FEUILLETON*
BRANDING
KERKNIEUWS*
DE BUCHMANBEWEGING.
I. De „wonderen".
Uit een boek, dat wel niet bedoelt de Oxford
Groep (andere naam voor de Buchmanbeweging)
te beschrijven en aan te prijzen, maar waarin de
schrijver zich toch kwijten wil van zijn schuld
der dankbaarheid aan deze bewonderenswaar
dige beweging. „Want, zoo zegt hij, hoewel
ik zelf na langdurig en smartelijk zoeken tot de
overtuiging gekomen was, dat Christus inder
daad God was, ofschoon ik tenslotte, langs vele,
steenachtige, kronkelende paden tot een heilig
dom gekomen was, waar ik kon aanbidden, heb
ik eerst in Oxford den vriend wedergevonden,
dien ik als schooljongen verworpen had."
Hij beschrijft dan het verloop van de eerste
bijeenkomst van de Oxfordgroep, die hij heeft
meegemaakt. Menschen vertellen van hun be
keering. „Indien ik u vertel, dat deze menschen
hun leven geheel aan God overgegeven hadden,
zoudt gij misschien alleen maar eens geeuwen
en de bladzijde omslaan. Maar indien ik u ver
tel, dat een vrouw, die hopeloos verslaafd was
aan verdoovende middelen, die vele jaren van
haar leven in inrichtingen had liggen gillen, die
geen avondjapon kon dragen, omdat haar armen
zoo vol morphineprikken zaten indien ik u
vertelde, dat zij naar een samenkomst van de
Oxford Groep gekomen was met morphine in
haar taschje en dat zij het goedje na de bijeen
komst in de rivier gegooid had en sindsdien
nooit meer morphine gebruikt en er ook geen
verlangen meer naar gevoeld heeft, dan zult gij
misschien uw ooren spitsen en beginnen er be
lang in te stellen. Dat was één der eerste beken
tenissen, die ik hoorde.
„Maar hoe heeft zij dat gedaan zult gij mis
schien vragen. „Het is één van de moeilijkste
dingen ter wereld, van verdoovende middelen
afstand te doen."
Door haar leven aan God over te geven, is
het antwoord. Hierop zullen de meeste menschen
ongeduldig met de tong tegen de tanden klikken.
Maar het is nu eenmaal de waarheid.
Laten we voortgaan met onze objectieve be
schouwing. We kunnen dit alleen beoordeelen
naar de resultaten.
Op het podium staat een haveloos mannetje
met een van de ergste Cockney accenten, die
ge ooit gehoord hebt. Hij vertelt van zijn leven
met een bekoorlijken, pittigen humor. Twee ka
mers in een huurkazerne. Vijf kinderen. Werke
loosheid. Ziekte. Het grootste gedeelte van het
geld werd gewoonlijk aan drank besteed. „Wij
zaten in de modder en wij wisten hetde
vrouw en ik en de kinderen." Toen kwam hij
in aanraking met de groep. Zij wonen nog in
dezelfde twee kamers in dezelfde huurkazerne.
Hij is nog steeds werkeloos. Er is nog een zieke
in huis. Maar zij zijn kinderen van God. Hij
eindigt zijn getuigenis met een woord tot die
genen, die nog niet „veranderd" zijn U kan net
zoo gelukkig zijn als wij, als u wilt.
Nogmaals wijs ik er op, wij hebben met re
sultaten te maken. Ik vraag u niet om uw opinie
over de methode, welke gij tooverij moogt noe
men, als ge wilt. Ik vraag alleen, of gij de feiten
wilt gelooven.
De één na den ander stond op en getuigde
van gelijke ervaring. Er was een bekende Pro
fessor in de wiskunde uit Cambridge. Een klein
onderdeel uit zijn getuigenis zult gij misschien
vermakelijk noemen.
„Voordat ik met de Groep in aanraking
kwam", zeide hij, „zat ik dikwijls in de klem
tijdens de colleges voor oudere jaars studenten.
Wanneer ik een ingewikkeld vraagstuk op het
bord uitwerkte, liep ik wel eens vast. In derge
lijke gevallen maakte ik meestal een luchtig hand
gebaar en zeide „Werk dit vraagstuk verder
maar voor uzelf uit". En in den regel verschool
ik mij dan achter het bord. Maar nu zeg ik rond
uit „het spijt mij, maar ik ben vastgeloopen".
