No* 15
Vrijdag 15 April 1938
52e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD*
DADERS DES WOORDS*
VAN VERRE EN NABIJ*
REDACTIEDs. A. C HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J, VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
PASCHEN.
Houd in gedachtenis, dat Jezus Chris
tus uit de dooden is opgewekt, welke is
uit den zade Davids, naar mijn Evan
gelie.
II Tim. 2 8.
Jezus is opgewekt
Dat is het fundament van ons Christendom.
De grond van onze rechtvaardigmaking voor
God. Want „opgewekt" zegt immers, dat Hij
was nedergedaald in het graf, in den dood, om
onze zonden. Gods Zoon, die onze natuur had
aangenomen, uit den zade Davids, was onze
Borg geworden. De opwekking is het antwoord
uit den hemel op het „volbracht" van Golgotha
op aarde.
Jezus is opgewekt
Dat is ook de wortel van ons Christendom.
Ons Christendom is immers geen doode zaak.
Jezus leeft en daarom zullen ook wij leven. Nu,
in de heiligmaking. In een nieuw leven. In een
opstandingsleven. Een leven, dat uit den hemel
uit Christus is. Een leven, dat de grafsteenen
van zonde en dood, jammer en ellende, zelfzucht
en werelddienst, wegwerpt en Gode ter eer doet
leven. In blijdschap en zaligheid. In liefde en
lof. In hemelsch leven, dat de wereld niet kent
en niet verstaat. Dat uit God is. Uit Jezus, den
opgewekten Heiland. Waarin de gunst van God
en het licht van den hemel ons tegenvloeien.
Jezus is opgewekt
Dat is de hope onzer heerlijkmaking.
Hij werd opgewekt, zoo zal Hij straks al de
zijnen opwekken. Gelijkvormig aan zijn heerlijk
lichaam. Als dit sterfelijke onsterfelijkheid zal
aangedaan hebben en dit verdervelijke onverder
felijkheid en de dood zal verslonden zijn tot
overwinning.
Jezus is opgewekt uit de dooden Dat is de
kern van het Evangelie. Van Paulus' Evangelie.
Van het ware Evangelie. Het Evangelie, dat de
menschen maken, dat is het andere Evangelie,
waar de menschen wat bij doen, ontneemt aan
Jezus de kroon. Maar breekt daarmee dan ook
het Evangelie zelf in stukken. Want dat ware
Evangelie ligt alleen in Jezus, die stierf en
opgewekt werd. In Hem alleen de blijde bood
schap van het leven uit den dood. In hem altijd
In Hem overal
Maar houd dat Evangelie van den opgewek
ten Heiland dan ook in gedachtenis. Houd de
waarheid er van vast. Laat ze u niet afhandig
maken door „symbolische voorstellingen". Zoo
ik niet aanneem en vast houd wat de Schrift
mij als historische feiten meedeelt dan heb ik
niets meer Ook geen levenden Heiland meer.
Laat het Evangelie ook niet vervagen door de
redeneering „dat de opstanding ligt aan den an
deren kant der doodslijn, dat ze niet meer be
hoort tot de historische lijn op aarde". Maar tot
„het gansch andere". Uit den zade Davids. Zoo
is Hij opgewekt. Dezelfde Christus.
Zijn opstanding is een historisch feit. Hier ge
schied. Evenzeer als de verzoening hier geschied
is. Daar ligt Gods eer in. Met deze aarde. Houdt
het ook vast met uw ziel. Leef er uit, gij, Ti-
motheüs, temidden van uw moeite en tegenstand.
Put er kracht uit als een goed krijgsknecht van
Christus. Aldoor sterven met Hem en aldoor
leven uit Hem. Hier het kruis dragen met Hem,
straks de kroon van Hem.
Laat ook ons er zoo werkzaam mee zijn. Ons
er niet afmaken met een ,,het moet je maar ge
geven worden" of „dat gaat zoo maar niet".
