No. 1 Vrijdag 7 Januari 1938 52e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WQORDS. VAN VERRE EN NABIJ* f REDACTIE: Ds. A. C HEI] en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J, VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regel bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 CHRISTUS' HEDEN. En de Engel zeide tot hen vreest niet, want zie, ik verkondig u groote blijdschap, die al den volke wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, in de stad Davids. Lukas 2 10 en 11. 't Mag ons een reden van blijdschap zijn, dat ons Kerstfeest, zoo vlak vóór de jaarwisseling valtdat zijn licht foo vertroostend schijnt in onzen somberen Oudejaarsavond, en zoo bemoe digend vast over onzen Nieuwjaars-morgen. De Oudejaarsavond is somber, ook al zijn 't niet enkel droeve herinneringen die hij bij ons opwekt. Ook al hebben we voor onnoemelijk veel te danken voor wat God in het voorbije jaar ons schonk, en al vervult het gedenken er van ons hart met blijdschap. Want ontroerend getuige van de beweeglijk heid en veranderlijkheid der aardsche dingen, en van de snelheid waarmee ons leven voorbijvliegt, blijft hij altoos. Ook over den Nieuwjaarsmorgen hangt die zelfde schaduw. We begroeten hem als nieuw, maar weten, dat hij op 't eigen oogenblik reeds bezig is oud te worden dat elke dag van 't nieuwe jaar zal ondergaan in een avond, en dat in al die dagen heel het jaar en mèt het jaar veel dat ons lief is hoeveel misschien ook wij- zelve óndergaan zullen. Zoo voelen we, in den overgang van oud tot nieuw, ons midden in den woeligen tijdstroom staan, en grijpen naar achteren en naar voren tevergeefs naar wat ons staande kan houden. Doch in dien nacht der benauwing van on zekerheden breekt dan, voor wie waarlijk Kerst feest vierde, troostend en bemoedigend, het licht der Kerstboodschap door. Hoor„Heden is u geboren de Zaligmaker, welke is Christus de Heere." Heden dat wil zeggenvandaag dat beteekentop een van de dagen, die alle, de een na den ander, in avond ondergaan en in nacht verzinken. Heden is u de Zaligmaker geboren. Heden is Hij u geboren, om morgen nog te zijn wat Hij u heden werd, en om het u te blijven al uw dagen in den morgen, en op den middag en in den avond van uw leven uw Zaligmaker. Om het u te wezen voor uw „oude" jaren, uw schuld verzoenend, uw werk uit Hem bewarend en leidend tot z'n vrucht. En om het u te wezen voor 't nieuwe jaar en voor al uw volgende „nieuwe" jaren u vasthoudend, u bewakend, u helpend en sterkend, u heiligend en toeberei dend voor Zijn heerlijkheid. Ja, want Hij had een heden van geboorte Hij kwam in den tijd, in üw tijd, om er zich nooit weer van los te maken, om altijd bij en mèt u te zijn. Zeker, Hij óók had, omdat Hij geboren was in den tijd, Zijn dag op aarde, den dag van twaalf uren, waarin Hij werken moest, en voor dien aardschen dag van uw Heiland kwam er een avond waarop Hij niet meer werken kon wat op dien dag gedaan moest worden maar toen de avond ervan gevallen was, toen heeft Hij „de dagen vermeerderd". „En wie zal zijn leeftijd uitspreken?" Zijn dag in den hemel is zonder einde. Die een „heden" van geboorte had, heeft een eindeloos heden van leven. En ook dat ein deloos heden ligt in het heden van Zijn geboorte vervlochten met üw dagen van gisteren en van heden en van morgen. Hij is daarin bij u en mèt u, om u te leiden naar en straks over te zetten in Zijn heden. En Hij is bij en met u zooals Hij u geboren werd als uw Zaligmaker, die al üw dagen vult met Zijn liefde, met Zijn genade en den arbeid Zijner genade. Die ze maakt tot wat ze moeten zijn om uw zaligheid te dienen lichte of donkere, blijde of droeve, dagen van weenen of dagen van lachen. En Hij dwingt ze uw zaligheid te dienen. Want Hij is uw Zaligmaker. En Hij kan het zijn omdat Hij is „Christus" de Gezalfde Gods. Omdat Hij het is, niet maar in belofte, als in het heden Zijner geboorte, en niet maar bij aanvang, als in Zijn dag op aarde maar in volkomenheid, want Hij is „Heere". Uw Heere, omdat Hij u van God gegeven is en gij door uw God aan Hem gegeven zijt. Om dat Hij u kocht met Zijn bloed, en u verloste door Zijnen Geest. Uw Heere en ook, daarom ook, de Heere uwer dagen. Gij zijt dat niet. Gij hebt over uw dagen niets te zeggen. Dat juist is het, wat de Oudejaars avond u zoo benauwend beseffen doet en wat u op den Nieuwjaarsmorgen zoo beklemmen kan. Doch daar is geen oorzaak van benauwing en geen reden tot beklemming, want uw Zaligmaker is Heere van uw dagen. Met de hand waarin alle macht gelegd is op aarde en in den hemel met de hand waarin gij gelegd zijt met uw heden en uw toekomst, met uw tijdelijk en met uw eeuwig leven, beheerscht Hij al uw dagen Hij, uw Zaligmaker. Zie dan 't oude en zie dan 't nieuwe jaar in 't licht van het „Heden is u geboren", en zing onder 't wisselen der tijden aan Bethlehems krib be „Hetzij dan, dat we leven, hetzij dan, dat we sterven wij zijn des Heeren." Overgenomen uit het Noord-Hollandsch Kerkblad. NIET TE RADE GEGAAN MET VLEESCII EN BLOED. Gal. 1 15—20. Twee dingen wilde Paulus dat den Galatiërs volkomen duidelijk zouden zijn, èn dat hij het Evangelie rechtstreeks had ontvangen van den Heere Jezus zelf èn, dat ook het verstaan van het Evangelie hem niet was bijgebracht door een mensch. Niet minder was hij dan de andere apostelen. Dat Paulus daarop zoo met nadruk wees, was niet uit èen ijdele eerzucht, maar omdat het noo- dig was om de kracht te breken van de dwaal leeraars, die, door af ie dingen op Paulus' apos tolisch gezag, de gemeenten van Galatië zochten te verleiden. Dat hem er daarom veel aan gelegen was door de gemeenten van Galatië als apostel te worden erkend, blijkt ook uit het vervolg, als hij daar gaat aantoonen, hoe hij onafhankelijk was ge bleven van de andere apostelen. Heeft hij, reeds in vers 1, gesproken van zijn roeping door God den Vader, hij gaat dan nu zeggen, dat hij reeds van zijn moeders lijf was afgezonderd. Paulus zag het doel van de genade, die hem bewezen was. niet alleen in zich zelf, maar ook in den dienst, waartoe hij geroepen werd. En dan zag hij ook, dat hij tot dien dienst al afgezonderd was van den moederschoot af. Heel de vorming, die hij van z'n prille jeugd af aan, ontvangen had, moest dienen om hem voor te bereiden tot zijn levenswerk, om onder de heidenen Christus te verkondigen door het Evan gelie. Daarom had God zoo schrijft hij Zijn zoon in hem geopenbaard. Uit die woorden, dat Christus in hem was geopenbaard, heeft men willen afleiden, dat Paulus alleen een innerlijke openbaring gehad heeft en niet ook een uiterlijke. Dan zou Paulus hier anders spreken dan op an- dëte plaatsen, waar hij getuigenis geeft over een uiterlijke verschijning des Heeren aan hem. Doch terecht is opgemerkt, dat het „in mij" het „aan mij" niet uitsluit. Met het „aan mij" moest een „in mij" gepaard gaan. Bij de openbaring van Jezus Christus aan hem, moest wegvallen het bedeksel dat Jezus verborg, maar moest ook het deksel van zijn oog weggenomen worden. Beide was geschied en zóó had hij ontvangen wat noo- dig was om als apostel van Christus op te treden. Daarom was hij ook niet te rade gegaan met vleesch en bloed. Hij was niet onzeker. Hij acht te het niet noodig met de andere apostelen te gaan saamspreken, en dezen machtiging te vra gen, dat ook hij het Evangelie ging verkondigen. Dan zou hij in tegenspraak hebben gehandeld, met de duidelijke roeping, waarmee de Heere hem had geroepen. Als de Heere hem riep, was het verkeerd aan de knechten te vragen of deze die roeping wel konden goedkeuren. Die hier te beslissen had was de Heere alleen. Daarom wachtte Paulus er zich voor iets te doen, waar door de schijn maar kon worden gewekt, alsof hij van zijn roeping tot apostel niet geheel zeker was. En om te bewijzen, dat hij zóó deed, geeft Paulus dan een kort overzicht van z'n levens gang na zijn roeping tot apostel, toen hij op weg was naar Damascus. Hij was toen naar Damascus gegaan, naar het bevel des Heeren (Hand. 