Het resultaat is, dat wij allen vrienden zijn, wij
hebben een nieuwe belangstelling in ons werk
gekregen en de studenten stellen thans meer
vertrouwen in mij dan ooit te voren."
De schrijver wordt nu bang, dat de menschen
dit wat onbeduidend vinden, en daarom, hij ver
telt nog grootere wonderen, zooals hijzelf deze
gebeurtenissen noemt. Het gaat eerst over een
zekeren Y. Een man, die verslaafd was aan al
lerlei verdoovende middelen, nooit geheel nuch
ter, die een zeer onzedelijk leven leidde enz.
Zijn vrouw was niet veel beter. Ze vloekte ge-
DOOR
K. H. MARINUSSEN
76)
En Dolf Hij, die in Augustus 1914 met tegen
zin onder de wapenen ging, trok zijn uniform
aan, nam, met een collega, den trein naar Den
Haag en meldde zich de man, die een burger
oorlog wilde ontketenen, moest worden tegen
gestaan. Als het socialisme komen zou, onder de
toelating Gods, goed, maar dan alleen, als meer
dan de helft der volksvertegenwoordiging uit
socialisten bestond. Dat was de wettige weg.
Den Haag was in rep en roer. Scholen en
stallen en andere openbare gebouwen lagen vol
vrijwillgers. In groote drommen liepen vele Cal
vinisten des avonds door de straten zich ver
zamelend vóór het huis van het Kamerlid Duy-
maer van Twist, die hen aanvoerde en geleidde
naar de woning van Dr. Kuyper, die voor het
open raam verscheen en hen toesprak. De lie
deren golfden door de Kanaalstraat.
Den volgenden dag ontmoette Dolf Frits, die
het bevel over een compagnie had. Hij had juist
een week vóór de klas gestaan, toen de dreiging
van Troelstra ook Laarwoud bereikte. Dat was
voldoende voor hem geweest, om eveneens de
uniform weer aan te trekken.
Zij besloten dien avond naar Rotterdam te
gaan, opdat moeder weten zou, waar zij zaten.
In Rotterdam was Troelstra's aanhang het
grootst. Men vertelde, dat de burgemeester eeni-
ge vrees voor de socialisten had getoond. In elk
weldig, haatte allen godsdienst met een volkomen
haat. Van haar man wilde zij scheiden, kennissen
had zij niet meer. Die man en vrouw gingen
samen naar een bijeenkomst, met haat in hun
hart tegen elkaar, tegen het leven en in niets
geloovend. Ze bleven een week. Toen ze ver
trokken, hielden ze weer van elkander. Ze ge
loofden. Hun leven was allerheerlijkst geworden.
Opgewonden van vreugde keerden zij terug en
ze waren gekomen met als eenige doel, dien
godsdienstigen menschen eens hun groote dwaas
heid aan te zeggen - te gelooven in een God,
die liefde is.
De schrijver gaat verdereen Schot, die
secretaris is geweest van de Jong-Communisti-
sche partij van Groot-Brittanje. Hij heeft een
belangrijke rol gespeeld bij de algemeene staking.
Hij was een der ergste dorens in het oog van het
kapitalisme. Thans is zijn geheele leven aan den
dienst van Christus gewijd door de Oxford
Groep. Hij is veranderd.
Naast hem zit een groot industrieel. Ik had
hem naar de bijeenkomst zien komen in een schit
terende automobiel. Hij noemt den kleinen Schot
bij zijn voornaam.
De President van de Effectenbeurs te Van
couver (Canada). Een zeer knappe man. Hij
eindigt met de woorden „Ik weet het en gij weet
het eveneens, dat er in de moderne economische
wereld geen „wereldsche zekerheid" bestaat. Die
bestaat niet. Er is slechts één zekerheid, die de
zakenman kan aanbevelen. En dat is de leiding
van God.
Een Britsch-Indische halfbloed vrouw. Ze was
dien dag geweldig trotsch. Blanke vrouwen had
den tot haar gesproken, alsof zij een vriendin
was. Nog maar één keer was dit voor dezen ge
schied, maar die blanke vrouw was blind en
wist niet, dat zij een kleurling was.
Ik heb me een heel lang citaat veroorloofd.
