FEUILLETON* DE KLEINE LUYDEN VAN '86 KERKNIEUWS. mogelijk is, heeft die uiteenloopende beoordeeling zeer beinvloed, men kan haast zeggen, dat de vrijzinnigen in haar de meeste waardeering heb ben voor de Groep. Zoo kan ook de zeer uiteenloopende beoor deeling der Hervormden geen aanwijzing zijn, dat de bovengenoemde vraag niet gemakkelijk haar antwoord vindt, waar ook in de Ned. Herv. Kerk allerlei richtingen een plaats kunnen hebben. Maar wel kan men daartoe wijzen op de ver schillende beoordeeling, die de Oxfordgroep ge vonden heeft in onze eigen Gereformeerde Ker ken zelfs onder ons, die ons toch één weten door de zelfde belijdenis des geloofs, is geen eenerlei oordeel over dezen geest. Prof. Gros heide bijv. heeft aangaande haar gesproken als van een beweging, waarin zich duidelijk de vree- ze Gods en de kracht van het werk des Geestes openbaart. Ds. Both van Arnhem schreef een boekje, waarin hij op een blanco-blad na de in houdsopgave liet drukken Met dankzegging en gebed voor het werk der Oxfordgroep, Dr. van Deemter getuigde van haar, dat ze een bescha mend voorbeeld geeft van de praktijk der god zaligheid en sommigen onder ons lieten het zelfs niet bij een sympathiebetuiging of bij een wel- willend-critisch oordeel, maar gaven al hun krachten voor den arbeid der Groep. Lijnrecht hiertegenover stond het oordeel van wijlen Ds. W. van 't Sant, die een brochure schreef onder den titelde Buchmanbeweging, en staat het oor deel van Dr. Kraan, die eveneens onder dien titel tegen beginselen en methode der Leven vernieuwers waarschuwt en naast hen schaarden zich vele anderen, die zeer scherp het werk ver oordeelden, ik heb zelfs in betrekking tot de Groep het woord perversiteiten" gelezen. Eerlijkheidshalve moet ik aangaande hen, die welwillend tegenover de Groep staan, nog op merken, dat zij alzoo schreven voor de groote samenkomsten der Groep in Utrecht. Misschien, dat zij sindsdien veranderd zijn, want door die samenkomsten zijn veler oogen geopend. Dr. Brillenburg Wurth, die onder ons bekend staat als een man met een zeer ruim hart, schreef daar zelfs van „Maar hier is de boodschap van het evangelie voor 100 prijsgegeven en ingeruild voor humanistisch pragmatisme. Hier is Christus, de Christus der Schriften, verloochend, ja, ver raden". Niettemin, zelfs na Utrecht, bleef onder ons verschil. Ds. van Dijk van Zaandam bijv. schreef na Utrecht nog, dat hij huiverig was om met zijn critiek zwakke getuigenissen van ande ren tot zwijgen te brengen en achtte, dat wij met dankbaarheid vervuld moesten zijn en veel van de geestdrift der Oxfordmenschen moesten over nemen. Hoe zou het toch komen, dat de Groep zoo verschillend beoordeeld wordt Zoo in het alge meen kunnen wij deze vraag niet gemakkelijk beantwoorden, maar ik geloof, dat een der voor naamste redenen, voor wat onze eigen kring aan gaat, hiértoe wel is, dat de Groep zooveel be keerlingen maakt, zooveel resultaten heeft, zoo veel wonderen verricht. Hoe licht wordt men door al die resultaten in zijn oordeel niet be invloed Daar mag dan aan die Buchmanbewe ging veel mankeeren, zoo redeneeren velen, maar het is toch maar een feit, dat zij menschen tot Christus brengen en dat zij vele menschen be ïnvloeden, die wij als Gereformeerden niet kun nen benaderen. Waar is onze evangelisatie onder de hoogere standen Waar zijn onze bekeerlin gen uit de menschen van stand en de Groep kan ze maar opnoemen de voorzitter van een par lement, ministers, gezanten, rijke bankiers, Ka merleden, vooraanstaande journalisten, industri- eelen, juristen, bisschoppen, enz., enz. En zoo kan