9: 11). Over wat hem daar in Damascus wedervaren was, in het be zoek, dat Ananias hem op last des Heeren bracht: hoe hij van z'n blindheid was genezen en al aan stonds in de synagoge Christus verkondigd had, spreekt Paulus hier niet. Hij zegt alleen, dat hij van Damascus niet terug gegaan was naar Jeruzalem, naar degenen, die al vóór hem apostelen waren, om van hem eenige machtiging te vragen, maar zich begeven had naar Arabië. Ook over die periode in Arabië doorgebracht, zegt Paulus hier niets. Is hij daarheen gegaan om rustig na te denken over de hem geschonken openbaringen, opdat hij de beteekenis daarvan ten volle zou doorzien, vóór hij verder ging met de prediking van het Evangelie Of heeft hij daar in Arabië ook al gearbeid Hier zijn vele vragen te stellen, waarop we hier niet dieper f kunnen ingaan. Wie daarvan meer lezen wil, kunnen we verwijzen naar het Bijbelsch Hand boek, deel II, waarin Prof. Greijdanus een uit voerige beschrijving geeft van het leven van den apostel Paulus. Hij zegt daar op bl. 251, dat over deze periode van Paulus' leven vele vragen te stellen zijn, waarop verschillende antwoorden ge geven worden, maar waarvoor de genoegzame gegevens ontbreken om ze met stelligheid te kun nen beantwoorden. Houden we ons aan de gegevens, zooals die hier voorkomen, dan is de levensgang van Pau lus deze geweest, hij ging van Damascus naar Arabië, bleef daar geruimen tijd, keerde toen naar Damascus terug, en eerst daarna drie jaren na zijn roeping tot apostel kwam hij weer in Jeruzalem. Tijdens dat verblijf te Jeruzalem, dat maar kort duurde vijftien dagen was hij gelogeerd bij Petrus en had hij dus met dezen saamgespro ken, maar van de andere apostelen zag hij nie mand dan alleen Jacobus, den broeder des Heeren. Er kon dus geen sprake zijn van een vergade ring van de apostelen (als waarvan Handel. 1 spreekt, en waarin Matthias met gemeene toe stemming tot apostel gekozen was), die dan Pau lus zou gemachtigd hebben als apostel op te treden. Toch was hij na dat bezoek weer uitgegaan tot den arbeid in het Evangelie hij was gekomen in de gewesten van Syrië en Cilicië. En hij had niet gepredikt in de gemeenten van Judea (of: het Joodsche land). Daar was hij van aangezicht onbekend. Ze wisten daar wel van hem. Ze hadden gehoord, dat hij, die eer tijds de gemeenten vervolgde, nu het Evangelie verkondigde, maar van aanzien kenden ze Pau lus niet. Ook met die apostelen, die daar arbeid den, had Paulus dus geen aanraking gehad en dus ook niets van hen kunnen leeren. Zoo bewijst Paulus en dat is hier, waar het eigenlijk om gaat dat hij onafhankelijk van de andere apostelen is opgetreden, vasthoudende aan de roeping, die hij had ontvangen niet van een mensch, noch door een mensch, maar door Jezus Christus en God den Vader. Wanneer dus de dwaalleeraars beweerden, dat hij het Evangelie uit de tweede hand had, het daarom niet goed had begrepen, en in wat hij leerde dwalingen voorkwamen, heeft Paulus uitvoerig aangetoond, dat dit alles laster was. Niet minder dan de andere was hij een geroepen apostel en zijn woord had niet minder aposto lisch gezag. HEIJ. DE CATECHISMUS VAN CALVIJN. Het is een verblijdend verschijnsel, dat de studie van Calvijn zulk een vlucht neemt in onzen tijd. Dit is niet alleen hierom verblijdend, dat men weer teruggrijpt naar die eeuwenoude vaste be ginselen van Gods Woord, maar ook hierom velen leeren hun rijkdom weer eens wat beter begrijpen. We leven toch in een tijd van oververzadigd heid. En naar Gods Woord versmaadt een ver zadigde ziel het honigzeem. Met andere woor den we ontvangen zooveel en we hebben zoo veel rijke schatten opgetast liggen, dat we niet 'eens meer zien, wat we zooal bezitten. En menschen, die hun rijkdom niet meer zien, willen telkens meer en iets anders, nieuwe prik kels, sterker prikkels. Tegenover deze eenzijdige jacht naar het nieu we, staat nu de begeerte van velen in onzen tijd zich te verdiepen in de beginselen van Calvijn. Natuurlijk wil dat niet