FEUILLETON. DE KLEINE LUYDEN VAN '86 ZENDING. Alles, dat mij van God verwijdert, en van andere menschen. Er is geen verschil tusschen groote en kleine zonden, ze zijn allen even erg. Vooral de geheime zonde is verschrikkelijk. Alle zonden moeten we opgeven om een veranderd leven te leiden. En als Russell spreken de andere schrij vers der Oxfordgroep. Fonald zegt bijvoorbeeld: „Zonde is alles wat een mensch van God scheidt en van zijn medemenschen". Allen nemen ze het ernstig met de zonde. Ze gaan dwars in met hun zondeopvatting tegen de opvattingen van den modernen mensch. „Zonde en verleiding tot zon de worden door de moderne intellectueelen niet meer bij haar eigen naam genoemd. Voor hen is zondeonderdrukte begeerten, dwangvoorstel lingen, ziekelijke zelfontleding, of andere namen met wetenschappelijken klank, alles, behalve wat het is, zonde." En het nieuwste geschrift, dat ik aanhaalde, zegt „Dan zul je misschien wel be merken, hoe je in werkelijkheid bent, en mis schien begint dat ouderwetsche woord „zonde" weer iets voor je te beteekenen." De overgave moet zich eiken dag weer vol trekken vooral de quiet time, de stille tijd biedt daarvoor een uitnemende gelegenheid. Weer een kenmerkend ding van de Oxfordgroep, de quiet time. Wat verstaat men daaronder Dat is een zeer eenvoudig iets. lederen dag moet een zekere tijd, bijv. een half uur vrijgemaakt wor den, liefst des morgens, voor het rustig bezig zijn met zichzelf en met God. Men doe alzoo. Men leze een stuk van de H.S. en bidde en men late het dan enkele minuten geheel stil worden. Niet om daarin te overdenken, wat men zooeven ge lezen heeft. Ook niet om het gebed nog dieper en inniger voort te zetten. Want, zoolang we bidden, zijn we nog bezig Gods wil te verande ren, terwijl het bij ons zoover komen moet, dat we Gods wil verstaan willen. We moeten daar om ophouden met onze ziel op te heffen tot Hem, om haar, in plaats daarvan, te laten optrekken door Hem. Niet meer vragend, moeten wij gaan luisteren naar wat Hij spreekt. Er moet stilte intreden, om daarin de leiding van den Heiligen Geest te ontvangen. Door dien stillen tijd wordt ons leven een door den Heiligen Geest geleid leven. Dat wil de Buchmanbeweging niet zien zooals o.i. de Schrift het ziet, men is er van overtuigd, dat, als men stillen tijd heeft, de Heilige Geest ons zeggen zal, wat er op een dag gebeuren zal of wat wij op een dag doen moeten. „In onzen stil len tijd des ochtends krijgen wij eiken dag het werkrooster voor de boerderij." (De vloed komt op.) Zoo denkt de gansche Buchmanbeweging er over. Men bidt maar niet en mediteert maar niet over een Bijbelwoord, men wacht op een open baring des Geestes, die ons zeggen zal, wat we doen moeten. „Later, toen de omstandigheden beter werden en het de firma goed ging, zei God mij op een morgen, dat de loonen van het heele personeel moesten worden verhoogd met een totaal van 75000 dollar per jaar. Zij kregen toen al de volle loonen, zooals die door de vakver- eenigingen waren vastgesteld." (De vloed komt op.) Ik heb zelf een brief ontvangen, die mij ge stuurd was op aanwijzing van God „We vra gen, of we God mogen spreken, en God spreekt tot ons en zegt ons, wat we doen moeten." Men raadt zelfs aan papier en potlood mede te nemen bij den stillen tijd, want we ontvangen bood schappen van God en we moeten die opdrachten niet vergeten. Komt dan alles in den stillen tijd van God Dat niet. „Dit houdt niet in, dat alles, wat wij gedurende onzen stillen tijd opschrijven, nood zakelijkerwijze van God komtMaar hen, die in nauwe betrekking tot God staan, valt het na korten tijd gemakkelijk, om onderscheid te ma ken tusschen geestelijke