FEUILLETON.
DE KLEINE LUYDEN
VAN '86
ZENDING.
Alles, dat mij van God verwijdert, en van andere
menschen. Er is geen verschil tusschen groote
en kleine zonden, ze zijn allen even erg. Vooral
de geheime zonde is verschrikkelijk. Alle zonden
moeten we opgeven om een veranderd leven te
leiden. En als Russell spreken de andere schrij
vers der Oxfordgroep. Fonald zegt bijvoorbeeld:
„Zonde is alles wat een mensch van God scheidt
en van zijn medemenschen". Allen nemen ze het
ernstig met de zonde. Ze gaan dwars in met hun
zondeopvatting tegen de opvattingen van den
modernen mensch. „Zonde en verleiding tot zon
de worden door de moderne intellectueelen niet
meer bij haar eigen naam genoemd. Voor hen is
zondeonderdrukte begeerten, dwangvoorstel
lingen, ziekelijke zelfontleding, of andere namen
met wetenschappelijken klank, alles, behalve wat
het is, zonde." En het nieuwste geschrift, dat ik
aanhaalde, zegt „Dan zul je misschien wel be
merken, hoe je in werkelijkheid bent, en mis
schien begint dat ouderwetsche woord „zonde"
weer iets voor je te beteekenen."
De overgave moet zich eiken dag weer vol
trekken vooral de quiet time, de stille tijd biedt
daarvoor een uitnemende gelegenheid. Weer
een kenmerkend ding van de Oxfordgroep, de
quiet time. Wat verstaat men daaronder Dat
is een zeer eenvoudig iets. lederen dag moet een
zekere tijd, bijv. een half uur vrijgemaakt wor
den, liefst des morgens, voor het rustig bezig zijn
met zichzelf en met God. Men doe alzoo. Men
leze een stuk van de H.S. en bidde en men late
het dan enkele minuten geheel stil worden. Niet
om daarin te overdenken, wat men zooeven ge
lezen heeft. Ook niet om het gebed nog dieper
en inniger voort te zetten. Want, zoolang we
bidden, zijn we nog bezig Gods wil te verande
ren, terwijl het bij ons zoover komen moet, dat
we Gods wil verstaan willen. We moeten daar
om ophouden met onze ziel op te heffen tot Hem,
om haar, in plaats daarvan, te laten optrekken
door Hem. Niet meer vragend, moeten wij gaan
luisteren naar wat Hij spreekt. Er moet stilte
intreden, om daarin de leiding van den Heiligen
Geest te ontvangen.
Door dien stillen tijd wordt ons leven een
door den Heiligen Geest geleid leven. Dat wil
de Buchmanbeweging niet zien zooals o.i. de
Schrift het ziet, men is er van overtuigd, dat,
als men stillen tijd heeft, de Heilige Geest ons
zeggen zal, wat er op een dag gebeuren zal of
wat wij op een dag doen moeten. „In onzen stil
len tijd des ochtends krijgen wij eiken dag het
werkrooster voor de boerderij." (De vloed komt
op.) Zoo denkt de gansche Buchmanbeweging er
over. Men bidt maar niet en mediteert maar niet
over een Bijbelwoord, men wacht op een open
baring des Geestes, die ons zeggen zal, wat we
doen moeten. „Later, toen de omstandigheden
beter werden en het de firma goed ging, zei God
mij op een morgen, dat de loonen van het heele
personeel moesten worden verhoogd met een
totaal van 75000 dollar per jaar. Zij kregen toen
al de volle loonen, zooals die door de vakver-
eenigingen waren vastgesteld." (De vloed komt
op.) Ik heb zelf een brief ontvangen, die mij ge
stuurd was op aanwijzing van God „We vra
gen, of we God mogen spreken, en God spreekt
tot ons en zegt ons, wat we doen moeten." Men
raadt zelfs aan papier en potlood mede te nemen
bij den stillen tijd, want we ontvangen bood
schappen van God en we moeten die opdrachten
niet vergeten.
