No* 19
Vrijdag 13 Mei 1938
52e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD*
DADERS DES WOORDS*
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIEDs. A. C HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W* M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
ONESIFORUS.
En hoeveel hij (mij) te Efeze gediend
heeft, weet gij zeer wel.
2 Tim. 1 18b.
Menig kind van God worstelt met de telkens
weer opduikende gedachte, dat door anderen
wel, maar door hen niet zoo getoond kan wor
den de dankbaarheid, die wij Gode voor de ver
lossing in Christus Jezus schuldig zijn. Ziet hij
op anderen, dan is hun leven vol van goede en
mooie kansen, maar in zijn eigen leven ontbreekt
de gelegenheid geheel of zoo goed als geheel
De dienaar des Woords heeft een mooie kans,
maar de arbeider niet. De zendeling kan veel
doen, maar de winkelier niet. De pleegzuster
heeft gelegenheid, maar de dienstbode niet. De
moeder in een gezin kan haar dankbaarheid Gode
toonen, maar de eenzame niet.
Feitelijk komt 't hierop neer, dat anderen wel
kunnen, maar wij niet. Voor den vadsige moge
dit een kostelijke uitvlucht zijn om het talent in
de zweetdoek te begraven, het begenadigde kind
des Heeren tobt over deze dingen.
Voor ons in ons zuchten over het gebrek aan
kansen, heeft God de gestalte van Onesiforus
door den apostel Paulus doen teekenen, opdat
wij uit wat hij deed zouden leeren, dat dit klagen
over niet kunnen, omdat de gelegenheid ons ont
breekt, gevolg is van kortzichtigheid, van een niet
willen aanvaarden van de gewone kansen, maar
van een zondig jagen naar het buitengewone, het
groote, het heel bizondere.
O zeker, Onesiforus heeft in Rome iets groots
gedaan. Terwijl allen den apostel verlaten heb
ben, nu de woede van Nero hem gegrepen heeft,
en Paulus in de eenzaamheid van de gevangenis
lijdt, wetende, dat dit de voorbereiding is voor
het martelaarschap, heeft Onesiforus den een
zame en verlatene in den kerker opgezocht. De
medearbeiders van den apostel zijn heengegaan
of houden zich schuil, de gemeente te Rome is
naar alle zijden uiteengestoven en heeft zich ver
stoken. Niemand waagt het naar den gevangene
toe te gaan, zelfs weet men amper waar hij op
gesloten is, zoodat Onesiforus naarstig naar hem
zoeken moet.
Met levensgevaar heeft hij Paulus opgespoord;
en hij heeft het bij één bezoek niet gelaten, maar
is dikwijls tot den apostel gekomen, en heeft hem
door zijn liefde en trouw verkwikt (vs. 16 en
17).
Wanneer wij deze dingen lezen, schijnen ze
hen, die meenen, dat ze in hun gewone leven
geen gelegenheid hebben om hun toewijding aan
de zaak des Heeren te bewijzen, meer te sterken
in hun verkeerd beschouwen dan dat ze hen van
hun dwaling genezen.
Maar wie dit zou meenen, blijft bij die ééne
daad van Onesiforus staan zonder er op te let
ten, dat Paulus ook nog1 iets anders van hem
aan Timotheüs schrijft. Want de apostel maakt
deze daad van Onesiforus te Rome vast aan heel
diens leven te Efeze. Hij wijst in dezen brief
Timotheüs, die vele jaren te Efeze gewerkt heeft
en het leven daar dus heel goed kent, op de
dagelijksche levensopenbaring van dezen ge
trouwe temidden van zijn broeders en zusters te
Efeze.
In onze Statenvertaling komt dat niet zoo dui
delijk uit, omdat daar het woordje „mij" is in
gevoegd om den zin der woorden te verduidelij
ken, wat echter beter weer uitvallen kan. Het
komt in het oorspronkelijke niet voor, zooals ook
blijkt uit de cursieve letter, waarmee het ge
drukt is.
Paulus wil Timotheüs laten zien, dat deze daad
van Onesiforus in Rome niet als een eenzame
bergtop staat in een overigens platvloersch le
ven, maar dat deze daad in het verlengde ligt
van een geheel in liefdedienst zich gevend leven.
Ook in Efeze was Onesiforus bekend als een
man, die veel diende. In het gewone gemeente
leven met al de zorgen en nooden en vragen,
die de leden der kerk aldaar benauwden, was
deze discipel van Christus actief. Wat hij deed,
zegt Paulus niet. In welken vorm hij diende, ver
meldt hij niet.
Timotheüs, die jaren lang Onesiforus van heei
nabij heeft gadegeslagen, behoeft niet door een
uitvoerige beschrijving van al de daden van de
zen broeder herinnerd te worden aan wat hij
verricht heeft hij weet dat zonder meer al. En
ook wij behoeven niet een opsomming te hooren.
