FEUILLETON.
DE KLEINE LUYDEN
VAN '86
ZENDING.
blijdschap. De binnenvarende stoomer (de mach
tige prahoe van de Kompenie) geeft een maande-
lijksche invasie van wonderbaarlijkheden. De
knapen varen de boot tegemoet en de ,,OR (ma
gische kracht) uit het Westen.
Maar aan boord maken zij, op vaak niet al te
prettige wijze, kennis met mannen van andere
Indonesische groepenAmboineezen, Minahas-
sers en Javanen. Hoe krijgen zij telkens te hoo-
ren, dat zij maar „binatang" (beesten) zijn.
Door de maandelijksche kennismaking met an
dere volksgenooten, komt er bij ,,jong-Papoea"
de innige begeerte om ook voor vol te worden
aangezien en om mede te loopen in den loop der
volken.
Het resultaat is de begeerte naar onderwijs.
Vraag naar scholen.
Er komt een kenmerkend verschil tusschen de
Zendingsschooltjes van voorheen en thans. Geen
abnormale absentie's, maar trouwe komst der
leerlingen. De loop naar de Zendingsschooltjes
is geen uitvloeisel van heilbegeerte, maar zuivere
wilskracht om met de andere volkeren mede te
kunnen doen. Maar op de Zendingsschooltjes
leeren de Papoesche kinderen HEM kennen, die
meer biedt dan wat intellectueele vorming, die
het hart verandert.
Menige scholier wordt op bescheiden wijze
een Evangelist van het Evangelie, dat hem door
de verhalen der goeroe's (Inl. Onderwijzers)
werd bijgebracht. Maar dit geeft de kloof tus
schen de ouden en ,,jong-Papoea".
De ouden hadden oorspronkelijk de kennis der
stamgeheimen. Zij waakten over de traditie der
vaderen. Geen jongen kreeg eenige kennis daar
omtrent voordat hij was ingewijd in de stam
geheimen en door allerlei ceremonieën was ge
wijd als stamlid.
Nu willen de jongens die stamgeheimen niet
meer hooren. De ouden worden voorbijgeloopen.
De „adat" hield de jongens gebonden en zij wen-
schen alleen de vrijheid die hen even gelijk maakt
aan Ambonees of Minahasser.
Ook dit alles verbreedt de kloof en versterkt
de verwarring.
De Papoea's houden tenslotte maar scherven
in handen. Alles valt in puin.
Toen kwam het uur der Zending.
Aan de ontmoedigden en verarmden, de uit het
evenwicht geslagenen en verwarden, konden de
Zendelingen de Blijde Boodschap brengen, dat
er één is, die volkomen levensevenwicht geeft,
levensmoed en stervensmoed de Heiland, Jezus
Christus.
Zoo ontstond de groep der jonge Christenen.
De groep der heidensche primitieven wordt
kleiner en kleiner.
Door de invasie uit het Westen van dezen tijd,
wordt de aanraking met de binnenlanders ver
groot en krijgt de Zending meer kansen.
Die kansen te grijpen is de dure plicht van
Christelijk Nederland.
De jonge Christenheid van Papoealand komt
in velerlei moeilijkheden en verleiding (geldbe-
geerte, dobbelen in de koeliloodsen, drank).
Het stamverband wordt verbroken doordat de
krachtigste stamleden naar de maatschappijen
gaan om werk.
Maar ook kan er in de nauwere aanraking van
binnenlanders en kustbewoners een zegen komen.
De Christenen zullen spreken van hun geestelijk
bezit en menige heiden kan daardoor begeerig
worden om los te komen van de wetten en be
palingen zijner eigen adat.
Papoealand is in de branding.
Moge de Christelijke Gemeente, waar er uit
den bodem van dat groote gebied ijverig het goud
wordt gehaald, nu klaar staan om aan de Pa
poea's in hun verwarring en onrust, te geven het
zuivere goud van het Evangelie.
GEMENGDE HUWELIJKEN.
VU.
