FEUILLETON* BRANDING KERKNIEUWS* DE BUCHMANBEWEGING. I. De „wonderen". Uit een boek, dat wel niet bedoelt de Oxford Groep (andere naam voor de Buchmanbeweging) te beschrijven en aan te prijzen, maar waarin de schrijver zich toch kwijten wil van zijn schuld der dankbaarheid aan deze bewonderenswaar dige beweging. „Want, zoo zegt hij, hoewel ik zelf na langdurig en smartelijk zoeken tot de overtuiging gekomen was, dat Christus inder daad God was, ofschoon ik tenslotte, langs vele, steenachtige, kronkelende paden tot een heilig dom gekomen was, waar ik kon aanbidden, heb ik eerst in Oxford den vriend wedergevonden, dien ik als schooljongen verworpen had." Hij beschrijft dan het verloop van de eerste bijeenkomst van de Oxfordgroep, die hij heeft meegemaakt. Menschen vertellen van hun be keering. „Indien ik u vertel, dat deze menschen hun leven geheel aan God overgegeven hadden, zoudt gij misschien alleen maar eens geeuwen en de bladzijde omslaan. Maar indien ik u ver tel, dat een vrouw, die hopeloos verslaafd was aan verdoovende middelen, die vele jaren van haar leven in inrichtingen had liggen gillen, die geen avondjapon kon dragen, omdat haar armen zoo vol morphineprikken zaten indien ik u vertelde, dat zij naar een samenkomst van de Oxford Groep gekomen was met morphine in haar taschje en dat zij het goedje na de bijeen komst in de rivier gegooid had en sindsdien nooit meer morphine gebruikt en er ook geen verlangen meer naar gevoeld heeft, dan zult gij misschien uw ooren spitsen en beginnen er be lang in te stellen. Dat was één der eerste beken tenissen, die ik hoorde. „Maar hoe heeft zij dat gedaan zult gij mis schien vragen. „Het is één van de moeilijkste dingen ter wereld, van verdoovende middelen afstand te doen." Door haar leven aan God over te geven, is het antwoord. Hierop zullen de meeste menschen ongeduldig met de tong tegen de tanden klikken. Maar het is nu eenmaal de waarheid. Laten we voortgaan met onze objectieve be schouwing. We kunnen dit alleen beoordeelen naar de resultaten. Op het podium staat een haveloos mannetje met een van de ergste Cockney accenten, die ge ooit gehoord hebt. Hij vertelt van zijn leven met een bekoorlijken, pittigen humor. Twee ka mers in een huurkazerne. Vijf kinderen. Werke loosheid. Ziekte. Het grootste gedeelte van het geld werd gewoonlijk aan drank besteed. „Wij zaten in de modder en wij wisten hetde vrouw en ik en de kinderen." Toen kwam hij in aanraking met de groep. Zij wonen nog in dezelfde twee kamers in dezelfde huurkazerne. Hij is nog steeds werkeloos. Er is nog een zieke in huis. Maar zij zijn kinderen van God. Hij eindigt zijn getuigenis met een woord tot die genen, die nog niet „veranderd" zijn U kan net zoo gelukkig zijn als wij, als u wilt. Nogmaals wijs ik er op, wij hebben met re sultaten te maken. Ik vraag u niet om uw opinie over de methode, welke gij tooverij moogt noe men, als ge wilt. Ik vraag alleen, of gij de feiten wilt gelooven. De één na den ander stond op en getuigde van gelijke ervaring. Er was een bekende Pro fessor in de wiskunde uit Cambridge. Een klein onderdeel uit zijn getuigenis zult gij misschien vermakelijk noemen. „Voordat ik met de Groep in aanraking kwam", zeide hij, „zat ik dikwijls in de klem tijdens de colleges voor oudere jaars studenten. Wanneer ik een ingewikkeld vraagstuk op het bord uitwerkte, liep ik wel eens vast. In derge lijke gevallen maakte ik meestal een luchtig hand gebaar en zeide „Werk dit vraagstuk verder maar voor uzelf uit". En in den regel verschool ik mij dan achter