men doorredeneeren, al wijzend op de resul taten, en wordt men zoo licht door die groote resultaten bij 't beproeven der geesten beinvloed. Het zij verre van ons, de groote resultaten der Groep te ontkennen. Integendeel, wij willen zon der eenige reserve die resultaten vermelden. We weten, het, dat van haar gesproken wordt als van de grootste geloofsgemeenschap van Europa, dat de eerste minister van Canada getuigd heeft, dat tot in de kleinste dorpen van Canada zich groepen gevormd hebben en dat het met den dag gemakkelijker valt te regeeren, we weten, dat men van het werk der Groep in Denemarken ge tuigd heeft, dat dat land nog nooit zoozeer de kracht van zulk een godsdienstige vloedgolf er varen heeft, we weten, dat in talrijke Deensche gemeenten het kerkbezoek zeer toegenomen is, dat in Nederland duizenden gegaan zijn naar Utrecht, dat onder invloed van haar Engelschen en Afrikaners in Zuid-Afrika dichter bij elkan D O O R Roman uit den Doleantietijd FRED. VAN MEERTEN 6) Maar er kwam nog iets anders bij. De baas was de man van de vrouw en van de vrouw hield hij veel. Ze stopte hem vaak iets lekkers toe, soms kreeg hij een knipoogje van d'r en dat beteekende, dat hij even in de kamer moest ko men. Dan kreeg-ie een speculaasje of een ander koekje. En heel dikwijls als-ie naar huis ging, kreeg-ie wat mee voor zijn moeder, een lekker stuk spek of vleesch of een stuk gedragen goed, waar zijn moeder nog een mooi kleedingstuk van maken kon voor de kleintjes. Vrouw Van Duin was een goeie ziel, zei zijn moeder vaak en Job was het daar mee eens. Maar wanneer hij dan om den baas moest lachen, vanwege diens rare gezichten als-ie wat zeggen wou, dan voelde hij dat eigenlijk als een verraad aan zijn vriendin, die zoo heel veel van den baas hield. Job liep met zijn schoenen in de rechterhand te slingeren, zijn linkerhand stevig in zijn broeks- zak tot een vust geklemd. Daarin had hij de fooi van dezen dag, twaalf en een halve cent. Nou was het Donderdag en alles bij elkaar had hij der gebracht zijn, en we weten, dat de Groep nog steeds wijzen kan op wassenden invloed. Maar, in de eerste plaats, met de resultaten wordt wel wat veel reclame gemaakt. Zoo ge tuigde men van de zijde der Groep na de cam pagne in Canada van 1932 en 1933, dat Christus' kracht zich als een onmetelijke prairiebrand over geheel Canada had uitgestrekt, maar van andere zijde had men het over „een staaltje van het meest schaamtelooze exhibitionisme, dat we ooit hebben gezien." Dan, zijn de resultaten ook duurzaam Zoo schijnt in Oxford zelf het getal der getrouwen af te nemen. Voorts, bij hun terugkeer naar eenzelfde plaats is het succes van de Groep dikwijls maar zeer gering, vergeleken bij de eerste keer, toen het nog een nieuwtje was. Verder, het blijft voor de Groep een probleem, hoe zij vat moet krijgen op de massa. Nog altijd heeft zij den meesten invloed op de meer bezit tende klasse. Natuurlijk betreurt de Groep dat, maar tot op dit oogenblik is het toch zoo, dat het volk haar voorbijgaat. En hier komt nog bij, dat ook op geestelijk gebied de mode veel doet. De Groep is op dit oogenblik in de mode. Wie wil er niet bij be- hooren Helaas, de leiding der Groep schijnt maar al te gaarne te willen, dat de Groep in de mode is. Door middel van de pers worden bij voorbeeld aankondigingen en berichten, vooral van internationale Houseparties, verspreid, die de werking van groote getallen zoo weten te exploiteeren, dat ze een sterk overdreven en al lerminst bescheiden en geestelijken indruk wek ken. Intusschen, al meenden wij om der waarheid getrouw te moeten