Tot nu toe wezen wij op enkele uitspraken
uit het Oude Testament betreffende gemengde
huwelijken, thans gaan wij naar het Nieuwe, om
naar een paar woorden van den apostel Paulus
te luisteren. We maken dezen overgang van het
Nieuwe Testament niet omdat wij de openba
ringsuitspraken uit het Oude Testament omtrent
ons onderwerp uitgeput hebben, maar om het
verwijt te ontgaan, dat wij ons bij voorkeur zou
den moeten beroepen op oud-testamentische
schriftwoorden, welke voor onze nieuw-testamen-
tische toestanden eigenlijk niet meer volledig van
toepassing zouden zijn.
Het zal ons duidelijk worden, dat de Heere
D
O R o m a n uit den
O Doleantietijd
R
FRED. VAN MEERTEN
17)
Toen ze weer tegenover elkander zaten wist
Wim niet beter te doen dan tegenover de schuld
bekentenis van zijn vader de zijne te plaatsen.
Eerst dan waren ze quite meende hij.
,,Ik had je er ook wel eer over kenne praten,
vader, maar het viel me zwaar om het te doen.
Ik wist, dat ik je er pijn mee deed."
Van Duin wenkte weer met zijn hand.
,,L-l-late we d'r verder maar over zwijge, jon
ge, G-g-god wil 't zoo zeker en Hij zal d'r
w-w-w-wel Z'n goeie bedoeling m-m-m-mee
hebbe. Alleenig maaren hier keek hij aar
zelend naar Jannigje, ,,ik zou z-z-z-zoo graag m'n
kleinkindere in de oudvaderlijke k-k-k-kerk ge
doopt zien, jongem-m-m-maar dat mag
zeker niet zoo w-w-w-weze
Wim wist niet goed, wat hij hierop zeggen
moest. Zoover had hij de zaak nog niet door
gedacht. Ook hij keek schuin naar zijn Jannigje
en sloeg zijn oogen haastig neer, toen hij haar
diep blozen zag.
„We zalle nou maar is inschenke, wil jij het
in het Nieuwe Testament niet anders spreekt dan
in het Oude. Daar is eerst die bekende uitspraak
uit 2 Korinthe 6:14. Trek niet een ander juk
aan met de ongeloovigen.
Dit is ongetwijfeld een uitspraak niet speciaal
handelend over het huwelijk. De apostel spreekt
in den samenhang, waarin deze woorden staan,
niet over het huwelijk. Hij richt zeer dringende
vermaningen tot de christenen om in alle opzich
ten en verhoudingen heiliglijk te leven. Zij moe
ten zich daarom niet samenkoppelen met onge
loovigen. Niet onder één juk gaan staan met hen,
die den naam van Christus niet dragen. „Want
wat deel heeft de gerechtigheid met de ongerech
tigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met
de duisternis En wat overeenstemming heeft
Christus met Belial
Het gaat in deze woorden niet uitsluitend over
het huwelijk, maar natuurlijk wordt het huwelijk
hier ook niet buiten gesloten. De samenkoppeling
van man en vrouw voor heel het leven valt niet
buiten, maar binnen de bedoeling van deze
woorden. Als er één verhouding is waarvan ge
zegd kan worden, dat twee menschen onder één
juk gaan loopen, dan is het de verhouding van
het huwelijk.
Dit is ook de meening van Calvijn.
Calvijn betoogt in zijn commentaar, dat de
apostel niet wil zeggen, dat alle relaties tusschen
geloovigen en ongeloovigen moeten worden door
gesneden. Dat kan eenvoudig niet. Want, zoo
schrijft hij, „eenzelfde zon verlicht ons, hetzelfde
„brood voedt ons, dezelfde lucht ademen wij in,
„wij kunnen ons niet geheel onthouden van om-
„gang met hen." Maar, zoo gaat hij verder,
„Paulus waarschuwt ons tegen deelname aan die
„werken, waaraan een christen niet mag deel
nemen. Op deze wijze zal ook het huwelijk ver
boden worden, voorzoover het een strik is,
„waarin zoowel mannen als vrouwen verward
„raken, zoodat zij er toe komen te bewilligen in
„goddeloosheid."
Voorzoover het een strik is, wordt hier het
huwelijk verboden. Is een gemengd huwelijk dat
niet dikwijls Onze conclusie is dus, dat dit
woord van den apostel Paulus met volle vrij
moedigheid mag, meer moet worden aangevoerd
tegen jongelui, die genegen zijn met een ongeloo-
vige onder een „huwelijksjuk" te gaan loopen.
