KERKNIEUWS.
OFFICÏEELE BERICHTEN.
smeulde, sloeg nu ineens met laaiende gloed naar
buiten. Echte warme Oranjeliefde, dankbaarheid
aan den Heere, een innig gevoel van saamhoorig-
heid, dat alles werd openbaar toen de sirenes
loeiden, toen de klokken luiden.
Toen staken de deftigste dames hun hoofden
buiten de ramen en riepen naar hun overburen
„een prinses geboren". Toen werd ineens de
straatveger een vriend van den „rijken" meneer.
Alle „stands"verschil verdween. Alle politieke
kleurenrood, zwart, groen en wat er meer is,
verdwenen, werden allen oranje.
Kerken konden de menschen niet bevatten,
tegen alle verwachting in. En de sprekers scho
ten te kort in het vertolken van wat er leefde
in de harten. Keurig opgezette en fijn gestyleerde
„preeken" moesten zoo maar in de papiermand
verdwijnen het hart moest spreken.
En de menschen in de kerk vergaten zoo maar,
dat Jantje wat had tegen Pietje en dat Pietje wel
eens wat leelijks had gezegd van Grietje
och, wat was dat mooi en we hadden heelemaal
geen kwesties over liturgie, of dit en dat wel
goed was, en of dat wel door de beugel kon
en of er wel stoelen mochten geplaatst worden
in de paden alles mocht toen, want ineens had
den alle menschen een ruim hart gekregen en
staande zongen ze allen gezang of geen ge
zang Wilhelmus van Nassauwe.
Natuurlijk is de oorzaak van dit alles de God
der Goden en de Heer der Heeren. Daarom
drongen de menschen zoo spontaan naar de kerk
toe. Daarom zongen ze zoo uit het hart lofpsal
men tot Gods eer. Toen was er geen kwestie
over „jubelend Christendom". Neen, ieder be
greep God heeft groote dingen onder ons ge
daan, dies zijn we verblijd.
Maar de tweede oorzaak van dit alles was
de liefde van ons voik voor zijn Vorstenhuis.
Die oude hechte Oranjeliefde, die gefundeerd is
in het offer van Oranje voor Nederland en Ne
derland voor Oranje, die bruiste op. En alle nie
tigheden konden toen opzij worden gelegd en
„prinsen en wereldgrooten" werden zoo meege
sleept in de algemeene blijdschap, dat ze met de
massa meesprongen, meezongen, dat hooge hoe
den ten spijt, allen één waren.
Nu is dit mooie weer voorbij.
Op bergtoppen kun je niet leven.
Je kunt er hoogstens een hutje bouwen, maar
voor het gewone dagelijksche leven zijn die din
gen riiet geschikt.
Daarom zijn we maar weer naar de vlakte af
gedaald.
Gelukkig is dat maar, want op bergtoppen ver
lies je ook gauw je evenwicht.
Nu moeten we weer voorwaarts. Biddend en
werkend.
Maar in de verte zie ik, als God het wil, weer
een bergtop. En ik weet reeds van te voren, dat
als God het wil, het regeeringsjubileum van onze
Vorstin iets machtigs zal worden.
God, Neerland en Oranje zijn weer dichter bij
elkaar gekomen. Geve de Heere, dat wij allen als
Nederlanders ook dichter bij elkander zijn geko
men, opdat we zijn één in geest en streven, één
in lied en leven, één in daad en woord.
Ik eindig met het opschrift van een hoofdarti
kel van de Standaard „Hij heeft gedacht aan
Zijn genade",
A. H. OUSSOREN.
DE BUCHMANBEWEGÏNG (IX).
Hoe moet zij beoordeeld worden? (c)
We hebben in de vorige artikelen betoogd, dat
we, om de Groep juist te beoordeelen, de vraag
moeten beantwoorden, of zij de menschen terug
brengt tot den Christus der Schriften en wij heb
ben in antwoord op die vraag in ons laatste ar
tikel laten zien, dat zij helaas niet de belijdenis,
dat onze Heere Jezus Christus is de waarachtige
en eeuwige Zoon van God, in het centrum plaatst
van haar werk, dat zij helaas niet alleen weet
van Jezus Christus en Dien gekruisigd, dat zij
zeer onverschillig staan tegenover de waarheids-
vraag en döt -zij door haar stillen tijd haar aan
hangers, hen afvoerend van het profetische
woord, dat zeer vast is, brengt tot het leven bij
inwendig licht.