Ik heb dat natuurlijk met opzet gedaan. Ik meen
de op deze wijze direct door te dringen tot het
hart der zaken, die onze aandacht vragen bij
een bespreking van de Buchmanbeweging. Im
mers, het is uit deze citaten reeds duidelijk, dat
deze beweging iets bereikt en iets goeds bereikt.
En deze citaten geven maar een heel klein beeld
van de bereikte resultaten. Zulke wonderen, als
hier verhaald worden, kan de Buchmanbeweging
bij tien- en honderdtallen vertellen. En zulke
wonderen geschieden er niet alleen in Engeland,
waar het aangehaalde boek ons heen verplaatste,
maar in de geheele wereld. Ik heb een boekje
met wonderen, die gebeurd zijn in Duitschland,
een boekje, dat van wonderen vertelt in Noor
wegen, in Holland zijn veel van die wonderen
geschied, in Amerika hebben ze plaats, in Zuid-
Af rika, in China, waar al niet. De eerste minister
van Canada heeft getuigd, dat Canada gemak
kelijker te regeeren is sedert de bezoeken van
de Oxford Groep, in Zuid-Afrika is het rassen
vraagstuk door haar een stap nader tot de op
lossing gekomen, in de Scandinavische landen
hebben o.m. na het bezoek van de Oxford Groep
de regeeringen voortdurend geheimzinnige enve
loppen ontvangen met het poststempel Oxford
en geadresseerd aan het ministerie van Financiën.
Het waren brieven met cheques ter betaling van
ontdoken inkomstenbelasting, en nog wel onder-
teekende brieven, de afzenders konden wel ver
volging daardoor oploopen.
Maar, zoo zeggen velen, als deze Oxfordmen-
schen dan zooveel zegen op hun werk hebben,
dan moet deze beweging toch wel goed zijn en
dan moeten wij toch wel meearbeiden in haar
en bidden, dat God haar ook verder mag zege
nen. Dan mogen we hoogstens wat critiek heb
ben, maar dan is het toch onze ernstige roeping,
zooveel mogelijk met haar mede te werken aan
de komst van Gods Koninkrijk. En op zijn minst
genomen, moeten we heel dankbaar zijn, dat deze
beweging er is en al houden we dan vast, dat
wij als Gereformeerden meer hebben dan zij, we
moeten als kerk veel van haar leeren en als zij
er op uit gaan om menschen te brengen tot den
dienst van God.
Zou het zoo zijn of moeten we niettegenstaan
de al de wonderen der Groep haar afwijzen, als
niet overeenkomend met den wil van God La
ten we in de volgende artikelen dezen geest be
proeven, of hij uit God is.
Meliskerke.
M. VREUGDENHIL.
geval waren daar andere machten opgetreden.
Want óók daar waren veel militairen. Het stad
huis werd streng bewaakt.
Uit het geheele land waren er socialisten ge
komen. Want volgenden dag (Zondag) werd er
een congres gehouden. Men fluisterde, dat de
aanhang van Troelstra niet zoo groot was. In de
Kamer verscheen hij niet meer. Hij lag ziek te
bed, geheel van streek.
Het vertrouwen keerde terug, nu bleek, dat
het Nederlandsche volk niet van revolutie wilde
weten.
Zoo konden zij dien avond genoegelijk op den
Goudschen Weg bij elkaar zitten. Ook Fred was
er, die zich niet had aangemeld, maar bereid
was, indien noodig, onmiddellijk te gaan.
Tegen negen uur verscheen Lucie, niet we
tend, dat Dolf er was. Haar verrassing was zeer
groot. Het was Dolf steeds gelukt, haar te ont
wijken. Hij wilde eerst sterk zijn. Maar Lucie
wachtte vol vertrouwen. Het eene met Dolf was
in orde. Dan kwam het andere vanzelf.
De gebeurtenissen der laatste dagen waren
natuurlijk het onderwerp van het gesprek. Frits
meende, dat de invloed van Troelstra wel ge
daald zou zijn. Verschillende Kamerleden moes
ten niets van het avontuur hebben. Het was trou
wens reeds tot mislukking gedoemd. Het geweer
bij den voet stonden de mannen om den troon
der geliefde Koningin, bereid om als het moest,
te sterven.
Mevrouw Woldinga had graag gewild, dat zij
den Zondag overbleven. Maar dat ging niet.
