No* 21 Vrijdag 27 Mei 1938 52e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS* ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. A ENDE, A. B. W. M. KÖK, F. STAAL Pzn„ A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGEMG ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 En waar Ik heenga, weet gij, en den weg weet gij. Joh. 14:4. Als Christus zegt, dat wij het weten, dan zai het wel zoo zijn. De Waarachtige kan niet liegen. Wanneer gij examen wilt doen, en straks zeg gen de heeren, dat gij het weet, en zij reiken u het diploma uit, dan zult gij dit fijn vinden. Nu kunt gij verder Ik denk, dat er niet één is, die dan zal zeggen: ik weet het nietNiemand zal vragen, het exa men nog eens over te mogen doen. 't Is dan in orde gij kunt verder En waarom vindt gij het dan zoo heel gewoon, dat iemand in de kerk almaar blijft roepen ik weet het niet Eri welke is de reden, dat gij ook zelf zoo vreesachtig zijt, om te zeggen ik weet Vanwaar deze dwaasheid in Israël, om te dwepen met het niet-weten Zou het ook kunnen zijn, dat de Leugenaar u dit heeft diets gemaakt En dat valsche profeten, die uit hun eigen hart spreken, den volke zulks hebben kond gedaan De duivel heeft het graag, dat gij in twijfel cn vrees en onzekerheid voortzucht, maar Chris tus zeide tot Zijn kerk En gij weet, waar Ik heenga, en den weg weet gij Ik ken een heel oud vers, het klinkt nog al ernstig, het luidt aldus Drie dingen ontrusten mijn gemoed het eerste, dat ik sterven moet het tweede bangt mij nog veelmeer dat ik niet weet, wanneer het derde plaagt mij bovenal dat ik niet weet, waarheen ik varen zal. Het klinkt, zooals wij zeiden, nog al ernstig maar een heiden kan 't precies zoo zeggen. En hiermee vervalt toch alle ernst, want een heiden bezit niet de ware religie hij tast nog in zijn valsche religie. Wie de taal der volken spreekt, is niet ernstig bij denzulke is geen echt goud 't zijn enkel woorden, ijdelheden, bedriegerijen. Christus sprak de woorden Gods Hij heeft ons het evangelie van het Koninkrijk Gods ver kondigd en Hij heeft ons den Vader verklaard. En wanneer Hij nu eenige weken vóór zijn hemel vaart tot de discipelen zegtEn waar Ik heenga, weet gij, en den weg weet gij dan mogen wij nooit meer zeggen wij weten niet Vooral omdat wij pas, 1.1. Donderdag, ons Hemelvaartsfeest gevierd hebben Gij zijt in zoo verre de discipelen voor, dat gij achter dat glo- rieuse feit staat, terwijl zij het nog niet hebben meegemaakt. Daarom kan een Thomas nog roe pen Heere wij weten nietmaar gij kunt dit niet, of gij vindt Thomas liever dan Jezus Gij moogt dat laatste stuk van het bovenge noemde vers niet mooi vinden gij zult niet knik ken en ook niet snikken bij die laatste regels „het derde plaagt mij bovenal dat ik niet weet, waarheen ik varen zal". Want dan verloochent gij uw gezegenden Ver losser, en dan haalt gij een streep door Zijn he melvaart. Uw Catechismus noemt als tweede nut van dit heilsfeit„dat Hij als het Hoofd ook ons. zijne leden, tot Zich nemen zal". En gij zingt in de kerk toch ook wel eens 't Heerlijk Hoofd is opgewekt, Dat Zijn leden tot Zich trekt 't Is toch heerlijk, dat wij dit weten. Nu kun nen wij verder Ons leven is niet meer ijdelheid, bezigheid, scharrelen, maar voorbereiding en toebereiding. Gij kunt nu eiken dag zeggen houd ons ge moed voor U bereid, opdat het blij Uw komst verbeidt. Wij weten nu, waarvoor wij leven, n.l. om door 't geloof in Christus den Vader in de heme len te dienen in liefde en in eere. De hemelvaart van onzen Heere maakt onze handen niet slap, noch onzen voet traag, doch zij geeft ons nieuwen moed en frissche kracht. De Koning zit op den troon, en nu weet gij, als dienstknecht en als