zijn, iets van de juiste betee- kenis, die haar resultaten hebben, in het licht te moeten stellen, het blijft toch een feit, dat de Groep heel veel bereikt heeft, zooveel, dat we haast begrijpen kunnen, dat vele menschen haar daarom zeer toejuichen en geneigd zijn, haar dwalingen op den koop toe te nemen. Maar voor ons kan en mag het resultaat niet het voornaam ste zijn, voor ons moet het voornaamste zijn, of deze beweging den menschen den weg wijst naar den Christus der Schriften. Zou ze dat doen, dan zouden we inderdaad in zekeren zin haar dwa lingen op den koop toe kunnen nemen, maar in dien ze dat niet doet. dan worden we genood zaakt, juist om haar resultaten, zeer scherp tegen haar te waarschuwen. Het is mijn vaste overtui ging, dat de beweging het laatste doet. Dat wil len we dan in een volgend artikel trachten aan te toonen. Meliskerke. M. VREUGDENHIL. HET ANTWOORD. II. Het breede antwoord, dat de Synode der Chr. Geref. Kerk thans heeft gegeven op de vraag van de Geref. Kerken om samen te spreken over de oorzaken der gedceldheid, bestaat uit deze drie deelen 1Historisch gedeelte. 2. Leerstellig gedeelte. 3. Practische bezwaren. Ik kan onmogelijk het heele geschrift voor U over schrijven, maar zal trachten de kern van het betoog en van de bezwaren uiteen te zetten. Daarbij zullen wij onzerzijds nog al eens een op merking maken, die, hetgeen hier wordt betoogd, bestrijdt. We doen dat niet uit een soort zucht tot Rechthaberei, om, het koste wat het kost, de Geref. Kerken in het gelijk te willen stellen. Het gaat er niet om alles wat door onze Kerken of door Kuyper gedaan is voor feilloos te verkla ren. Feillooze dienstknechten van Christus zijn er niet geweest. Nooit en nergens. Hijzelf alleen was zonder gebreken en zonden. Maar Zijn knechten, hoe begaafd en hoe getrouw ook, zijn maar menschen, aarden vaten. Dat geldt voor de broeders van de Chr. Geref. Kerk en voor ons gelijkelijk. Als wij nu verder heel zakelijk over den in houd van dit antwoord gaan schrijven, doen wij dat, omdat o.i. de eenige manier om elkaar te ontmoeten deze is, dat wij wederzijds beginnen met te erkennen, dat wij maar menschen zijn, en daarna verder het voornemen hebben geduldig eikaars redeneeringen en opvattingen te onder zoeken en zoo noodig te weerleggen. Na deze inleiding steken wij van wal en be ginnen met het historisch gedeelte. deze week al vijf en veertig centen fooi gekre gen. lederen dag gaf hij zijn fooien thuis af en dat was het mooiste moment van den dag, want dan maakte hij zijn moeder blij, die zoo heel arm was en het geld zoo hard noodig had. Hij had wel eens een week gehad, dat hij tachtig centen fooi kreeg. Dat was maar één keer gebeurd, maar dat was ook onnoemelijk veel geweest. Zijn moeder had het geld van heel de week opgespaard en er 's Zaterdags heerlijk vleesch van gekocht. Tenminste vader had het gekocht. Die ging 's Zaterdags altijd naar de markt en trachtte daar koopjes te doen. In Den Haag kun je goedkoop terecht. En op dien Za terdag had zijn vader in opdracht van zijn moe der vleesch mogen koopen, een groote zeldzaam heid, want meestal deden ze het maar met spek af, dat was veel goedkooper. Maar Job had die week zóóveel fooi mee gebracht naar huis, dat vader toen maar eens een flink stuk vleesch moest koopen, zei moeder. Nooit was Job nog zoo blij geweest en 's Zondagsmiddags hadden ze allemaal een groot stuk gebraden vleesch op hun bord gekregen en Job had het gevoel gehad, dat hij hun dat nu eens gegeven had. Maar tachtig centen fooi had hij later nooit meer kunnen maken. Meestal was het zoo tus- schen de