FEUILLETON*
DE KLEINE
LUYDEN
VAN '86
KERKNIEUWS.
mogelijk is, heeft die uiteenloopende beoordeeling
zeer beinvloed, men kan haast zeggen, dat de
vrijzinnigen in haar de meeste waardeering heb
ben voor de Groep.
Zoo kan ook de zeer uiteenloopende beoor
deeling der Hervormden geen aanwijzing zijn, dat
de bovengenoemde vraag niet gemakkelijk haar
antwoord vindt, waar ook in de Ned. Herv. Kerk
allerlei richtingen een plaats kunnen hebben.
Maar wel kan men daartoe wijzen op de ver
schillende beoordeeling, die de Oxfordgroep ge
vonden heeft in onze eigen Gereformeerde Ker
ken zelfs onder ons, die ons toch één weten
door de zelfde belijdenis des geloofs, is geen
eenerlei oordeel over dezen geest. Prof. Gros
heide bijv. heeft aangaande haar gesproken als
van een beweging, waarin zich duidelijk de vree-
ze Gods en de kracht van het werk des Geestes
openbaart. Ds. Both van Arnhem schreef een
boekje, waarin hij op een blanco-blad na de in
houdsopgave liet drukken Met dankzegging en
gebed voor het werk der Oxfordgroep, Dr. van
Deemter getuigde van haar, dat ze een bescha
mend voorbeeld geeft van de praktijk der god
zaligheid en sommigen onder ons lieten het zelfs
niet bij een sympathiebetuiging of bij een wel-
willend-critisch oordeel, maar gaven al hun
krachten voor den arbeid der Groep. Lijnrecht
hiertegenover stond het oordeel van wijlen Ds.
W. van 't Sant, die een brochure schreef onder
den titelde Buchmanbeweging, en staat het oor
deel van Dr. Kraan, die eveneens onder dien
titel tegen beginselen en methode der Leven
vernieuwers waarschuwt en naast hen schaarden
zich vele anderen, die zeer scherp het werk ver
oordeelden, ik heb zelfs in betrekking tot de
Groep het woord perversiteiten" gelezen.
Eerlijkheidshalve moet ik aangaande hen, die
welwillend tegenover de Groep staan, nog op
merken, dat zij alzoo schreven voor de groote
samenkomsten der Groep in Utrecht. Misschien,
dat zij sindsdien veranderd zijn, want door die
samenkomsten zijn veler oogen geopend. Dr.
Brillenburg Wurth, die onder ons bekend staat
als een man met een zeer ruim hart, schreef daar
zelfs van „Maar hier is de boodschap van het
evangelie voor 100 prijsgegeven en ingeruild
voor humanistisch pragmatisme. Hier is Christus,
de Christus der Schriften, verloochend, ja, ver
raden". Niettemin, zelfs na Utrecht, bleef onder
ons verschil. Ds. van Dijk van Zaandam bijv.
schreef na Utrecht nog, dat hij huiverig was om
met zijn critiek zwakke getuigenissen van ande
ren tot zwijgen te brengen en achtte, dat wij met
dankbaarheid vervuld moesten zijn en veel van
de geestdrift der Oxfordmenschen moesten over
nemen.
Hoe zou het toch komen, dat de Groep zoo
verschillend beoordeeld wordt Zoo in het alge
meen kunnen wij deze vraag niet gemakkelijk
beantwoorden, maar ik geloof, dat een der voor
naamste redenen, voor wat onze eigen kring aan
gaat, hiértoe wel is, dat de Groep zooveel be
keerlingen maakt, zooveel resultaten heeft, zoo
veel wonderen verricht. Hoe licht wordt men
door al die resultaten in zijn oordeel niet be
invloed Daar mag dan aan die Buchmanbewe
ging veel mankeeren, zoo redeneeren velen, maar
het is toch maar een feit, dat zij menschen tot
Christus brengen en dat zij vele menschen be
ïnvloeden, die wij als Gereformeerden niet kun
nen benaderen. Waar is onze evangelisatie onder
de hoogere standen Waar zijn onze bekeerlin
gen uit de menschen van stand en de Groep kan
ze maar opnoemen de voorzitter van een par
lement, ministers, gezanten, rijke bankiers, Ka
merleden, vooraanstaande journalisten, industri-
eelen, juristen, bisschoppen, enz., enz. En zoo
kan men doorredeneeren, al wijzend op de resul
taten, en wordt men zoo licht door die groote
resultaten bij 't beproeven der geesten beinvloed.