Zeer tot onzen spijt kunnen we nog geen eind
maken aan het opnoemen- van onze bezwaren.
We denken bijv. nog aan haar houding tegen
over de kerk.
Voor ons als Gereformeerden is de kerkvraag
uiterst belangrijk. Wij gelooven, dat de Heere
Jezus door Zijn Woord en Geest Zich een ge
meente, tot het eeuwige leven uitverkoren, ver
gadert en dat de leden dier gemeente (Kerk met
een hoofdletter, Kerk, die lichaam van Christus
is), geroepen zijn een plaatselijke kerk te insti-
tueeren of te helpen bouwen, de eenigheid der
Kerk handhavende, zich onderwerpende aan haar
onderwijzing en tucht, den hals buigende onder
het juk van Jezus Christus en dienende de op
bouwing der broederen, naar de gaven, die God
hun verleend heeft, als onderlinge leden eens
zelfden lichaams. En wij gelooven, dat de ware
kerk geregeerd moet worden naar de geestelijke
politie, die ons onze Heere heeft geleerd in Zijn
Woord, door de Dienaren of Herders, en door
de Opzieners en Diakenen als raad der kerk.
Hoe staat de Groep tegenover deze eischen
van onzen Heere Jezus Ieder, die zich het derde
artikel herinneren kan, zal wel direct toestem
men, dat van erkenning dezer eischen niet veel
terecht komt. Zeker, er zijn aanhangers van de
Groep, die voor de kerk veel waardeerende
woorden weten te vinden. Ik noem u bijv. Geof
frey Allen, die de kerk noemt de gemeenschap
van die menschen, over wie God in Christus
Zijn vergeving heeft uitgeroepen, tot wie nu de
Geest spreekt met leidinggevende stem en die
daarop antwoord geven in gehoorzaamheid des
geloofs. En diezelfde Allen heeft ook verklaard,
dat hij vroeger te weinig oog had gehad voor de
waarde van de traditie, waarvan de kerk in haar
verschillende vertakkingen erfgenaam is, en van
haar sacramenten en haar symbolen. Zoo zou ik
nog veel meer waardeerende woorden kunnen
aanhalen, maar zelfs de beste uitlatingen van de
Groep komen niet toe aan de rechte waardeering
der kerk naar de Heilige Schrift.
Vooreerst, men kiest geen partij in de waar-
heidsvraag, die de verschillende kerken geschei
den houdt. Dan, men dringt niet zoozeer aan op
reformatie der kerk, zooals die naar het Woord
Gods geboden is, men tracht als het ware kernen
te vormen, die de kerk zullen brengen tot beter
luisteren naar de leidinggevende stem des Gees-
tes (in den stillen tijd). En voorts, en dit is naar
het woord van Dr. Kraan doorslaggevend, van
tweeën één, de Buchmanbeweging zal haar ide
aal, dat het onderscheid tusschen kerk en groep
verdwijnt en zij beiden samenvallen, of wel of
niet, verwezenlijkt krijgen. Indien niet, dan is het
onvermijdelijk, dat zij naast en tegenover de kerk
zich steeds meer als een aparte sec te organi
seertEn indien de andere mogelijkheid wer
kelijkheid wordt, zal dit beteekenen, niet, dat de
groep tot kerk, maar dat de kerk tot groep wordt,
en daarmede het wezen vernietigt, waarmee de
Geest haar geschapen heeft.
Het is helaas nu al duidelijk, waarheen de
Groep neigt, de overspanning van de Groep ten
koste van de kerk. Het is maar al te waar, als
Ds., die zelfs van „Groepisme" spreekt, schrijft,
dat het bij de Groep al zeer spoedig wordt, dat
meedoen met haar het middel is om te leven met
God. „Iedereen bij de Groep Jij nog niet bij
de Groep Dan wil je je zeker niet overgeven.
Jij niet meer bij de Groep Waarom werk je
niet mee voor het Koninkrijk
En, v/aar gaan we heen, als de kerk het onder
spit moet delven voor de Groep Prediking van
het Woord Gods zal dan worden een uitstallen
van ervaringen, een zich vernederen (door ver
tellen van zonden) der ambtsdragers, een kruis-
dragen (door deelen, deelen acht men inderdaad
gelijk aan kruisdragen, aan dat schrikkelijke
kruisdragen, waartoe wij om der wille van den
naam van onzen Heere Jezus geroepen worden)
van de predikanten, het ambtelijk opzicht zal
overgaan in deelen, een conferentie zal meer zijn
dan een vergadering van de gemeente Gods.