veertig en vijftig, een enkele keer zes tig, maar dat was dan al een goeie week. Nou was het Donderdag en had hij al vijf en veertig, misschien werd het er zestig deze week, als hij een beetje geluk had. Job liep het visschersteegje in, waar de klant van baas Van Duin woonde. Hij moest op num mer dertien zijn. Een ongeluksgetal, zei Kees Dat bestaat uit twee helften. A. Het beginsel der Afscheiding. B. Het beginsel der Doleantie. Van de Afscheiding worden besproken de aan leiding, het uitgangspunt, het wezen en het stand punt. om zoo het beginsel helder te belichten. Van de Doleantie worden eerst karakter en toedracht geschetst en daarna het kerkbegrip be sproken. Er wordt over Kerk en Organisatie, Kerk en Kerkverband, Belijdenis en Kerkrecht en de praktijk der Doleantie gehandeld, om daar na tweeërlei standpunt te constateeren en ge handhaafd te zien omstreeks 1890—'92. Uit dit alles wordt geconcludeerd, dat tusschen Afschei ding en Doleantie een principieel verschil be stond, en dat het niet juist is, te spreken van tweeërlei methode van reformatie. De Doleantie mag geen reformatie worden genoemd. „Ten aan zien van de Nederlandsche Hervormde Kerk is maar één methode juist, die der volkomen ge hoorzaamheid", blz. 17. Om deze laatste uitspraak te motiveeren wordt een woord van Prof. Schilder uit „Ons aller Moeder" gebruikt. Natuurlijk zijn wij 't hartelijk eens met de stel ling, dat alleen door gehoorzaamheid aan Gods gebod de kerk wordt gereformeerd en gebouwd. Alle menschelijke constructies en reorganisatie plannen baten niet, indien de volstrekt gehoor zaamheid ontbreekt. Dat bewijst de huidige toe stand in de Herv. Kerk, waar nu al tientallen jaren wordt gepraat over reorganisatie zonder noemenswaardig resultaat. Alleen gehoorzaamheid bouwt de kerk. Het principieel onderscheid tusschen Afschei ding en Doleantie wordt dus gezocht in de ge hoorzaamheid aan Gods gebod. Bij de Afscheiding was het beginselgehoor zaamheid, en daarom werd het instituut losgela ten. Bij de Doleantie was deze gehoorzaamheid niet. Haar beginsel wasniet breken met het instituut, haar doeltrachten het instituut van de Herv. Kerk te behouden, slechts het juk van de Synodale hiërachie afwerpen. Het ging in '86 om reorganisatie van het bestaande instituut, al dus het rapport. Zoo wordt het beginsel der Scheiding gesteld tegenover het beginsel der Deleantie. En beide onvereenigbaar geacht. In de dagen vóór 1892 is over deze dingen hevig gestreden. Thans stelt de Chr. Geref. Kerk zich nog op hetzelfde standpunt, dat toen door sommigen werd ingenomen. De broeders zien echter één ding voorbij. Dit, dat de methode tusschen Afscheiding en Doleantie inderdaad principieel verschilde. Fei telijk had de Afscheiding geen methode waar op we nog terug komen De Doleantie wel. Zij beoogde reorganisatie, afwerping van het juk der Synodale hiërachie. Maar, en dat wordt voorbijgezien, werd dat doel nagestreeft zonder geloofsgehoorzaamheid Ging het alleen maar met menschelijke bereke ning en constructie Of was de drijfveer ge hoorzaamheid Immers ja. Dat valt niet te ontkennen. Juist toen de „reorganisatie" niet slaagde en de breuk kwam, hebben de mannen van '86 gehoorzaamd aan Gods gebod, en daardoor zijn ze buiten de Herv. Kerk gekomen. De opzet was heel anders dan bij de Scheiding, maar het resultaat was gelijk. Om de gehoorzaamheid aan den Koning der kerk buiten de bestaande kerk gezet. Bij alle verschil is het diepere beginsel én bij Scheiding én bij Doleantie één, n.l. het buigen voor de volstrekte autoriteit der H. Schrift, en het aanvaarden van de heele