het bord. Maar nu zeg ik rond uit „het spijt mij, maar ik ben vastgeloopen". Het resultaat is, dat wij allen vrienden zijn, wij hebben een nieuwe belangstelling in ons werk gekregen en de studenten stellen thans meer vertrouwen in mij dan ooit te voren." De schrijver wordt nu bang, dat de menschen dit wat onbeduidend vinden, en daarom, hij ver telt nog grootere wonderen, zooals hijzelf deze gebeurtenissen noemt. Het gaat eerst over een zekeren Y. Een man, die verslaafd was aan al lerlei verdoovende middelen, nooit geheel nuch ter, die een zeer onzedelijk leven leidde enz. Zijn vrouw was niet veel beter. Ze vloekte ge- DOOR K. H. MARINUSSEN 76) En Dolf Hij, die in Augustus 1914 met tegen zin onder de wapenen ging, trok zijn uniform aan, nam, met een collega, den trein naar Den Haag en meldde zich de man, die een burger oorlog wilde ontketenen, moest worden tegen gestaan. Als het socialisme komen zou, onder de toelating Gods, goed, maar dan alleen, als meer dan de helft der volksvertegenwoordiging uit socialisten bestond. Dat was de wettige weg. Den Haag was in rep en roer. Scholen en stallen en andere openbare gebouwen lagen vol vrijwillgers. In groote drommen liepen vele Cal vinisten des avonds door de straten zich ver zamelend vóór het huis van het Kamerlid Duy- maer van Twist, die hen aanvoerde en geleidde naar de woning van Dr. Kuyper, die voor het open raam verscheen en hen toesprak. De lie deren golfden door de Kanaalstraat. Den volgenden dag ontmoette Dolf Frits, die het bevel over een compagnie had. Hij had juist een week vóór de klas gestaan, toen de dreiging van Troelstra ook Laarwoud bereikte. Dat was voldoende voor hem geweest, om eveneens de uniform weer aan te trekken. Zij besloten dien avond naar Rotterdam te gaan, opdat moeder weten zou, waar zij zaten. In Rotterdam was Troelstra's aanhang het grootst. Men vertelde, dat de burgemeester eeni- ge vrees voor de socialisten had getoond. In elk weldig, haatte allen godsdienst met een volkomen haat. Van haar man wilde zij scheiden, kennissen had zij niet meer. Die man en vrouw gingen samen naar een bijeenkomst, met haat in hun hart tegen elkaar, tegen het leven en in niets geloovend. Ze bleven een week. Toen ze ver trokken, hielden ze weer van elkander. Ze ge loofden. Hun leven was allerheerlijkst geworden. Opgewonden van vreugde keerden zij terug en ze waren gekomen met als eenige doel, dien godsdienstigen menschen eens hun groote dwaas heid aan te zeggen - te gelooven in een God, die liefde is. De schrijver gaat verdereen Schot, die secretaris is geweest van de Jong-Communisti- sche partij van Groot-Brittanje. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij de algemeene staking. Hij was een der ergste dorens in het oog van het kapitalisme. Thans is zijn geheele leven aan den dienst van Christus gewijd door de Oxford Groep. Hij is veranderd. Naast hem zit een groot industrieel. Ik had hem naar de bijeenkomst zien komen in een schit terende automobiel. Hij noemt den kleinen Schot bij zijn voornaam. De President van de Effectenbeurs te Van couver (Canada). Een zeer knappe man. Hij eindigt met de woorden „Ik weet het en gij weet het eveneens, dat er in de moderne economische wereld geen „wereldsche zekerheid" bestaat. Die bestaat niet. Er is slechts één zekerheid, die de zakenman kan aanbevelen. En dat is de leiding van God. Een Britsch-Indische halfbloed vrouw. Ze was dien dag geweldig trotsch. Blanke vrouwen had den tot haar gesproken, alsof zij een vriendin was. Nog maar één keer was dit voor dezen ge