Komt dan alles in den stillen tijd van God
Dat niet. „Dit houdt niet in, dat alles, wat wij
gedurende onzen stillen tijd opschrijven, nood
zakelijkerwijze van God komtMaar hen, die
in nauwe betrekking tot God staan, valt het na
korten tijd gemakkelijk, om onderscheid te ma
ken tusschen geestelijke en menschelijke ingevin
genIn gevallen, waarin we twijfelen, kunnen
we onze leiding toetsen aan den leer van den
Bijbel of overleg plegen met anderen, die ook
leiding ontvangen in hun stillen tijdMen kan
zelfs een beroep doen op het Centrale Groep-
bestuur en op Buchman zelf. Men heeft de auto
riteit van Dr. Buchman critisch vergeleken met
de onfeilbaarheid van den Paus Men neme
vooral ook die leiding niet alleen als een leiding
voor het doen. Leiding kan ook zeggen, of iets
aan God welgevallig is, of neen. Mag men roo-
kep Leiding zal dat zeggen. Men kan de leiding
vragen van anderen, om een dergelijke vraag op
gelost te krijgen. Leiding moet gaan over ons
gansche leven, ons leven moet van dag tot dag
door God bepaald worden, doordat we in den
stillen tijd luisteren paar Hem.
Meliskerke. M. VREUGDENHIL.
D
O R o m a n uit den
O Doleantietijd
R
FRED. VAN MEERTEN
4)
Van der Veer was een beetje ontstemd. Hij
wist wel, dat Van Duin erg vast zat aan de
Hervormde kerk. Hij was dat niet en zou er
graag uit gaan, wanneer er maar waren, die voor
gingen. Wanneer Van Duin te bewegen was dit
te doen, zouden er velen volgen, dat wist hij wel.
Van Duin was een man van invloed, ondanks
zijn spraakgebrek.
„Heb-ie niet geleze, dat er in een kerk in het
Noorden, in Friesland een complete ruzie is uit-
gebroke De Notabelen houden de kerk vast
en de kerkeraad wil met de dominé mee gaan
dolleeren. Zondag hadden de kerkvoogden alle
lampen uit de kerk gehaald en toen benne de
menschen allegaar met lampen van huis gekom-
me. Ze hebben nog nooit zooveel licht in de
kerk gehad, hebben ze gezeid."
Van Duin schudde bedroefd het hoofd en zei
„D-d-dat moeste ze nn-n-niet d-d-d-oen."
„Wie niet, die notabelen, of di menschen niet?"
„D-d-d-ie n-n-n-otabelen n-n-n-iet", antwoord
de Van Duin.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, December 1937.
Ook in Zaamslag hebben we een N.C.R.V.-
avond gehad en hebben we opnieuw gevoeld
welk een grooten zegen God ons in de Ned.
Chr. Radiovereeniging geschonken heeft.
We zijn dankbaar dat wij, als Christenen, op
het gebied van de Radio niet achteraan sukkelen,
maar dat van 't begin af door onze leidslieden
gezien is de Radio is niet alleen middel tot amu
sement en verstrooiing, maar heeft beteekenis,
groote beteekenis voor de uitbreiding van Gods
Koninkrijk en de verkondiging van het Evangelie.
Wij mogen de Radio niet aan de wereld over
laten.
Natuurlijk \an alles kunnen we misbruik
maken, maar wanneer door het verkeerd gebruik,
door het misbruik het rechte gebruik ons niet
toegestaan is, blijven er weinig dingen over waar
van we kunnen genieten.
Het gevaar zit dan ook niet in de Radio, even
min als in het orgel of in de piano, wanneer
slechte stukken ten gehoore gebracht worden,
ofin de tong, wanneer kwaad gesproken
wordt en God niet geëerd wordt. Het gevaar zit
in den mensch, die de gaven van Gods goedheid
niet gebruikt naar den wil van den Gever.
We mogen niet uit de wereld gaan en in ab-
soluten zin geheel-onthouders worden.
Zou God den mensch al dat heerlijke en mooie
geven om direkt daarna tot ons te zeggen houdt
u verre van al deze dingen
Dr. H. Bavinck schreef eens in dit verband
„Het Christendom is te universeel om ascetisch
te kunnen wezen. Schepping en Herschepping
zijn beide goed en rein, beide heerlijke werken
van den éénen en drieëenigen God. En door
Christus gaat er van ieder, die in Hem gelooft,
een vernieuwende, heiligende invloed uit in gezin,
maatschappij, staat, beroep, bedrijf, kunst en
wetenschap."
De apostel zegt ergens Alles is uwe doch
gij zijt van Christus.
In dit diepe woord wordt de groote vrijheid
voor den Christen geteekend, maar ook zijn
groote gebondenheid.
