No* 45 Vrijdag 5 November 1937 51e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD, DADERS DES WOORDS* ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 VERGEVING, OPDAT Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. Psalm 130:4. Op een vraag van zijn tafelgenooten, welke psalmen de „allerbeste" waren, antwoordde Luther in één van zijn „Tischreden" „De Psalmi Paulini", de „paulinische psalmen" en toen men bij hem aandrong om te zeggen welke psalmen hij daarmee bedoelde, noemde hij o.a. dezen psalm 130. Dit antwoord was niet goed van Luther. Of liéver de hervormer had zijn interpellanten moe ten duidelijk maken, dat de probléémstelling niet erg deugdelijk was. Héél de bijbel is Gods Woord, alle psalmen zijn het dus ook en daar om is 't belachelijk om de onderdeelen van dat Woord Gods uiteenloopend te waardeeren met de schoolrapportmaatstaven van goed-beter-best. De probleemstelling is fout maar het ant woord van Luther is er niet minder merkwaardig om. Hij bedoelde te zeggen, dat in de „Psalmi Paulini", en óók in psalm 130, reeds duidelijk gearticuleerd het thema wordt vóórgezongen, dat straks bij Paulus zéér centraal zal zijn„Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof Maar bij U is vergeving. Vergeving is het radikale. Het is de kwijtschel ding van alles, de volkomen af-laat. Vergeving werd b.v. ontvangen door den dienstknecht in de gelijkenis, wien „zoo-maar" een bedrag van niet minder dan tien duizend ta lenten werd kwijtgescholden (Mt 18:27). Des kundigen hebben uitgerekend, dat het hier liep over een som, die de man zelfs in een lang leven met geen mogelijkheid kon afbetalen. Ver geving nu is niet het schrappen van een paar honderd of zelfs van een paar duizend talenten, maar het schenken van het vólle bedrag. Bij ver geving is het uitgesloten, dat er nog iéts van de schuld blijft zitten. Vergeving ontving ook de man uit die andere gelijkenis, de verloren zoon, die in den vreemde zijn erfdeel had verkwist, en als een uitgehongerd wrak thuiskwam. Hij werd weer volledig zoon, en kreeg weer alle rechten, aan het zoonschap verbonden. Heerlijk die wetenschap, dat er vergeving voor schuldenaars is. Is. Vandaag, morgen, overmorgen Die vergeving is er, en blijft er. Altijd. Als wij in de diepte zijn terechtgekomen (ge lijk de kermer van psalm 130), als wij gevallen zijn in het kwaad, als wij onszelf in de zonden verstrikt hebben, als onze ongerechtigheid ons walgelijk geworden is, dan blijft 't altijd te lezen en te gelooven Maar bij U is vergeving. Wat dat is? Laat de Schrift de Schrift ver klaren. Hoor dan de profeet Micha (7 18, 19: „Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtig heid vergeeft, en de overtreding van het over blijfsel Zijner erfenis voorbijgaat Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid want Hij heeft lust aan goedertierenheid. Hij zal Zich onzer weder ont fermen Hij zal onze ongerechtigheden dempen ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen." Maar bij U is vergeving. Bij U. Bij den HÉÉRE dus. En bij Hém dan ook alleen. Niét bij onszelf, zooals de eigengerechtige fa- rizeërs meenden én meenen, betuigende, „dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn." Niét bij den paus, en niét bij de aflaatkramen van Tetzel en zijn kornuiten. Een mensch kan nu eenmaal geen geld uitwegen voor „de lossing zij ner ziel". De hervormers hebben dat in hun dagen luide verkondigd. Wij moeten het nu óók weer doen, met precies denzelfden klem. Er zijn groepen, waarin men het van hoog belang vindt, dat een mènsch, een vrome, ernstige, hoogstaande, mystieke mènsch 't ons verkondigtUw zonden zijn u vergeven. Dat is het ware toch niet. Neen, bij U is vergeving, o God. De HÉÉRE moet ons de schuld kwijtschelden. Het moet ons van méér belang zijn om uit Zijn Woord de vergeving te hooren, dan