schied, maar die blanke vrouw was blind en wist niet, dat zij een kleurling was. Ik heb me een heel lang citaat veroorloofd. Ik heb dat natuurlijk met opzet gedaan. Ik meen de op deze wijze direct door te dringen tot het hart der zaken, die onze aandacht vragen bij een bespreking van de Buchmanbeweging. Im mers, het is uit deze citaten reeds duidelijk, dat deze beweging iets bereikt en iets goeds bereikt. En deze citaten geven maar een heel klein beeld van de bereikte resultaten. Zulke wonderen, als hier verhaald worden, kan de Buchmanbeweging bij tien- en honderdtallen vertellen. En zulke wonderen geschieden er niet alleen in Engeland, waar het aangehaalde boek ons heen verplaatste, maar in de geheele wereld. Ik heb een boekje met wonderen, die gebeurd zijn in Duitschland, een boekje, dat van wonderen vertelt in Noor wegen, in Holland zijn veel van die wonderen geschied, in Amerika hebben ze plaats, in Zuid- Af rika, in China, waar al niet. De eerste minister van Canada heeft getuigd, dat Canada gemak kelijker te regeeren is sedert de bezoeken van de Oxford Groep, in Zuid-Afrika is het rassen vraagstuk door haar een stap nader tot de op lossing gekomen, in de Scandinavische landen hebben o.m. na het bezoek van de Oxford Groep de regeeringen voortdurend geheimzinnige enve loppen ontvangen met het poststempel Oxford en geadresseerd aan het ministerie van Financiën. Het waren brieven met cheques ter betaling van ontdoken inkomstenbelasting, en nog wel onder- teekende brieven, de afzenders konden wel ver volging daardoor oploopen. Maar, zoo zeggen velen, als deze Oxfordmen- schen dan zooveel zegen op hun werk hebben, dan moet deze beweging toch wel goed zijn en dan moeten wij toch wel meearbeiden in haar en bidden, dat God haar ook verder mag zege nen. Dan mogen we hoogstens wat critiek heb ben, maar dan is het toch onze ernstige roeping, zooveel mogelijk met haar mede te werken aan de komst van Gods Koninkrijk. En op zijn minst genomen, moeten we heel dankbaar zijn, dat deze beweging er is en al houden we dan vast, dat wij als Gereformeerden meer hebben dan zij, we moeten als kerk veel van haar leeren en als zij er op uit gaan om menschen te brengen tot den dienst van God. Zou het zoo zijn of moeten we niettegenstaan de al de wonderen der Groep haar afwijzen, als niet overeenkomend met den wil van God La ten we in de volgende artikelen dezen geest be proeven, of hij uit God is. Meliskerke. M. VREUGDENHIL. geval waren daar andere machten opgetreden. Want óók daar waren veel militairen. Het stad huis werd streng bewaakt. Uit het geheele land waren er socialisten ge komen. Want volgenden dag (Zondag) werd er een congres gehouden. Men fluisterde, dat de aanhang van Troelstra niet zoo groot was. In de Kamer verscheen hij niet meer. Hij lag ziek te bed, geheel van streek. Het vertrouwen keerde terug, nu bleek, dat het Nederlandsche volk niet van revolutie wilde weten. Zoo konden zij dien avond genoegelijk op den Goudschen Weg bij elkaar zitten. Ook Fred was er, die zich niet had aangemeld, maar bereid was, indien noodig, onmiddellijk te gaan. Tegen negen uur verscheen Lucie, niet we tend, dat Dolf er was. Haar verrassing was zeer groot. Het was Dolf steeds gelukt, haar te ont wijken. Hij wilde eerst sterk zijn. Maar Lucie wachtte vol vertrouwen. Het eene met Dolf was in orde. Dan kwam het andere vanzelf. De gebeurtenissen der laatste dagen waren natuurlijk het onderwerp van het gesprek. Frits meende, dat de invloed van Troelstra wel ge daald zou zijn. Verschillende Kamerleden