De Groep, al kan er dan bij velen veel waar
deering zijn voor de kerk, kan niet een kerk-
ideaal nastreven, zooals de Koning der kerk dat
eischt in Zijn Woord. Het is kras gezegd, maar
we worden, principieel gezien, door de Buchman
beweging voor de keus gesteld „Kerk of confe
rentie, vergadering onder Gods Woord of Hou
separty, prediking van Zijn Woord of vertellen
van ervaringen" een ieder, die de belijdenis
verstaat, zal gevoelen, dat alleen een zeer beslist
neen in dit opzicht tegenover de Groep moet
worden geplaatst.
En dat zelfde neen zeggen wij ook tegenover
het deelen. We herinneren ons even, wat deelen
bij de aanhangers der Groep beteekent. Het is
met iemand, wiens leven aan Christus toebehoort,
openhartig over alles spreken en alle zonden be
lijden en die iemand zal dan van zijn kant van'
zijn zonden vertellen om bij het belijden te helpen.
In de eerste plaats, hier stelt de Groep een
onmogelijke eisch. „We moeten geheel open en
doorzichtig voor elkander worden." Ps. 19 13
zegt Wie zal de afdwalingen verstaan En
Calvijn teekent hierbij aan wij gevoelen niet een
honderdste deel van onze zonden.
In Jer. 17:9 vraagt de profeet, wie het hart,
dat arglistiger is dan eenig ding, zal kennen, ja,
het is doodelijk. En het antwoord is Ik, de
HEERE, doorgrond het hart en proef de nieren.
Maar, als het dan zoo is naar de Schrift, hoe
kunnen we dan totaal open en doorzichtig wor
den Wie kan verstaan zijn zonde in zijn bonds-
breuk met Adam, wie kan doorgronden zijn da
delijke zonden, wie kan opsommen al de zonden
van nalatigheid, waaraan we ons nog veel meer
schuldig maken dan aan zonden van bedrijf, wie
kan weten, wat er woelt in zijn nieren
En waarom moeten we volgens de Groep zon
den belijden Om een gevoel van verlichting te
ontvangen, om de zonden in het volle licht te
stellen, het is veel moeilijker zonden voor men
schen te vertellen dan voor God, een slagboom
wordt opgeworpen, opdat we niet meer in die
zonde vallen, want dan moeten we weer kruis
dragers zijn, zonden vertellen. Maar de Schrift
zegt, dat we zonden moeten belijden, opdat Gods
rechtvaardigheid uitkome. (Opdat Gij rechtvaar
dig zijt in Uw spreken en rein zijt in uw richten.
David in Psalm 51.) Die bij God belijdenis doet,
buigt voor het recht Gods, hij is zeer verslagen
en jammerlijk ontroerd over het feit, dat hij zijn
God zoozeer vertoornd heeft door al zijn over
tredingen.
Voorts, hoe zal dat gestage deelen ons gewen
nen aan de zonde Men spreekt zelfs in de Groep
van „vroolijk zonden belijden".
Verder, hoe moeilijke eisch wordt niet gesteld
aan dengene, met wien gedeeld wordt Hij moet
als rechter gaan zitten, al is hij een zeer nederig
rechter, die ook deelen gaat.
En ten slotte, want hier zijn nog veel meer
bezwaren, wat belijdt men in de groep als zonde?
Kent men in de Groep, wat de Schrift zonde
noemt Ik vrees van niet. Zonde is, wat ons
eenzaam maakt, wat scheiding maakt. Maar,
wanneer wordt de klacht gehoord, dat we tegen
Gods majesteit hebben misdreven, dat we reeds
in Adam verdoemelijk zijn en dat we steeds
voortgaan, den God van hemel en aarde zeer te
vergrimmen. Daarom, we moeten ook dit deelen
als ingaande tegen het Woord Gods verwer
pen. En zoo moeten we natuurlijk ook doen
aangaande het deelen in uitgebreiden vorm, het
getuigen op de Houseparties, waar o.m. als be
zwaar nog bijkomt, dat het deelen daar publiek
geschiedt.