Belangrijker voor ons onderwerp is wat Pau
lus schrijft in 1 Korinthe 7.
In dat hoofdstuk behandelt de apostel allerlei
huwelijkszaken. Uit Korinthe waren hem ver
schillende vragen gesteld inzake huwelijksaan
gelegenheden. Op deze vragen geeft hij antwoord
in dit hoofdstuk.
In vers 12 komt hij op de gemengde huwelijken,
welke daar destijds waren. Nu moet gij voor
oogen houden, dat er tusschen de gemengde hu
welijken daar en die bij ons een groot onder
scheid is. Destijds waren die huwelijken „ge
mengd" geworden na de huwelijksluiting, terwijl
bij ons, net omgekeerd, men met open oogen een
gemengd huwelijk begint bij het trouwen. Tegen
woordig zijn bruid en bruidegom bij het aangaan
van het huwelijk van onderscheiden godsdienstige
overtuiging. Hoewel zij dat weten, gaan zij wel
bewust het huwelijk beginnen.
In Korinthe kwam dat toen niet voor. Bij het
sluiten van het huwelijk waren deze menschen
het samen eens geweest ook in hun religieuse
overtuiging. De oneenigheid in de godsdienstige
overtuiging was pas gekomen tijdens het huwelijk,
toen een der partijen, hetzij man, hetzij vrouw,
door de prediking van het evangelie tot den
Christus was getrokken.
Tot hen nu zegt Paulus indien eenig broeder
eene ongeloovige vrouw heeft, en dezelve tevre
den is bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate
en eene vrouw die een ongeloovige man heeft,
en hij tevreden is bij haar te wonen, dat zij hem
niet verlate.
Zij mogen de huwelijksband niet losmaken nu
die eenmaal gelegd is. Zelfs niet, omdat er ver
schil van geloof gekomen is. Wellicht waren er
in Korinthe dwepers die beweerden een christen
is heelemaal anders geworden nu hij het eigen
dom van Christus is. Dus mag hij al het oude,
heel zijn vroeger leven vaarwel zeggen. Ook
verdragen en plechtige eeden vroeger afgelegd in
zijn onwetendheid, behoeft hij niet meer te hou
den. Het huwelijk vroeger aangegaan, binde hem
nu ook niet meer.
Tegen deze opvattingen keert Paulus zich.
De Heere gebiedt dat het huwelijk heilig ge
houden zal worden, dat de vrouw van den man
niet scheide, noch de man van de vrouw.
doen, Jannigje?" vroeg moeder Van Duin. Jan
nigje was blij met deze afleiding.
Het verbaasde den anderen dag Van Duin, dat
die avond zoo wonderlijk verloopen was. Het
was heelemaal niet gegaan, zooals hij zich had
voorgesteld. Hij had zich dagenlang geprepareerd
op een diepgaand kerkelijk gesprek met zijn aan
staanden schoonzoon. En daar was nu letterlijk
niets van terecht gekomen. God had het heel
anders geleid, of hij ontrouw was geweest
Hij wist het niet recht. Maar toch was hij
dankbaar, dat de goede verhouding tusschen
ouders en kinderen niet gebroken was. Misschien
bracht de Heere Wim nog wel eens op het goede
pad terug. Hij moest er maar een zaak des gebeds
van maken. De grondtoon van alles was toch
een groote dankbaarheid, dat de Heere Jannigje
een man wilde geven, die Hem lief had, dat was
in elk geval beter, dan dat ze een juk was aan
gegaan met een ongeloovige, zoo als je maar al
te vaak gebeuren zag
En in die dagen van de drukke bruidstijd,
klonken de hamerslagen vast en krachtig op het
leer, zoodat vrouw Van Duin zich verwonderde
over de stemming van haar man.
Met groote bewondering bekeek Job de mooie
trouwkaart. Met prachtige sierletters in rijke
krullen, stond het op de gladde goudgerande
kaart gedruktWillem David Waterreus en
Jannigje Van Duin, hebben de eer U kennis te
geven van hun voorgenomen huwelijk, waarvan
de voltrekking D.V. zal plaats hebben op Vrij
dag 24 Mei a.s
Hij hield de kaart eerbiedig aan een klein
Één uitzondering is er.