moes ten niets van het avontuur hebben. Het was trou wens reeds tot mislukking gedoemd. Het geweer bij den voet stonden de mannen om den troon der geliefde Koningin, bereid om als het moest, te sterven. Mevrouw Woldinga had graag gewild, dat zij den Zondag overbleven. Maar dat ging niet. Zij moesten in Den Haag zijn, waar men hen noodig hebben kon. Dus vertrokken zij. Dolf greep Lucie's hand en drukte die. Zij lachte vroolijk. En haar oogen vroegen „Malle jongen, wanneer kom je nu ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 62. Het voornaamste eerst We leven wel in een zeer bijzondere tijd. Vol gevaren en vol bezwaren. Gevaren niet 't minst. Onze jonge menschen kunnen het moeilijk hebben. Velen hebben het heel moeilijk. Op maatschappelijk terrein bedoel ik allereerst. En dat niet alleen onder de met de hand arbeidende menschen. Ook de z.g. intellectueelen, de gestu deerden, deelen in die smarten. En wat dreigt nu in niet zoo weinig gevallen Ditdat men het voornaamste niet meer voorop zet, doch achteraan laat komen. De behoefte en de begeerte om aan een positie te komen, is zoo sterk en gaat zoo boven alles uit, dat soms hoo- gere zaken en eischen op den achtergrond wor den gedrongen. „Als ik nu eerst maar eens werk heb Zoo barst menig jong mensch uit. Dat andere komt dan later wel. Is niet een vaste werkkring en een vaste positie het eerst noodige en het aller meest voornaamste Neen, mijn vriend O, ik begrijp heel goed, hoe je snakt naar een betrekking. En hoe moeilijk het wachten valt. En hoe pijnlijk het is, als anderen vóór gaan. En ik kan me goed indenken, hoe de nood kan nijpen hoe soms anderen, zelfs vrienden, kun nen schamperen. Van heeler harte wensch ik je een vaste positie en een behoorlijk loon en een goed bestaan Ik bid met je mee daarom Naar wat ik kort geleden hoorde van enkelen onder u, dat is niet goed. Die gingen kerk en catechisatie herhaaldelijk verzuimen, met de op merking die geven me ook al geen werk en geen bestaan Ik heb daar geen zin meer in Ik moet nu eerst eens een positie hebben en dan zullen we later wel eens weer aan die andere dingen denken Ik volg een cursus voor dit en ik lees wat geschriften na over datdingen, die me van pas kunnen komen. Kerkdienst en cate chisatie loopen niet weg die kunnen nog altijd aan de beurt komen. Zoo, zoo Welnu, dan gaan we nu eens „geen vrome praatjes" ophangen maar we vra gen, wat het Woord Gods daar wel van zou zeggen. Dat moet toch voor ons afdoende zijn, is 't niet Denk dan eens aan wat we lezen in Daniël 1. De groote koning Nebukadnezar had bekwame hovelingen en raadgevers noodig. Kunt ge mooie re betrekking, vol eer en aanzien en rijkdom, uitdenken Welnu, velen waren de gegadigden. En ze spanden er alles voor in. Drie jaren van des konings tafel eten en hard studeeren. Met graagte wilden ze het doen. Natuurlijk het was de eenige weg tot het schoone en begeerlijke doel Maar wat zeiden Daniël en zijn drie vrienden? Wel, ook zij wilden zich alle moeiten getroosten en ijverig werken en hun tijd zoo goed mogelijk daarvoor besteden maar ze wenschten aller eerst de wetten huns Gods te eerbiedigen. Zelfs al zou dit het gevaar kunnen meebrengen, dat ze straks minder begeerlijk waren voor den ko ning. Die wetten en inzettingen van den Koning der koningen waren hun het allervoornaamste, en daarom gingen die vóór. Bezwaren of geen bezwaren, zoo moest het. En zoo handelden ze daarnaar. Ge weet de uitkomst. Daarop gaf God Zijn zegen Zóó wonderlijk en zóó rijk en zóo mild en zóó ongedacht en verrassend, dat