Het zij verre van ons, de groote resultaten der
Groep te ontkennen. Integendeel, wij willen zon
der eenige reserve die resultaten vermelden. We
weten, het, dat van haar gesproken wordt als
van de grootste geloofsgemeenschap van Europa,
dat de eerste minister van Canada getuigd heeft,
dat tot in de kleinste dorpen van Canada zich
groepen gevormd hebben en dat het met den dag
gemakkelijker valt te regeeren, we weten, dat
men van het werk der Groep in Denemarken ge
tuigd heeft, dat dat land nog nooit zoozeer de
kracht van zulk een godsdienstige vloedgolf er
varen heeft, we weten, dat in talrijke Deensche
gemeenten het kerkbezoek zeer toegenomen is,
dat in Nederland duizenden gegaan zijn naar
Utrecht, dat onder invloed van haar Engelschen
en Afrikaners in Zuid-Afrika dichter bij elkan
D
O
O
R
Roman uit den
Doleantietijd
FRED. VAN MEERTEN
6)
Maar er kwam nog iets anders bij. De baas
was de man van de vrouw en van de vrouw
hield hij veel. Ze stopte hem vaak iets lekkers
toe, soms kreeg hij een knipoogje van d'r en dat
beteekende, dat hij even in de kamer moest ko
men. Dan kreeg-ie een speculaasje of een ander
koekje. En heel dikwijls als-ie naar huis ging,
kreeg-ie wat mee voor zijn moeder, een lekker
stuk spek of vleesch of een stuk gedragen goed,
waar zijn moeder nog een mooi kleedingstuk
van maken kon voor de kleintjes. Vrouw Van
Duin was een goeie ziel, zei zijn moeder vaak
en Job was het daar mee eens. Maar wanneer
hij dan om den baas moest lachen, vanwege diens
rare gezichten als-ie wat zeggen wou, dan voelde
hij dat eigenlijk als een verraad aan zijn vriendin,
die zoo heel veel van den baas hield.
Job liep met zijn schoenen in de rechterhand
te slingeren, zijn linkerhand stevig in zijn broeks-
zak tot een vust geklemd. Daarin had hij de fooi
van dezen dag, twaalf en een halve cent. Nou
was het Donderdag en alles bij elkaar had hij
der gebracht zijn, en we weten, dat de Groep
nog steeds wijzen kan op wassenden invloed.
Maar, in de eerste plaats, met de resultaten
wordt wel wat veel reclame gemaakt. Zoo ge
tuigde men van de zijde der Groep na de cam
pagne in Canada van 1932 en 1933, dat Christus'
kracht zich als een onmetelijke prairiebrand over
geheel Canada had uitgestrekt, maar van andere
zijde had men het over „een staaltje van het
meest schaamtelooze exhibitionisme, dat we ooit
hebben gezien."
Dan, zijn de resultaten ook duurzaam Zoo
schijnt in Oxford zelf het getal der getrouwen
af te nemen.
Voorts, bij hun terugkeer naar eenzelfde plaats
is het succes van de Groep dikwijls maar zeer
gering, vergeleken bij de eerste keer, toen het
nog een nieuwtje was.
Verder, het blijft voor de Groep een probleem,
hoe zij vat moet krijgen op de massa. Nog altijd
heeft zij den meesten invloed op de meer bezit
tende klasse. Natuurlijk betreurt de Groep dat,
maar tot op dit oogenblik is het toch zoo, dat
het volk haar voorbijgaat.
En hier komt nog bij, dat ook op geestelijk
gebied de mode veel doet. De Groep is op dit
oogenblik in de mode. Wie wil er niet bij be-
hooren Helaas, de leiding der Groep schijnt
maar al te gaarne te willen, dat de Groep in de
mode is. Door middel van de pers worden bij
voorbeeld aankondigingen en berichten, vooral
van internationale Houseparties, verspreid, die
de werking van groote getallen zoo weten te
exploiteeren, dat ze een sterk overdreven en al
lerminst bescheiden en geestelijken indruk wek
ken.