Maar uit dat feit waarlijk levende. In afsterving
van den ouden mensch, in opstanding van den
nieuwen. In dapper te strijden als levende Chris
tenen tegen Satan en zonde en wereld. In niet
mee af te drijven met den stroom, maar daar
tegen ingaande als het moetDesnoods alleen
In met onzen nood en dood. met onze zonde
en ellende ootmoedig onze toevlucht te nemen
tot den opgewekten Heiland. Laat u den leven
den Christus niet ontnemen. Grijpt Hem aan.
Ook nu. Dan wordt het weer Paschen in uw ziel.
Opstanding.
Nieuw leven.
Uit den opgewekten Heiland.
Feest in uw hartEn leven Het beginsel van
de eeuwige vreugde.
Zierikzee. J. VAN LONKHUIJZEN.
DE INKOMSTEN DER KERK.
IV.
Dat ook voor den kerkedienst gecollecteerd
wordt, dunkt ons niet geheel in overeenstemming
met de eere, waarmee de kerk haar Koning moet
eeren, door vrijwillig bijeen te brengen wat voor
den dienst van Zijn Kerk noodig is.
Maar, als men daar nog voor den kerkedienst
collecteert, moet toch zeker gewaakt, dat het
dan tenminste bij één collecte blijft.
Tweemaal collecteeren voor de kerk in één
dienst wordt een zonderlinge vertooning, om niet
te zeggen een zondige beweging.
Men verhaalt, dat een vooraanstaand man in
Gereformeerden kring, aan wiens liefde voor de
kerk niet kon getwijfeld, omdat hij die op allerlei
wijze toonde, wanneer tweemaal achtereen in
denzelfden dienst voor de kerk werd gecollec
teerd, als voor de tweede maal hem de collecte-
zak werd voorgehouden resoluut z'n hoofd
schudde en liet blijken, dat hij beslist weigerde
daarin een gave te doen. Men moge over die
demonstratie verschillend kunnen oordeelen, de
weigering zelve had een goeden grond. Het gaat
toch niet aan, als men pas voor de kerk gecol
lecteerd heeft, een paar minuten later weer te
komen om dan nog eens een gave voor de kerk
te vragen. Waar blijft hier zoo de ernst
Toch moeten er nog kerken zijn, waar men in
één dienst meer dan éénmaal voor de kerk een
collectezak laat rondgaan. Zelfs hoorden we van
een kerk boven Moerdijk waar tot driemaal
in één dienst voor de kerk wordt gecollecteerd.
Dat gaat dan wel onder verschillende namen,
bijv. de eerste rondgang voor de kerk, de tweede
voor schulddelging, de derde voor emeritaats-
gelden, maar het is dan toch altijd weer een col
lecte voor de kerk. Zoo iets begint bedenkelijk
te lijken op een bedelpartij, en dan nog wel, een
op geraffineerde manier in elkaar gezette bedel
partij. Zooals wanneer van een bedelaarsgezin
eerst de man aan de deur komt en wat later de
vrouw en eindelijk nog een kind.
Een kerk, die zoo handelt om de noodige in
komsten te verkrijgen, verduistert wel grootelijks
de eere van haar Koning. En het behoeft dan
ook niet te verwonderen, wanneer straks zulk
een kerk niet met veel achting behandeld wordt.
De Heere zegt toch die Mij eeren, zal Ik eeren.
Maar er is ook nog een andere bezwaar om
het aantal collecten voor de kerk zoo op te
voeren.
Laten we maar eens zien, hoe het moet gaan
in een kerk, waar men driemaal in één dienst
voor de kerk collecteert. Stel daar is een gezin
van vader en moeder en zes kinderen, dat ge
trouw is in het bijwonen van den dienst des
Woords. Stel dat elk telkens niet meer dan één
cent in den zak werpt, dat is dan 's morgens
8 X 1 X 3 24 cent en in den tweeden dienst
weer 24 cent, voor den heelen dag 48 cent, dat
wordt per jaar 25.