Zij moesten in Den Haag zijn, waar men hen
noodig hebben kon.
Dus vertrokken zij. Dolf greep Lucie's hand
en drukte die. Zij lachte vroolijk. En haar oogen
vroegen „Malle jongen, wanneer kom je nu
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
62. Het voornaamste eerst
We leven wel in een zeer bijzondere tijd. Vol
gevaren en vol bezwaren. Gevaren niet 't minst.
Onze jonge menschen kunnen het moeilijk
hebben. Velen hebben het heel moeilijk. Op
maatschappelijk terrein bedoel ik allereerst. En
dat niet alleen onder de met de hand arbeidende
menschen. Ook de z.g. intellectueelen, de gestu
deerden, deelen in die smarten.
En wat dreigt nu in niet zoo weinig gevallen
Ditdat men het voornaamste niet meer voorop
zet, doch achteraan laat komen. De behoefte en
de begeerte om aan een positie te komen, is zoo
sterk en gaat zoo boven alles uit, dat soms hoo-
gere zaken en eischen op den achtergrond wor
den gedrongen.
„Als ik nu eerst maar eens werk heb Zoo
barst menig jong mensch uit. Dat andere komt
dan later wel. Is niet een vaste werkkring en
een vaste positie het eerst noodige en het aller
meest voornaamste
Neen, mijn vriend
O, ik begrijp heel goed, hoe je snakt naar een
betrekking. En hoe moeilijk het wachten valt.
En hoe pijnlijk het is, als anderen vóór gaan.
En ik kan me goed indenken, hoe de nood kan
nijpen hoe soms anderen, zelfs vrienden, kun
nen schamperen. Van heeler harte wensch ik je
een vaste positie en een behoorlijk loon en een
goed bestaan Ik bid met je mee daarom
Naar wat ik kort geleden hoorde van enkelen
onder u, dat is niet goed. Die gingen kerk en
catechisatie herhaaldelijk verzuimen, met de op
merking die geven me ook al geen werk en
geen bestaan Ik heb daar geen zin meer in
Ik moet nu eerst eens een positie hebben en dan
zullen we later wel eens weer aan die andere
dingen denken Ik volg een cursus voor dit en
ik lees wat geschriften na over datdingen, die
me van pas kunnen komen. Kerkdienst en cate
chisatie loopen niet weg die kunnen nog altijd
aan de beurt komen.
Zoo, zoo Welnu, dan gaan we nu eens
„geen vrome praatjes" ophangen maar we vra
gen, wat het Woord Gods daar wel van zou
zeggen. Dat moet toch voor ons afdoende zijn,
is 't niet
Denk dan eens aan wat we lezen in Daniël 1.
De groote koning Nebukadnezar had bekwame
hovelingen en raadgevers noodig. Kunt ge mooie
re betrekking, vol eer en aanzien en rijkdom,
uitdenken Welnu, velen waren de gegadigden.
En ze spanden er alles voor in. Drie jaren van
des konings tafel eten en hard studeeren. Met
graagte wilden ze het doen. Natuurlijk het was
de eenige weg tot het schoone en begeerlijke
doel
Maar wat zeiden Daniël en zijn drie vrienden?
Wel, ook zij wilden zich alle moeiten getroosten
en ijverig werken en hun tijd zoo goed mogelijk
daarvoor besteden maar ze wenschten aller
eerst de wetten huns Gods te eerbiedigen. Zelfs
al zou dit het gevaar kunnen meebrengen, dat
ze straks minder begeerlijk waren voor den ko
ning. Die wetten en inzettingen van den Koning
der koningen waren hun het allervoornaamste,
en daarom gingen die vóór. Bezwaren of geen
bezwaren, zoo moest het. En zoo handelden ze
daarnaar.
Ge weet de uitkomst. Daarop gaf God
Zijn zegen Zóó wonderlijk en zóó rijk en
zóo mild en zóó ongedacht en verrassend, dat
we nog steeds die geschiedenis met ontroering
lezen.
Wat zullen de andere jonge lui wel gespot
hebben met Daniël en de zijnen In het eerst
tenminste Maar wat kwam Daniël heerlijk ge
zegend voor den dag
Neen, we moeten niet God en Zijn dienst
achteraan laten komen. Maar voorop zetten.
Omdat dit het voornaamste is.
