een dergelijke opinie komt, en daarvan naar buiten spreekt. Zijn vrienden hadden hem wel bezocht. Zelfs Van der Veer was weer teruggekeerd, toen hij van de ziekte van zijn vrouw gehoord had. En zijn warme handdruk en zijn belofte haar in zijn gebeden te zullen gedenken, hadden Van Duin's ziel verkwikt. Hij wist, dat zijn vrienden met hem meeleefden en meebaden. Maar zijn vrienden wisten niet van deze hoogste zielenood van hem. Dat was tot heden een zaak tusschen God en zijn ziel ge bleven. Zonder veel woorden begreep Kees, wat in Van Duin omging. „Ik ben niet zoo ongerust over je vrouw, Frans, het gaat er maar over of God Zijn werk in ons doet, de zwakgeloovigen komen er ook. God let op Zijn eigen werk." Van Duin knikte. Hij wist het wel, maar hij had er geen houvast aan in deze dagen. De hemel was donker en er kwam geen antwoord op zijn gebeden. „We kenne niet anders doen als voor haar bidde", zei Kees Vink. „Ik zal de v-v-v-voorbede van d-d-de gemeen te v-v-v-vrage", stotterde Van Duin. Kees Vink keek hem verwonderd aan. Ze waren niet gewend, dat in de kerk de voorbede gevraagd werd voor persoonlijken nood. „Als Gods Naam openbaar w-w-w-w-wordt g-g-gesmeekt, dan zal d-d-d-dat gebed verhoord worde", zei Van Duin beslist. Het was als inspiratie. Nog niet eerder had hij aan deze mogelijkheid gedacht. Maar in een Herautartikel had hij er over gelezen, al maan den geleden. God wil er in het midden der ge- Die het zoo zien, zijn meestal menschen, die in het sociale leven, of in de maatschappelijke verhoudingen, zich wat dieper dan de meesten ingewerkt hebben. Maar die dan ook meestal als zij van hun zienswijze omtrent den ernst van het sociale vraagstuk doen blijken, wel goedmoedig-mede- lijdend worden aangehoord, doch dan de bood schap meekrijgen, dat hun zienswijze vooral wel het gevolg is van hun positie in de maatschappij, of van hun afkomst, maar overigens met een korreltje zout genomen mogen worden. Waaruit blijkt dat er, ook onder onze hoogste kerkelijke kringen, helaas nog velen zijn die de ernst van het sociale vraagstuk niet zien in het veel te weinig beleven van onze belijdenis, in het gebrek aan gemeenschapszin, maar dan prak tisch beoefend, in het onderdrukken van den arme en zwakke, in het vieren van het hoog moedige eigen ik, en in zooveel meer. En zoo is het toch. De nood is groot, geestelijk en stoffelijk. De behoefte om hier voorgelicht te worden, is gering, zeer gering vaak, tot zelfs onder hen, die voor de gang van zaken op christelijk erf méde verantwoordelijkheid dragen. Brenge daarom dit publieke woord velen aan het nadenken hierover, en worde zijn woord als juist aanvaard en ter harte genomen. A. VINGERLING. ZOMERKAMPEN VAN DE JEUGD COMMISSIE DER CALV. STUD. BEWEGING. Nu de lente zoo vroeg en flink ons land is binnengetogen, betreuren wij het vroeger dan anders, dat we het grootste deel van ons leven moeten wonen en werken binnen de enge muren van ons huis. En betreuren we dit niet het meest voor onze opgroeiende jongens en meisjes De eischen, die de donkere winter aan hun jonge lichamen stelt, zijn al zoo zwaar, terwijl daar nu nog weer andere eischen bijkomen, die hen ondanks alles bezwaren het werk voor rappor ten, overgang en eindexamen. Dan zult ge wel eens met hen zuchten naar vrijheid en vacantie. Maar juist die vacantie bezwaart u misschien nog meer Wat kunt ge voor uw gezin bekos tigen Wat durft ge uw schoolgaande kinderen toestaan Lokt er niet erg veel, dat u als Chris tenouders met zorg