zeggen, dat we apriori het in alle opzichten met Calvijn eens zijn. Niet Calvijn is de laatste autoriteit. Hooger dan het gezag van Calvijn is het gezag van de Heilige Schrift. Denk b.v. slechts aan Calvijns beschouwing van de overheid. Dat neemt echter niet weg, dat elke ver schijning van één der vele werken van Calvijn met vreugde begroet wordt. Temeer, als dit een werk is dat tot nog toe niet in onze taal ver schenen was. Zulk een werk ligt nu voor me. Het is de ca techismus van Calvijn. Toen Calvijn in 1536 in Genève kwam, werd hij weldra daar de ziel van de reformatie. Een catechismus schreef hij in 1538. Maar in dat zelfde jaar werd hij verdreven uit Genève. Na drie jaar is hij daar teruggekomen en heeft er gewerkt tot zijn dood. Calvijn had een open oog voor hetgeen zijn tijd noodig had. Hij beschouwde het absoluut noodzakelijk, dat een catechismus werd inge voerd. Zoo schreef hij in 1548 aan den hertog van Sommerset„Geloof mij, mijnheer, de kerk van God kan niet staande blijven zonder cate chismus. Wanneer gij een gebouw gaat optrek ken, dat van langen duur zal zijn en niet dadelijk in verval raakt, zoo zorg er voor, dat de kinde ren onderwezen worden aan de hand van een goeden catechismus, die hun in het kort leert, wat het ware christendom beteekent". Zoo schreef Calvijn dan een nieuwe catechis mus, die in 1545 in het Fransch verscheen. Deze heeft Calvijn zelf in het Latijn vertaald.. Wie nu meent, dat Calvijn onder „in het kort" verstaat de geheele christelijke waarheid in een notedop, die vergist zich wel zeer. Men moet de dwaze klacht soms aanhooren, dat de catechisanten tegenwoordig zooveel moe ten leeren. Nü, de catechismus van Calvijn bevat meer dan eenig catecheet opgeeft. En dat dan in dien tijd, toen er nog lang niet zooveel rich tingen en stroomingen waren en de tijden lang niet zoo gecompliceerd waren als nu. Calvijn heeft begrepen, dat, wie belijdenis des geloofs wil afleggen, moet weten wat hij belijdt. Deze catechismus nu heeft Ds. Buskes in het Hollandsch vertaald, „om de boodschap der Re formatie te brengen aan menschen, die bereid zijn te luisteren en het gehoorde door te geven". Voor de keurige wijze van vertaling en de eveneens keurige wijze van uitvoering, hebben we niets dan lof. In 55 Zondagen wordt de waarheid behandeld. Het is in de libellenserie van Bosch Keuning, Baarn, no. 240/241. En de prijs is zeer laag. Wie iets moois en degelijks wil hebben, schaffe dit belangrijke werk aan. Het is verrijking van onze Calvijnliteratuur. A. H. OUSSOREN. DE BUCHMANÖEWEGING. (VII) Hoe moet zij beoordeeld worden 1 De vraag, hoe de Buchmanbeweging beoor deeld moet worden, schijnt wel heel moeilijk be antwoord te kunnen worden, gezien de zeer ver schillende antwoorden, die op deze vraag ge geven worden. Nu zou dat op zichzelf nog geen bewijs behoeven te zijn, dat een oordeel moeilijk is, omdat die onderscheiden antwoorden uit gansch zeer verschillende kringen zouden kun nen komen. Maar dit is juist het merkwaardige, dat menschen van een zelfden kring en van een zelfde gemeenschap zeer verschillend zijn in waardeering. Nemen we bijv. het antwoord, dat gegeven wordt door de leidende personen in de Anglicaansche Kerk, in wier midden de Groep haar groote actie feitelijk begonnen is, dan kun nen we constateeren, dat sommigen van de lei ders met groote geestdrift haar begroeten en met volle overgegevenheid meearbeiden in het werk der Groep, terwijl anderen zeer afwijzend staan en haar zelfs zien als een werk van Satan. Weer zou men kunnen zeggen, dat zelfs dit nog niet behoeft te wijzen op een moeilijkheid om bovengenoemde vraag te beantwoorden, men zou immers kunnen wijzen op het verschil, dat in de Anglicaansche Kerk bestaat. In haar toch zijn orthodoxen en vrijzinnigen, en dan is het wel van zelf sprekend, dat de beoordeeling verschil lend is. Inderdaad, de verscheidenheid van ge loofsopvatting, die in de Anglicaansche Kerk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1938 | | pagina 1