Die zijn weg wél aanstelt, zal God Zijn heil
doen zien.
Van W. te W.
TWEETAL TE
Capelle a. d. IJssel
J. W. Tunderman te Vrouwenpolder.
D. K. Wielenga te Bellingwolde.
Verstond hij die vraag Hij fluisterde haar
toe „Ik kom Maandag- of Dinsdagavond weer
in Rotterdam. Ontmoet ik je
„Ja", zeide zij, in-gelukkig.
De revolutie werd afgelast. Op het congres
verscheen plotseling Troelstra, verklarend, dat
hij zich in de machtsverhoudingen had vergist.
Dolf volgde den rechten weg.
Hij vroeg dien avond den heer Hilderink te
spreken en biechtte eerlijk, hoe hij, de trouwe-
looze, door Gods genade gevonden had en was
weergekeerd op den rechten weg.
En mijnheer Hilderink, reeds lang wetend na
tuurlijk, luisterde bewogen toe. Temidden van
de branding der tijden had God den jongeling
toegeroepen wat baat het, zoo gij de geheele
wereld wint en lijdt schade aan uw ziel
Het volgende jaar, vertelde Dolf, was hij klaar
met de studie aan de Vrije Universiteit en zou
hij zien, een positie te verkrijgen. Mocht hij dan
terugkomen om Lucie
„Zoolang zullen wij maar niet wachten, jon
gen", glimlachte mijnheer Hilderink. „Ik zal Lu
cie even halen." En dan plagend„Je moogt
haar wel dubbel waardeeren, dat zij zoo lang op
je gewacht heeft."
Dolf wilde antwoorden, verlegen min of meer.
Maar hij kreeg geen kans. Want de heer Hilde
rink had het vertrek reeds verlaten.
Hij keerde niet weer. Wel werd de deur ge
opend, maar niet de heer des huizes, doch Lucie
trad binnen.
Woorden waren niet noodig. Hij breidde zijn
armen uit en zij viel hem om den hals. Waarom
niet Al lang hadden de harten elkaar gevonden.
Er was slechts één kloof geweest. En die was
gedempt. Niet door menschen. Maar door God
BEROEPEN TE
StaphorstCand. A. de Boer te 's-Gravenhage.
Deventer H. Mulder te Hornhuizen
Kloosterburen.
Heemstede (2e pred. plaats):
E. F. v. d. Born te Helpman.
Capelle a. d. IJsselD. K. Wielenga
te Bellingwolde.
AANGENOMEN NAAR
Den Helder P. Veenhuizen te Soerabaja (m. v.)
BEDANKT VOOR
Oudewater J. M. Kroes te Dalfsen.
Cand. W. H. J. de Boer, hulpprediker te
Goes, is in de gelegenheid gebleven de Geref.
Kerken te dienen. Zijn adres is Piccardtstraat
11, Goes.
Krabbendijke. Gekozen tot ouderling (vac.
J. F. Allaart) C. P. Vogelaar Sr. en tot diaken
(vac. F. W. de Schipper) M. Smallegange.
Te Koudekerke werden tot ouderling ge
kozen in de plaats van de periodiek aftredende
heeren, J. C. Ruitenbeek en E. Looise, en we
gens vertrek van J. de Kam Kz., de heeren F.
Aarnoutse, J. Potappel en A. Schout. Tot diaken
in de plaats van den heer J. de Buck de heer
L. Boone Pz.
Tot ouderlingen te Kamperland werden ge
kozen de heeren C. J. Noordhoek en J. M. Fi-
lius, en tot diaken de heer M. van Goudswaard.
Gekozen als ouderling te Kapelle de heer
Jn. Balkenende en als diaken de heer J. Spruk.
In de vacatures (verpl. aftr.) de heeren F. P. de
Graaf en D. Sandee.
Werkverschaffing aan de Maas.
Gereformeerde arbeiders, die te werk gesteld
worden bij de groote normalisatie-werken aan
de Maas en verblijven in de daarvoor ingerichte
werkkampen of woningen in de gemeente Rave-
stein, Lith, Lithoyen, Maren, Kessel, Megen,
Oyen enz., kunnen vanwege de Gereformeerde
Stadsevangelisatie te Oss voorzien worden van
lectuur. Ze worden ook vanwege de Gerefor
meerde Kerk in hun tijdelijke verblijfplaats op
gezocht. Kerkeraden en familieleden worden ver
zocht namen en adressen op te geven aan den
Hulpprediker van Oss Cand. J. W. Smitt, Mo
lenstraat 16 te Oss. Voor hen is de Gerefor
meerde Kerk te Oss Palmstraat 56 de naastbij-
gelegen plaats waar des Zondags geregelde kerk
diensten worden gehouden.