uit den mond van een Oxfordbroeder of een vromen „Vader" uit Möttlingen. Want zij kunnen dwa len. Het Wóórd niet Opdat Gij gevreesd wordt. Opdat, niét omdat. Niét, ómdat Hij gevreesd wordt, vergeeft de HEERE ons. Niét, ómdat wij diverse goede gewoonten ons aanwenden. Niét, ómdat wij geregeld naar de kerk gaan, en aan den disch des Verbonds plaats nemen. Niét, ómdat wij ons, naar het woord van psalm 19 14) „rein van groote overtreding" mogen weten. Niét, ómdat wij in goede werken overvloedig trachten te zijn. Niét, ómdat wij „bekommerd" zijn, en des nachts niet slapen, en schreien om onzen staat en stand. Geen sprake van. Voor onze groote schuld, was een onnoemelijk zwaarder offer noodig. God is een God van vergéving, alléén, omdat Jezus Christus „met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald" heeft. „Ik schrijf u, kinderkensaldus de oude Johannes, „want de zonden zijn u vergeven o m Zijns Naams wi 1." Opdat, niét omdat. Het is van véél belang. Niets minder dan het evangelie der vrije ge nade staat op het spel. Wij zijn gerechtvaardigd uit het geloof, niet uit de werken, opdat niemand roeme (Ef. 2:9). Het is en blijft dus opdat. Opdat geeft een dóel aanVergeving, op datwil dus zeggen, dat God ons de schuld vergeeft, met de bedóéling, dat wij Hem zouden vreezen. „Te weten, met een kinderlicke vreese", zeggen de kantteekenaars ten overvloede. Zonder vertrouwen op de vergevende genade Gods is éénige vroomheid en éénige religie vol strekt onmogelijk. Is religie, naar een bekende omschrijving, nietmet den HEERE in 't ver bond wandelen Hoe kan men dan met God wandelen, als men niet vertrouwt, dat Hij juist dat met ons dóen wil Hoe kan men zich „op alle levensterrein" aan den HEERE geven, indien men niet gelooft, dat Hij van ons gediend is, om Christus' wil De vergeving der zonden is niet maar een „stuk" voor de binnenkamer, in de vergeving der zonden bezitten wij de éénige, exclusieve mogelijkheid tot christelijken arbeid. Maar bij U is vergeving, opdat Gij ge vreesd wordt. In het huwelijk, in het gezin, in mijn beroep, mijn ambt, mijn besognes. Vergeving is er niét ómdat, maar toch wél opdat wij in ons leven goede gewoonten zouden aanleeren. Niét ómdat, maar wél opdat wij „rein van groote overtreding zouden zijn. Niét ómdat, maar wél opdat wij in goede werken overvloedig zouden wezen. Wie zoo de vergeving der zonden gelooft, is niet zoo héél dikwijls meer „bekommerd". Hij wordt „bij zichzelven van zijn geloof uit de vruchten verzekerd". En als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zullen wij aan Gods genade niet wanho pen en evenmin in de zonde blijven liggen, doch in het geloof grijpen naar de belofte Maar bij U is vergéving. Te weten, dat er altijd opnieuw vergeving is, verleidt ons niet tot de dwaling van te-zondigen- opdat-de-genade-meerder-worde. Bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. Deze leer maakt geen zorgelooze en godde- looze menschen. „Dat zij verre", zou Paulus zeggen. Grijpskerke. J. PLOMP. Ds. B. B. VAN DEN HOORN. 31 October j.l. was voor den em. predikant van Domburg Ds. van den Hoorn een gedenk waardige dag, omdat hij vóór zestig jaar op dien datum bevestigd werd als dienaar des Woords bij de Geref. Kerk te Nieuwendam. Daarna diende hij de kerk van Dussen en van 6 Dec. 1885 tot 1 Nov. 1917 die van Domburg, dus gedurende 32 jaar. Geboren 7 Juni 1853 bereikte hij den 84-jarigen leeftijd. Na een diensttijd van 40 jaar werd hem eervol emeritaat verleend. Waar dit nu al 20 jaar geleden geschiedde, zullen velen van de jongeren zich hem wel niet meer herinneren. We leven tegenwoordig zoo snel. Maar gelijk ons uit Domburg werd be richt is zijn werk daar nog niet vergeten, maar houdt men hem daar in gedachtenis als een zacht moedig, rustig man, die de gemeente dogmatisch bouwde. Van de Zeeuwsche