we nog steeds die geschiedenis met ontroering lezen. Wat zullen de andere jonge lui wel gespot hebben met Daniël en de zijnen In het eerst tenminste Maar wat kwam Daniël heerlijk ge zegend voor den dag Neen, we moeten niet God en Zijn dienst achteraan laten komen. Maar voorop zetten. Omdat dit het voornaamste is. Die zijn weg wél aanstelt, zal God Zijn heil doen zien. Van W. te W. TWEETAL TE Capelle a. d. IJssel J. W. Tunderman te Vrouwenpolder. D. K. Wielenga te Bellingwolde. Verstond hij die vraag Hij fluisterde haar toe „Ik kom Maandag- of Dinsdagavond weer in Rotterdam. Ontmoet ik je „Ja", zeide zij, in-gelukkig. De revolutie werd afgelast. Op het congres verscheen plotseling Troelstra, verklarend, dat hij zich in de machtsverhoudingen had vergist. Dolf volgde den rechten weg. Hij vroeg dien avond den heer Hilderink te spreken en biechtte eerlijk, hoe hij, de trouwe- looze, door Gods genade gevonden had en was weergekeerd op den rechten weg. En mijnheer Hilderink, reeds lang wetend na tuurlijk, luisterde bewogen toe. Temidden van de branding der tijden had God den jongeling toegeroepen wat baat het, zoo gij de geheele wereld wint en lijdt schade aan uw ziel Het volgende jaar, vertelde Dolf, was hij klaar met de studie aan de Vrije Universiteit en zou hij zien, een positie te verkrijgen. Mocht hij dan terugkomen om Lucie „Zoolang zullen wij maar niet wachten, jon gen", glimlachte mijnheer Hilderink. „Ik zal Lu cie even halen." En dan plagend„Je moogt haar wel dubbel waardeeren, dat zij zoo lang op je gewacht heeft." Dolf wilde antwoorden, verlegen min of meer. Maar hij kreeg geen kans. Want de heer Hilde rink had het vertrek reeds verlaten. Hij keerde niet weer. Wel werd de deur ge opend, maar niet de heer des huizes, doch Lucie trad binnen. Woorden waren niet noodig. Hij breidde zijn armen uit en zij viel hem om den hals. Waarom niet Al lang hadden de harten elkaar gevonden. Er was slechts één kloof geweest. En die was gedempt. Niet door menschen. Maar door God BEROEPEN TE StaphorstCand. A. de Boer te 's-Gravenhage. Deventer H. Mulder te Hornhuizen Kloosterburen. Heemstede (2e pred. plaats): E. F. v. d. Born te Helpman. Capelle a. d. IJsselD. K. Wielenga te Bellingwolde. AANGENOMEN NAAR Den Helder P. Veenhuizen te Soerabaja (m. v.) BEDANKT VOOR Oudewater J. M. Kroes te Dalfsen. Cand. W. H. J. de Boer, hulpprediker te Goes, is in de gelegenheid gebleven de Geref. Kerken te dienen. Zijn adres is Piccardtstraat 11, Goes. Krabbendijke. Gekozen tot ouderling (vac. J. F. Allaart) C. P. Vogelaar Sr. en tot diaken (vac. F. W. de Schipper) M. Smallegange. Te Koudekerke werden tot ouderling ge kozen in de plaats van de periodiek aftredende heeren, J. C. Ruitenbeek en E. Looise, en we gens vertrek van J. de Kam Kz., de heeren F. Aarnoutse, J. Potappel en A. Schout. Tot diaken in de plaats van den heer J. de Buck de heer L. Boone Pz. Tot ouderlingen te Kamperland werden ge kozen de heeren C. J. Noordhoek en J. M. Fi- lius, en tot diaken de heer M. van Goudswaard. Gekozen als ouderling te Kapelle de heer Jn. Balkenende en als diaken de heer J. Spruk. In de vacatures (verpl. aftr.) de heeren F. P. de Graaf en D. Sandee. Werkverschaffing aan de Maas. Gereformeerde arbeiders, die te werk gesteld worden bij de groote normalisatie-werken aan de Maas en verblijven in de daarvoor ingerichte werkkampen of woningen in de gemeente Rave- stein, Lith, Lithoyen, Maren, Kessel, Megen, Oyen enz., kunnen vanwege de Gereformeerde Stadsevangelisatie te Oss voorzien worden van lectuur. Ze worden