Niet alleen voor Paulus, zooals onze Statenver
taling meent, maar ook voor anderen, zonder
onderscheid, is hij een helper, een steun, een in
liefdedienst overvloedige arbeider geweest.
En in de lijn van dat leven der toewijding ligt
nu ook de daad van Onesiforus te Rome. Hij,
die in Efeze altijd gereed stond om te helpen,
kon de gedachte niet verdragen, dat de apostel
in den kerker verlaten en vergeten zuchtte. En
hij rustte niet, voordat hij hem gevonden had en
de bewijzen van zijn liefde aan Paulus geschon
ken had.
Omdat Onesiforus in het dagelijksche leven
gaarne hielp en de gewone kansen gaarne be
nutte, kon hij ook te Rome komen tot die groote
daad der helpende en zoekende liefde. Het ge
heim van zijn daad te Rome lag in zijn veel die
nen te Efeze. Had hij daar niet dagelijks gediend,
hij zou ook te Rome zich met de uitvlucht, dat
het niet allereerst op zijn weg lag, van de zaak
hebben afgemaakt.
Wie gaarne zijn dankbaarheid den Heere too
nen wil in daden van liefde en toewijding wachte
niet op het moment, dat hij iets groots doen
kan, want dan doet hij het zeker niet, maar be
ginne in echte trouw en eenvoud de kansen te
benutten, die de Heere in het gewone, alledaag-
sche leven vlak voor zijn voeten legt. Wie ge
trouw is in het kleine, die is ook in het groote
getrouw. En die zal het groote, als God hem
daartoe verwaardigt, niet doen, omdat het zoo
heerlijk groot is en daarom zoo uitblinkend, want
dan heeft hij zijn loon weg, maar hij doet het in
eenvoudigheid, omdat het in de lijn ligt van heel
het leven der dankbaarheid.
Kruiningen. J. KOOLSTRA.
DE DOOP VAN PRINSES BEATRIX.
Van de plechtigheid, die plaats had in de
Groote Kerk te 's-Gravenhage, bij gelegenheid
der doopsbedieningaan Prinses Beatrix, zal in de
dagbladen wel een uitvoerig verslag verschijnen
en zeer velen zullen door de radio dit uit de
verte hebben meegemaakt. Het is dus niet noo-
dig, dat we daarvan in de Kerkbode ook verslag
gaan doen.
Maar wel willen we hier uitspreken, dat we
als volk groote reden van dank hebben, dat
door het vorstelijk ouderpaar de doop voor hun
kind begeerd werd en dat daarbij ons Gerefor
meerd doopsformulier bijna onverkort werd ge
bruikt.
Gods Woord heeft geklonken in die kerkelijke
samenkomst, waarin naast de Koningin en de
vorstelijke ouders de hoogst geplaatsten in den
lande tegenwoordig waren. Ook hier werd her
innerd aan de roeping van de Christenouders,
om hun kinderen in het opwassen breeder te
onderwijzen aangaande de beteekenis van den
doop.
Een merkwaardigheid was, dat de koninklijke
doopeling duidelijk haar stem liet hooren, zoodat
die nu door geheel ons land weerklonk.
En bij het hooren daarvan zal menigeen wel
gedacht hebben, dat daarin als gedemonstreerd
werd, hoe er nog al een lang tijdsverloop lag
tusschen haar geboorte en doop.
De Heere verhoore genadiglijk de bede, dat
ook dit kind altijd door den Heiligen Geest
worde geregeerd en Christelijk en Godzalig op
gevoed worde.
TERUGKOMST Ds. A. MERKELITN.
In De Standaard van 11 Mei stond een be
richt, dat Ds. Merkelijn Zondag 1 Mei afscheid
nam van de Europeesche gemeente te Magelang.
Hij bediende toen het Woord Gods uit Hand.
20 28 „Zoo hebt dan acht op uzelven en op
de geheele kudde, over welke de Heilige Geest
u tot opzieners' gesteld heeft om de gemeente
Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door
Zijn eigen bloed".
Wanneer hij gevolg kon geven aan zijn voor
nemen, heeft hij den 3den Mei den eersten steen
gelegd voor het nieuwe kerkgebouw te Blondo
en is hij 11 Mei in Batavia scheep gegaan naar
het vaderland.
Moge de Heere hem en z'n vrouw op de reis
bewaren en hun het voorrecht schenken, dat ze
hun kinderen hier in welstand zullen mogen te
rugvinden.
Later zal er nog wel gelegenheid zijn meer mee
te deelen over dit afscheid van ons Zendings
werk in Magelang en omgeving.
HEIJ.
„DE MIDDERNACHTZENDING."