Wanneer wij van Christus zijn zullen we ook
alle dingen (en dit geldt ook van de Radio) ge
bruiken tot de verheerlijking van Jezus Christus.
Wij mogen ons niet in eigen kringetje opslui
ten, den band doorsnijden met kuituur en wereld
leven, en opgaan in de mystiek van het hart.
God is de Schepper van alle dingen en daarom
hebben we ook Zijn gaven op alle levensterrein
te gebruiken tot Zijn eer.
Geen wereldmijding, maar wereldvernieuwing
en wereldverovering moet ons ideaal wezen.
In de middeleeuwen beschouwden vele Chris
tenen de natuur als de bruid van den duivel. Zij
gevoelden zich steeds aan alle zijden door de
strikken en aanhechtingen van dezen vijand om
ringd. Wij zien echter de natuur als een werk
waaruit Gods deugden stralen, en achten 't de
roeping van den mensch om wijd de oogen te
openen voor de majesteit Gods in al zijn werken.
De Bijbel raadt ons zoo dringend, niét om de
oogen te sluiten, maar om onze oogen op te hef
fen en te zien wie al deze dingen geschapen
heeft, die ze bij name roept vanwege de groot-,
heid Zijner kracht en omdat hij sterk van ver
mogen is.
Tegenwoordig worden ook de nadeelen van
de Radio door sommigen in 't licht gesteld. Voor
al was 't de bekende Prof. Huizinga, die een
waarschuwend woord liet hooren. Hij was van
oordeel, dat de geestelijke nivelleerende werking
van de Radio waarschijnlijk nog grooter zou blij
ken dan die van de bioscoop. De spijze moetj
voor alle magen te verdragen zijn en daarom is
uitgesloten al wat niet strookt met een algemee-
nen norm van bevattelijkheid en welgevalligheid.
Natuurlijk ligt hier een element van waarheid
in. Vele menschen weten van alles wat en weinig
weten ze goéd. 't Is soms belachelijk hoe men
over allerlei dingen, die ver boven de bevatting
van de massa gaan, zijn oordeel klaar heeft en
klakkeloos naspreekt wat men heeft gehoord.
Prof. Huizinga meent, dat de radio met de bios-
coop de eigenschap deelt, dat ze dwingt tot een
sterke maar oppervlakkige spanning der aan
dacht, die het nadenken en het reflecteerend op
nemen volstrekt uitsluit.
Maar er is ook een andere kant aan de zaak.
Ik kom in mijn gemeente ook in afgelegen
hoeken, waar men vroeger vrijwel geheel buiten
alle wereldleven stond. Door middel van de
Radio wordt het leven veel rijker en leert men
met allerlei dingen veel meer meeleven.
„Zoo is het net, maar als ze het nou tóch doen,
waar blijf je dan met je ware kerk Als ze het
licht niet alleen van de kansel, maar ook al uit
heel de kerk weren, waar moet je dan heen
Van der Veer vond, dat hij een mooie zin
gezegd had, een zin, die een goeden degelijken
klank had, daar kon Van Duin het toch maar
mee doen.
„W-w-we moeten d-d-d-de kerk in d-d-d-de
k-k-k-erk zuivere", meende Van Duin.
„Ja, maar als ze de boel in donker zetten, valt
er weinig meer te zuiveren", vond Van der Veer,
nu ook zijn hoofd schuddend.
Hij stond op en liep het gangetje door naar
de huiskamer, waar vrouw Van Duin druk bezig
was.
„Dag vrouw Van Duin, alles nog wel
Van der Veer maakte een onhandig figuur in
het lage kamertje. Hij paste er niet in.
Vrouw Van Duin knikte en veegde met een
haastige beweging nog eens het tafelzeiltje
schoon.
„Zie zoo, dat is alweer gebeurd, Van der
Veer. 'n Koppie thee
„Asjeblieft, 'n Bakkie zal smaken."
Hij nam een stoel en schoof bij de tafel, waar
op de kopjes door vrouw Van Duin gerangschikt
werden. Ze schonk in en bracht twee kopjes
naar de werkplaats. Haar man gunde zich geen
tijd in huis thee te drinken.
„Je man heeft het altijd maar druk, hé
merkte Van der Veer op, toen ze weer terug
was in de kamer.