Nog moeten we meer bezwaren noemen. We
denken aan Perfestionistische tendenzen, aan al
lerlei uitlatingen, die schijnen te zeggen, dat we
tamelijk wel tot de volmaaktheid kunnen geraken.
Een geliefde tekst in de Groep is „Het oude is
voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden
En onder dat alles rekent men dan ook geen
zonde meer. Natuurlijk zal er wel eens een enkele
keer een mankementje zijn, maar, wanneer men
maar streng onder leiding leeft, en doet, wat
wordt opgedragen, blijft dit toch hooge uitzon
dering (ten Have).
We denken ook nog aan Pelagiaansche in
vloeden. Het kan, als we maar willen. Dat woord
is schering en inslag in de Groep. Als we ons
zelf maar bekeeren willen. Als we onze omgeving
maar bekeeren willen. Als we de wereld maar
veranderen willen. Natuurlijk, het zal steeds
moeilijker gaan, maar het kan, als we maar willen.
En ten slotte, om maar van andere bezwaren
te zwijgen, als van het feit, dat de 4 absolute
eischen maar een bepaald gedeelte van Gods wet
naar voren brengen, we denken aan de slavernij
onder de wet, waar de Groep haar aanhangers
onder gebukt doet gaan. Het is maar een stukje
wet, maar de dienstbaarheid is groot. Men poogt
wederom met behulp van de wet de zaligheid te
verdienen. Ds. ten Have schrijft hiervan volko
men terecht „En dit pogen vinden we bij de
Groep voortdurend. Het is als maar je moet,
je moet. Het is als maar wet wet. Gebod op
gebod, regel op regel. En dat vaak onder een
zoeken en tobben, een naspeuren en controlee
ren, dat „de geesel der wet doet knallen over
verslagen zielen" (Haitjema). Altijd weer de ang
stige vraag maar leef ik nu wel werkelijk naar
de wil van God, en mag dit nog wel en doe ik
dat wel genoeg, en zijn er geen zonden meer,
die ik aanhoud, en ben ik me zelf nu wel heele
maal kwijt, doe ik geen poging meer om mezelf
te handhaven."
O, arme geloovigen, die onder de bekoring der
Groep geraakt zijt, wie heeft u toch betooverd,
dat gij de vrijheid der kinderen Gods hebt inge
ruild voor dienstbaarheid onder de wet
Meliskerke. M. VREUGDENHIL.
Natuurlijk ontken ik daarmee niet, dat in
bepaalde gevallen we schuldbelijdenis tegenover
menschen moeten afleggen. Dat schrijft Gods
Woord nadrukkelijk voor (Jac. 5: 16).
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
64. „Niet vrediglijk toespreken."
Dit opschrift heb ik tusschen aanhalingsteelcens
gezet. Omdat die uitdrukking letterlijk zoo is
overgenomen uit den Bijbel. Daar zijn zoo van
die echt mooie typeeringen in de Heilige Schrift;
en we doen wel eens goed, die even vast te hou
den.
De Bijbellezer heeft zich stellig al herinnerd,
waar we bovengenoemde woorden vinden. Het
is in Gen. 37 4, het laatste gedeelte. Het gaat
daar over Jozefs geschiedenis en de behandeling
door zijn broers. Mozes zegt daarvan zij haatten
hem en konden hem niet vrediglijk toespreken.
Neen, het laatste gaat niet vooraf Eerst wordt
ons gezegd zij haatten hem en daarop volgt
dan het niet vrediglijk toespreken. Dit volgde
dus uit het eerste, en daardoor komt het in nog
droever licht. Het was het gevolg van de hatelijk
heid in de broederharten.
Er wordt wel eens wat luchtig heengeloopen
over harde en leelijke woorden, die er in onze
gezinnen soms vallen. Al te gemakkelijk soms
wordt gezegd o, maar dat vind ik nogal niet
erg Laat de jongens en de meisjes elkaar maar
eens in de haren vliegen Straks is het wel weer
beter
Dat kan waar zijn. Gelukkig is het in niet
weinige gevallen ook niet zoo kwaad bedoeld en
gauw vergeten. Inderdaaddat kan.