en menschelijke ingevin genIn gevallen, waarin we twijfelen, kunnen we onze leiding toetsen aan den leer van den Bijbel of overleg plegen met anderen, die ook leiding ontvangen in hun stillen tijdMen kan zelfs een beroep doen op het Centrale Groep- bestuur en op Buchman zelf. Men heeft de auto riteit van Dr. Buchman critisch vergeleken met de onfeilbaarheid van den Paus Men neme vooral ook die leiding niet alleen als een leiding voor het doen. Leiding kan ook zeggen, of iets aan God welgevallig is, of neen. Mag men roo- kep Leiding zal dat zeggen. Men kan de leiding vragen van anderen, om een dergelijke vraag op gelost te krijgen. Leiding moet gaan over ons gansche leven, ons leven moet van dag tot dag door God bepaald worden, doordat we in den stillen tijd luisteren paar Hem. Meliskerke. M. VREUGDENHIL. D O R o m a n uit den O Doleantietijd R FRED. VAN MEERTEN 4) Van der Veer was een beetje ontstemd. Hij wist wel, dat Van Duin erg vast zat aan de Hervormde kerk. Hij was dat niet en zou er graag uit gaan, wanneer er maar waren, die voor gingen. Wanneer Van Duin te bewegen was dit te doen, zouden er velen volgen, dat wist hij wel. Van Duin was een man van invloed, ondanks zijn spraakgebrek. „Heb-ie niet geleze, dat er in een kerk in het Noorden, in Friesland een complete ruzie is uit- gebroke De Notabelen houden de kerk vast en de kerkeraad wil met de dominé mee gaan dolleeren. Zondag hadden de kerkvoogden alle lampen uit de kerk gehaald en toen benne de menschen allegaar met lampen van huis gekom- me. Ze hebben nog nooit zooveel licht in de kerk gehad, hebben ze gezeid." Van Duin schudde bedroefd het hoofd en zei „D-d-dat moeste ze nn-n-niet d-d-d-oen." „Wie niet, die notabelen, of di menschen niet?" „D-d-d-ie n-n-n-otabelen n-n-n-iet", antwoord de Van Duin. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, December 1937. Ook in Zaamslag hebben we een N.C.R.V.- avond gehad en hebben we opnieuw gevoeld welk een grooten zegen God ons in de Ned. Chr. Radiovereeniging geschonken heeft. We zijn dankbaar dat wij, als Christenen, op het gebied van de Radio niet achteraan sukkelen, maar dat van 't begin af door onze leidslieden gezien is de Radio is niet alleen middel tot amu sement en verstrooiing, maar heeft beteekenis, groote beteekenis voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk en de verkondiging van het Evangelie. Wij mogen de Radio niet aan de wereld over laten. Natuurlijk \an alles kunnen we misbruik maken, maar wanneer door het verkeerd gebruik, door het misbruik het rechte gebruik ons niet toegestaan is, blijven er weinig dingen over waar van we kunnen genieten. Het gevaar zit dan ook niet in de Radio, even min als in het orgel of in de piano, wanneer slechte stukken ten gehoore gebracht worden, ofin de tong, wanneer kwaad gesproken wordt en God niet geëerd wordt. Het gevaar zit in den mensch, die de gaven van Gods goedheid niet gebruikt naar den wil van den Gever. We mogen niet uit de wereld gaan en in ab- soluten zin geheel-onthouders worden. Zou God den mensch al dat heerlijke en mooie geven om direkt daarna tot ons te zeggen houdt u verre van al deze dingen Dr. H. Bavinck schreef eens in dit verband „Het Christendom is te universeel om ascetisch te kunnen wezen. Schepping en Herschepping zijn beide goed en rein, beide heerlijke werken van den éénen en drieëenigen God. En door Christus gaat er van ieder, die in Hem gelooft, een vernieuwende, heiligende invloed uit in gezin, maatschappij, staat, beroep, bedrijf, kunst en wetenschap." De apostel zegt ergens Alles is uwe doch gij zijt van Christus. In dit diepe woord wordt de groote vrijheid voor den Christen geteekend, maar