Intusschen, al meenden wij om der waarheid
getrouw te moeten zijn, iets van de juiste betee-
kenis, die haar resultaten hebben, in het licht te
moeten stellen, het blijft toch een feit, dat de
Groep heel veel bereikt heeft, zooveel, dat we
haast begrijpen kunnen, dat vele menschen haar
daarom zeer toejuichen en geneigd zijn, haar
dwalingen op den koop toe te nemen. Maar voor
ons kan en mag het resultaat niet het voornaam
ste zijn, voor ons moet het voornaamste zijn, of
deze beweging den menschen den weg wijst naar
den Christus der Schriften. Zou ze dat doen, dan
zouden we inderdaad in zekeren zin haar dwa
lingen op den koop toe kunnen nemen, maar in
dien ze dat niet doet. dan worden we genood
zaakt, juist om haar resultaten, zeer scherp tegen
haar te waarschuwen. Het is mijn vaste overtui
ging, dat de beweging het laatste doet. Dat wil
len we dan in een volgend artikel trachten aan
te toonen.
Meliskerke.
M. VREUGDENHIL.
HET ANTWOORD.
II.
Het breede antwoord, dat de Synode der Chr.
Geref. Kerk thans heeft gegeven op de vraag
van de Geref. Kerken om samen te spreken over
de oorzaken der gedceldheid, bestaat uit deze
drie deelen
1Historisch gedeelte.
2. Leerstellig gedeelte.
3. Practische bezwaren.
Ik kan onmogelijk het heele geschrift voor U
over schrijven, maar zal trachten de kern van
het betoog en van de bezwaren uiteen te zetten.
Daarbij zullen wij onzerzijds nog al eens een op
merking maken, die, hetgeen hier wordt betoogd,
bestrijdt. We doen dat niet uit een soort zucht
tot Rechthaberei, om, het koste wat het kost, de
Geref. Kerken in het gelijk te willen stellen. Het
gaat er niet om alles wat door onze Kerken of
door Kuyper gedaan is voor feilloos te verkla
ren. Feillooze dienstknechten van Christus zijn
er niet geweest. Nooit en nergens. Hijzelf alleen
was zonder gebreken en zonden. Maar Zijn
knechten, hoe begaafd en hoe getrouw ook, zijn
maar menschen, aarden vaten.
Dat geldt voor de broeders van de Chr. Geref.
Kerk en voor ons gelijkelijk.
Als wij nu verder heel zakelijk over den in
houd van dit antwoord gaan schrijven, doen wij
dat, omdat o.i. de eenige manier om elkaar te
ontmoeten deze is, dat wij wederzijds beginnen
met te erkennen, dat wij maar menschen zijn,
en daarna verder het voornemen hebben geduldig
eikaars redeneeringen en opvattingen te onder
zoeken en zoo noodig te weerleggen.
Na deze inleiding steken wij van wal en be
ginnen met het historisch gedeelte.
deze week al vijf en veertig centen fooi gekre
gen. lederen dag gaf hij zijn fooien thuis af en
dat was het mooiste moment van den dag, want
dan maakte hij zijn moeder blij, die zoo heel arm
was en het geld zoo hard noodig had.
Hij had wel eens een week gehad, dat hij
tachtig centen fooi kreeg. Dat was maar één keer
gebeurd, maar dat was ook onnoemelijk veel
geweest. Zijn moeder had het geld van heel de
week opgespaard en er 's Zaterdags heerlijk
vleesch van gekocht. Tenminste vader had het
gekocht. Die ging 's Zaterdags altijd naar de
markt en trachtte daar koopjes te doen. In Den
Haag kun je goedkoop terecht. En op dien Za
terdag had zijn vader in opdracht van zijn moe
der vleesch mogen koopen, een groote zeldzaam
heid, want meestal deden ze het maar met spek
af, dat was veel goedkooper. Maar Job had die
week zóóveel fooi mee gebracht naar huis, dat
vader toen maar eens een flink stuk vleesch
moest koopen, zei moeder. Nooit was Job nog
zoo blij geweest en 's Zondagsmiddags hadden
ze allemaal een groot stuk gebraden vleesch op
hun bord gekregen en Job had het gevoel gehad,
dat hij hun dat nu eens gegeven had.
Maar tachtig centen fooi had hij later nooit
meer kunnen maken. Meestal was het zoo tus-
schen de veertig en vijftig, een enkele keer zes
tig, maar dat was dan al een goeie week. Nou
was het Donderdag en had hij al vijf en veertig,
misschien werd het er zestig deze week, als hij
een beetje geluk had.