Maar we moeten toch wel in het oog houden,
dat we hier op een gevaarlijk terrein zijn. Want
het komt ook voor, dat die kibbelarijen en
woordgevechten een bedenkelijk aanzien krijgen.
En dat is te meer gevaarlijk, als wij als ouders
er al te gemakkelijk over denken. Want het komt
volstrekt niet altijd weer zoo gauw in orde. Och,
die kleine en schijnbaar onbeduidende dingen
kunnen aangroeien tot langdurige onaangenaam
heden en tot verwijdering leiden. En juist de
gedurige herhaling er van is gevaarlijk. Daar
blijft iets zitten, dat telkens weer de kop op
steekt. Dat niet zwakker wordt, maar sterker en
dat de verhoudingen gaat bederven. Langzaam,
ja, maar zeker. De veel verstoorde vrede
loopt gevaar tot een blijvende oneenigheid te
worden. En dan is het verlorenWant dan
sluipt haat in het hart en die haat leidt er toe,
dat men heelemaal niet meer in vrede met elkaar
praten kan. Dan is van te voren het woord en
het gedrag en de handelwijze van den ander al
veroordeeld, telkens weer en voortdurend. Dan
kan men elkaar niet meer vrediglijk toespreken
Dat kan dan niet meer
Maar dat is toch wel erg Ja, dat is het wel
zeker.
En nu kunt ge wel zeggen, dat er in het gezin
van vader Jacob wel een en ander scheef stond.
Dat Jacob zelf wellicht niet altijd verstandig en
goed handelde. En dat die broers toch wel erg
fanatiek waren en in Joodsche hartstochtelijkheid
veel te ver gingen. Dit alles kan waar zijn en
ook wel eenige verklaring geven aan het droeve
feitMaar het neemt niet weg, dat de gevolgen
toch maar vreeselijk waren. Zelfs bijna onher
stelbaar vreeselijk Als God niet over Jozef had
gewaakt en zijn weg had bestierd en als God
ten slotte niet alles ten goede had gekeerd, dan
was het én voor Jozef èn voor zijn broers wer
kelijk onherstelbaar geworden. Slechts Gods ge
nade en Zijn wonderlijke leiding vormen hier het
lichtpunt
Hier is het nu maar ons bedoelen, te wijzen
op dat droeve ten slotte mekaar niet meer vre
diglijk kunnen toespreken Laat ons daarvoor
toch biddend waken. Juist in onze gezinnen. En
dat veelvuldig maken van bittere aanmerkingen
gaan bestrijden. In Gods kracht gaan bestrijden.
Want o, het kan zoo licht al te erg worden.
Vooral de slechte gewoonte kan hier zoo veel
kwaad doen. Geen beter middel, dan zoo spoedig
mogelijk daarmee te breken en ondanks verschil
toch de bitterheid er buiten te houden. In Zee
land zeggen we dan we moeten van een strootje
geen klamp maken. En Gods Woord zegt ons
dat niet meer vrediglijk elkander kunnen toe-
sprekenl is ten slotte een groote zonde in des
Heeren oog
Van W. te W.
TWEETAL TE
Vrijhoeve-'s-Grevelduin-Capelle
G. Th. Koopman, Cand. te Utrecht.
W. Loopstra, Cand. te Groningen.
StadskanaalW. E. Gerritsma te Aalten.
H. Zandbergen te Drachten.
Mevr. de Wed. L. Bos te Soest lega
teerde aan de Geref. Kerk van de Bilt een win
kelhuis met bijbehoorende grond aldaar, vrij van
successierechten.
Zwijgrecht van predikanten.
Ten vervolge op wat ik voor 2 weken schreef
over dit onderwerp, vestigt een vriendelijk cor
respondent mijn aandacht op hetgeen Ds. Joh.
Jansen, na onderzoek bij Mr. Dr. Donner, lid van
den Hoogen Raad, in zijn Korte Verklaring der
K.O. heeft geschreven:
Art. 28 K.O. Zijn de ambtsdragers verplicht
een verborgen misdaad, die hun in kwaliteit
van ambtsdrager is toevertrouwd, aan de over
heid bekend te maken Men onderscheide hier
wel. Wanneer een ambtsdrager een of ander
complot, bijv. landverraad, aanslag tegen den
Staat, of een overheidspersoon, vergiftiging
van stad, dorp of leger ontdekt, is het zijn
roeping als burger, ook al zijn er leden van
zijn gemeente bij betrokken, er onverwijld ken
nis van te geven aan de overheid.