ook zijn groote gebondenheid. Wanneer wij van Christus zijn zullen we ook alle dingen (en dit geldt ook van de Radio) ge bruiken tot de verheerlijking van Jezus Christus. Wij mogen ons niet in eigen kringetje opslui ten, den band doorsnijden met kuituur en wereld leven, en opgaan in de mystiek van het hart. God is de Schepper van alle dingen en daarom hebben we ook Zijn gaven op alle levensterrein te gebruiken tot Zijn eer. Geen wereldmijding, maar wereldvernieuwing en wereldverovering moet ons ideaal wezen. In de middeleeuwen beschouwden vele Chris tenen de natuur als de bruid van den duivel. Zij gevoelden zich steeds aan alle zijden door de strikken en aanhechtingen van dezen vijand om ringd. Wij zien echter de natuur als een werk waaruit Gods deugden stralen, en achten 't de roeping van den mensch om wijd de oogen te openen voor de majesteit Gods in al zijn werken. De Bijbel raadt ons zoo dringend, niét om de oogen te sluiten, maar om onze oogen op te hef fen en te zien wie al deze dingen geschapen heeft, die ze bij name roept vanwege de groot-, heid Zijner kracht en omdat hij sterk van ver mogen is. Tegenwoordig worden ook de nadeelen van de Radio door sommigen in 't licht gesteld. Voor al was 't de bekende Prof. Huizinga, die een waarschuwend woord liet hooren. Hij was van oordeel, dat de geestelijke nivelleerende werking van de Radio waarschijnlijk nog grooter zou blij ken dan die van de bioscoop. De spijze moetj voor alle magen te verdragen zijn en daarom is uitgesloten al wat niet strookt met een algemee- nen norm van bevattelijkheid en welgevalligheid. Natuurlijk ligt hier een element van waarheid in. Vele menschen weten van alles wat en weinig weten ze goéd. 't Is soms belachelijk hoe men over allerlei dingen, die ver boven de bevatting van de massa gaan, zijn oordeel klaar heeft en klakkeloos naspreekt wat men heeft gehoord. Prof. Huizinga meent, dat de radio met de bios- coop de eigenschap deelt, dat ze dwingt tot een sterke maar oppervlakkige spanning der aan dacht, die het nadenken en het reflecteerend op nemen volstrekt uitsluit. Maar er is ook een andere kant aan de zaak. Ik kom in mijn gemeente ook in afgelegen hoeken, waar men vroeger vrijwel geheel buiten alle wereldleven stond. Door middel van de Radio wordt het leven veel rijker en leert men met allerlei dingen veel meer meeleven. „Zoo is het net, maar als ze het nou tóch doen, waar blijf je dan met je ware kerk Als ze het licht niet alleen van de kansel, maar ook al uit heel de kerk weren, waar moet je dan heen Van der Veer vond, dat hij een mooie zin gezegd had, een zin, die een goeden degelijken klank had, daar kon Van Duin het toch maar mee doen. „W-w-we moeten d-d-d-de kerk in d-d-d-de k-k-k-erk zuivere", meende Van Duin. „Ja, maar als ze de boel in donker zetten, valt er weinig meer te zuiveren", vond Van der Veer, nu ook zijn hoofd schuddend. Hij stond op en liep het gangetje door naar de huiskamer, waar vrouw Van Duin druk bezig was. „Dag vrouw Van Duin, alles nog wel Van der Veer maakte een onhandig figuur in het lage kamertje. Hij paste er niet in. Vrouw Van Duin knikte en veegde met een haastige beweging nog eens het tafelzeiltje schoon. „Zie zoo, dat is alweer gebeurd, Van der Veer. 