Job liep het visschersteegje in, waar de klant
van baas Van Duin woonde. Hij moest op num
mer dertien zijn. Een ongeluksgetal, zei Kees
Dat bestaat uit twee helften.
A. Het beginsel der Afscheiding.
B. Het beginsel der Doleantie.
Van de Afscheiding worden besproken de aan
leiding, het uitgangspunt, het wezen en het stand
punt. om zoo het beginsel helder te belichten.
Van de Doleantie worden eerst karakter en
toedracht geschetst en daarna het kerkbegrip be
sproken. Er wordt over Kerk en Organisatie,
Kerk en Kerkverband, Belijdenis en Kerkrecht
en de praktijk der Doleantie gehandeld, om daar
na tweeërlei standpunt te constateeren en ge
handhaafd te zien omstreeks 1890—'92. Uit dit
alles wordt geconcludeerd, dat tusschen Afschei
ding en Doleantie een principieel verschil be
stond, en dat het niet juist is, te spreken van
tweeërlei methode van reformatie. De Doleantie
mag geen reformatie worden genoemd. „Ten aan
zien van de Nederlandsche Hervormde Kerk is
maar één methode juist, die der volkomen ge
hoorzaamheid", blz. 17.
Om deze laatste uitspraak te motiveeren wordt
een woord van Prof. Schilder uit „Ons aller
Moeder" gebruikt.
Natuurlijk zijn wij 't hartelijk eens met de stel
ling, dat alleen door gehoorzaamheid aan Gods
gebod de kerk wordt gereformeerd en gebouwd.
Alle menschelijke constructies en reorganisatie
plannen baten niet, indien de volstrekt gehoor
zaamheid ontbreekt. Dat bewijst de huidige toe
stand in de Herv. Kerk, waar nu al tientallen
jaren wordt gepraat over reorganisatie zonder
noemenswaardig resultaat.
Alleen gehoorzaamheid bouwt de kerk.
Het principieel onderscheid tusschen Afschei
ding en Doleantie wordt dus gezocht in de ge
hoorzaamheid aan Gods gebod.
Bij de Afscheiding was het beginselgehoor
zaamheid, en daarom werd het instituut losgela
ten. Bij de Doleantie was deze gehoorzaamheid
niet. Haar beginsel wasniet breken met het
instituut, haar doeltrachten het instituut van
de Herv. Kerk te behouden, slechts het juk van
de Synodale hiërachie afwerpen. Het ging in '86
om reorganisatie van het bestaande instituut, al
dus het rapport.
Zoo wordt het beginsel der Scheiding gesteld
tegenover het beginsel der Deleantie. En beide
onvereenigbaar geacht.
In de dagen vóór 1892 is over deze dingen
hevig gestreden. Thans stelt de Chr. Geref. Kerk
zich nog op hetzelfde standpunt, dat toen door
sommigen werd ingenomen.
De broeders zien echter één ding voorbij.
Dit, dat de methode tusschen Afscheiding en
Doleantie inderdaad principieel verschilde. Fei
telijk had de Afscheiding geen methode waar
op we nog terug komen De Doleantie wel.
Zij beoogde reorganisatie, afwerping van het juk
der Synodale hiërachie.
Maar, en dat wordt voorbijgezien, werd dat
doel nagestreeft zonder geloofsgehoorzaamheid
Ging het alleen maar met menschelijke bereke
ning en constructie Of was de drijfveer ge
hoorzaamheid
Immers ja. Dat valt niet te ontkennen. Juist
toen de „reorganisatie" niet slaagde en de breuk
kwam, hebben de mannen van '86 gehoorzaamd
aan Gods gebod, en daardoor zijn ze buiten de
Herv. Kerk gekomen.
De opzet was heel anders dan bij de Scheiding,
maar het resultaat was gelijk.
Om de gehoorzaamheid aan den Koning der
kerk buiten de bestaande kerk gezet.
Bij alle verschil is het diepere beginsel én bij
Scheiding én bij Doleantie één, n.l. het buigen
voor de volstrekte autoriteit der H. Schrift, en
het aanvaarden van de heele Geref. belijdenis.
Dat inzicht moge in de jaren der Doleantie voor
sommige Chr. Gereformeerden moeielijk zijn ge
weest. Voor ons, die een halve eeuw later leven,
is het gemakkelijk in te zien, dat Afscheiding en
Doleantie uiteindelijk hetzelfde doel beoogden.