De naam, die hier boven vermeld staat, zal
allicht velen niet heelemaal onbekend zijn. Daar
voor is de „Ned. Middernachtzending Vereen.",
die binnen enkele jaren haar halve-eeuw-feest
hoopt te vieren, te oud, en is ze ook te zeer
werkzaam op allerlei terrein.
Maar of die bekendheid bij de meesten verder
gaat dan de naam, en misschien een vaag besef
van den aard van het werk, dat door deze Ver-
eeniging wordt verricht, valt nog te bezien.
Daarom wil ik trachten iets van de Midder
nachtzending en haar prachtig werk te vertellen,
in de hoop, dat daardoor deze Vereeniging veler
sympathie moge winnen.
De naam Middernachtzending doet zoo op het
eerste hooren wat antiek aan. Hij stamt dan ook
uit een tijd, toen de toestanden in ons land, voor
al ook op zedelijk gebied, heel anders waren
dan nu.
Toen, omstreeks vijftig jaar geleden, enkele
mannen, van wie ik Velthuijzen Sr. en de beken
de, toen nog jonge, „Pa" van der Steur wil noe
men, den strijd tegen de ontucht begonnen,
heerschte in ons Nederland nog het verderfelijke
stelsel der reglementeering. D.w.z., dat in door
de overheid erkende en gecontroleerde huizen
van ontucht, de zonde vrij kon worden bedreven.
De toenmalige regeerders van ons land, als ze
de ontucht al als een kwaad zagen, beschouwden
haar in ieder geval als een noodzakelijk kwaad,
dat maar beter onder overheidstoezicht kon wor
den toegestaan, dan ongecontroleerd voortbe
staan.
Dat de overheid door deze handelwijze de
zonde tolereerde niet alleen, maar door haar toe
zicht ook eigenlijk aanbeval, drong niet tot hen
door.
Wie van die eerste strijders en van hun werk
leest, krijgt diepe bewondering voor hun moed
en hun trouw. Want niet alleen van hen, die
door de zonde groote geldelijke voordeelen be
haalden, en niet alleen van het gepeupel in de
achterbuurten der groote steden, waar ze om
streeks middernacht vandaar immers de
naam hun waarschuwend getuigenis lieten
hooren, maar zelfs van de overheid werden ze
vaak bespot, verguisd en tegengewerkt.
Het was in die dagen geen ongewoon gezicht,
om voor een verdacht huis een politie-agent te
zien staan, niet om het kwaad te bestrijden, maar
om hen, die zich daar aan de zonde willen over
geven, te „beschermen" tegen de Middernacht
zendelingen, die een laatste waarschuwing lieten
hooren.
Veel is er sindsdien veranderd.
Niet het minst dank zij het werk van de jonge
Midd. Zending Vereen, drong langzamerhand de
overtuiging door. dat het stelsel der reglemen
teering niet langer mocht worden gehandhaafd.
En zoo zien we dan op dit punt de meeningen
wel geheel gewijzigd, en zijn wij nu van harte
dankbaar voor het prachtige werk der zeden
politie in de steden, en voor het feit, dat de over
heid met alle kracht het de volkskracht onder
mijnende kwaad der onzedelijkheid bestrijdt.
De naam Middernachtzending stamt dus uit
ouden tijd.
Dat wil echter niet zeggen, dat dit oorspronke
lijk werk van posten, getuigen, waarschuwen, in
het middernachtelijk uur, op de plaatsen waar de
zonde lokt, geheel overbodig is geworden, en ook
nu niet meer geschiedt.
Het laatste jaarverslag deelt mede, dat niet
minder dan 17.000 geschriftjes werden uitgereikt
aan hen, „die op het punt stonden voor het eerst
of bij herhaling het glibberig pad naar de duis
ternis te betreden".
En dat ook dat werk niet tevergeefs geschied
de, bewijzen wel de brieven, die later den dank
vertolkten van mannen, jong en oud, ongehuwd,
maar ook gehuwd, dat zij door die waarschuwing
voor de zonde, en voor de ellende die er het ge
volg van is, werden bewaard.
Maar door de gewijzigde omstandigheden
kwam er allengs ook een verandering in de werk
wijze van de M.Z.V. Want werk is er ook nu
genoeg, zooals ieder, die de oogen open heeft,
terstond zal toestemmen.
Daar is de gevaarlijke propaganda van den
„Nieuw Malthusiaanschen Bond", die op het
oogenblik in ons land al ruim 50.000 leden telt
en die door allerlei populaire geschriften, die vaak
huis aan huis worden verspreid, zijn beginselen
van geboortebeperking enz. in breeden kring be
kend maakt, en daardoor de heiligheid van het
huwelijk in groot gevaar brengt.