dienstmaagd, uwe roeping. Gij zegt als mannen thans Gij hebt op ons een taak gelegd, die wij aanvaarden moeten Een christen heeft niet anders te doen dan te volgen en te dienen, en te gehoorzamen in 't geloof en in de liefde tot zijnen Heer en Heiland. Stel eens, dat een paar jongens het veld op gestuurd worden, zonder dat hun precies gezegd wordt, wat ze doen moeten hoe zullen zij het hoofd schudden, elkaar eens aankijken, en zeg gen weet jij het Ik weet het niet Maar wanneer vader alles heeft uitgelegd en besteld, dan pakken zij aan, en het werk gaat vlot. Als gij, als christen, weet, waar uw Koning is, en hoe zijn Woord luidt, kunt gij verder, altijd verder. Zijt dan onbewegelijk, standvastig, altijd over vloedig in het werk uws Heeren. als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere Nu gij weet, dat Christus op den troon gezeten is, kunt gij verder achter Hem aan in Zijn voetstappen als Zijn discipel, ja als zijn apostel. Het leven is juist zoo zwaar, als gij niet weet, hoe het werk Gods vast ligt, en hoe Christus alles heeft volbracht, en hoe de Verlosser dei- wereld alles nieuw maakt maar het leven wordt rijk cn vol, en de last wordt licht en aangenaam, wanneer gij al dit heil wel weet. En daarom is 't zoo heerlijk, als Jezus zegt En waar Ik heenga, weet gij; en den weg weet gij. O, hoe schoon is dit weten Job juichte reeds ik weet, dat mijn Verlosser leeftcn gij juicht toch ook wel eens met heel de gemeente Ik weet, hoe 't vast gebouw van Uwe gunstbewijzen, Naar LIw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen l Broeder gij moet het weten. Misschien zegt gij, dat gij nog zoover niet zijt, dat gij alleen nog maar kunt klagen ik weet dat in mij, dat is in mijn vleesch, geen goed woontGoed dan. dit is wat van uzelf, en zijt dankbaar, dat God u de oogen opende, maar laat u nu onderwijzen in de dingen des Heeren luis ter nu naar wat God belooft. Gij moet alles van den Heere Jezus weten Hij is de openbaring van Gods oneindige liefde! Gij hebt daarvan uit uzelf totaal geen weten schap, geen mensch kan u uit zichzelf daarmee in kennis stellen. Gij moet hooren Naar wat Christus zelf leest, en naar de blijde boodschap. En dan zegt Jezus En waar Ik heenga, weet gij, en den weg weet gij Dan komt het voor Uw rekening. Het is zoo gemakkelijk, om maar te blijven klagen ik weet nietmaar de God uws ver- bonds is daarmee niet tevreden. Laten wij toch veel bidden, dat wij goed luis teren mogen zij het uw dagelijksch gebed, dat gij acht geeft op wat God spreekt. Prijst God in Zijn Woord Acht de bediening des Woords hoog Hoort, en gij zult leven O, hoe schoon is toch het weten Zijt gij wel eens bij een zieke geweest, die zwaar ziek was Dan is er zulk een bang we ten de dokter heeft wel niet alles gezegd, maar toch genoeg het gaat niet goed, het gaat achter uit Dit ware weten jaagt u een brok in de keel. Gij kunt haast geen woorden vinden. Maar laat nu de kranke zelf eens zeggen ik weet in Wien ik geloofd heb dan verandert alles Gij zoudt dan wel kunnen zingen. Dan is 't goed O, het weten is zoo schoon En zoo sterk Dan kunt gij verderEn daarom danken wij Christus voor Zijn simpel woordeken En waar Ik heenga, weet gij, en den weg weet gij Johannes heeft het bewaard in zijn hart, en in zijn evangelie heeft hij het ons opgeteekend. Hij heeft ook de rijkdom er van verstaan en door den Geest kunnen uitstallen in 't slot van zijn eersten brief. Kent gij dat einde van 1 Johannes 5 Dat drievoudig weten Wij weten, dat een iegelijk, die uit God ge boren is, niet zondigt maar die uit God geboren is, bewaart zichzelven, en de booze vat hem niet. Wij weten, dat wij uit God zijn, en dat de geheele wereld in het booze