Dat is in '92 bij de vereeniging dan ook uitge
sproken.
In het antwoord wordt dus voorbijgezien, dat
de „reorganisatieplannen" van Kuyper e.a. wer
den gedragen door gehoorzaamheid en onderwer
ping aan Gods Woord. Toen God eischte alles
in de kerk los te laten, toen is dat gedaan. Dat
is het beste bewijs. De Chr. Geref. Synode schijnt
nooit de meening te zijn toegedaan, dat het „hei
lig en goddelijk karakter der Afscheiding" daarin
bestaat, althans daarin zuiver blijkt, dat zij alle
Kas altijd. Waarom dat nu een ongeluksgetal
was, wisti Job niet, maar hij zou er toch niet
graag wonen. Voor zijn gevoel moest daar nog
eens een verschrikkelijk ongeluk gebeuren. De
vader kon wel eens op zee vergaan, of de moe
der dood van de trap vallen, terwijl ze aan het
ramen zeemen was, zooals laatst. Misschien ver
brandde het huisje wel eens, net als een tijdje
geleden bij Dirk van de Heide, toen daar heel
de boel verbrandde en allebei die menschen bij
wat gered vaatwerk en wat beddegoed stonden
te huilen als een kind. Nee, dertien was een ge
heimzinnig nummer. Hij had andere menschen
ook al eens hooren zeggen, dat het een ongeluks
getal was.
Hij stond al voor de deur, die scheefgezakt
was. Verf kon je er niet meer op zien. Het wa
ren natuurlijk straatarme menschen, dat kon je
aan alles zien. Een fooi zou er wel niet op over
schieten. Ofschoon, hij kon zich herinneren er de
vorige keer ook vijf centen gekregen te hebben.
Maar toen moest-ie gelijk geld ontvangen en nou
alleen maar afgeven. Maar hij moest er ook nog
een boodschap doen voor den baas, dat was
waar ook. Hij zou het bijna vergeten. Hij lichtte
de deurklink op en riep „volluk".
Een klein meisje deed de deur open en vroeg
schuw, wat hij wilde.
„Hier benne de schoenen en of Van den Berg
vanavond om acht uur bij Pronk wil komme.
Daar komme d'r meer om over de dollejansie
te prate."
„Vader, kom es hier, Job brengt de schoene
en heppu wat te segge", riep het meisje naar
binnen.
planmatigheid mist (blz. 4) en zoo maar spontaan
ontstond.
Daarin wordt de bovennatuurlijke factor ge
zocht.
Aldus is verklaarbaar waarom de Doleantie,
waarbij wel planmatigheid, berekening en orga
nisatie was, wordt veroordeeld als zijnde te ver
klaren uit menschelijke factoren en omstandig
heden.
Maar dat is toch een heel bedenkelijke opvat
ting. Zou gehoorzaamheid, het maken van plan
nen en het handelen naar ons beste weten uit
sluiten Moeten wij dus in de kerk, maar stil
zitten en afwachten Staat God tegenover ons
historisch, denkend, bouwend arbeiden
Veroordeelt Hij menschelijke activiteit en be
drijvigheid als zoodanig, zooals Barth zegt, óf
alleen de zonde, het verkeerde in onze activiteit,
in ons arbeiden en bouwen Hier schijnt een
irrationalistisch trekje de Chr. Geref. danig par
ten te spelen, alsof planmatigheid op zichzelf
zonde zou zijn, alsof wij dus in de kerk maar
zonder systeem, orde en plan moeten voortleven,
quietistisch afwachtend, wat er over ons zou ko
men. Ik geloof, dat deze opvatting tegen de
Schrift is. Daartoe wijs ik maar op een paar
voorbeelden. Gideon heeft de Midianieten ver
slagen in de kracht des Heeren, maar hij moet
ook een plan opzetten en uitvoeren. En dat plan
zit goed in elkaar.
De jongeling David durfde, toen het hart van de
mannen versmolt, in de mogendheid des Heeren
optrekken tegen den reus Goliath, die de slag
orden des Heeren hoonde.
Hij ging in de kracht des Heeren.