Geref. predikanten conferentie was hij jarenlang voorzitter. We vernamen ook, dat hij, na uit ernstige krankheid te zijn opgericht, nu weer een goede gezondheid geniet en geregeld 's Zondags met de gemeente kan opgaan. Hij woont nu te Heemstede, Tooropkade 11. We wenschen onzen ouden Collega hartelijk geluk met het hem geschonken voorrecht en ho pen, dat de Heere hem ook voorts in zijn levens avond moge verkwikken door Zijn heil. KERSTFEEST 1937. Kon ik verleden week nog één gift verant woorden, deze week ontving ik niets voor het Kerstfeest. En toch nadert de tijd, dat ik het geld verzenden moet. Nog veertien dagen en dan gaat de som die nu nog lang geen 50.be draagt naar Magelang. Stellen we ons eens even voor wat een teleurstelling het zal zijn als er ongeveer de helft minder komt dan de laatste jaren. Velen zien zeker al weer reikhalzend uit naar dit feest, om te spreken en te hooren van het Kindeke in Bethelehem, dat arm werd om ons rijk te maken en dat kwam voor alle ge slacht en taal en natie. Zijn er geen vereenigin- gen die eens een collecte kunnen houden Elk lid een kleinigheid Vele kleintjes maken nog steeds een groote. Kom jongelui, waar de oude ren onder ons vaak voor zooveel financieele vra gen gesteld worden, laat het jullie een eere zijn te zorgen, dat al de Kerstfeestvieringen op ons Zendingsterrein door kunnen gaan. S. E. HEIJ—GOSLINGA. Geref. pastorie, Koudekerke. Giro-adres 169757 Ds. A. C. Heij. Telef. 20. OM ONS TE TREKKEN UIT DEZE BOOZE WERELD. Gal. 1:4, 5 (I). Reeds tot tweemaal toe heeft Paulus in de eerste drie verzen gesproken van den Heere Jezus Christus, Wiens apostel hij zich wist en door Wien de genade en de vrede van God den Vader ons toekomt. En in aansluiting aan vers 3 gaat hij dan in vers 4 een korte beschrijving geven van het werk van Christus. Daarover zal z'n heele brief han delen, maar reeds aanstonds gevoelt hij behoefte met een enkel woord dat in 't licht te stellen om zijn lezers al dadelijk te doen verstaan, hoe de miskennning van Christus door de Galatiërs hem drong hun dezen brief te schrijven. Het is dan drieërlei, dat hij van dit werk van Christus aanwijst, n.l. het naaste doel, den weg daarheen en het laatste doel. Als naaste doel van het werk van Christus noemt hij dan ons te trekken uit deze tegen woordige booze wereld. Het woord, dat hier door „wereld" vertaald is, beteekent eigenlijk „eeuw". Hetzelfde woord wordt gebruikt in vers 5 en is daar vertaald „in alle eeuwigheid". Letterlijk staat er in het oorspronkelijke „tot in de eeuwen der eeuwen". Er had dus ook in vers 4 kunnen staan de ver taling „uit deze tegenwoordige booze eeuw". Het is dienstig ook op deze beteekenis van het woord te letten. Christus' werk is een werk van deze tegenwoordige eeuw, van dezen tijd. Tegenover deze tegenwoordige eeuw staat de toekomstige. Paulus schrijft dus over een werk van Christus, dat Hij volbrengt zoolang deze tijd duurt. Toch kon dat woord in vers 4 vertaald wor den door „wereld", omdat het ook aanwijst wat in den loop der eeuw geschiedt. Eeuw en wereld vallen in zoover saam, dat de eeuwen hier zoolang duren als de wereld duurt. De gedaante dezer wereld gaat voorbij en wanneer deze wereld zal voorbijgegaan zijn, zal ook ophouden de tijd, dien we hier in eeuwen indeelen. Wat er op aarde de eeuwen door ge schiedt, geschiedt in deze wereld. Die wereld wordt dan door Paulus hier ge noemd een booze wereld. Dat woord is te nemen in z'n tweeërlei beteekenis. Als we zeggen, dat de mensch boos is, be doelen we, in Schrifttaal, dat hij verdorven is, in zedelijk opzicht verdorven. Maar als we spre ken van boos weer, kunnen we niet aan een ze delijke kwaliteit denken, dan wijzen we daarmee op het kwaad, dat zulk boos weer brengt. Boos weer kan op zee oorzaak worden, dat een schip vergaat en de bemanning omkomt. Een booze