ligt. Wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen, en wij zijn in den Waar achtige, namelijk in Zijnen Zoon Jezus Christus deze is de waarachtige God en het eeuwige leven! Nieuwdorp. Ds. E. BEUKEMA. EEN EN ANDER OVER DE V.U. We beginnen met hier op te nemen een ver klaring van de Curatoren inzake het verschil van opvatting tusschen enkele hoogleeraren. Een ver klaring, die in de bladen al was aangekondigd en gepubliceerd en nu verscheen in het officieele Vrije Universiteitsblad van Mei. Deze verklaring, door de Curatoren gezonden aan de Directeuren, werd nu door de laatsten ter algemeene kennis gebracht. Ze volgen hier dan Directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag hebben van Curatoren der Vrije Universiteit het volgend schrijven ontvangen In vervolg op de mededeeling in hun schrijven van 11 Mei 1937, dat aanleiding gegeven heeft tot de publicatie Uwerzijds in het V.U.-blad Nr. 55 van Mei 1937, hebben Curatoren der Vrije Universiteit de eer U het volgende te berichten „Het verschil van opvatting tusschen en kele hoogleeraren onzer universiteit, dat oor zaak was van de polemiek in voormeld schrijven bedoeld, heeft, zoowel wat betreft den inhoud der vraagstukken, als de wijze van behandeling, de volle aandacht van Cu ratoren gehad en geleid tot vele bemoeienis sen van hun College. Zij hebben aan de daarbij betrokken hoog leeraren gelegenheid gegeven schriftelijk hun opinie in diverse memories nader uiteen te zetten, en ook verschillende besprekingen gevoerd, zoowel met die hoogleeraren als met andere professoren, daartoe bijzonder door Curatoren uitgenoodigd. Curatoren aarzelen niet, hunne teleurstel ling uit te spreken over de publicatie en ver breiding van opvattingen op principieel ter rein, die nog niet voldoende in eigen kring zijn bezien, en over de wijze, waarop de polemiek naar aanleiding daarvan is gevoerd. Nu het evenwel aan Curatoren gebleken is, dat de zaken door de hoogleeraren in eigen kring (z.g. professorenkrans) bespro ken worden, een wijze van behandeling, welke Curatoren de juiste achten, vertrou wen zij, dat in dit opzicht een herhaling zal worden vermeden. Curatoren blijven aan de zaak in haar ge heel hun volle aandacht wijden." In deze verklaring wordt uitgesproken, wat reeds door meerderen werd betreurd, dat er wel eens teveel haast gemaakt werd met publiceering van nieuwe meeningen. Niet dit werd betreurd, dat ook nieuwe dingen werden gezegd. Onze V.U. zou haar taak niet verstaan, wanneer zij niet anders deed dan re- produceeren wat reeds voorheen door Gerefor meerde mannen van wetenschap als vrucht van hun wetenschappelijk denken was gevonden en gepubliceerd. Het onderzoek mag niet stilstaan en de vruchten van dat voortgezet onderzoek zullen dus ook blijken in nieuwe resultaten. Als bijzonder rijke vrucht, die reeds in ont vangst kon genomen, is dan wel om ons tot dit ééne te bepalen te wijzen op het steeds aangroeiend aantal commentaren over vele boe ken van het O. en N. Testament waarbij er tevens een gelukkige samenwerking is van Gere formeerde Godgeleerden aan de V.U. en de Theol. School en buiten den kring der profes soren. Zooals we ons over dat nieuwe verblijden en het dankbaar aanvaarden en gebruiken, zoo zul len we ons verheugen, wanneer we op het breede terrein der Gereformeerde wetenschap steeds weer van nieuwe resultaten kunnen kennis nemen. Maar als bij de publicatie van nieuwe resulta ten openbaar wordt een ernstig verschil tusschen verschillende werkers op hetzelfde terrein, dan kan het niet anders of ons Gereformeerde volk moet onrustig worden. Dat volk gaat uit van de gedachte, dat, waar de Gereformeerde weten schap als een eenheid is te denken, uit dat