'n Koppie thee „Asjeblieft, 'n Bakkie zal smaken." Hij nam een stoel en schoof bij de tafel, waar op de kopjes door vrouw Van Duin gerangschikt werden. Ze schonk in en bracht twee kopjes naar de werkplaats. Haar man gunde zich geen tijd in huis thee te drinken. „Je man heeft het altijd maar druk, hé merkte Van der Veer op, toen ze weer terug was in de kamer. „Ja, hij heeft gelukkig veel werk, daar kenne we den Heere niet dankbaar genoeg voor weze", VvTat hebben de menschen genoten b.v. in de dagen toen de samenkomsten ter herdenking van Dr. A. Kuyper per radio werden uitgezonden en op de meest afgelegen boerderij het gezin met het Concertgebouw te Amsterdam in verbinding stond Vele uitvindingen hebben de uithuizigheid in de hand gewerkt. De radio brengt het gezin in één kamer met een gemeenschappelijke belangstelling samen. Volwassen jongens, die vroeger hun heil (dik wijls hun onheil) op straat zochten, zitten nu urenlang naast het toestel. En wat de N.C.R.V. betreft natuurlijk hoor ik weieens iets dat me minder aanstaat. Maar 't is juist bij de radio zoo gemakkelijk men heeft maar even uit te schakelen en de ergernis is weg genomen. Maar wat staat daar veel goeds tegenover, waar we dankbaar voor kunnen wezen 't Valt voor het bestuur ook niet mee om met alle groepen en groepjes te rekenen en zooveel mogelijk den zendtijd eerlijk te verdeelen. Van harte hoop ik, dat vele Hervormden met ons en anderen zullen blijven samenwerken en dat de aparte Hervormde omroep tot enkelen beperkt moge blijven. 't Is juist zoo mooi, dat op dit terrein leden van verschillende kerken elkander ontmoeten en elkander de hand reiken om gezamenlijk in ge sloten gelederen tegen den vijand op te treden. Door al dat onnoodig splitsen verkleinen we onze kracht en verzwakken we onze positie. Misschien zegt men van hervormde zijde maar gij doet 't zelfde en hebt kort geleden een aparte Geref. Vrouwenbond opgericht, terwijl er een algemeen Christelijke Vrouwenbond bestaat. Nu 'k wil eerlijk zeggen, dat ik op dit oogenblik nog geen voldoende reden zie tot af zonderlijke organisatie. Ik dacht dat onder de leiding van de Gereformeerde predikantsvrouw Mevrouw KnoppersValkenier de bestaande Bond op veilig compas vaarde. Misschien kan men het bestaansrecht mij ech ter aantoonen, door redenen te noemen, die mij nu nog onbekend zijn. A. B. W. M. KOK. Magelang, 22 November 1937. HOOG BEZOEK AAN DE ARMENKOLONIE TE BLONDO. Eind September heeft de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, Jhr. Tjarda Stachouwer van Starckenborgh bij zijn tournee over Midden- Java, ook een bezoek gebracht aan Magelang. Op den dag van zijn aankomst werd Midden- Java opgeschrikt door de hevige aardbeving, waarover de kranten reeds veel hebben geschre ven. In Magelang was het de hevigste aardbeving sinds menschenheugenis. 't Was een angstig ge voel zoo de grond onder ons te voelen deinen als een zee en te zien hoe alles heftig heen en weer wiegelde, vooral de muren en daken der huizen waggelden als kaartenhuisjes. Dat de spoedig tot bijgeloof geneigde bevol king aanstonds deze aardbeving met den komst van den Gouverneur-Generaal in verband bracht, behoeft natuurlijk niet te verwonderen. Den anderen morgen brachten Mevrouw van Starckenborgh en haar dochter Freule van Starckenborgh een bezoek aan onze Armenkolo- nie te Blondo. Zulk hoog bezoek was voor onze armen na tuurlijk een gebeurtenis van geweldig belang Java is een buitengewoon arm land. Ook de Residentie Kedoe deelt in die armoede. We kun nen gerust zeggen, dat meer dan de helft der gezinnen een gemiddeld inkomen heeft van min der dan twee gulden per week. En dat zijn nog dikwijls heel groote gezinnen ook. Deze men schen worden nog niet eens tot de armen gere kend. Wat dus de werkelijke armen op Java zijn, kan men zich in Holland niet voorstellen. Die volkomen uitgeteerde, machtelooze men schen, ellendig naar lichaam en ziel, veelal kreu pel, mismaakt of blind, de ellendigste der ellen- digen, vindt men in onze Armenkolonie. Meer dan drie honderd zijn er daar bij elkaar. Men begrijpt hoe het gewaardeerd wordt, wan