Geref. belijdenis. Dat inzicht moge in de jaren der Doleantie voor sommige Chr. Gereformeerden moeielijk zijn ge weest. Voor ons, die een halve eeuw later leven, is het gemakkelijk in te zien, dat Afscheiding en Doleantie uiteindelijk hetzelfde doel beoogden. Dat is in '92 bij de vereeniging dan ook uitge sproken. In het antwoord wordt dus voorbijgezien, dat de „reorganisatieplannen" van Kuyper e.a. wer den gedragen door gehoorzaamheid en onderwer ping aan Gods Woord. Toen God eischte alles in de kerk los te laten, toen is dat gedaan. Dat is het beste bewijs. De Chr. Geref. Synode schijnt nooit de meening te zijn toegedaan, dat het „hei lig en goddelijk karakter der Afscheiding" daarin bestaat, althans daarin zuiver blijkt, dat zij alle Kas altijd. Waarom dat nu een ongeluksgetal was, wisti Job niet, maar hij zou er toch niet graag wonen. Voor zijn gevoel moest daar nog eens een verschrikkelijk ongeluk gebeuren. De vader kon wel eens op zee vergaan, of de moe der dood van de trap vallen, terwijl ze aan het ramen zeemen was, zooals laatst. Misschien ver brandde het huisje wel eens, net als een tijdje geleden bij Dirk van de Heide, toen daar heel de boel verbrandde en allebei die menschen bij wat gered vaatwerk en wat beddegoed stonden te huilen als een kind. Nee, dertien was een ge heimzinnig nummer. Hij had andere menschen ook al eens hooren zeggen, dat het een ongeluks getal was. Hij stond al voor de deur, die scheefgezakt was. Verf kon je er niet meer op zien. Het wa ren natuurlijk straatarme menschen, dat kon je aan alles zien. Een fooi zou er wel niet op over schieten. Ofschoon, hij kon zich herinneren er de vorige keer ook vijf centen gekregen te hebben. Maar toen moest-ie gelijk geld ontvangen en nou alleen maar afgeven. Maar hij moest er ook nog een boodschap doen voor den baas, dat was waar ook. Hij zou het bijna vergeten. Hij lichtte de deurklink op en riep „volluk". Een klein meisje deed de deur open en vroeg schuw, wat hij wilde. „Hier benne de schoenen en of Van den Berg vanavond om acht uur bij Pronk wil komme. Daar komme d'r meer om over de dollejansie te prate." „Vader, kom es hier, Job brengt de schoene en heppu wat te segge", riep het meisje naar binnen. planmatigheid mist (blz. 4) en zoo maar spontaan ontstond. Daarin wordt de bovennatuurlijke factor ge zocht. Aldus is verklaarbaar waarom de Doleantie, waarbij wel planmatigheid, berekening en orga nisatie was, wordt veroordeeld als zijnde te ver klaren uit menschelijke factoren en omstandig heden. Maar dat is toch een heel bedenkelijke opvat ting. Zou gehoorzaamheid, het maken van plan nen en het handelen naar ons beste weten uit sluiten Moeten wij dus in de kerk, maar stil zitten en afwachten Staat God tegenover ons historisch, denkend, bouwend arbeiden Veroordeelt Hij menschelijke activiteit en be drijvigheid als zoodanig, zooals Barth zegt, óf alleen de zonde, het verkeerde in onze activiteit, in ons arbeiden en bouwen Hier schijnt een irrationalistisch trekje de Chr. Geref. danig par ten te spelen, alsof planmatigheid op zichzelf zonde zou zijn, alsof wij dus in de kerk maar zonder systeem, orde en plan moeten voortleven, quietistisch afwachtend, wat er over ons zou ko men. Ik geloof, dat deze opvatting tegen de Schrift is. Daartoe wijs ik maar op een paar voorbeelden. Gideon heeft de Midianieten ver slagen in de kracht des Heeren, maar hij moet ook een plan opzetten en uitvoeren. En dat plan zit goed in elkaar. De jongeling David durfde, toen het hart van de mannen versmolt, in de mogendheid des Heeren optrekken tegen den reus Goliath, die