„Ja, hij heeft gelukkig veel werk, daar kenne
we den Heere niet dankbaar genoeg voor weze",
VvTat hebben de menschen genoten b.v. in de
dagen toen de samenkomsten ter herdenking van
Dr. A. Kuyper per radio werden uitgezonden
en op de meest afgelegen boerderij het gezin met
het Concertgebouw te Amsterdam in verbinding
stond
Vele uitvindingen hebben de uithuizigheid in
de hand gewerkt.
De radio brengt het gezin in één kamer met
een gemeenschappelijke belangstelling samen.
Volwassen jongens, die vroeger hun heil (dik
wijls hun onheil) op straat zochten, zitten nu
urenlang naast het toestel.
En wat de N.C.R.V. betreft natuurlijk hoor
ik weieens iets dat me minder aanstaat. Maar 't
is juist bij de radio zoo gemakkelijk men heeft
maar even uit te schakelen en de ergernis is weg
genomen.
Maar wat staat daar veel goeds tegenover,
waar we dankbaar voor kunnen wezen
't Valt voor het bestuur ook niet mee om met
alle groepen en groepjes te rekenen en zooveel
mogelijk den zendtijd eerlijk te verdeelen.
Van harte hoop ik, dat vele Hervormden met
ons en anderen zullen blijven samenwerken en
dat de aparte Hervormde omroep tot enkelen
beperkt moge blijven.
't Is juist zoo mooi, dat op dit terrein leden
van verschillende kerken elkander ontmoeten en
elkander de hand reiken om gezamenlijk in ge
sloten gelederen tegen den vijand op te treden.
Door al dat onnoodig splitsen verkleinen we onze
kracht en verzwakken we onze positie.
Misschien zegt men van hervormde zijde
maar gij doet 't zelfde en hebt kort geleden een
aparte Geref. Vrouwenbond opgericht, terwijl er
een algemeen Christelijke Vrouwenbond bestaat.
Nu 'k wil eerlijk zeggen, dat ik op dit
oogenblik nog geen voldoende reden zie tot af
zonderlijke organisatie. Ik dacht dat onder de
leiding van de Gereformeerde predikantsvrouw
Mevrouw KnoppersValkenier de bestaande
Bond op veilig compas vaarde.
Misschien kan men het bestaansrecht mij ech
ter aantoonen, door redenen te noemen, die mij
nu nog onbekend zijn.
A. B. W. M. KOK.
Magelang, 22 November 1937.
HOOG BEZOEK AAN DE
ARMENKOLONIE TE BLONDO.
Eind September heeft de Gouverneur-Generaal
van Nederlandsch-Indië, Jhr. Tjarda Stachouwer
van Starckenborgh bij zijn tournee over Midden-
Java, ook een bezoek gebracht aan Magelang.
Op den dag van zijn aankomst werd Midden-
Java opgeschrikt door de hevige aardbeving,
waarover de kranten reeds veel hebben geschre
ven. In Magelang was het de hevigste aardbeving
sinds menschenheugenis. 't Was een angstig ge
voel zoo de grond onder ons te voelen deinen
als een zee en te zien hoe alles heftig heen en
weer wiegelde, vooral de muren en daken der
huizen waggelden als kaartenhuisjes.
Dat de spoedig tot bijgeloof geneigde bevol
king aanstonds deze aardbeving met den komst
van den Gouverneur-Generaal in verband bracht,
behoeft natuurlijk niet te verwonderen.
Den anderen morgen brachten Mevrouw van
Starckenborgh en haar dochter Freule van
Starckenborgh een bezoek aan onze Armenkolo-
nie te Blondo.
Zulk hoog bezoek was voor onze armen na
tuurlijk een gebeurtenis van geweldig belang
Java is een buitengewoon arm land. Ook de
Residentie Kedoe deelt in die armoede. We kun
nen gerust zeggen, dat meer dan de helft der
gezinnen een gemiddeld inkomen heeft van min
der dan twee gulden per week. En dat zijn nog
dikwijls heel groote gezinnen ook. Deze men
schen worden nog niet eens tot de armen gere
kend. Wat dus de werkelijke armen op Java zijn,
kan men zich in Holland niet voorstellen.
Die volkomen uitgeteerde, machtelooze men
schen, ellendig naar lichaam en ziel, veelal kreu
pel, mismaakt of blind, de ellendigste der ellen-
digen, vindt men in onze Armenkolonie. Meer
dan drie honderd zijn er daar bij elkaar.
Men begrijpt hoe het gewaardeerd wordt, wan
neer de Gouverneur-Generaal of Mevrouw de
armsten der armen bezoeken wil.