Indien de ongeloovige, heidensche partij niet
wil blijven samenleven met de andere, dan is
scheiding geoorloofd. Immers, wanneer de geloo-
vige partij voor de dreiging van de ander zou
wijken, dan zou dat een toegeven zijn ten koste
van het geloof in den Heere Jezus Christus. Een
verloochenen van Christus. Die prijs zou veel
te hoog zijn. Daarom is er onder zulke omstan
digheden geen andere keus dan te bewilligen in
scheiding. Wanneer Christus moet worden los
gelaten om in het huwelijk te kunnen blijven, dan
moet zonder aarzeling zulk een huwelijksband
worden ontbonden.
Dit schrijft Paulus in vers 15 Maar indien
de ongeloovige scheidt, dat hij scheide.
Onze conclusie uit deze woorden kan geen
andere zijn, dan deze, dat Paulus in gemengde
huwelijken zulke geweldige gevaren ziet liggen,
dat hij zelfs ernstig rekent met de mogelijkheid,
dat de christelijke partij tengevolge van het hu
welijk met een ongeloovige Christus verloochent.
Zulke gevallen zullen zich in Korinthe wel wer
kelijk voorgedaan hebben.
Men zegge dus niet, dat het gevaar van de
gemengde huwelijken in het Nieuwe Testament
niet zoo ernstig wordt genomen als in het Oude
Testament. Zulk zeggen berust op een misvatting.
Ten overvloede schrijft Paulus in vs. 39 van
hetzelfde hoofdstuk (1 Kor. 7), hoe een huwelijk
eigenlijk gesloten moet worden in den Heere.
Dat is de positieve regel voor het sluiten van
een huwelijk onder christenen. Het huwelijk moet
christelijk zijn een christen behoort te huwen
met een christin.
Wanneer men beweert, dat het Nieuwe Testa
ment geen direct verbod van een gemengd huwe
lijk bevat, moeten wij dat toestemmen. Maar wij
kunnen er in één adem aan toevoegen het Nieu
we Testament bevat meer dan een verbod. Een
gebod hoe een huwelijk moet worden aangegaan
In den Heere, en niet anders.
Het schijnt mij niet juist om te zeggen, dat het
Oude Testament strenger, rigoristischer is in het
verbieden dan het Nieuwe, hetwelk dan wordt
toegeschreven aan het voor ons niet meer gel
dende Oud-Testamentisch karakter. In het Nieu
we Testament staat de positieve regel op den
voorgrond het leven niet bij verboden en ge
boden, maar uit den Heiligen Geest in toegewijde
gehoorzaamheid aan Christus.
Met andere woordenwij behooren niet te
vragen mag dit en mag dat Mag ik trouwen
met iemand, die half ongeloovig is of nog met
iemand die driekwart ongeloovig is Zou het er
nog mee door kunnen Of zou het te ver gaan V
Dan zijn wij al op den verkeerden weg. Dat
is Oud-Testamentisch in zeker opzicht. Wij heb
ben het volle licht van Gods Woord en de volle
leiding van Zijn Geest en hebben te staan in de
vrijheid, waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft.
Dat is de vrijheid van de innerlijke, hartelijke
ongebondenheid aan den Heere Jezus Christus.
Ook in het aangaan van ons huwelijk. En dan
wijst de Heere ons een niet onzekere weg.
Brouwershaven. J. MEESTER.
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
66. „Sterker dan ik I"
„Die brutale meid toch
Het woord was moeders mond ontglipt, eer
ze er erg in had.
Maar 't was ook zoo naar Och, ze was altijd
moeilijk geweest, die Betsy. Gewoonlijk wist ze
het beter, al in haar vroege jeugd. Wat had
moeder ze dikwijls vermaand. En ze op de goede
weg willen helpen. Maar 't lukte niet. En 't ging
zachtjesaan erger worden. Bets had geen lust in
het kerkgaan, al deed ze het nog wel, omdat
moeder het zoo graag wou. De catechisatie was
haar een vervelend uur maar ja, ze wilde het
toch niet heelemaal weten voor den dominee. De
vergaderingen van de meisjesvereeniging vond
ze gewoon saai, net iets voor bejaarde dames,
die tijd over hadden. En als ze maar even iets
kon verzinnen als verhindering, ze zou het niet
laten.