ver schil moet geconcludeerd, dat óf de één of de ander het mis moet hebben, óf dat wel beide nog fouten maakten. Het is zelf niet in staat over de dieper gaande vragen te oordeelen. En daarom is de wensch van dat volk gegrond, dat de geleerden van verschillende faculteiten daarom hebben we immers een Universiteit met elkander over die vragen zullen handelen totdat ze het met elkander eens zijn. En dat, wanneer het ondanks ernstig pogen niet gelukte om tot een eenstemmig oordeel te komen, ernstig wordt overwogen, om vooralsnog van publicatie af te zien. Of. wanneer men van oordeel is met publicatie niet langer te mogen wachten, die pu blicatie zóó geschiede, dat ze geen oorzaak wordt van verdeeldheid onder het volk, dat voor de ontwikkeling der Gereformeerde wetenschap bidt en werkt. DE JAARVERGADERING. Aangaande de Jaarvergadering is mee te dee- len, dat die dit jaar D.V. zal gehouden worden in Assen. En wel op 13 en 14 Juli. Nadere bij zonderheden ontbreken nog. Daarvan hopen we zoo spoedig mogelijk ook meedeeling te doen. Over den stand der financiën, en wat daar mee samenhangt, moge later nog iets worden opgemerkt. „BETHESDA." De Vereeniging „Ziekenhuisverpleging op Walcheren" gaf haar jaarverslag over 1937. Daaruit blijkt, dat deze Vereeniging zich in groote bloei mag verheugen. Het aantal leden klom in dat jaar met nog meer dan 800. en is nu 26863. We nemen daarvan met blijdschap kennis, omdat deze Vereeniging een heel goed werk doet en door deze samenwerking de kosten, die aan opname in een ziekenhuis verbonden zijn, tot een minimum worden beperkt. Met bijzondere belangstelling namen we ook nu kennis van de gegevens over opname van le den in de drie Walchersche ziekenhuizen „Bethesda", „Het Gasthuis" en „St. Jozeph", om te zien of de verhoudingen daarin als normaal zijn te beschouwen. Helaas kan dat nog niet geconstateerd. Da: kan blijken uit het volgend overzicht. Aantal leden. Verpleegdagen. 1933 1934 1937 1933 1934 1937 503 457 520 8961 7936 7995 77 67 57 1199 1171 883 54 71 97 1081 1238 1540 Gasthuis St. Jozef Bethesda Er is dus wel een toename in het aantal leden, dat van „Bethesda" gebruik maakt. Van 54 in 1933 klom dat tot 97 in 1937. Het aantal ver pleegdagen legt daarvan ook getuigenis af. Van 1081 in 1933 werd dat 1540 in 1937. De propa ganda heeft vrucht gedragen. Maar lang nog niet zóó, als dit behoorde te zijn. Voor 674 leden werd in 1937 gebruik gemaakt van één dezer drie ziekenhuizen. En van die 674 werd plaatsing gezocht in „Bethesda" door 97. zegge zeven en negentig, d.i. 1/7 deel van het geheelen dat klopt niet op de verhoudingen. We hebben vroeger al eens de berekening ge maakt, dat zeker wel voor de helft van dit aan tal patiënten opname in „Bethesda" had mogen verwacht worden. Dan zouden niet maar 97, maar 337 leden van „Bethesda" hebben gebruik gemaakt. Wanneer we ook nu in beschouwing nemen, dat, wanneer men dat ook wel zou willen, op name in „Bethesda" in sommige gevallen op heel groote bezwaren nu stuiten, en wanneer we die gevallen dan eens heel ruim nemen en op 37 stellen, dan blijft toch, dat het aantal leden voor „Bethesda" 300 had moeten zijn en niet maar het onnoozele 97. Deze cijfers moeten doen zien, dat in dit op zicht nog toestanden voortduren, die niet kun nen geacht worden in overeenstemming te zijn met onze belijdenis. En als we vragen naar de oorzaak, zal wel in heel veel gevallen te denken zijn aan gemak zucht, omdat men wat verder van „Bethesda" afwoont en dit bij het bezoeken van de patiënten bezwaar mee brengt. Maar alweer willen we daar dit tegenover stellen, dat men niet alleen aan zichzelf moet

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1938 | | pagina 1