Het bezoek duurde helaas maar kort, veel te
kort naar den zin der bewoners der koionie.
Bij den ingang stonden de kinderen van de
zei vrouw Van Duin.
„De vraag is maar óf we den Heere dankbaar
zijn, vrouw Van Duin."
Vrouw Van Duin zuchtte en schudde het goe
dige ronde hoofd.
„Daar mot genade voor gekend weze, Van
der Veer, van ons zelf hebben we dat niet."
„Maar er is genade, rijke genade, vrouw Van
Duin. Ken je het je nog maar altijd niet toe-
eigene Het wordt toch wel tijd, dat je es op
de Kruisverdienste van den Heiland leert zien.
Het is ongeloof van jou, niks as ongeloof. Als
je het nou maar es van die kant wou gaan be
kijken, je blijft te veel op je zelf zien, dat is het
vrouw Van Duin."
Van der Veer slurpte langzaam zijn thee en
keek over den rand van zijn kopje naar vrouw
Van Duin, die hem al knikkend aanhoorde.
Vrouw Van Duin miste de geloofsverzekerd-
heid, zij was maar een zuchtende ziel, die zich
de heilsweldaden niet durfde toeëigenen. Ze ver
langde er wel naar om zekerheid te hebben, dat
ook haar ziel verlost was, maar ze zag op haar
vele zonden en kromp in haar eenzame oogen-
blikken weg onder den feilen toorn van God,
over zooveel ongerechtigheid, waar geen Borg
tegenover staat.
Haar man wist haar worstelen wel. Hij praatte
er niet veel over, maar hij bad veel voor haar.
Hij leefde in het vaste vertrouwen, dat God haar
eenmaal zou vrijmaken en in de ruimte brengen.
Die gelooven haasten niet, dacht Van Duin,
maar hij vermaande zijn vrouw telkens, dat ze
zonde deed met het kruis van Christus te ver
achten. Zijn moeilijkste gang was altijd zijn aan-
Blondo-school opgesteld en zongen welkomst
liederen.
De dames met haar gevolg werden ontvangen
door de beide missionair-predikanten van Mage
lang.
Terwijl het gezelschap langs de groote werk
loods liep naar de woning van den Javaanschen
beheerder, Sadi-Martowiardjo genaamd, zongen
de verzamelde armen het Wilhelmus (in het Ja-
vaansch
Op de voorgalerij van de eenvoudige woning
van Sadi-Martowiardjo heette Ds. Merkelijn de
dames hartelijk welkom met enkele woorden en
vertelde van den arbeid in de kolonie. Hier werd
ook aan Mevrouw Starckenborgh een exemplaar
van het Gedenkboek in leeren omslag (op onze
Chr. Huishoudschool vervaardigd) aangeboden.
Daarna zongen de armen de beide hooge bezoek
sters Psalm 134 3 toe (in het Javaansch natuur
lijk). Ondertusschen hadden twee kleine Javaan-
sche meisjes met Javaansch eerbetoon den dames
een bouquet orchideeën en rozen aangeboden.
Vier andere Javaansche meisjes boden daarop
ververschingen aan.
Zij waren gekleed in klambi's (baadjes), die
geheel op Blondo waren vervaardigd. De draden
waren er eerst gekleurd, daarna de stof geweven.
Later bracht Mevrouw van Starckenborgh nog
haar compliment uit over de keurige wijze, waar
op die aardige meisjes met sembah en andere
Javaansche hormat (eerebetoon)haar en haar
dochter hadden gediend.
Zoodra waren niet de ververschingen rondge
diend of daar nadert, tastend met z'n stokje één
der vele blinden der kolonie. Deze las in blinden-
schrift een welkomstgroet voor de bezoeksters.
Want op de kolonie leeren de blinden ook brail
leschrift lezen en wordt brailleschrift gemaakt.
Deze oorkonde, kunstig gecalligrafeerd in
Brailleschrift, daarna in 't Javaansch, daaronder
in 't Hollandsch, werd mede Mevrouw overhan
digd.
Toen begon de rondgang, 't Ging alles wel wat
te snel, omdat de toegemeten tijd zoo beperkt
was. En toch wilden de dames zoo graag goed
zien, en gaarne van alles uitvoerig op de hoogte
gesteld worden.