De omstandigheden van zulk een gezin kunnen
echter wel eens van dien aard zijn, dat bezwaar
lijk dit bedrag kan worden opgebracht. Welken
weg moeten nu die ouders inslaan. Nog minder
in het zakje werpen, gaat haast niet. Wie, die
nog eenig respect heeft voor de kerk en voor
zich zelf, zou de gave dan tot een halven cent
willen verlagen Maar dat moet dan wel of ze
moeten een deel van het gezin een dienst laten
verzuimen.
Zoo moet toch wel duidelijk zijn, dat op die
wijze een verkeerde weg wordt bewandeld. Want
wordt dit groote maar arme gezin te zwaar be
last, een klein gezin van iemand, die een goed
inkomen heeft kan op die manier zich er met
een koopje afmaken. En er is zeker reden tot de
vrees, dat dit vaak ook gebeuren zal, omdat alle
controle over wat voor de kerk wordt bijgedra
gen bij het alleen maar collecteeren ontbreekt.
Als een kerk voor den kerkedienst niet collec
teert, maar de noodige gelden door vaste vrij
willige bijdragen saambrengt, en dan van een lid,
waarvan geoordeeld wordt dat hij daartoe wel
in staat is, een jaarlijksche bijdrage gevraagd
wordt van 25.-komt het wel voor, dat zulk
een lid vraagt, of men hem dan voor een rijk
man houdt. En dan kan het zoo met nadruk ge
zegd worden vijf-en-twintig gulden per jaar V
hoe komt ge daarbij Toch wordt voor om
iets te noemen voor de radio-centrale door
denzelfden broeder zonder eenig bedenken 26.
per jaar betaald. Maar dan wordt dan anders
gezegd dat is maar twee kwartjes in de week.
Als sommigen nu de vrijmoedigheid nemen om
openlijk te verklaren, dat ze 25.per jaar
voor de kerk te veel vinden, is wel zeker, dat
als het in het zakje moet komen en ze kunnen
dan met 8 cent per Zondag toe, dat is 4.
per jaar, ze niet meer zullen bijdragen, terwijl
toch naar hun inkomen hun bijdrage veel hooger
zou moeten zijn.
Nu we spraken over de radio-centrale willen
we nog wat nader daarop ingaan.
Het komt voor, dat leden der kerk het van
zelfsprekend vinden, dat ze zoo'n aansluiting
hebben, ook al kost die 26.per jaar. Ze
mogen toch wel eens wat hebben Maar de kerk
moet zich met een heel kleine bijdrage tevreden
stellen.
Hier wringt wat. Sterkerin vele gevallen is
hier een ernstige misstand. Aansluiting bij een
radio-centrale is in vele gevallen een weeldezaak;
behoort niet tot de noodzakelijke dingen. We ma
ken hier natuurlijk een uitzondering voor die ge
zinnen waar iemand langdurig ziek is. Daar kan
een radio-aansluiting gerekend worden zooal niet
tot de noodzakelijke dan toch wel tot de zeer
gewenschte dingen. Maar in tal van gevallen is
een radio-aansluiting en weeldeding. En toch
komt het dan ook wel voor, dat zij die oordeelen
dat hun inkomen wel toelaat zich de uitgave van
die 26.te getroosten, meenen dat zelfs een
veel kleinere bijdrage voor de kerk van hen niet
kan gevorderd worden.
HEIJ.
'N MOOIE EN INTERESSANTE REDE.
Op de vergadering van den Zendingsstudieraad
heeft de Heer de Neef, Zendeling-leeraar, een
boeiende rede gehouden, welke rede wij hier in
het kort weergeven
A. H. OUSSOREN.
DRIE VERSCHILLENDE GROEPEN
op Nieuw-Guinec (de Primitieven, de Christen
gemeenten, de Cultuur ondernemingen).
Er is geen terrein in ons Oost-Indië, dat in
dezen tijd meer de aandacht en de belangstelling
vraagt van Nederland in het algemeen en Chris
telijk Nederland in het bijzonder, als het eiland
Nieuw-Guinee.