neer de Gouverneur-Generaal of Mevrouw de armsten der armen bezoeken wil. Het bezoek duurde helaas maar kort, veel te kort naar den zin der bewoners der koionie. Bij den ingang stonden de kinderen van de zei vrouw Van Duin. „De vraag is maar óf we den Heere dankbaar zijn, vrouw Van Duin." Vrouw Van Duin zuchtte en schudde het goe dige ronde hoofd. „Daar mot genade voor gekend weze, Van der Veer, van ons zelf hebben we dat niet." „Maar er is genade, rijke genade, vrouw Van Duin. Ken je het je nog maar altijd niet toe- eigene Het wordt toch wel tijd, dat je es op de Kruisverdienste van den Heiland leert zien. Het is ongeloof van jou, niks as ongeloof. Als je het nou maar es van die kant wou gaan be kijken, je blijft te veel op je zelf zien, dat is het vrouw Van Duin." Van der Veer slurpte langzaam zijn thee en keek over den rand van zijn kopje naar vrouw Van Duin, die hem al knikkend aanhoorde. Vrouw Van Duin miste de geloofsverzekerd- heid, zij was maar een zuchtende ziel, die zich de heilsweldaden niet durfde toeëigenen. Ze ver langde er wel naar om zekerheid te hebben, dat ook haar ziel verlost was, maar ze zag op haar vele zonden en kromp in haar eenzame oogen- blikken weg onder den feilen toorn van God, over zooveel ongerechtigheid, waar geen Borg tegenover staat. Haar man wist haar worstelen wel. Hij praatte er niet veel over, maar hij bad veel voor haar. Hij leefde in het vaste vertrouwen, dat God haar eenmaal zou vrijmaken en in de ruimte brengen. Die gelooven haasten niet, dacht Van Duin, maar hij vermaande zijn vrouw telkens, dat ze zonde deed met het kruis van Christus te ver achten. Zijn moeilijkste gang was altijd zijn aan- Blondo-school opgesteld en zongen welkomst liederen. De dames met haar gevolg werden ontvangen door de beide missionair-predikanten van Mage lang. Terwijl het gezelschap langs de groote werk loods liep naar de woning van den Javaanschen beheerder, Sadi-Martowiardjo genaamd, zongen de verzamelde armen het Wilhelmus (in het Ja- vaansch Op de voorgalerij van de eenvoudige woning van Sadi-Martowiardjo heette Ds. Merkelijn de dames hartelijk welkom met enkele woorden en vertelde van den arbeid in de kolonie. Hier werd ook aan Mevrouw Starckenborgh een exemplaar van het Gedenkboek in leeren omslag (op onze Chr. Huishoudschool vervaardigd) aangeboden. Daarna zongen de armen de beide hooge bezoek sters Psalm 134 3 toe (in het Javaansch natuur lijk). Ondertusschen hadden twee kleine Javaan- sche meisjes met Javaansch eerbetoon den dames een bouquet orchideeën en rozen aangeboden. Vier andere Javaansche meisjes boden daarop ververschingen aan. Zij waren gekleed in klambi's (baadjes), die geheel op Blondo waren vervaardigd. De draden waren er eerst gekleurd, daarna de stof geweven. Later bracht Mevrouw van Starckenborgh nog haar compliment uit over de keurige wijze, waar op die aardige meisjes met sembah en andere Javaansche hormat (eerebetoon)haar en haar dochter hadden gediend. Zoodra waren niet de ververschingen rondge diend of daar nadert, tastend met z'n stokje één der vele blinden der kolonie. Deze las in blinden- schrift een welkomstgroet voor de bezoeksters. Want op de kolonie leeren de blinden ook brail leschrift lezen en wordt brailleschrift gemaakt. Deze oorkonde, kunstig gecalligrafeerd in Brailleschrift, daarna in 't Javaansch, daaronder in 't Hollandsch, werd mede Mevrouw overhan digd. Toen begon de rondgang, 't Ging alles wel wat te snel, omdat de toegemeten tijd zoo beperkt was. En toch wilden de dames zoo graag goed zien, en gaarne van alles uitvoerig op de hoogte gesteld worden. Eerst werd de werkloods bezocht. Daar zag men, hoe de bekende Blondomatten