wereld is er een, die veel rampen en ellende brengt én die ook vol is van zonden en onge rechtigheden. Deze wereld teekent Paulus in Rom. 8 dat het schepsel der ijdelheid is onderworpen, dat het gansche schepsel zucht en als in barensnood is en in Rom. 3 zegt hij van haar, dat de ge- heele wereld voor God verdoemelijk is, omdat ze vol is van ongerechtigheden. En nu zag Christus die wereld als zulk een booze wereld. Hij zag de zonde in haar, Hij zag de ellende in haar. En omdat Hij haar zóó zag, daarom stelde Hij zich ten doel de Zijnen uit die booze wereld te verlossen. Zijn liefde voor de Zijnen kon niet dulden, dat zij zouden blijven in die sfeer van zonden, waarin ze daar verkeerden kon niet dulden, dat ze zouden blijven behooren tot die wereld, die haar verderf tegemoet gaat. En daarom gaf Hij zich, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegen woordige booze wereld. Dat woord „trekken" komt ook voor in den zin van redden, verlossen. Prof. Greijdanus ziet hier de voorstelling van iemand, die in groot ge vaar verkeert, waarin hij dreigt om te komen, omdat hij niet in staat is zich zelf daaruit te ver lossen en die nu met kracht snel daaruit gerukt wordt. Zoo zou de apostel hier teekenen de grootte van het gevaar, waarin we verkeeren in deze booze wereld, ook onze onmacht om ons zelf daaruit te verlossen en de daad van den Heere Jezus, waarmee Hij zich stortte in het ons drei gend gevaar, ons vastgreep en met geweldige kracht en groote snelheid uitrukte uit de kaken van dat verderf. In deze voorstelling is zeker juist de teekening van het groote gevaar, waarin we hier in deze booze wereld verkeeren. Daarin is ook juist, dat wij niet in staat zijn ons zelf daaruit te verlossen. Maar wel is de vraag, of we hier te denken hebben aan een zoo plotseling uittrekken uit dat verderf. We lezen in de Schrift ook wel van een „trekken" waarbij de gedachte aan het plot selinge uitgesloten is. Zoo bijv. in Hosea 11:4: Ik trok ze met menschenzeelen, met koorden der liefde en was hun als degenen, die het juk van hun kinnebakken oplichten en Ik reikte hem voe der toe. Bij dit trekken met koorden der liefde is wel niet te denken aan een plotseling uitrukken, maar aan een proces, waarin de liefde, trekkend met koorden der liefde, beweegt om de plaats des gevaars te verlaten. Dat aan zoo'n liefde-trekken is te denken wordt nog duidelijker, wanneer we de vertaling nemen zooals die door Prof. Ridderbos gegeven werd. Die vertaling luidt voor een groot deel wel heel anders, maar, wanneer we een betamelijk vertrouwen hebben in onze Gereformeerde man nen van wetenschap, zullen we die vertaling niet afwijzen, maar dankbaar aanvaarden, wanneer daardoor het verstaan van Gods Woord aan helderheid wint. Hosea 11:4 luidt dan aldus Met menschen zeelen trok ik hen voort, met koorden der liefde en Ik was voor hen zooals zij, die een zuigeling opheffen en tegen de wangen drukken en Ik neigde Mij tot hem en Ik gaf hem te eten. In wat een liefelijk beeld wordt daar getee- kend het doen Gods tegenover IsraëlStel U voor een vader of mQeder, die zijn of haar kleine kind opheft en tegen de wangen drukt en alzoo gevolg geeft aan den teederen liefdedrang, die het hart beweegtis er liefelijker schouwspel denkbaar Zoo deed de Heere met Israël, dat Hij liefhad. En die liefde bewoog Hem om ze met koorden der liefde te trekken, om hen, die uit eigen kracht niet konden gaan, te bewegen tot den rechten weg. Wilt ge het in een beeld Zie, daar is een groote jongen, die naar de herberg gegaan is. Niet, zooals dat ieder wel gebeuren kan en zóó, dat er geen aanmerking op te maken is, maar zóó, dat hij daar dan niet hoort en de omgeving voor hem groot zedelijk en geestelijk gevaar meebrengt. Nu hoort dat z'n vader. En die vader denkt

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 1