Telkens zien wij in de couranten artikelen ver
schijnen over de cultiveering van dit als nieuw
ontdekte gebied.
Na vele jaren van voorbereiding is de Ned.
Ind. Regeering er toe overgegaan dit grootste van
onze eilanden te openen voor de cultures.
De belangstelling voor Papoealand heeft lang
op zich laten wachten.
Eerst in 1906, toen onder den Gouv. Generaal
van Heutsz er meer belangstelling kwam voor
onze Buitenbezittingen, maakte de toenmalige Ka
pitein Colijn (de tegenw. Minister) een reis op
Nieuw-Guinee ter oriënteering. Dan duurt het
niet lang meer of wij zien er de wetenschappelijke
expedities komen, waarbij mannen als een Dr.
Fransen, Herderschee, Lorents, van Nauhuis,
Pulle e.a. met groote volharding en taai uithou
dingsvermogen, hunne belangrijke tochten maak
ten, door moeras en in de woudgordels der hoo-
gere zones, ja ten slotte tot op de meer dan 5000
meter hooge toppen van het sneeuwgebergte van
centraal Nieuw-Guinee.
Uit de alleszins lezenswaardige expeditiever
slagen bleek al spoedig, dat Papoea niet enkel
was een gebied van oerwoud en koraalgesteente,
maar dat er in den bodem kostbare zaken, mine
ralen, petroleum ets. verborgen zijn.
Een nieuwe tijd brak aan in een gebied waar
het scheen, dat de tijd had stil gestaan. Daar kwa
men de groote maatschappijen om dit „terra-
incognita" open te leggen.
Ruim acht maanden lang ronkten boven de
rimboe van Papoealand de motoren der vlieg
machines, waarmede onze koene Holl. aviateurs
het groote gebied in kaart brachten. Ook de
B.P.M. liet vliegvelden aanleggen en plaatst
momenteel de boortorens om de petroleum te
winnen.
Maarin velerlei opzicht pakken zich thans
boven dit gebied samen donkere wolken. We
willen niet spreken over de belangstelling van
Japan t.o.z. van dit gebied. In de jaren dat spre
ker op Nieuw-Guinee vertoefde, kwamen er
meermalen gevallen voor van spionage van Ja-
pansche zijde.
Meer in het bijzonder willen wij ons wenden
tot de bewoners van dit gebied, de Papoea's, zoo
de kustbewoners als binnenlanders.
Voor deze volksgroepen komt er ook gevaar.
De moderne techniek, de moderne bemoeienis
met Papoealand komt in een samenleving van
menschen, die bij andere volkeren van onze Oost,
honderden jaren in ontwikkeling ten achter zijn.
Schetsen wij de primitieve samenleving der Pa
poea's, dan kunnen wij drie karakteristieke pun
ten noemen.
Hier is een volk, waar cultuur ontbreekt. De
Papoea vigeteert op moeder aarde met de ge-
heele natuur samen. Hij kent niet de strijd om
het bestaan, zooals die in een geordende Wes-
tersche maatschappij wordt aangetroffen. Klee
ding is nog schaamtebedekking de woning is
slechts plaats van beschutting, de voeding slechts
„stilling van den honger". Alle comfort en luxe
ontbreekt. Geld is schaars en ruilhandel de eenige
manier, in deze primitief-communistische samen
leving, om onderlinge communicatie te verleven
digen.
In deze samenleving komt nu de moderne we
reldmacht der groot-industrieelen om in den
kortst mogelijken tijd den bodem in bezit te ne
men. Twee zeer ongelijke groepen botsen op
elkaar.
Ongetwijfeld zou deze botsing fataal te noe
men zijn, ware het niet, dat wij iri Papoealand
nog een derde groep van menschen aantreffen.
Tusschen de twee genoemde groepen is er in
den tijd vanaf 1855 tot heden gekomen een derde
groep. Dat zijn de Papoesche Christengemeenten.