Ook haar omgang met andere meisjes deugde
niet. De één was veel te stil en de ander had 't
achter de mouwen. En juist die vroolijke Da van
de Markt, die zij graag als vriendin had, was
weer niet naar de zin van haar moeder.
hoekje vast. Zijn vingers mochten er eens een
vlek op maken.
„Kees, wat beteekent die D.V. nou, weet jij
dat vroeg hij, toen de baas even weg was.
„Dat zal „daaraanvolgende" beteekene, kijk
maar, „waarvan de voltrekking daaraanvolgende
zal plaats hebben", dat klopt as een bus."
Job schudde het hoofd.
„Ach jö, hoe ken dat nou, dat klopt ommers
heelemaal niet, je weet het net zoo min as ik.
Ik zal 't de baas vrage, dan wete we 't allebei."
„D.V." beteekent z-z-z-zoo veel as „z-z-z-zoo
de Heere wil en wij 1-leven", jonge", wist Van
Duin te vertellen.
Maar hiermee was Job niet tevreden.
„Maar wat beteekent die D.V. dan, baas
Van Duin haalde de schouders op.
„D-d-d-dat mot je mijn niet v-v-v-vrage, jong,
ik k-k-ken geen Fransch al h-h-heet ik zelf zoo."
„Nou hebbie al twee dinge, die je niet te wete
ken komme, jochie", zei Kees.
„Wat dan nog meer vroeg Job nieuwsgierig.
„Nou, waar had je 't laatst zoo druk over, je
weet wel over die dolle meid
„D-d-d-dolle m-m-m-meid stotterde Van
Duin verwonderd.
„O ja, baas, ik weet al, hij bedoelt de dolle-
jantie."
De baas moest er om glimlachen. Maar dan
plooide zijn diep gerimpeld gezicht plots weer
ernstig.
D.V. en dollejantie, twee dingen, die kleine
Job niet begreep. Maar Van Duin filosofeerde
onder het hameren door over die twee dingen
„Zoo de Heere wil en dollejantieHoe kan
Ja, moeder schreide wel eens Maar dat kwam,
volgens Bets, omdat die moeder de dingen altijd
maar van de zwarte kant zag. Die kwam altijd
maar met den BijbelNu ja, dat is wel goed
natuurlijk, maar als jong meisje verlang je toch
ook wel eens wat anders Lieve tijd, je kon toch
niet altijd ernstig kijken
Toen was ze gaan dienen. In dezelfde plaats,
waar haar ouders woonden. Maar Da had ge
zegd je moet naar de stad gaan Daar is nog
eens wat leuks te beleven.
En de gelegenheid kwam Mooie verdienste
goede menschen, die nogal trouw ter kerk gin
gen Na wat gesputter en wat gepraat had moe
der ten slotte maar toegestemdde meerdere
verdiensten waren zoo welkom en 't leek toch
ook niet kwaad i
Maar 't ging niet goed. Zelfs ondanks de goede
raad ook van de menschen, bij wie ze diende.
Bets ging slecht naar de kerk, al hield ze het
stil. Ze verzuimde nog al vaak de catechisatie.
En ze wist verscheidene weken wel telkens uit
vluchten te vinden, maar ze werd intusschen ook
steeds brutaler in het verzuimen.
Tot moeder het opeens klaar merkte en achter
de waarheid kwam. Ze ontving een brief van
den predikant met eenige vragen en opmerkin
gen over Bets, waaruit een en ander genoegzaam
bleek.
„Die brutale meid toch
Had zij als zorgende moeder nu daarvoor al
haar krachten ingespannen en al haar goede raad
gevingen geplaatst en zich ingespannen om in het
goede vóór te gaan Ze had toch wel gehoopt,
dat ze meer invloed ten goede had Wat viel
dit tegen En dat tegenover haar als moeder
Had ze dan geen macht en geen kracht meer ten
goede voor dat kind Was dan al haar werk
vergeefsch geweest Het viel haar bitter tegen
„Die brutale meid toch
Maar toen was moeder niet alleen boos. ze
was ook bedroefd geworden Haar werk was te
zwak, te onvolkomen, te gebrekkig geweest. Och,
wat kon zij ook Zoo weinig Waarschuwen,
vermanen, op Gods Woord wijzen, op Gods
eisch en belofte Ja, maar ze kon niet bij het
hart van haar kind komen. Enhad ze maar
hulp, een sterke hulp Eén, die wel dat hart kon
raken. O ja, ze wist wel, waar ze dan heen moest.