Maar wanneer een lid der gemeente aan zijn
predikant „als zoodanig" een geheime zonde
belijdt, bijv. doodslag, diefstal, echtbreuk, gods
lastering, meineed, enz. kan hij zich op het
z.g. verschooningsrecht beroepen. De Wet be
paalt wel geheel in 't algemeen, Wetb. van
Strafr. art. 2131 „Ieder, die als getuige is
gedagvaard is verplicht voor den rechter-com-
missaris te verschijnen" en art. 289„Alle
personen, bekwaam om getuigen te zijn, zijn
verplicht getuigenis in rechten af te leggen".
Dit geldt iedereen, dus ook de leden en ambts
dragers der kerk.
Maar hierop zijn twee uitzonderingen. De
eerste voor familieleden van den verdachte,
Wetb. van Strafr. art. 217 en de tweede voor
ambtelijke personen Wetb. van Strafr. art.
218 „Van het geven van getuigenis of van het
beantwoorden van bepaalde vragen kunnen
zich ook verschoonen zij, die uit hoofde van
hun stand, hun beroep of hun ambt (Burgerl.
Wetb. art. 1946 heeft in plaats van ambt wet
tige betrekking) tot geheimhouding verplicht
zijn, doch alleen omtrent hetgeen waarvan de
wetenschap aan hen als zoodanig is toever
trouwd."
De vraag is nu of de kerkelijke ambtsdragers
(predikanten, ouderlingen en diakenen) onder
stand, beroep, ambt (of wettige betrekking)
vallen. Volgens de kerkelijke practijk ja, het
is echter niet kerkelijk bepaald bijv. in de K.O.
Maar burgerrechtelijk en wettelijk ook? Ook
daar is het niet wettelijk bepaald. Dat is aan
de rechtspractijk overgelaten. Het beroep op
het verschooningsrecht van predikanten wordt
wel algemeen erkend. Maar van ouderlingen
niet. Die worden wettelijk niet door alle ju
risten onder de ambtsdragers gerekend. En van
de diakenen zeker nog minder. Zie Geref.
Tijdschr. 1928, afl. 8 en 1933, afl. 4 (artt.
van Mr. Proosdy)
Tot zoover het citaat.
Over het ambtsgeheim van Ouderlingen is de
rechtspractijk verdeeld. Mr. Proosdy deelt een
paar gevallen mee. In het eene wordt het door
een jurist ontkend. In het andere, van den rech-
ter-commissaris Mr. Halbertsma te Rotterdam
d.d. 24 Jan. '33, wordt het erkend. Men kan ze
in de genoemde afl. van G. T. T. vinden.
Bazuin.
K. B. S.
Middelburg. VERGADERING van de Com
missie van Beheer Maandag 7 Februari, 7.30
uur, in de
consistorie Noorderkerk.
Zoowel de nieuw gekozen als de afgetreden
broeders worden verwacht.
DE SECRETARIS.
Classis Goes.
Regeling inning van collecten.
JanuariTheol. School.
Verstrooiden O. en W. Indië.
Hulpbeh. Kerken Gen. Kas.
Zending onder de Joden.
AprilV. U.
Hulpbeh. Kerken Classis.
Yi Hulpbeh. Idioten enz.
Hulpbeh. Kerken in de Provincie.
Verstrooiden O. en W. Indië.
JuliTheol. School.
Arbeid IJselmeerarbeiders.
Evangelisatie België.
]/i Limburg en Branbant.
Hulpbeh. Kerken Classis.
October V. U.
Evangelisatie Zeeland.
Hulpbeh. Kerken Classis.
Hulpbeh. Kerken Provincie.
De Kerkeraden gelieven het bovenstaande te
bewaren.
K. B. S.
VERGADERING van den Kerkeraad van
St. Laurens, gehouden op 2 Febr. 1938.
Afwezig Praeses met vacantie.
De vice-voorzitter br. Boon opent de verga
dering op gebruikelijke wijze.
Notulen worden gelezen en geteekend.
Ingekomen Stukken
1. Verzoek van het Comité „Overvloed van
werk en werkkrachten in de Geref. Kerken" tot
winnen van contribuanten.
2. Agenda Classis te houden op 9 Februari.
Afg. Praeses en br. Boon.