worden ge maakt. Eerst wordt de cocesvezel, die in de bol ster van de cocosnoot verkleefd zit, losgeklopt en uitgeplozen. Dat is een werk, hetgeen ook onze blinden goed kunnen doen. Ze zitten daar toe in een groote groep bij elkaar, zingende te werken. Trouwens waar men ook komt en waar maar gewerkt wordt, overal hoort men zingen. Die blijde geest, die op de kolonie heerscht, maakt dan ook op de bezoekers een diepen in druk. Onder de blinden treffen we ook de oude Ibrahim, de man die blind is, en tóch ziet. Want hij heeft nu zieleoogen gekregen en heeft den Heere Jezus lief en vertelt het aan iedereen, dat het nu licht is voor hem. Van de losse gedroogde cocosvezels wordt daarna touw gedraaid. Één draait er aan 't groo te wiel, terwijl er ongeveer 6 een draad spinnen. De draden worden geverfd en daarvan worden dan de vermaarde matten gevlochten met allerlei fraaie patronen. In de werkloods zien we ook anderen, die bezig zijn manden te vlechten. Fraaie sier- en bloemen-mandjes zien we daar staan. Van de loods mogen we de hooge bezoeksters begeleiden naar de „Zeepfabriek", een nederig huisje, waar de „Blondo-zeep" gemaakt wordt. Een groot stuk van 75 kilo wordt juist in staven gesneden. Daarnaast zijn anderen bezig de zeep te mengen en te draaien. Langs keuken en eetzaal gaan we vervolgens naar de weverij In de eetzaal waren de vrou wen juist bezig de maaltijd aan te richten en de bezoeksters waren verbaasd over de groote hoe veelheden rijst, die eiken maaltijd door de be woners der kolonie worden verorberd Vooral de weverij heeft in hooge mate de belangstelling der bezoeksters. Daar is ook veel moois te zien. Niet alleen hoe de garons worden geverfd en op de spoelen gedraaid, maar ook allerlei weef toestellen, bijna alle op Blondo zelf vervaardigd. Naast handdoeken, theedoeken en allerlei andere nuttige artikelen van allerlei soort en dessin worden ook kleedingstoffen geweven voor baadjes, sarongs en kains. Prachtige gordels met gouddraad doorweven stonden in de ge touwen De bezoeksters konden er niet over uit, dat de bewoners van Blondo nog zooveel moois kon den presteeren Wij hebben hen verteld hoe deze menschen, die nog nooit gewerkt hebben, op de gaan aan het heilig Avondmaal. Hij had voor zich zelf de volle vrijmoedigheid, hij wist, dat hij er komen mocht, maar dat hij alleen moest en zijn vrouw dan thuis bleef, dat bezeerde zijn zieleleven en vooral op den ochtend van het heilig Avondmaal drong zijn ziel tot God, om de oogen van zijn vrouw te openen en haar het wonder te schenken dat in zijn ziel eens had plaats gehad. Van der Veer wist al deze dingen en hij leefde er in mee. Hij kon het des te beter be grijpen, daar hijzelf een vrouw had, die net als vrouw Van Duin veel tobde over haar geloofs leven en nooit tot klaarheid komen kon. Maar Van der Veer meende, dat de oorzaak hiervan bij de kerk lag. Deze gaf steenen voor brood en! hielp de tobbers niet door het kruis van Christus te prediken. Vrouw Van Duin wist, dat hij een echt kind van God was en ze zag tegen hem op. Van der Veer had zijn thee gedronken, hij stond op en reikte haar de hand. „Nou, ik mot weer es gaan. Aanhouwe in 't gebed, vrouw Van Duin, we hebben een barm hartig God, die onze nooden vervullen zal, op zijn tijd, we moeten leeren daar maar veel bij te leven Vrouw Van Duin had tranen in de oogen. Ze volgde hem het smalle donkere gangetje door naar de werkplaats. Van Duin keek op van zijn schoenzool en vroeg „H-h-h-eb je nou al v-v-v-isch g-g-g-e- k-k-k-ocht Hij kneep zijn oogen stijf dicht, terwijl hij de lastige woorden sprak en dan za gen ze zijn vrouw vragend aan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 2