ook vanwege de Gerefor meerde Kerk in hun tijdelijke verblijfplaats op gezocht. Kerkeraden en familieleden worden ver zocht namen en adressen op te geven aan den Hulpprediker van Oss Cand. J. W. Smitt, Mo lenstraat 16 te Oss. Voor hen is de Gerefor meerde Kerk te Oss Palmstraat 56 de naastbij- gelegen plaats waar des Zondags geregelde kerk diensten worden gehouden. Ds. B. van der Werff. Op 21 November herdacht Ds. B. van der Werff, emeritus predi kant van de Geref. Kerk te Amsterdam den dag, waarop hij voor 40 jaren in het ambt werd be vestigd. Ds. van der Werff werd candidaat in 1897. Hij diende de gemeenten Kruiningen, Groo- tegast, Harlingen, Dokkum, Den Helder, Doorn en Amsterdam-West. Op 1 October 1935 ging hij wegens ziekte met emeritaat. In de Reformatie schreef Ds. J. D. Wie lenga o.m. „Gedenkboek Zending der Gereformeerde Kerken van Zeeland, Noord-Brabant en Limburg in Magelang en Temanggoeng. Dit bizonder mooi uitgegeven Gedenkboek vol prachtige platen en uitstekende artikelen wacht reeds te lang op onze aankondiging. We hebben reeds onderscheidene zilveren Zendingsjubileums in de laatste jaren gehad maar Magelang neemt hieronder een vooraanstaande plaats in. Dat ligt aan den bizonderen zegen, welken het werk al daar van God ontvangen mocht, maar ook aan den persoon van Ds. Merkelijn, die al deze 25 jaren er gearbeid heeft. Het heeft ons bizonder verheugd, dat deze zeer bekwame en hoogst sympathieke missionaire dienaar door de Konin gin met het officierskruis van de Oranje-Nassau- orde werd begiftigd. Wij wenschen ook van deze plaats Ds. Merkelijn met deze hooge onderschei ding, welke ongetwijfeld zijdelings ook Mevrouw Merkelijn geldt, zeer hartelijk geluk. Vijf en twintig jaar geleden mocht ik mee deze Zending stichten, toen ik te Middelburg predi kant was. Middelburgs kerk werd zendende kerk, en ik heb Ds. Merkelijn als missionair predikant bevestigd. Vele jaren was ik van deze Zending de scriba, en heb alzoo van nabij de opkomst van den arbeid in Magelang gadegeslagen. Dat was een prachtige tijd En het Gedenkboek zegt ons, hoe het alzoo in deze 25 jaren is gebleven." zelf. Lucie troonde Dolf mee naar de huiskamer, waar hij de geheele familie vond, uitgezonderd Jan, die predikant was in het Noorden van het land. Hij vond er, tot zijn verrassing, ook zijn moeder en Annie, door mevrouw Hilderink be scheiden, toen zij vernam, wat er gaande was. Het was een huiselijk feestje. Spontaan en in tiem. Er werden vele woorden gesproken. Er werd ook gedankt en gebeden. Want mijn heer Hilderink vouwde de handen, smeekend om zegen op de pas gesloten verbintenis. Laat in den avond vertrok het drietal naar den Goudschen Weg, begeleid door Fred. Dolf had nog even gelegenheid met Lucie apart te zijn. „Is het nu goed, kind vroeg hij teeder. „Nu is het goed", fluisterde zij. „Want we gaan met God. En alleen met Hem is het veilig gaan." „Ja, alleen met Hem. Laat ben ik het gewaar geworden. Maar niet te laat." Over Rotterdam hing een grauwe November- mist. In de stad was het rustig. De revolutie dreiging was voorbij. En met veerkrachtigen tred liep Dolf naast zijn moeder, haar steunend. „Had vader dit mogen beleven", zeide hij. ,,'k Heb hem zooveel verdriet berokkend in mijn eigenwaan." „Uit den hemel ziet vader op ons neer. En hij verblijdt zich als de engelen, die zich ver blijden over één zondaar, die zich bekeert meer dan over de negen en negentig, die de bekeering van noode hebben", antwoordde mevrouw Wol dinga. EINDE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 2