Eerst werd de werkloods bezocht. Daar zag
men, hoe de bekende Blondomatten worden ge
maakt. Eerst wordt de cocesvezel, die in de bol
ster van de cocosnoot verkleefd zit, losgeklopt
en uitgeplozen. Dat is een werk, hetgeen ook
onze blinden goed kunnen doen. Ze zitten daar
toe in een groote groep bij elkaar, zingende te
werken. Trouwens waar men ook komt en waar
maar gewerkt wordt, overal hoort men zingen.
Die blijde geest, die op de kolonie heerscht,
maakt dan ook op de bezoekers een diepen in
druk. Onder de blinden treffen we ook de oude
Ibrahim, de man die blind is, en tóch ziet. Want
hij heeft nu zieleoogen gekregen en heeft den
Heere Jezus lief en vertelt het aan iedereen, dat
het nu licht is voor hem.
Van de losse gedroogde cocosvezels wordt
daarna touw gedraaid. Één draait er aan 't groo
te wiel, terwijl er ongeveer 6 een draad spinnen.
De draden worden geverfd en daarvan worden
dan de vermaarde matten gevlochten met allerlei
fraaie patronen. In de werkloods zien we ook
anderen, die bezig zijn manden te vlechten.
Fraaie sier- en bloemen-mandjes zien we daar
staan.
Van de loods mogen we de hooge bezoeksters
begeleiden naar de „Zeepfabriek", een nederig
huisje, waar de „Blondo-zeep" gemaakt wordt.
Een groot stuk van 75 kilo wordt juist in staven
gesneden. Daarnaast zijn anderen bezig de zeep
te mengen en te draaien.
Langs keuken en eetzaal gaan we vervolgens
naar de weverij In de eetzaal waren de vrou
wen juist bezig de maaltijd aan te richten en de
bezoeksters waren verbaasd over de groote hoe
veelheden rijst, die eiken maaltijd door de be
woners der kolonie worden verorberd
Vooral de weverij heeft in hooge mate de
belangstelling der bezoeksters. Daar is ook veel
moois te zien. Niet alleen hoe de garons worden
geverfd en op de spoelen gedraaid, maar ook
allerlei weef toestellen, bijna alle op Blondo zelf
vervaardigd. Naast handdoeken, theedoeken en
allerlei andere nuttige artikelen van allerlei soort
en dessin worden ook kleedingstoffen geweven
voor baadjes, sarongs en kains. Prachtige gordels
met gouddraad doorweven stonden in de ge
touwen
De bezoeksters konden er niet over uit, dat
de bewoners van Blondo nog zooveel moois kon
den presteeren Wij hebben hen verteld hoe deze
menschen, die nog nooit gewerkt hebben, op de
gaan aan het heilig Avondmaal. Hij had voor
zich zelf de volle vrijmoedigheid, hij wist, dat
hij er komen mocht, maar dat hij alleen moest
en zijn vrouw dan thuis bleef, dat bezeerde zijn
zieleleven en vooral op den ochtend van het
heilig Avondmaal drong zijn ziel tot God, om
de oogen van zijn vrouw te openen en haar het
wonder te schenken dat in zijn ziel eens had
plaats gehad.
Van der Veer wist al deze dingen en hij
leefde er in mee. Hij kon het des te beter be
grijpen, daar hijzelf een vrouw had, die net als
vrouw Van Duin veel tobde over haar geloofs
leven en nooit tot klaarheid komen kon. Maar
Van der Veer meende, dat de oorzaak hiervan
bij de kerk lag. Deze gaf steenen voor brood
en! hielp de tobbers niet door het kruis van
Christus te prediken.
Vrouw Van Duin wist, dat hij een echt kind
van God was en ze zag tegen hem op.
Van der Veer had zijn thee gedronken, hij
stond op en reikte haar de hand.
„Nou, ik mot weer es gaan. Aanhouwe in 't
gebed, vrouw Van Duin, we hebben een barm
hartig God, die onze nooden vervullen zal, op
zijn tijd, we moeten leeren daar maar veel bij
te leven
Vrouw Van Duin had tranen in de oogen.
Ze volgde hem het smalle donkere gangetje door
naar de werkplaats.
Van Duin keek op van zijn schoenzool en
vroeg „H-h-h-eb je nou al v-v-v-isch g-g-g-e-
k-k-k-ocht Hij kneep zijn oogen stijf dicht,
terwijl hij de lastige woorden sprak en dan za
gen ze zijn vrouw vragend aan.