Door deze, langzaam geworden, maar in den
laatsten tijd verrassend in groei toegenomen Pa
poesche Christenheid, zien wij de Goddelijke
leiding met dit gebied.
Hoe is die tusschengroep ontstaan
Aanvankelijk scheen het Zendingswerk een
mislukking. Hiervan worden enkele feiten ge
noemd.
Allerlei omstandigheden, die aanvankelijk sche
nen niets met het edele streven der Zendelingen
te maken te hebben, zijn gebleken evenzoo goed
in het heilsplan Gods met de Papoesche Christen
heid besloten te zijn.
Laat mij er twee mogen noemen
A. De komst van het Gouvernement. (1898
Bestuursvestiging te Manokwari1890 te Fak-
Fak).
B. De maandelijksche communicatie door de
geregelde scheepvaart der K.P.M.
Waarom waren deze twee ingrijpende zaken
een medewerking voor het Zendingswerk
Het werk der Pioniers op Nieuw-Guinee ging
traag en moeizaam, doordat de stamgroepen van
dit land hun heidensche traditie bijna ongeschon
den handhaafden. Eigenschappen dier heidensche
traditie waren, allereerst, dat die „adat" een
Oostersch-logisch karakter had, goed opgebouwd
en rijk aan symboliek.
De Papoea's bezaten een geestelijke schat, die
trouw bewaakt werd er door mondelinge over
levering bewaard bleef van vader op kind.
De in het oog van den Europeaan zoo gruwe
lijke excessen als kannibalisme, koppensnellerij
en slavenjachten of heksenprocessen, waren in
het oog van de Papoea's zoovele lofwaardige
uitingen van stambescherming en krachtsvernieu
wing. Hiervan worden enkele voorbeelden ge
geven.
De Papoea's gevoelden zich rijk met hun tra
ditie en verlangden geen andere nieuwigheden.
Alleen wat vrijgekochte slaven - wat verwaar
loosde kinderen en enkele kranken, die bij hun
medicijnmannen of -vrouwen geen baat kregen,
vormden de eerste bekeerlingen van de eerste
Zendingsposten. Toch mogen wij daarbij niet
onderschatten die stille doorwerking van het
Christendom, oorspronkelijk niet in statistische
gegevens te vermelden, maar nochtans doorwer
kend als een zuurdeeg. Er werd in de paalhuizen
langs Papoea's kust gesproken van- en rekening
gehouden met de blanke vreemdelingen en hun
nieuwe leer.
De komst van het Gouvernement bracht een
heilzame verwarring, schoon deze voor de Pa
poea's natuurlijk allerminst aangenaam was.
De „srens" (koppensnellers) in eigen stam ge-
eerd als de verwervers van nieuwe levenskracht,
als de helden, die den stam deden groeien in
macht, werden met boete, boei of verbanning
gestraft. Wegen en communicatie werd in hee-
rendienst gelegd tusschen stamgroepen die aller
minst op toenadering gesteld waren. Slavernij en
heksenprocessen werden afgeschaft. De methode
van begraven, zoo nauw verband houdend met
de heidensche voorstelling van het leven der
schimmen na dit leven, werd gewijzigd in de
Europeesche manier van begraven. Voor dit alles
ontvingen de Papoea's geen commentaar, het was
,,printah"bevel en moest worden opgevolgd.
De kostbare, lang bewaarde schat werd den
Papoea uit de handen geslagen door den over-
heerscher, die, o tragisch-komische speling van
het lot, juist gekomen was deze volksgroepen op
hooger levensniveau te brengen en te geven vre
de, saamhoorigheid en welvaart. Geen Papoea
die dit begreep. Menig conflict was oorzaak van
wederzijdsche onkunde, zoo fataal bij het be
schavingswerk onder primitieven.
De communicatie door de K.P.M. bracht an
dere conflicten en eveneens groote verwarring.
De jeugd begroet den bootdag met groote