vervult? Zijn er niet heel wat ontspanningen, die ge hun niet durft ont houden, terwijl ge ze eigenlijk ook niet durft toe te staan Kunt u mee gaan kampeeren Mee gaan „trekken" Mee gaan kanoën en zeilen Laat ik dan een vacantiemogelijkheid onder uw aandacht mogen brengen, die aan zooveel goede voorwaarden voldoet, dat ze haast wel een ideaal benadertde jongens- en meisjeskam pen voor leerlingen van Middelbare Scholen, die de C.S.B. (Calvinistische Studenten Beweging) op haar kampeerterrein „Joolhul", dat tusschen Garderen en Kootwijk op de Veluwe ligt, elk jaar organiseert. Deze kampen bieden contact met jeugd uit principieel Christelijke gezinnen van geheel Ne derland. LIw kinderen vinden daar kameraden en vriendinnen uit eigen milieu. De leiding is er in handen van Christenstudenten, die uit lust om jongeren te helpen hiervoor een stuk van hun eigen vacantie belangeloos geven. In uitnemende tenten wordt geslapen, terwijl er een gebouw is, dat dient voor eet- en conver satiezaal. Voor fietstochten, zwemmen, het be oefenen van allerlei takken van sport, zijn er prachtige gelegenheden. Ook werden zang en muziek niet vergeten. Kortom, u zult uw zoon of dochter niet teleurgesteld thuis krijgen, wan neer u ze hierheen laat gaan. Hierbij komt, dat de gezamenlijke maaltijden, met hun opening en sluiting van den dag door één der officieren, beslag leggen op den dag. Wij zoeken daar voor Gods aangezicht te leven. Ook wordt er telkens een korte toespraak 's avonds gehouden, die vaak gelegenheid biedt met deze of gene over z'n levens- en geloofs- moeilijkheden te spreken. Omdat de officieren studenten zijn van allerlei studierichting is er tevens de mogelijkheid voor uw kinderen om daarover eens rustig te praten en allerlei inlich tingen te winnen. Vindt u niet, dat hier iets is, dat een oplossing kan bieden op veel van uw vragen? Ten slotte is er nog iets mooisdeze kampen zijn zéér goedkoop Daar ze ook niet groot worden op gezet, is er maar een beperkte gelegenheid tot deelname, waarom ik u raden zou met het vragen van inlichtingen bij het onderstaand adres niet meente om gebeden worden. Het legde een lichtglans op zijn versomberd gelaat. En op zijn weg terug naar huis, scheen de toe komst minder donker. De voorbede der gemeen te, daarover had de apostel het ook. Jakobus wees er immers op, dat het gebed des geloofs den zieke zal behouden en zoo hij zonde zal ge daan hebben, zij zullen hem vergeven worden. Gods Woord was toch het Woord der Waar heid. Nog nooit had het hem in den steek ge laten. Het zou dit ook nu niet doen. „Bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt Het stond er niet voor niets De hoop herleefde in zijn ziel. 's Zaterdags maakte hij den gang naar de pastorie. Het huis was hem vreemd, hij kwam er nooit. Er waren ook geen punten van aanraking. De lichte kost kon hem niet voeden. Maar over de bezwaren van de persoonlijke meening van den predikant was hij heengestapt. Als hij Zon dag bad voor zijn vrouw, deed hij het namens de gemeente. De gangschei ging aarzelend over en weldra stond het in Scheveningsche dracht gekleede dienstmeisje voor hem en vroeg met verwonde ring wat hij wilde. „K-k-k-ken ik de d-d-d-domenie te spreke k-k-k-krijge vroeg hij. Ze liet hem in de vestibule wachten. Het duurde een poos eer ze weer verscheen en hem vroeg verder te komen. De dominé zat in het salon en stond op toen Van Duin weifelend binnentrad. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1938 | | pagina 2