Welk een invloed, zoo ongemerkt, van deze
propaganda uitgaat, is misschien nog het duide
lijkst te zien aan het onrustbarend dalen van het
geboorte-cijfer. En dat ook ons Geref. volle in
dezen niet vrij uit gaat, is voor ieder, die de
cijfers van het jaarboekje onzer Kerken nagaat,
eigenlijk geen vraag meer.
Wij verheugen ons, en dat is iets wat ons
hier in Zeeland wel rechtstreeks raakt over
het afnemen van het aantal gedwongen huwe
lijken.
Maar het is nog de vraag, of wij ons daarover
te verheugen hebben.
Of niet een veel erger kwaad is ingeslopen,
dat het zedelijk leven van onze jonge menschen
en van onze verloofde paren, verwoest.
Hiertegen door woord en geschrift te waar
schuwen, in moeilijkheden op dit punt eerlijke
voorlichting te geven, maar dan in gehoorzaam
heid aan het Woord Gods, ziet de M.Z.V. als
haar roeping in dezen tijd.
Naast dezen eigenlijken strijd tegen de zonde
zelf, en ik moet me daarin beperken en kan
over allerlei andere gevaren, als gemengde zonne
baden, danspaviljoens, kermissen, enz. waaraan
de Middernachtzending ook haar aandacht heeft
te geven hier nu niet langer uitweiden wil de
M.Z.V. ook overeenkomstig het woord van
Christus, het verlorene zoeken, de gevallenen
oprichten.
Door het werk van een groot aantal „consul-
tatie-bureaux", over het geheele land verspreid,
worden ieder jaar weer duizenden slachtoffers
van de zonde, geholpen om de schreden te rich
ten op den goeden weg.
Voor hoeveel ongehuwde moeders, voor hoe
veel gevallen meisjes, vaak zelfs liefdeloos
door eigen ouders verstooten die bureaux tot
zegen zijn geweest, is onmogelijk te berekenen.
Maar wel is uit de ruim 8000 bezoeken, die
aan die bureaux in één jaar werden gebracht, af
te leiden, dat ze verre van overbodig zijn.
Het is misschien nog niet algemeen bekend,
dat de M.Z.V. in Middelburg ook zulk een con
sultatiebureau heeft, dat gevestigd is Bogardstraat
17, waar iederen Woensdagavond van 79 uur,
ieder, die hulp of voorlichting verlangt, een be
reidwillig gehoor vindt.
Voorkomen is beter dan genezen.
Ook die stelregel onderschrijft de Middernacht
zending ten volle, en dienovereenkomstig strekt
ze haar zorgen ook uit over de verwaarloosde
gezinnen, en houdt ze toezicht op kinderen, die
het slechte pad dreigen op te gaan, en over wie
de ouders geen zeggenschap meer hebben.
Door het nauwe contact met voogdijraden,
kinderrechters, enz. is ze, door krachtig ingrijpen
voor het te laat is, vaak in staat veel ellende te
voorkomen.
Ik deed maar een greep uit het vele werk dat
de N.M.Z.V. verricht, zonder eenige aanspraak
op volledigheid te willen maken.
Maar toch, hoop ik, genoeg, om U een indruk
te geven van de noodzakelijkheid dat dit werk
met kracht wordt voortgezet.
En daartoe heeft de Middernachtzending de
steun noodig van velen, ook in onze provincie.
Wanneer we, nog onder den indruk van het
ledental van den N. Malth. Bond, dat in de
duizenden loopt, ook in onze provincie, het po
vere getal van nog geen 150 contribuanten der
Middernachtzending in Zeeland, zwart op wit
zien staan, voelen we toch allen, dat dat niet
langer zoo mag voortduren.
Het is als Christenen onze roeping, om in de
zen gevaarlijken tijd ons volk te waarschuwen
tegen de zonde, ook tegen deze vreeselijke zonde,
en door Christelijke barmhartigheid te toonen,
dat het ons ernst is den Heere te dienen naar
zijn Woord.
En wij weten ook, dat als wij ons volk terug
roepen tot de eerbiediging van ook dit zevende
gebod van Gods Heiligen Wet, wij het welzijn
van ons volk bevorderen.
De geschiedenis bewijst maar al te duidelijk,
dat juist ook deze zonde de volkskracht onder
mijnt, de volksgezondheid verwoest, en daardoor
het volksbestaan in gevaar brengt.
Ik hoop dan ook van harte, dat als straks een
poging zal worden aangewend om leden en con
tribuanten te winnen voor de M.Z.V., velen be
reid zullen worden gevonden om het werk dezer
Vereeniging te steunen.
Ook gedachtig aan het woord „Gerechtigheid
verhoogt een volk. maar de zonde is een schand
vlek der natiën".
Souburg.
C. B. BAVINCK.