de slag orden des Heeren hoonde. Hij ging in de kracht des Heeren. Maar niet onvoorbereid Niet zonder een wel overwogen plan en een fijn systeem. Hij wist wel. dat hij vaardig was met z'n slinger. Dat had hij goed geleerd achter de kudde. Daarom lei hij dat harnas van Saul, waarin hij niet thuis was, maar liever af. En toen zocht hij vijf prachtige steenen uit. Zijn plan was keurig in elkaar gezet. Zoo ging hij, planmatig en goed voorbereid. Toen gaf de Heere hem, den reus te over winnen. Brouwershaven. J. MEESTER. BEDANKT VOOR 's-Gravenzande A. S. Timmer te Bedum. Necrologie. In 1937 zijn overleden de dienstdoende predikanten: J. Snoek (Putters- hoek), H. Thomas (Leiden), S. Kamper (Meer beek) en J. Visser (Oldemarkt); en de emeriti: J. P. Visscher (Nieuw-Lekkerland)E. Buurma (Achlum), E. Prinsen (Enschedé), W. J. Goed- bloed (Cubaard), T. Kramer (Monster), A. S. Schaafsma (Lunteren), S. Groeneveld (Terneu- zen), J. Meijer (Niezijl), D. Vrieling (Scheem- da), A. M. Donner (Amersfoort), J. Estié (Beek bergen) en G. Boekenoogen(St.-Anna Parochie). Fotografeeren in Staphorst. De gemeente raad van Staphorst heeft het besluit genomen, dat het zonder toestemming voortaan verboden is op of aan den openbaren weg te fotografeeren. Dit besluit is een uitvloeisel van het gebeurde in den afgeloopen zomer, waarbij twee Nijmeegsche da mes door Staphorster jongens in een sloot zou den zijn geworpen, toen zij kerkgangers tracht ten te fotografeeren, hetgeen een zeer attractief toeristisch gebruik schijnt te zijn. Staphorst, dat zeer aan den kerkgang hecht, is van dit gebruik echter minder gediend en heeft er op de boven omschreven wijze thans paal en perk aan willen stellen. (Wachter) De „rechtspraak" der daemonen. Onder dit opschrift lees ik in „Geref. Kerkb. Hoeksche Waard In het „Orgaan ten dienste der Prot. Chr. Re- classeerings Ver." geeft Mej. Dr. F. T. Linde boom eenige gegevens over de toestanden onder het Russische strafstelsel. Er bestaat in Sovjet-Rusland een „buitenge wone commissie tot bestrijding van contra-revo lutie, speculatie en bandietenwezen", bij afkor ting Tsjeka geheeten. Hiervan schrijft Dr. L. „Dit administratief orgaan bezat practisch eigen jurisdictie. Zonder rechtelijke tusschenkomst kon de Tsjeka onbeperkt de straffen toepassen, welke zij wenschte, en aan niemand was zij hiervan re kenschap verschuldigd. Job hoorde wat mompelen en in de donkere deruopening verscheen de gestalte van een ten ger mannetje, dat zijn puntbaardje aaide. Hij duwde het meisje met de schoenen zacht naar binnen en vroeg „En wat wou je me komme vertelle, ventje „Of-ie vanavond bij Pronk lcomp, vraagt de baas, ze motte daar prate over de dollejansie." „Óver de dollejansie?" vroeg van den Berg verwonderd. „Hoe weet je dat, heit je baas dat zoo gezeid „Nee, maar vanmiddag is Van der Veer ge weest, en toen hebbe ze 't over de dollejansie gehad." „Zoo, nou ik zal komme, mot jij d'r ook nog naar toe vroeg Van den Berg lachend. „Ikke vroeg Job verwonderd. „Ja, jij, dan ken je ook nog is wat van de dollejansie hoore." „Nou as ik komme mag van m'n vader, dan doe ik 't, zei Job. „Prachtig, ik zal zorge, dat 'r een plekje open blijft voor je." Van den Berg maakte een beweging om de deur dicht te doen, maar schoen zich opeens te bedenken. „Wacht effies", zei hij. Job zag hem de kamer ingaan. Dat kon wel eens een fooitje worden, dacht hij. En precies zoo kwam het uit. Van den Berg stopte hem vijf centen in de hand en zei„Asjeblieft, en dat is voor jou, niet versnoepe hoor (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1938 | | pagina 2