Maar was dan haar eigen werk eigenlijk niet
nutteloos
's Avonds las ze in haar Bijbel. Markus 1 was
aan de beurt.
En daar las ze van Johannes den Dooper, die
ook van zijn eigen werk getuigde. Moeilijk werk!
Ook in zooveel zwakheid en gebrek. Maar die
sterkte vond in het„na mij komt, Die sterker
is dan ik wien ik niet waardig ben, nederbuk-
kende, zijn schoenriem te ontbinden
Na mij de Sterkere Dat had ze juist noodig
Die Sterkere moest het eigenlijke werk doen. En
Hij wil dat Op het ootmoedig smeekgebed
Wijslechts nietige dienaars en dienaressen;
Hij, die het groote werk Zelf komt doen
En moeder boog haar knieën.
Van W. te W.
MAGELANG, 24 Maart 1938.
VERANTWOORDING VAN
JUBILEUMGAVEN.
Sinds de vorige verantwoording op 13 Decem
ber 1937 werd door mij ontvangen voor kerk
bouw op het Zendingsveld uit
Baarland ex. Gedenkboeken) 8.76 Tree
beek (nagift) 1.50 (totaal 31.50); Almkerk
(200 ex. Gedenkboeken) 50.Andel (70
ex.) nagift 8.16 (totaal 21.34); Sleeuwijk
(3e. nagift) 5.25 (totaal 62.47); Zonnemaire
ex) 9.25 Drimmelen (26 ex.) 5.55 Dus-
sen (67 ex.) 27.60 Capelle (25 ex.) 33.90.
Voorts via den Heer Hondius en Ds. Merkelijn
uitKamperland (225 ex.) 68.70 Schoondijke
(nagift) 20.84 (totaal 58.19).
Verder van den Heer Lok 3 giften 10.
(Zento te Harderwijk) 50.en 20.to
taal 80.Geref. Kerk te Krommenie 2.50
F. D. te A. 2e gift 1.
Bovendien ontvingen wij uit Goes, dat reeds
433.61 zond voor kerkbouw, opnieuw een gift
van 500.
Deze laatste gift even buiten beschouwing ge
laten ontvingen wij dus tot op heden voor het
Jubileumboek en voor kerkbouw een bedrag van
3557.42.
zoo iets gebeure in de kerk als God het niet wil,
en als God het eens wilde
Zóóver had hij nog nooit nagedacht. Als God
dit wilde, dan was hij een ongehoorzaam dienst
knecht, dan stond hij het werk Gods in den weg...
Maar deze gedachte wierp hij ver van zich
af. Dit kon God onmogelijk willen. Zóó'n scheur
in de kerk, waar Hij zooveel bemoeiens mee
gemaakt hadHij kwam weer op het oude
gedachtepunt terug. Hoe konden vrome menschen
zoo dwalen om te denken, dat God dat wilde
D.V. en dollejantie, ze hadden niets met elkander
uit te staan. En tochhoe kon je duidelijk
Gods wil weten in deze dingen. De Bijbel gaf je
er geen licht over. Als je met je zieleleven in
moeilijke vraagstukken kwam, dan kon je onder
biddend opzien tot den Heere licht krijgen uit
Zijn Woord. Hoe rijk waren de psalmen niet
en hoeveel troost had hij daar al niet uitgeput.
Maar waarom liet je Gods Woord hier nou in
den steek. D.V. en dollejantie, waar een trouw
kaart van je eigen kind je al niet over aan 't
tobben kon brengen. Maar hij moest het belijden,
dat hij hier nog even onwetend was als kleine
Job, die de vraag in zijn onnoozelheid gesteld
had
En terwijl hij voortspon aan het moeilijke pro
bleem hoe God wil te kennen, waren Job en
Kees al weer met iets anders bezig.
„Ik heb nooit gewete, dat Wim Waterreus
heette", zei Job.
„Ik wel", pochte Kees Kas, „ken jij de ge
schiedenis van de Waterreus
„Van Wim vroeg Job verwonderd.
(Wordt vervolgd)