Maar niet onvoorbereid Niet zonder een wel
overwogen plan en een fijn systeem. Hij wist wel.
dat hij vaardig was met z'n slinger. Dat had hij
goed geleerd achter de kudde. Daarom lei hij
dat harnas van Saul, waarin hij niet thuis was,
maar liever af. En toen zocht hij vijf prachtige
steenen uit.
Zijn plan was keurig in elkaar gezet.
Zoo ging hij, planmatig en goed voorbereid.
Toen gaf de Heere hem, den reus te over
winnen.
Brouwershaven.
J. MEESTER.
BEDANKT VOOR
's-Gravenzande A. S. Timmer te Bedum.
Necrologie. In 1937 zijn overleden de
dienstdoende predikanten: J. Snoek (Putters-
hoek), H. Thomas (Leiden), S. Kamper (Meer
beek) en J. Visser (Oldemarkt); en de emeriti:
J. P. Visscher (Nieuw-Lekkerland)E. Buurma
(Achlum), E. Prinsen (Enschedé), W. J. Goed-
bloed (Cubaard), T. Kramer (Monster), A. S.
Schaafsma (Lunteren), S. Groeneveld (Terneu-
zen), J. Meijer (Niezijl), D. Vrieling (Scheem-
da), A. M. Donner (Amersfoort), J. Estié (Beek
bergen) en G. Boekenoogen(St.-Anna Parochie).
Fotografeeren in Staphorst. De gemeente
raad van Staphorst heeft het besluit genomen, dat
het zonder toestemming voortaan verboden is op
of aan den openbaren weg te fotografeeren. Dit
besluit is een uitvloeisel van het gebeurde in den
afgeloopen zomer, waarbij twee Nijmeegsche da
mes door Staphorster jongens in een sloot zou
den zijn geworpen, toen zij kerkgangers tracht
ten te fotografeeren, hetgeen een zeer attractief
toeristisch gebruik schijnt te zijn. Staphorst, dat
zeer aan den kerkgang hecht, is van dit gebruik
echter minder gediend en heeft er op de boven
omschreven wijze thans paal en perk aan willen
stellen. (Wachter)
De „rechtspraak" der daemonen.
Onder dit opschrift lees ik in „Geref. Kerkb.
Hoeksche Waard
In het „Orgaan ten dienste der Prot. Chr. Re-
classeerings Ver." geeft Mej. Dr. F. T. Linde
boom eenige gegevens over de toestanden onder
het Russische strafstelsel.
Er bestaat in Sovjet-Rusland een „buitenge
wone commissie tot bestrijding van contra-revo
lutie, speculatie en bandietenwezen", bij afkor
ting Tsjeka geheeten. Hiervan schrijft Dr. L.
„Dit administratief orgaan bezat practisch eigen
jurisdictie. Zonder rechtelijke tusschenkomst kon
de Tsjeka onbeperkt de straffen toepassen, welke
zij wenschte, en aan niemand was zij hiervan re
kenschap verschuldigd.
Job hoorde wat mompelen en in de donkere
deruopening verscheen de gestalte van een ten
ger mannetje, dat zijn puntbaardje aaide. Hij
duwde het meisje met de schoenen zacht naar
binnen en vroeg „En wat wou je me komme
vertelle, ventje
„Of-ie vanavond bij Pronk lcomp, vraagt de
baas, ze motte daar prate over de dollejansie."
„Óver de dollejansie?" vroeg van den Berg
verwonderd. „Hoe weet je dat, heit je baas dat
zoo gezeid
„Nee, maar vanmiddag is Van der Veer ge
weest, en toen hebbe ze 't over de dollejansie
gehad."
„Zoo, nou ik zal komme, mot jij d'r ook nog
naar toe vroeg Van den Berg lachend.
„Ikke vroeg Job verwonderd.
„Ja, jij, dan ken je ook nog is wat van de
dollejansie hoore."
„Nou as ik komme mag van m'n vader, dan
doe ik 't, zei Job.
„Prachtig, ik zal zorge, dat 'r een plekje open
blijft voor je."
Van den Berg maakte een beweging om de
deur dicht te doen, maar schoen zich opeens te
bedenken.
„Wacht effies", zei hij.
Job zag hem de kamer ingaan. Dat kon wel
eens een fooitje worden, dacht hij. En precies
zoo kwam het uit. Van den Berg stopte hem
vijf centen in de hand en zei„Asjeblieft, en
dat is voor jou, niet versnoepe hoor
(Wordt vervolgd)