Ds. B. van der Werff. Op 21 November
herdacht Ds. B. van der Werff, emeritus predi
kant van de Geref. Kerk te Amsterdam den dag,
waarop hij voor 40 jaren in het ambt werd be
vestigd. Ds. van der Werff werd candidaat in
1897. Hij diende de gemeenten Kruiningen, Groo-
tegast, Harlingen, Dokkum, Den Helder, Doorn
en Amsterdam-West. Op 1 October 1935 ging
hij wegens ziekte met emeritaat.
In de Reformatie schreef Ds. J. D. Wie
lenga o.m.
„Gedenkboek Zending der Gereformeerde
Kerken van Zeeland, Noord-Brabant en
Limburg in Magelang en Temanggoeng.
Dit bizonder mooi uitgegeven Gedenkboek vol
prachtige platen en uitstekende artikelen wacht
reeds te lang op onze aankondiging. We hebben
reeds onderscheidene zilveren Zendingsjubileums
in de laatste jaren gehad maar Magelang neemt
hieronder een vooraanstaande plaats in. Dat ligt
aan den bizonderen zegen, welken het werk al
daar van God ontvangen mocht, maar ook aan
den persoon van Ds. Merkelijn, die al deze 25
jaren er gearbeid heeft. Het heeft ons bizonder
verheugd, dat deze zeer bekwame en hoogst
sympathieke missionaire dienaar door de Konin
gin met het officierskruis van de Oranje-Nassau-
orde werd begiftigd. Wij wenschen ook van deze
plaats Ds. Merkelijn met deze hooge onderschei
ding, welke ongetwijfeld zijdelings ook Mevrouw
Merkelijn geldt, zeer hartelijk geluk.
Vijf en twintig jaar geleden mocht ik mee deze
Zending stichten, toen ik te Middelburg predi
kant was. Middelburgs kerk werd zendende kerk,
en ik heb Ds. Merkelijn als missionair predikant
bevestigd. Vele jaren was ik van deze Zending
de scriba, en heb alzoo van nabij de opkomst
van den arbeid in Magelang gadegeslagen. Dat
was een prachtige tijd En het Gedenkboek zegt
ons, hoe het alzoo in deze 25 jaren is gebleven."
zelf.
Lucie troonde Dolf mee naar de huiskamer,
waar hij de geheele familie vond, uitgezonderd
Jan, die predikant was in het Noorden van het
land. Hij vond er, tot zijn verrassing, ook zijn
moeder en Annie, door mevrouw Hilderink be
scheiden, toen zij vernam, wat er gaande was.
Het was een huiselijk feestje. Spontaan en in
tiem. Er werden vele woorden gesproken.
Er werd ook gedankt en gebeden. Want mijn
heer Hilderink vouwde de handen, smeekend om
zegen op de pas gesloten verbintenis.
Laat in den avond vertrok het drietal naar
den Goudschen Weg, begeleid door Fred. Dolf
had nog even gelegenheid met Lucie apart te zijn.
„Is het nu goed, kind vroeg hij teeder.
„Nu is het goed", fluisterde zij. „Want we
gaan met God. En alleen met Hem is het veilig
gaan."
„Ja, alleen met Hem. Laat ben ik het gewaar
geworden. Maar niet te laat."
Over Rotterdam hing een grauwe November-
mist. In de stad was het rustig. De revolutie
dreiging was voorbij.
En met veerkrachtigen tred liep Dolf naast
zijn moeder, haar steunend.
„Had vader dit mogen beleven", zeide hij.
,,'k Heb hem zooveel verdriet berokkend in mijn
eigenwaan."
„Uit den hemel ziet vader op ons neer. En
hij verblijdt zich als de engelen, die zich ver
blijden over één zondaar, die zich bekeert meer
dan over de negen en negentig, die de bekeering
van noode hebben", antwoordde mevrouw Wol
dinga.
EINDE.